Hoofdstuk 49

 

De dierenziel en hoe deze door geesten wordt beïnvloed

 

13-3-1847.

 

(1) Hoe de geesten in het mineraal - en plantenrijk de specifieke intelligenties tot één wezen ordenen, en hoe ze de aardse zaken met die van de sterren verbinden, hebben we gezien. Rest ons nog de overgang of het ontstaan van de dieren uit de voorgaande rijken te beschouwen en alles wat de geesten zelf daarbij moeten doen.

(2) In elk dier is al een min of meer gevormde ziel aanwezig, die door de zogenaamde zenuwgeest, die haar altijd omgeeft, in het lichaam werkt, dat nog uit grove materie bestaat. Hierin onderscheidt zich het dier van de plant en nog meer van het mineraal: het dier heeft al een vrije psyche (ziel), terwijl deze in het planten- en vooral in het mineraalrijk nog zo met de materie verweven en verdeeld is, als onge­veer de wijngeest in de druif, want iedereen kan heel wat druiven ver­teren en niet beneveld worden, terwijl de geest uit twintig druiven ge­noeg zou zijn om tien mensen in een roes te brengen. Het gaat hier natuurlijk om grote, goede en rijpe druiven.

(3) Waar bevindt zich deze geest in de druif, deze vurige spirituele ether? In de druif is hij nog erg verdeeld en kan geen werking uitoefe­nen omdat in elk vruchtje onder duizend specifica ook één zo'n ethe­risch specificum is gemengd. Als echter door het bekende distelleerap­paraat dit enkelvoudige specificum wordt afgescheiden en in een vat verzameld, dan pas uit het zijn kracht.

(4) Dat is ook het geval met de dierenziel. Deze is een verzameling van een hoeveelheid etherische substantiële specifica, die al in zoverre een intelligent, vrijer leven ontwikkelden, naarmate ze meer soorten in hun wezen verenigd hebben.

(5) Als de dieren paren, dan drijven de geesten door hun wil deze dierlijke zielen in de materiële voortplantingsorganen van de dieren en omgeven die zielen op het ogenblik van de paring met een materieel vliesje. Binnen dit vliesje wordt de ziel dan actief en begint, al naar ge­lang van het kompleet zijn van haar intelligenties, zich te ordenen.

(6) Heeft de ziel of de psyche in deze eerste behuizing en in zichzelf de juiste voorbereidselen getroffen, dan zorgen de geesten dat deze psyche door nieuwe, speciaal daarvoor gevormde organen uit het moederlichaam de juiste voeding en daardoor het bouwmateriaal ver­krijgt voor haar toekomstig lichaam, waarin ze zal wonen en waarmee ze moet werken.

(7) Dit lichaam wordt door de ziel zelf gevormd, maar wel onder voortdurende leiding van geesten die daarbij niet handelend op hoeven te treden, maar alleen hun wil moeten inzetten.

(8) De vorming van het lichaam heeft op de volgende manier plaats: De etherische psyche heeft eerst haar intelligenties geordend, of liever gezegd, deze intelligenties ordenen zich eigenlijk vanzelf vol­gens de in hen aanwezige wetten van assimilatie, volgens welke zwart zich met zwart verenigt, wit met wit, rood met rood, zacht met zacht, taai met taai, zuur met zuur, licht met licht enzovoort. Daar echter elk van deze etherische en nu al substantiële intelligentiespecifica een volkomen idee in zich draagt, welk idee zich in een bepaalde vorm verwezenlijkt, gaat deze eigenschap van de ziel tijdens de vormings­periode van het lichaam gewoon op het lichaam over en het lichaam is dan als het volledig ontwikkeld is, niets anders dan de vorm van de he­le ziel, die op het ogenblik van de paring in het moederlichaam werd gegeven.

(9) Is die vorm in het moederlichaam volledig ontwikkeld en heeft de ziel zich hierna als het ware in de vorm van het lichaam weer opgebouwd, dan heeft ze een bepaalde tijd rust en het lichaam ontwikkelt zich dan verder door voeding die het nog in het lichaam van de moeder opneemt; de ziel helpt in zoverre dat ze alleen maar in de voornaamste ingewanden haar nieuwe taak begint.

(10) Dan begint namelijk het hart te kloppen en de sappen gaan in het nieuwe lichaam circuleren; de nieuwe voeding wordt al in de maag opgenomen en zo begint het verteringsproces.

(11) In deze tijd begint de zogenaamde foetus in het moederlichaam te leven.

(12) Als dan het lichaam door dit gebeuren helemaal is geregeld en alle organen zich hebben geopend, de polsslag en het verteringspro­ces functioneren, de zenuwen verzadigd zijn en door een eigen elektromagnetisch gistingsproces de aan de ziel nauw verwante zenuwgeest zich in de zenuwen heeft gevormd, dan komen de geesten met hun wil er weer bij, maken de banden tussen de foetus en het moederlichaam los en drijven het nieuwe wezentje uit het moederlichaam naar buiten en dat is dan de geboorte.

(13) Na de geboorte moet het pasgeboren dier nog korte tijd vanuit het moederlichaam worden gevoed, zoals bijvoorbeeld bij de zoogdieren door de melk, bij vogels door met speeksel vermengd voedsel, dat de ouders de jongen in het nest geven, bij de wateramfi­bieën eveneens door een slijm, dat deze onder water in een melkachti­ge vorm afscheiden en bij de landamfibieën door een sap dat de ouders ofwel uit hun wratten of wel uit hun keel laten vloeien. Door deze voeding wordt het lichaam verder gevormd totdat het dan verder de voeding die het nodig heeft, zelf kan zoeken, vinden en verteren.

(14) Van het ogenblik af, waarop het lichaam zijn eigen voedsel zelf vindt en het tot zich kan nemen, begint de in hem wonende psyche onder leiding van de geesten, de materiële specifica van het lichaam in substantiële te veranderen en vormt op deze manier tijdens het leven een rijkere en dus meer volkomen ziel, die, als ze in het lichaam de hoogst mogelijke ontwikkeling heeft bereikt, dat lichaam langzamerhand steeds minder aandacht schenkt.

(15) Door deze veronachtzaming kwijnt het lichaam steeds meer weg totdat het voor de ziel zo lastig wordt, dat ze er niet meer mee kan werken. Dat veroorzaakt de ziel door de zenuwgeest wel pijn, maar deze pijn draagt ertoe bij dat de ziel zich eindelijk van zo'n last bevrijdt. Dan valt het lichaam als dood en onbeweeglijk neer, maar de ziel wordt weer vrij en wordt door de geesten weer gevangen en voor de geboorte van een hogere diersoort gebruikt, waar ze dan op geheel gelijke manier als hierboven beschreven gaat werken, alleen gecompliceerder.

(16) De specifica van het afgelegde lichaam, moeten echter weer opgelost worden, omdat ze nog niet in een bepaalde, maar alleen in een noodgedwongen ordening door de ziel bij elkaar geraapt zijn. Door opnieuw opgelost te worden, worden ze dan in een meer bepaalde ordening gebracht en vormen in het verloop van de opklimmende dierstadia de vrouwelijke psyche, terwijl de vrije eigenlijke ziel waarover we nu gesproken hebben, de mannelijke is; en zo komt 'Eva' overal uit de rib van de man tevoorschijn.

(17) Men zou kunnen vragen: Wat gebeurt er dan met de specifica van afgelegde vrouwelijke lichamen?

(18) Ze worden met de mannelijke verenigd: door deze vereniging zijn ze dan op een volgende trap in staat om het vrouwelijke en het mannelijke in zich te vormen, want dat uit hetzelfde moeder­lichaam mannetjes en vrouwtjes voortkomen behoeft nauwelijks te worden vermeld, want zover heeft iedereen het nog wel in de kennis van de natuur gebracht.

(19) Als de moeder echter niet gelijktijdig vrouwelijke en mannelijke specifica in haar lichaam verenigde, waarvandaan zou ze dan het vrouwtje en waarvandaan het mannetje voeden? Dit is geloof Ik al wel zo duidelijk dat het geheel overbodig is daar meer over te zeggen en het is lachwekkend en langdradig om nog te moeten gaan uitleggen hoe de veren aan de vogels groeien, de haren aan de varkens, de horens aan de os en de lange oren aan de ezel; want dat ligt alles in de ordening van de ziel, hoe deze namelijk op de zojuist aangegeven manier haar intelligenties volgens assimilatiewetten ordent.

(20) Daar we nu echter het werk van de geesten ook in dit rijk gezien hebben, hoewel alleen maar door enkele aanwijzingen, maar toch duidelijk genoeg, zullen we in het volgende nog de overgang naar de mens beschouwen en ons daarna in de geestelijke aarde verdiepen.