De genezing van de tien melaatsen
(hoofdstuk 39 van 53)
De Heer genas tien melaatse mensen, waarvan er één
terugkeerde naar Jezus, om Hem vanuit zijn hart en geloof te bedanken. In dit boekdeel
gaat het over ´het geloven´ en het ´geloof´ De discipelen zagen de kracht van
het geloof bij de melaatse mensen, die helemaal gezond werden. De Heer zegt
over het ´geloof´: Verder: ´Wanneer gij
gelooft, dan zullen de bergen zich verheffen, en dit geloof betekent iets heel
anders dan wat men gewoonlijk aanneemt, wanneer er bijvoorbeeld gezegd wordt:
´Het geloof maakt zalig!´
De tien melaatsen hadden het werkelijk al begrepen. De
Heer zei daarover: ´Een dergelijk geloof
begrijpen wij niet! Zo´n vaste onwrikbare overtuiging, zo´n vast vertrouwen in
jullie goddelijke beloften ontbreekt jullie volledig; wij zijn daartoe niet in
staat!´ (Opm.: Een waarachtige
´gelofte´ doen ligt op hetzelfde vlak!)
De Heer zegt dat het geloof is gebaseerd op de liefde tot
Hem: ´Want ofschoon het niet zo
gemakkelijk is te bereiken, omdat er veel beheersing en een grote REINHEID VAN
ZEDEN voor nodig is…´
Verder zei de Heer o.a.:: ´Neem dit evangelie dus op als een wegwijzer door het labyrint van het
leven…´
Vorige
Volgende Voor de originele tekst, klik op: hoofdstuk 39