De dierenziel

Hoe deze door geesten wordt beïnvloed

 

ontvangen door Jakob Lorber op 13-03-1847.

                                                               Aarde 49

 

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de dierenziel en de rol van geesten bij de totstandkoming van dieren beschreven. De auteur legt uit dat elk dier al een min of meer gevormde ziel bezit, die door een "zenuwgeest" wordt omgeven en beïnvloed, wat het onderscheidt van planten en mineralen. Terwijl de ziel in planten en mineralen nog sterk met materie verweven is, is deze in dieren al vrijer en intelligenter.

 

De geesten spelen een cruciale rol tijdens de voortplanting: zij dringen de dierenzielen in de voortplantingsorganen en zorgen ervoor dat ze zich in het lichaam van het moederdier vormen. De ziel werkt samen met de geesten en vormt het lichaam van het dier, waarbij de etherische intelligenties volgens wetten van assimilatie zich ordenen.

 

Zodra het lichaam van het dier compleet is ontwikkeld, begint het te leven, en de ziel helpt het lichaam verder te voeden en ontwikkelen. Het proces van ontwikkeling omvat de vorming van organen, het functioneren van het hart, en het verteringssystemen, wat leidt tot de geboorte. Na de geboorte moet het dier nog enige tijd afhankelijk zijn van ouderlijke voeding.

 

Als het dier opgroeit en zelfstandiger wordt in het vinden van voedsel, groeit de ziel verder in rijkdom en complexiteit. Uiteindelijk zal het lichaam verouderen en zich afstoten, waardoor de ziel vrij komt en opnieuw door de geesten wordt voorbereid voor een nieuwe incarnatie in een hoger soort.

 

De auteur gaat ook in op de vereniging van mannelijke en vrouwelijke specifica, en hoe deze bijdragen aan de ontwikkeling van zowel mannelijke als vrouwelijke individuen in toekomstige generaties. Het hoofdstuk sluit af met de belofte om in de volgende sectie de overgang naar de mens en andere geestelijke aspecten te onderzoeken.

 

De tekst beschrijft het onderscheid tussen dieren, planten en mineralen, waarbij dieren worden gekarakteriseerd door het bezit van een vrije ziel (psyche). De geest van een plant, zoals de druif, wordt als verdeeld en niet actief beschouwd, totdat deze wordt gedistilleerd, waardoor de geest krachtiger kan worden. Vergelijkbaar met dierenzielen, die zijn opgebouwd uit etherachtige substanties, ontwikkelen deze zielen zich naar gelang de diversiteit van soorten die ze opnemen. Bij de voortplanting worden dierenzielen tijdelijk samengevoegd en beginnen ze te ordenen. Wanneer een dier doodgaat, wordt zijn ziel door geesten opgevangen en voorbereid voor een nieuw leven in een hogere diersoort, nadat de materiële specifiteiten van het gestorven lichaam zijn opgelost. De tekst concludeert dat dieren bestaan uit zowel een vrouwelijke als een mannelijke ziel, die later opnieuw worden verenigd.

 

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 49