De opwekking van Jairus´ dochter

                                                (hoofdstuk 49 van 53)

 

De Heer zegt: ´Zie, waar Mij zoveel vertrouwen wordt getoond, daar kan Ik niet anders dan de vraag van de smekende inwilligen om allen te laten zien, wat men door een absoluut vertrouwen in Mij kan krijgen´.

 

´Wat de opwekking van de dochter van de overste betreft, deze was het loon voor het grenzeloze vertrouwen van de vader…´.

´Dit lichamelijk opwekken van destijds komt overeen met het geestelijk opwekken in de huidige tijd;´ ´Zo wek Ik menigeen uit zijn geestelijke slaap´. ´Velen zijn naar de schijn verzonken in een geestelijke slaap…Door NOOD maak Ik de volkeren nuchter´. ´Zo is de geestelijke slaap, waarin velen werden gesust of zichzelf in hebben gewiegd, alleen te beschouwen als een grote nalatigheid op de weg naar de geestelijke ontwikkeling´.

 

Verder hier: ´Duizenden verdwaalden snellen op de dwaalweg het vroege graf in. Zij gaan onrijp uit deze wereld en komen nog onrijper aan de andere kant aan. Wat zal er van hen worden? Hier konden zij niet blijven  en daar bevalt het hen ook niet. Oh, jullie kennen niet de kwellingen van dergelijke zielen, die besluiteloos ronddolen! Het verloren aardse is voor hen niet meer toegankelijk, en het geestelijke is voor hun opvattingen en hun wezen niet passend´.

 

Het vagevuur bestaat niet in materiële zin, wel geestelijk!!! Dat zijn de mensen zelf. De Heer zegt hiervan, dat eerst het slechte moet worden WEGGEVAAGD en de Heer draagt bij door het sturen van allerlei strijd en leed.

 

De Heer verder: ´Daardoor wek Ik de menselijke ziel de sluimerende goede eigenschappen op, opdat zij zich zal vermannen en overeind komt om het kwade met energie te bestrijden en alles weg te vagen, wat haar schade kan toebrengen´. 

 

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op: hoofdstuk 49