Wezen en naam van Satana

 

ontvangen door Jakob Lorber op 27-3-1847

                            Aarde 56

 

In hoofdstuk 56, geschreven op 27-3-1847, gaat de tekst in op de essentie en de verschillende namen van Satan. De schrijver legt uit dat Satan, de tegenpool van God, verschillende benamingen heeft gekregen, zoals Leviathan, Beëlzebub, Lucifer en de draak. Oorspronkelijk was Lucifer een lichtdrager, bedoeld om een belangrijke rol in de schepping te spelen. Echter, door zijn verlangen om boven de Godheid te staan, faalde hij in zijn vrijheidsproef.

 

Satan's opstandigheid leidde tot een strijd met God, die uiteindelijk resulteerde in zijn ondergang en opsluiting in de materie. De naam 'Satan' benadrukt zijn status als een tegenpool van God, met alle negatieve implicaties van dien. De tekst beschrijft verder hoe Satan's macht wordt vergeleken met een uitgestorven zeemonster en hoe zijn ijdelheid en zelfzucht leidde tot de corruptie van andere geesten, die als 'duivels' worden aangeduid.

 

Deze duivels zijn niet volledig gelijk aan Satan, omdat hun geest nog steeds een zekere zuiverheid bezit, terwijl Satan een intrinsiek kwade natuur heeft. De verwachting is dat zelfs de duivels gered kunnen worden, in tegenstelling tot Satan, die gedoemd is tot zijn val. Het hoofdstuk sluit af met de belofte van verdere verduidelijkingen rondom deze thema’s.

 

Lucifer, of lichtdrager, was de oorspronkelijke kenmerkende naam van Satan. Hij was de tegenpool van de Godheid. Ooit werd hij als vrouw ten opzichte van de man geplaatst. De Godheid zou Zijn eeuwige ideeën onbeperkt in haar wezen verwekken. Ook zou Lucifer een tweede God naast de Godheid zijn, maar moest hiervoor een proef van vrijheid afleggen, welke hij niet doorstond omdat hij zich boven de Godheid wilde verheffen. In de eeuwige wijsheid van God werd deze muiter op het juiste moment stevig gevangen gezet. Juist in deze geest had God Zijn tweede IK geplaatst, met gelijke kracht tegenover de Godheid. Lucifer vergat in zijn zelfzucht de oude, eeuwige Godheid en ontbrandde in ijdelheid. Toen greep de Godheid zijn wezen in al zijn zielendelen aan, ontnam hem zijn specifieke aard en vormde daaruit hemellichamen in de hele oneindigheid. Hij sloot de geest van dit eindeloze zielenwezen in de meest krachtige boeien en ketende hem in de diepten der materie. Hij wordt soms vergeleken met het ooit krachtigste dier der aarde: de Leviathan, de vuurdraak. De duivel is een geest [als ‘leerling’ van Satan]. Zijn boze geest is eveneens gevangen, maar nog wel zuiver, terwijl de geest van Satan het eigenlijke kwade is. Alle duivels kunnen nog gered worden. Omdat Satan zich uit de eeuwige goddelijke ordening heeft losgemaakt, werd hij ‘Satan’ genoemd, omdat zijn tegenovergestelde pool nu een gelijke pool met de Godheid vormt die afstoot! En daarom is hij nu ook het verst verwijderd en vormt hij de grootste tegenstelling met God.

 

 Vorige                                                         Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 56