39
De 12e zondag na Trinitatis
De genezing van de tien melaatsen
Luc. 17,5-19: En de apostelen zeiden tot de Here:
Geef ons meer geloof. De Here zeide:
Indien gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de
zee geplant, en hij zou u gehoorzamen. Wie van u zal tot zijn knecht, die voor
hem ploegt of het vee hoedt, als hij van het land thuiskomt, zeggen: Kom
terstond hier aan tafel? Zal hij niet veeleer tot hem zeggen: Maak mijn
maaltijd gereed, schort uw kleren op en bedien mij, tot ik klaar ben met eten
en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken? Zal hij de knecht soms danken,
omdat hij deed wat hem bevolen was? Zo moet ook gij , nadat gij alles gedaan hebt
wat u bevolen is, zeggen: Wij zijn onnutte knechten; wij hebben slechts gedaan,
wat wij moesten doen.
En het geschiedde gedurende Zijn reis naar Jeruzalem, dat Hij dwars door Samaria en Galilea trok. En toen
Hij een zeker dorp binnenging, kwamen Hem tien melaatse mannen tegemoet, die op
een afstand bleven staan. En zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester,
heb medelijden met ons! En Hij zag hen aan en zeide
tot hen: Gaat heen, toont u aan de priesters. En het geschiedde, terwijl zij
heengingen, dat zij gereinigd werden. En één van hen keerde terug, toen hij
zag, dat hij genezen was, met luider stem God verheerlijkende, en hij wierp
zich op zijn aangezicht voor Zijn voeten om Hem te danken. En dit was een
Samaritaan. En Jezus antwoordde en zeide: Zijn niet
alle tien rein geworden? Waar zijn de negen anderen? Waren er dan geen anderen
om terug te keren en God eer te geven, dan deze vreemdeling? En Hij zeide tot hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden.
(14 april 1872)
In deze verzen wordt verteld, hoe Ik door Mijn wil tien melaatsen genas.
Toen zij zich gesterkt door het geloof in Mijn woorden aan de priesters wilden
tonen, verdween de melaatsheid bij het binnengaan van de tempel; want belast met melaatsheid
zou de toegang tot de tempel voor hen verboden zijn geweest. Om
gezondheidsredenen hield iedereen zich, ook buiten het Godshuis, ver van mensen
die door dergelijke ziekten geplaagd werden.
Deze daad was een bewijs wat een vast geloof en een onwrikbaar vertrouwen
vermogen, wanneer de ziel volledig erdoor beheerst wordt. Ik wilde door dit
voorbeeld deze kracht tonen en zei tegen Mijn discipelen - in hetzelfde
hoofdstuk, vers zes - de woorden: "Indien gij een geloof hebt als een
mosterdzaad en zegt tot deze moerbeiboom: "Word ontworteld en in de zee
geplant!" dan zal hij u gehoorzamen!"
Wat deze woorden geestelijk betekenen, liet Ik kort nadien zien door de
genezing van deze tien mannen. Zo volgde de praktijk de theorie op de voet,
opdat Mijn discipelen de kracht van het geloof bij anderen konden waarnemen,
die henzelf bij zo veel gelegenheden ontbrak.
Daar Ik u dit voorbeeld van het vaste geloof als
zondagprediking geef, willen wij het woord "geloven" een beetje beter
onderzoeken, opdat u en vele anderen leert verstaan, wat" geloven"
eigenlijk is. Want ook dit woord is één van die woorden, die in veler mond
ligt, maar in weinig harten. ,
Ik moet beginnen met deze verklaring, anders begrijpt u de gelijkenis van
de moerbeiboom niet, die Ik aan de discipelen gaf, - en nog minder Mijn
handelen met de tien melaatsen. Hebt u begrepen, wat Ik onder
"geloof" versta, dan pas kunnen wij overgaan tot zijn betrekking op
u, zowel op de huidige, als op de komende toestanden, waarbij ook gedacht zal
worden aan de ene Samaritaan, die terugkeerde om Mij te danken.
Alles heeft zijn natuurlijke gevolgen! Wie een huis bouwt begint niet bij
het dak, maar bij de fundamenten. Wanneer deze stevig zijn, rust ook het dak op
een vaste basis. Zoals het in het materiële is, zo is het ook in het
geestelijke leven! Vandaar de vele verklaringen die Ik u geef; vandaar de vele
belichtingen van vaak één en hetzelfde onderwerp, opdat u uw geestelijke oren
en ogen opent en het u niet vergaat als een mens, die aan iets denkt en zich
daarbij niet bewust is, hoe gedurende deze tijd vele duizenden wonderen van
Mijn schepping zich op het netvlies van zijn ogen afspiegelen, omdat zijn
elders werkzame wil daaraan geen aandacht schenkt.
In de vorige prediking lichtte Ik de eigenliefde en de naastenliefde toe.
In deze zult u de ware betekenis van het woord "geloof' ervaren, het
woord, dat zo vaak misbruikt en zeker door het grootste percentage niet in zijn
diepst geestelijke betekenis wordt opgevat.
Zie, destijds wisten Mijn discipelen niet wat "geloof" eigenlijk
is. Ik moest het hun begrijpelijk maken, terwijl Ik hen zichtbaar en persoonlijk
leidde en voor hen wonderen deed, - en toch begrepen zij de betekenis van het
woord "geloof' niet. Gelooft u misschien, u die bijna dagelijks zoveel
hemelsbrood van Mij ontvangt, dat u weet wat "geloof' wil zeggen? Ik moet
u zeggen: u begrijpt dit woord net zo min en u laat dagelijks ieder uur zien,
dat u zeer weinig geloof bezit, ofschoon u meent toch sterk in het geloof te
zijn, ook al bent u zwak in het liefhebben. Het doel van Mijn woorden zal zijn
om u dit te bewijzen.
Wat betekent "geloof' eigenlijk?
Welnu, de meesten van u zullen om een antwoord verlegen
zitten of het zal als volgt uitvallen: "Ik geloof, wil zoveel zeggen als:
ik ben overtuigd, dat dit of dat werkelijk zo is, zoals men het mij zei of
leerde." - "Geloof stoelt op de autoriteit van diegene, die mij dit
of dat zegt." "Ik geloof het, omdat diegene, die het mij zegt,
daarvan overtuigd moet zijn."
Dergelijke en soortgelijke antwoorden zult u overal te horen krijgen, die
echter allen op één punt neerkomen en slechts altijd te kennen geven, dat dit
geloof op zulke wankele voeten staat, dat de lichtste windstoot het omwerpt of
te gronde richt.
Een dergelijk geloof heb Ik nooit bedoeld. Want het geloof dat Ik Mijn
discipelen in de hierboven aangevoerde gelijkenis - vers zes verklaarde, door
te zeggen: "Wanneer gij gelooft, dan zullen de bergen zich
verheffen!", dit geloof betekent iets heel anders dan wat men gewoonlijk
aanneemt, wanneer er bijvoorbeeld gezegd wordt: "Het geloof maakt zalig!"
Dat geloof betekent een geheel andere toestand, dan ooit door een geloof werd
bereikt, zoals de priesters het aan het volk leren. Ik betwijfel ten zeerste,
of met het aangeleerde geloof ooit iemand zalig geworden is, wanneer hij het
niet heeft opgevat naar Mijn betekenis, maar naar die van de priester.
Dus het geloof, dat Ik Mijn discipelen leerde, en dat Ik hen door de
genezing van de tien melaatsen wilde laten zien en begrijpen, is een veel
machtiger kracht in de geestelijke wereld, dan u gelooft en verondersteld;
want dit geloof is de vaste overtuiging, dat dit of dat onherroepelijk moet
gebeuren, zoals het zich bij Mijn woord voordeed. Dit geloof is een ingrijpen
in Mijn macht, een deel hebben aan Mijn almacht, dat Ik graag toesta aan die
kinderen, die deze naam waarachtig verdienen, die echter ook - begrijp dat goed
- deze geweldige kracht nooit zullen misbruiken, omdat zij maar al te duidelijk
en helder inzien, hoe groot dit geschenk is van de kant van de almachtige
Schepper, dat alleen een liefhebbend kind als geschenk van zijn Vader kan
ontvangen.
Dit geloof was het, dat de tien melaatsen zo zeer begrepen hadden, dat zij,
hoewel nog belast met de ziekte, rustig naar de priesters gingen, er vast van
overtuigd dat Mijn woord - als goddelijk woord - niet zou kunnen bedriegen en
in vervulling moest gaan, omdat Ik het wilde en zij het geloofden en er
volledig op vertrouwden.
Deze manier van geloven, wie van u bezit die? Leg de hand op uw hart en
ondervraag uzelf, en het zal u vergaan zoals Mijn discipelen! De bekentenis zal
zijn: "Een dergelijk geloof begrijpen wij niet! Een dergelijk geloof, zo'n
vaste, onwrikbare overtuiging, zo'n vast vertrouwen in uw goddelijke beloften
ontbreekt ons volledig; wij zijn daartoe niet in staat!"
En Ik antwoord u: "Ja, Ik weet dat u nog lang niet in staat bent tot
zo' n geloof; anders zou u de zaligheid - in de betekenis van: geloof maakt
zalig - in u bespeuren, wanneer u met goddelijke macht uitgeruste goden zou
zijn in menselijke lichamen. Welk een groot werkterrein zich dan voor u zou
openen, hoeveel goeds u dan zou kunnen verrichten en hoe verheven u boven de
banale bezigheden van de gewone wereld zou staan, dat kunt u niet begrijpen.
Dan zou dat woord vervuld zijn; want een dergelijk geloof maakt u zalig,
overgelukkig en tevreden. U zou het langzame opgaan van uw "ik" in
het Mijne waarnemen, wanneer u zich met zo'n macht uitgerust zou voelen, zoals
zij ten dele aan de eerste mensen verleend was, maar door henzelf weer werd
verspeeld.
Dit geloof, deze vaste overtuiging was en is het, wat bij Mijn discipelen
ontbrak en die ook u en alle mensen ontbreekt; en juist daarom wil Ik u dit
geloof op het hart drukken, dat gebaseerd is op de liefde tot Mij, opdat ook u
daar naar zult streven. Want ofschoon het niet zo gemakkelijk is te bereiken,
omdat er veel beheersing en een grote reinheid van zeden voor nodig is, kunt u
deze toch ten dele en in momenten van hoogste begeestering deelachtig worden,
wanneer u de grondgedachte van dit machtige werktuig van Mijn goddelijke macht
en liefde eenmaal hebt begrepen.
U heeft de uitspraak "Ik wil!" nog niet begrepen; want deze
uitspraak baseert zich op het geloof dat datgene wat men wil, ook gebeuren
moet. Deze macht van wilskracht is dat geloof, dat bergen verzet, dat zelfs aan
de natuur haar meest geheime wetten afdwingt en waardoor veel mogelijk is, wat
tot nu toe tot de onmogelijkheden wordt gerekend.
Alleen - alles wat u wilt, moet ten eerste tot geestelijke doeleinden en
ten tweede slechts door Mij en Mijn macht gewild worden; want zónder haar bent u onmachtig en alleen mét
haar almachtig!
Want wat is het anders bij het magnetisme dan de wilskracht of dit geloof,
dat vast en onwrikbaar op Mij vertrouwend, door het opleggen van de handen
binnen korte tijd de kwaal geneest, die anders een lang verloop zou hebben!?
Dit geloof alleen verzacht alles! Niet, dat het teweegbrengen buiten het
bereik van de natuurwetten zou liggen, neen, maar deze wetten die zich tot nu
toe aan de menselijke macht onttrokken hebben, worden dienstbaar aan de mens en
gehoorzamen hem als geestelijk wezen, als afstammeling van Mij, terwijl zij de
materiële mens met zijn gepieker en zijn onderzoeken versmaden.
Zodra dit geloof zich echter in het mensenhart geeft ingeburgerd zal ook
hetgeen als tweede in het evangelie wordt vermeld, namelijk de dankzegging en
de erkenning voor het ontvangen geschenk van boven, plaats hebben.
In het evangelie staat in het vijftiende vers: "Eén van de tien die
genezen waren keerde terug en dankte Mij."
Om de Joden op de juiste wijze te laten voelen wat ondank voor ontvangen
weldaden betekent, moest het juist een Samaritaan zijn; want de Joden
beschouwden deze stam van het joodse volk als de meest verachtelijke, van wie
zij geloofden dat zij alle slechte, en geen goede eigenschappen bezaten.
In het vorige evangelie was het al een Samaritaan, die de Farizeeën en
priesters tot voorbeeld moest dienen, dat men mensen niet moet verachten, van
welke stam of van welke afkomst zij ook mogen zijn. Ook deze keer moest weer
een uit deze verachte stam de trotse en zich beter dunkende Joden beschamen en
hen bewijzen dat niemand, noch tollenaar, noch Samaritaan, zo slecht is, dat
hij de naastenliefde niet zou kunnen beoefenen en dat men bij hem niet ook
goede, ja, vaak zelfs betere eigenschappen zou kunnen aantreffen, dan bij vele
zich hoogroemende standen, - een voorbeeld voor de huidige tijden, waarin
menigeen op zijn medemensen neerziet zoals de Farizeeër op de tollenaar of een
Jood op een Samaritaan.
Dat van de tien melaatsen slechts één en wel diegene terugkeerde, van wie
men het minste verwachtte, laat zien dat het ware geloof alleen in hem wortel
geschoten had en hij, overmand door de genade van de Heer, niet anders kon dan
de eer brengen aan Diegene, van wie deze genade was uitgegaan.
Zo zal het ook zijn met de genadegaven in het leven van alle mensen. Alleen
zij zullen zich kunnen verheugen op de mooie resultaten van hun vast geloof op
Mij en hun eigen wilskracht, die frank en vrij de woorden van het tiende vers
belijden, die luiden: "Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u
bevolen is, zeggen: Wij zijn onnutte knechten; wij hebben slechts gedaan, wat
wij moesten doen!"
Ik liet bij deze genezing toe, dat naast het standvastig geloof van de genezenen toch ook de grotere eigenschap, de dankbaarheid
voor de ontvangen weldaden niet vergeten werd. Een ontvangen weldaad zonder
een gevoel van dankbaarheid jegens de gever is een halve, ja vaak helemaal geen
weldaad. In plaats dat een verleende genade de bedeelde deemoedigt,
maakt het achterwege laten van het danken hem trots. Het eerste is een teken
van liefde, het andere een teken van haat; het eerste is een openlijk bekennen
van de eigen onmacht, het tweede een betreuren dat de omstandigheden het
vereisen om anderen dankbaar te moeten zijn; het eerste is van hemelse, het
tweede van helse aard.
Zo wilde Ik in deze handeling de nadenkende onderzoeker van deze daad nog
na duizenden jaren in zijn geheugen terugroepen, dat de macht van het geloof,
hoe mooi zij ook kan zijn tot in haar hoogste ontwikkeling, toch niets
voorstelt, wanneer zij niet vóór zowel als ná de daad
door de blik naar boven eerst haar eigen onmacht laat zien en daarna de almacht
van Hem, die de mens als nietige aardworm in de schepping kan uitrusten met
zulke krachten.
Bij die mens, die zich van zijn goddelijke oorsprong bewust is en zijn blik
alleen naar boven richt en alles wat van daaruit geschonken wordt weer
deemoedig en dankend op het altaar van de liefde neerlegt, bij zo'n hart zal de
kracht van zijn willen door Mijn wil versterkt worden. In een dergelijk hart
leeft als een vrucht van de overtuiging het ware geloof, hetwelk de mens door
het bewustzijn van de kracht de zaligheid geeft, die alleen een kind kan
genieten, wanneer het de macht van zijn liefhebbende Vader erkent en zich deze
waardig voelt.
Streef naar deze waardigheid! En waar dan dankbaarheid is, daar zal ook het
volbrengen van het gewilde uw wensen bekronen!
Neem dit evangelie dus op als een wegwijzer door het labyrint van het
leven. Bouw op een solide, vaste grond, en het dak dat daarna het hele huis
onder zijn bescherming zal nemen, zal Mijn geesteswereld zijn, onder wiens
bescherming u, al naar de maat van uw geloof, van trap tot trap over hogere
wezens gesteld zult worden en hen kunt bijbrengen, wat Ik u tijdens uw levens -
en proeftijd vaak liet voelen, namelijk de oneindige liefde als Vader en de
oneindige macht als kinderen, wanneer u geleerd hebt om vast te geloven en te
vertrouwen. Amen.