De teruggeleiding en verlossing van Satana

 

 

ontvangen door Jakob Lorber op 26-03-1847

                                                               Aarde 55

 

In hoofdstuk 55 wordt de teruggeleiding en verlossing van de geest van Satan en zijn handlangers besproken. De tekst benadrukt dat de meest verdorven aspecten van deze geest zullen blijven als slakken en afval na een creatieproces, wat leidt tot een sombere situatie voor hun verbetering. Desondanks is er nog een mogelijkheid voor herstel zolang de aarde bestaat, maar als die periode voorbij is, is er geen weg meer terug.

 

De passage beschrijft ook hoe de boze geest in een diepere afgrond geworpen zal worden, waar hij eeuwig zal lijden zonder ooit te kunnen ontsnappen aan zijn kwelling. Dit zal leiden tot de uiteindelijke vernietiging van alles wat kwaad is en de verlossing van goede geesten.

 

De tekst verkent verder de specifieke verblijfplaats van de meest boze geest in het middelpunt van de aarde. De kracht van deze geest wordt benadrukt, evenals de destructieve invloed die hij heeft op de materiële wereld. Dit wordt geïllustreerd door het gedrag van gevaarlijke planten en dieren, die een afspiegeling zijn van de boze geest en zijn wreedheid.

 

Tot slot wordt opgemerkt dat de kennis van deze geest en zijn werking slechts een schaduw van de werkelijkheid is en dat deze kennis, hoewel nuttig, ook schadelijk kan zijn. De focus verschuift naar andere belangrijke zaken in de geestelijke sfeer, zonder verder in detail te treden over de boze geest.   

 

Wanneer de zielenspecifica van de satan zijn ontnomen, zal er in de wijde scheppingsruimte geen Zon meer zijn en geen Aarde; want alle zichtbare planeten hebben hun gevangenen in de materie uitgeleverd en er zal dan ook nergens meer materie te vinden zijn. Alleen het geestelijke zal overblijven: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De oude Aarde zal, als eeuwig teken, rot worden als een appel en langzaamaan uitdrogen. Dat zal alles zijn wat van de materie overblijft, omdat de Aarde de woonplaats van de satan is. Dit zijn de allerlaatste, meest overgebleven boze intelligentiedeeltjes die de ziel van satan en diens medeplichtigen niet zullen verlaten. Deze satangeest zal met zijn vaste slakkenomhulling in de oneindigheid worden geworpen, en zijn val zal NOOIT eindigen. Hij zal vallen in de diepste diepten van de zee der toorn, en hoe dieper hij valt, des te meer onbeschrijfelijke kwelling zal hij ervaren in de steeds heftigere toornzee, zonder einde. Dat laatste beetje materie zal echter nooit meer kunnen oplossen in dit vuur en zal toch eeuwig blijven branden. Er zullen nog wel enkele miljoenen aardse jaren verstrijken voordat de Aarde haar laatste vuurproef in het vuur van de Zon zal moeten ondergaan. Wat niet door het vuur van de Zon kan worden opgelost en dus niet in het vuur smelt, zal voor altijd een overblijfsel, als een gevangenis, blijven voor de meest boze, en dat zal de laatste en eeuwige dood zijn.

 

De satan bevindt zich in het eigenlijke vaste middelpunt van de Aarde, waar alles druk op uitoefent. Hij zal nooit nalaten zijn aardse boosheid in opstijgende, negatieve specifica te blazen in dieren, planten en bomen, die zeer giftig en dodelijk zijn. Zijn onverbiddelijke, afschuwelijke, wrede boosaardigheid manifesteert zich in al het gif der Aarde.

 

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 55