Spoken en bezetenheid
ontvangen door Jakob
Lorber op 30-3-1847.
Aarde 58
In hoofdstuk 58 van de tekst over "Spoken en bezetenheid" wordt
het fenomeen van bezetenheid vanuit een spiritueel perspectief besproken. Het
hoofdstuk begint met de verklaring dat bezetenheid een complex proces is, sterk
beïnvloed door de vrije wil van mensen. Slechte geesten, gestuurd door Satan,
proberen zielen te verwoesten door zich in hun vlees te nestelen.
Satan heeft vele
volgelingen die occult praktijken en bedrog gebruiken om eerlijke mensen te
misleiden. Wanneer deze boze geesten de kans krijgen om binnen te dringen,
richten ze zich op het uitlokken van zonden en kwade verlangens bij hun
slachtoffers. Dit proces leidt vaak tot ziekte en energietekort, waardoor de
ziel van het slachtoffer uiteindelijk verloren kan gaan in de handen van de
boze.
Wanneer een ziel
het lichaam verlaat, wordt ze vaak door engelen begeleid, ongeacht haar staat
van goedheid of slechtheid. De boze geest die de ziel bezat, krijgt echter
straf voor zijn daden. Er wordt een sterk contrast gemaakt tussen de staten van
zaligheid en verdoemenis, waarbij de ziel in de hemel groeit in overeenstemming
met haar geest, terwijl de verdoemde ziel zich ver van haar eigen geest
verwijdert, wat leidt tot onuitstaanbare pijn.
Het hoofdstuk
bevestigt dat niet alleen de boze, maar ook minder slechte geesten tijdelijk de
controle over mensen kunnen overnemen, zelfs kinderen. Hoewel deze geesten soms
geluk ervaren als ze goede daden verrichten, kunnen ze ook worden afgewezen als
ze het lichaam slecht behandelen.
Het idee van
bezetenheid wordt in het hoofdstuk gepositioneerd als een alomtegenwoordig
probleem; de schrijver suggereert dat bijna elke mens op een bepaalde manier
met deze kwade invloeden te maken heeft. De boodschap benadrukt dat men zich
hier niet te veel zorgen over moet maken, maar eerder inzicht moet verkrijgen
in waarom en hoe deze processen plaatsvinden.
De ziel wordt,
met de in haar inwonende geest, door engelen aan de andere zijde – na het
sterven – in een toestand gebracht waarin ze geleidelijk erkent hoe het met
haar wereldse gedrag was gesteld. Wil ze zich bekeren, dan komt ze hoger, maar
als ze hardnekkig is, zinkt ze steeds dieper naar de gevoeligste straffen.
[Reinigingsmethoden!] Als de ziel nog geen terugkeer kan bewerkstelligen, dan
mag ze, volgens haar eigen vrije wil, een proeftocht in de hel maken. Bevalt
het haar, dan blijft ze daar, afhankelijk van haar eigen liefde; bevalt het
haar niet, dan mag ze weer terugkomen, wat zelden gebeurt, omdat de hel
volgestopt is met de meest bedrieglijke, veelbelovende, maar niet-realiseren lokmiddelen.
Elke ziel heeft
in zich al een eigen geest en kan daar niet van loskomen, want die geest is
tegenovergesteld aan die van Satan. Als deze verbetering steeds verder gaat,
kan ze ook zalig worden, mits ze wordt zoals haar geest is. Bij zaligheid gaat
de ziel helemaal in de geest over en is de geest dan het eigenlijke wezen. Als
de ziel de in haar inwonende geest wil afstoten, geeft dat een uiterst pijnlijk
gevoel, dat te vergelijken is met helse pijn. De worm in de ziel, die niet
sterft en wiens vuur niet dooft, is dan één en hetzelfde vuur dat in de engel
de hoogste zaligheid en in de duivel de grootste ongelukzaligheid teweegbrengt.
Over het bezeten zijn door entiteiten moet men zich niet teveel verontrusten,
want bijna elke mens heeft zulke ervaringen en gasten in zijn lichaam.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik
op: hoofdstuk 58