Hoofdstuk 58

 

Spoken en bezetenheid

 

30-3-1847.

 

(1) Jullie hebben zolang er boeken worden geschreven, merkwaardige gevallen van verschillende soorten van bezeten zijn gelezen, waarvan de toestand en sfeer je voor de geest staan. Maar weten jullie ook precies hoe deze bezetenheid ontstaat, waar hij vandaan komt en bij welke gelegenheid? Dit theoretisch te behandelen zou overbodig werk zijn, omdat jullie toch al verschillende informatie op dit terrein hebben verkregen; maar deze zaak dramatisch voor te stellen, zodat men er over kan nadenken, zal iedereen die het leest veel licht geven. Laten we zo'n gedenkwaardigheid aan onze ogen voorbij laten gaan.

(2) De Satan, die al een groot aantal zeer slechte aanhangers heeft, stuurt zijn handlangers op bepaalde tijden onder de mensen, met de opdracht om iedereen te vangen, die maar te vangen is en geen middel onbeproefd te laten, om een of andere ziel voor de hof staat van de vorst van alle verdorvenheid en leugen te vangen. Met zo'n opdracht begeven de slechte handlangers zich dan op allerlei sluipwegen naar de bovenwereld; ze weten hun kwade bedoelingen daar zo goed als maar mogelijk is te camoufleren, zodat geen betere geest die ze eventueel te­genkomen, argwaan tegen hen zal krijgen. Wordt er rekenschap van hen verlangd, dan geven ze altijd een respectabele reden op en smeken de wachters, die meer macht hebben dan zij, ze naar boven te laten gaan, zodat ze meer ervaring zullen krijgen en gelegenheid hebben veel vroegere fouten goed te maken, zich te verbeteren en dan langzamerhand in het ware levenslicht binnen te gaan.

(3) Daar echter zowel in het rijk van de goede als van de boze geesten niets zozeer gerespecteerd moet worden als de vrije wil, in zoverre die niet al te grof kwaad in zijn schild voert, worden ze vrij gelaten, maar natuurlijk onder voortdurend, heimelijk toezicht; want ze moeten later niet kunnen zeggen: 'wij wilden de weg van ver­betering opgaan, maar men liet dat niet toe!'

(4) Maar als men dat toestaat en hen veelvuldig de gelegenheid daartoe biedt, die meestal misbruikt wordt, dan hebben ze daarna ook niets meer in te brengen als ze in een slechtere toestand moeten terugkeren dan die, waarin ze zich aanvankelijk bevonden.

(5) Wat doen nu zulke boze spitsboeven als ze in de bovenwereld aankomen? Ze grijpen werkelijk alle mogelijke middelen aan om hun geheime voornemens ten gunste van het hof van Satan te realiseren. Enkelen, die in het gunstigste geval van mensen afstam­men, die vroeger in hun leven op aarde hoogmoedige en rijke grondbezitters waren, gaan naar hun afschuwelijke burchten die hier en daar nog te vinden zijn, spoken daar rond en willen de mensen erop wijzen dat in zo'n burcht nog een of andere schat begraven ligt. Zijn tengevolge van zulke spookverschijnselen een paar domme mensen werkelijk hierop opmerkzaam gemaakt, dan beginnen ze ook al gauw de boze geest die rondspookt, door allerlei magische tekenen, instrumenten en formules te bezweren, met de bedoeling dat hij hun zal wijzen waar de schat begraven ligt en hoe en waar men moet graven om hem te vinden.

(6) Als dan zo' n kwaadaardige bewoner van het oude kasteel weldra merkt, dat hij de mensen door zulke loze spookverschijnselen heeft aangetrokken, dan is hij de bezweerders vaak terwille en toont hun door allerlei verschijnselen aan, waar zo' n schat is begraven; en dan gaan de mensen graven en vinden meestal niets, waardoor ze echter vaak niet wijzer worden, maar hun werk met nog grotere ijver voortzetten. Bij zulke gelegenheden gebeurt het dan, dat zo’n helse makker als een tijgerkat een prooi uitzoekt, die beetpakt en zich op al­le mogelijke manier in zijn vlees indringt, wat het gemakkelijkst gebeurt via tot zich genomen spijzen of dranken, vooral als zulke naar schatten hunkerende werkers hun spijzen of dranken niet eerst in Mijn naam zegenen. Heeft zo'n boze spookgeest zijn doel bereikt, dan is gewoonlijk ook het spoken in zo'n oud kasteel afgelopen.

(7) Is zo' n spookgeest dan in het vlees van een mens binnen gedrongen, dan sluipt hij als een kat om het hart van de mens heen. Hij kent weldra zijn zwakke kanten en begint hem zijn boze neigingen, wensen en begeerten in te blazen. Worden die door het menselijke hart dan goedkeurend opgenomen, dan blijft het heer­schap heel rustig in dat vlees en zit alleen toe te kijken, hoe zo'n mens langzamerhand ijverig volgens helse inblazingen begint te handelen.

(8) Heeft zo'n mens alles gedaan, wat zo'n boze in hem wonende geest wilde, dan bewerkt deze geest gewoonlijk een dodelijke ziekte in het vlees en probeert zo snel mogelijk de op deze manier be­dorven en voor zijn streven gezwichte ziel, aan het vlees te ontrukken, om haar dan als een goede buit zijn heer en gebieder aan de voeten te leggen.

(9) Maar daarna verloopt de zaak niet meer volgens het plan van de gebieder; want zodra de ziel het vlees verlaat - of ze nu goed is of slecht - wordt ze dadelijk door engelen in ontvangst genomen. De verdorven jager wordt echter gevoelig getuchtigd en moederziel alleen naar zijn heer en gebieder terugverwezen, waar dan weer een zeer sterke tuchtiging plaatsvindt; en een dergelijke geest, die zo on­handig is opgetreden, wordt dan niet zo maar weer in het jachtgebied gestuurd.

(10) De ziel wordt echter met de haar inwonende geest door de engelen in zulk een toestand gebracht, waarin ze langzamerhand erkent hoe het met haar wereldse gedrag was gesteld. Wil ze zich bekeren dan komt ze steeds hoger, maar als ze hardnekkig is dan zinkt ze steeds dieper tot in de gevoeligste straffen. Maar als deze dan nog geen terugkeer kunnen bewerkstelligen, dan pas mag ze volgens haar eigen vrije wil een proef tocht in de hel maken. Bevalt het haar daar, dan blijft ze daar volgens haar eigen liefde, bevalt het haar niet, dan mag ze weer terugkomen, wat zelden gebeurt, omdat de hel volge­stopt is met de meest bedrieglijke, veel belovende maar niets realise­rende lokmiddelen. Want daar heerst op grote schaal bedrog dat erop berekend is, zo'n ziel steeds dichter bij het eigenlijke wezen van de Sa­tan te brengen, opdat ze een geheel overeenstemmend deel van hem zal worden, wat echter nooit kan gebeuren omdat elke ziel al een eigen geest in zich heeft en daar niet van kan loskomen - die geest is tegenovergesteld aan die van Satan.

(11) Wil zo'n ziel de Satan naderbij komen, dan treedt de geest in haarzelf op als rechter, wreker en als bestraffer en hij pijnigt de ziel van binnenuit met een vuur dat nooit geblust kan worden en door deze pijn wordt de ziel zo ver als mogelijk is van Satan verwij­derd, waardoor ze dan weer in een soort verbeterde toestand overgaat. Wil ze met deze verbetering verder gaan, dan wordt dat voor haar steeds gemakkelijker hoe meer ze de zuiverheid van de in haar wonen­de geest nadert.

(12) Als deze verbetering steeds verder gaat kan ze ook zalig worden, als ze wordt zoals haar geest is. Want dat is het verschil tussen zaligheid en verdoemenis. Bij zaligheid gaat de ziel helemaal in de geest over en de geest is dan het eigenlijke wezen. Bij de verdoemenis wil de ziel echter de geest uitstoten en een andere aannemen, namelijk die van Satan. In dit geval wordt ze totaal ongelijk aan haar geest, omdat de geest in haar van een volkomen tegenovergestelde polariteit is. Als zodanig oefent hij dan een tegenovergestelde kracht uit, die de Satan voortdurend met veel geweld afstoot; hoe meer een ziel het wezen van Satan nadert, des te heviger is de reactie van de geest in haar tegenover de geest van de Satan. Deze reactie nu is voor de ziel het allerpijnlijkste gevoel en daarvandaan komt ook het meest het lijden en de helse pijn, en het is dan ook deze reactie, die zich kenbaar maakt als het onuitblusbare vuur. En dat is ook de worm in de ziel, die niet sterft en wiens vuur niet dooft; en het is dan één en hetzelfde vuur, dat in de engel de hoogste zaligheid en in de duivel de grootste ongelukzaligheid teweegbrengt.

(13) Uit deze gedenkwaardige beschrijving kan men zich een goede voorstelling maken over het wezen van de hel en over de manier van handelen van de Satan. Maar dit is niet de enige manier waarop de Satan de een of andere ziel voor zich probeert te vangen door middel van zijn handlangers, die het meest uit zulke verdorven zielen bestaan.

(14) Zijn deze zielen, als tijdelijke handlangers van Satan, van een wat betere soort, dan wordt het hun ook niet verhinderd, soms het lichaam van onschuldige mensen, zelfs van kinderen, in bezit te nemen. Maar bij zulke mensen wordt de ziel en het hart zeer zorgvuldig beschermd tegen influisteringen.

(15) Wil zo'n iets minder boosaardige, tijdelijke emigrant uit de hel goed doen, dan kan hij genade en erbarming deelachtig worden, die zo'n onschuldig mens voortdurend ondervindt. Gedraagt hij zich echter niet zoals het hoort en houdt hij lelijk huis in het lichaam dat hij bezet, dan wordt hij al gauw naar buiten geworpen of op een andere manier daarbinnen tot rust gebracht.

(16) Vaak kan één lichaam door verschillende geesten in bezit genomen worden, maar dan moeten ze van tevoren vrijwillig aankon­digen dat ze daar alleen maar genezing zoeken - en dan wordt hun toegestaan wat ze wensen. Dat gebeurt, omdat zulke geesten de raad van de engelen, zich liever dadelijk tot de Heer te wenden niet opvolgen, maar gewoon hardnekkig zijn en erbij blijven volhou­den dat ze alleen maar langs deze weg tot de Heer kunnen komen. En dan wordt hun toegestaan wat ze willen; want de engelen onderwijzen steeds volgens de weg van de ervaring.

(17) Dit is zeker niet de gewone gang van zaken, ofschoon soms ook wel; vandaar dat dit slechts eenmaal wordt toegestaan en slechts bij hoge uitzondering tweemaal. Daarna komt er een andere weg, namelijk de weg van het gericht, de straf, de pijn en de kwellingen. De trotse ziel verdraagt heel veel, maar als het haar dan toch te bar wordt, dan keert ze weer om, tenminste tijdelijk.

(18) De voornaamste fout van de ziel - eigenlijk afkomstig van de influisteringen van de Satan - bestaat daarin, dat als het haar wat beter gaat, ze zich verwijten maakt - maar geen berouwvolle -, dat ze zich door de pijn heeft laten bang maken en terugdrijven. Had ze de pijn uitgehouden, dan zou ze met de macht van Satan één zij n geworden en met de heerlijkheid van de Heer was het gedaan geweest. Door zulke waandenkbeelden keert ze dan gewoonlijk weer tot nog grotere ver­dorvenheid terug en in de onderste hel zijn er werkelijk zulken, die de­ze waan tegen een voortdurende, steeds groter wordende kwelling en pijn in, niet laten schieten en als het ware hun triomf erin vinden om de Heer ook onder de grootste pijn weerstand te bieden. Maar dat doet niets ter zake; er zal nog wel een tijd komen die hen in het nauw zal drijven. En bij wie de hardnekkigheid zo groot is, dat ook de volle maat van het toornvuur hem niet tot terugkeer kan brengen, die zal het zich dan eens moeten laten welgevallen om met zijn centrum, nadat zijn geest is weggenomen, de bekende reis naar het eeuwige verderf te maken, wat werkelijk geen groot verlies zal zijn; want Ik kan voor Abraham ook uit stenen veel betere kinderen verwekken!

(19) Over bezeten zijn moet men zich niet te veel verontrusten, want bijna elk mens heeft zulke gasten in zijn vlees. Waarom en hoe wordt in het volgende uiteengezet.