Invloed van geesten bij het verwekken van mensen
ontvangen door Jakob Lorber op 15-03-1847
Aarde 50
In Hoofdstuk 50 wordt de invloed van geesten op het verwekken van mensen besproken.
De tekst begint met te verwijzen naar het uitgebreide begrip over het wezen van
de mens, zijn ziel en geest. Het benadrukt dat de ziel al vóór de verwekking
compleet aanwezig is en dat ze een soort "kluwen" van substanties
vormt, die pas ontward wordt bij de materiële verwekking.
Bij de verwekking worden geesten, waaronder beschermengelen en grote
engelen, ingeschakeld om de ontwikkeling van de ziel te begeleiden. Deze
geesten geven licht aan de ziel in haar omhulsel, zodat de verschillende intelligenties
elkaar kunnen herkennen en verbinden. Het moederlichaam speelt een cruciale rol
door specifieke stoffen aan te leveren die de ziel gebruikt voor haar
ontwikkeling en de vorming van het lichaam.
Het proces van ontwikkeling omvat het vormen van zenuwen, ingewanden en
uiteindelijk het hoofd, waarbij de ogen als het belangrijkste zintuig worden
beschouwd. De tekst legt de nadruk op de ordening die door de geesten wordt
geleid; zonder deze richting zou de ontwikkeling verkeerd kunnen verlopen. Tot slot
wordt er gewaarschuwd dat de mentale staat van de moeder tijdens de
zwangerschap invloed kan hebben op de uitkomst, en dat zij zich daarom
deugdzaam moet gedragen om een gezonde ontwikkeling van het kind te waarborgen.
De ziel moet voor de verwekking al
compleet aanwezig zijn en alle substantiële specifica in zich verenigd hebben,
die daarvoor nog in het gehele universum verspreid waren en van alle kanten
worden toegevoerd. Dan is de ziel een compleet substantieel compendium. Binnen
het omhulsel beginnen de corresponderende intelligenties elkaar te herkennen,
te benaderen en elkaar te grijpen door het licht in hun omgevende vliesje, dat
gegeven is door drie beschermgeesten: twee engelen en één hogere engel,
waarboven de Schepper staat. Vanuit het menselijk moederlichaam worden
overeenkomstige specifica toegevoerd, wat nodig is voor de vastere verbindingen
van haar eigen intelligenties. In het hoofd van de mens komen de meeste zenuwen
samen. In het achterhoofd heeft de ziel van de mens haar hoofd als zetel. Als
de moeder, die een kind draagt, zich met haar gemoed in de hel begeeft, kunnen
de goede geesten en engelen onvoldoende hulp bieden voor een goede begeleiding
van het zielsmatige wezen in de foetus. Dit kan vaak leiden tot een miskraam of
zelfs tot een kind dat uit de hel tussenbeide komt. Daarom is het aan te raden
dat elke zwangere moeder zich zo deugdzaam mogelijk gedraagt.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik
op: hoofdstuk 50