De positie van de Heer tot de overheid

                       hoofdstuk 48 van 53

 

De Farizeeën probeerden Jezus in de val te lokken door Hem tot een antwoord te dwingen, dat aanleiding moest geven tot een politiek conflict. De Heer zei daarover: ´Vandaar dat het de Farizeeën hoofdzakelijk daar om te was een vraag te vinden, waar Ik bij een eerlijke beantwoording onmogelijk om de politiek heen kon´.

 

´Dit was een vraag waarbij zij vermoedden, dat Ik hun als antwoord zou geven dat het offer aan de tempel boven alles gaat en dat de belasting aan de keizer onterecht is´. Het was een netelige vraag. ´Want in het antwoord: ´Geef de keizer, wat des keizers is, en Gode wat Gods is´. ´Daarmee maakte Ik streng onderscheid tussen de plichtmatige belasting ten opzichte van de wereldlijke macht tegenover die van de geestelijke overheid´.

 

De Heer zei verder dat de mensen mogen doen en laten wat ze willen, maar de belasting moeten zij overal betalen.

´Wat voor jullie bij deze uitspraak aan de Farizeeën duidelijk wordt is, dat ook jullie de belasting aan de wereld niet mag weigeren, zonder echter het geestelijke van jullie wezen daarbij in te boeten´. ´Vergeet nooit om tijdens jullie hele aardse leven aan de wereld dat te geven, wat zij rechtmatig van jullie mag verlangen!´ Geef de wereld, wat van de wereld is in je korte aardse pelgrimsleven.

 

De Heer zegt: ´Beschouw ook de wereldlijke goederen als geschenken  van de hemel´. ´De schatting of belasting moet aan de wereld gegeven worden´. ´Zo zullen ook jullie door de middenweg te gaan er toe bijdragen, dat het materiële vergeestelijkt zal worden, opdat Mijn wederkomst op jullie aarde door de vergeestelijking van jullie en de mensheid gerechtvaardigd wordt´. 

 

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op: hoofdstuk 48