De samenstelling van de
intelligentiespecifica in de levende wezens [2]
ontvangen door Jakob Lorber op 09-03-1847.
Aarde 47
In hoofdstuk 47, getiteld "De samenstelling van de
intelligentiespecifica in de levende wezens 2", wordt er dieper ingegaan
op de verschillende soorten intelligenties die in de natuur voorkomen, met een
focus op de drie rijken: mineralen, planten en dieren. De auteur herhaalt
eerdere punten om de variëteit en complexiteit van deze intelligenties te verduidelijken.
1. **Intelligenties in de Natuur**: Het hoofdstuk begint met een
vergelijking van het aantal intelligenties in de verschillende
natuurkoninkrijken. In het mineraalrijk komen enkele tientallen intelligenties
voor, terwijl het plantenrijk duizenden intelligenties bevat. In het dierenrijk
zijn dat er miljoenen, en bij de mens zelfs oneindig veel.
2. **Voorbeeld van IJzer en Stenen**: De Heer gebruikt ijzer als voorbeeld
om te illustreren dat metalen, hoewel ze vervormd kunnen worden, hun intrinsieke
eigenschappen behouden. Bij stenen is dit echter anders; wanneer ze worden
vernietigd, kunnen ze niet meer in hun oorspronkelijke staat worden hersteld en
verliezen ze dus veel van hun specifica.
3. **Chemische Veranderingen en Structuur**: Bij kalksteen wordt
gedemonstreerd hoe specifieke eigenschappen verloren gaan door thermische of
chemische veranderingen. Zo blijft ruwe kalksteen intact in water, terwijl
gebrande kalksteen zich binnen enkele minuten oplost.
4. **Planten en Ordening**: De complexiteit en ordening van specifica in
planten worden benadrukt. Eén verandering in de structuur van een plant
(bijvoorbeeld de plaats van een atoom) kan schadelijk zijn voor zijn groei. Dit
toont de noodzaak van een precieze ordening aan, vooral bij het verplanten of
enten van bomen.
5. **Conclusie over Ordening**: Het hoofdstuk eindigt met de stelling dat
de ordening binnen het plantenrijk cruciaal is voor hun functie als
'verlossingsinrichtingen' voor zielintelligenties, en dat deze ordening nog
complexer is bij de overgang van het plantenrijk naar het dierenrijk.
Al met al benadrukt het hoofdstuk het belang van samenhang en ordening in
de verschillende rijken van de natuur, evenals de unieke eigenschappen die elke
levensvorm onderscheidt en haar rol in de kosmos.
De stenen bevinden zich al dichter bij de plantenwereld en vertonen meer
intelligentiespecifieke eigenschappen dan metalen. Wanneer men deze vernietigt,
kunnen de verbrokkelde delen niet meer worden samengevoegd tot de
oorspronkelijke massa, zoals dat bij ijzer wel mogelijk is. Het vuur brengt
steen in een totaal andere toestand. De daarin aanwezige intelligenties kunnen
elkaar niet meer vasthouden, waardoor ze verdwijnen of zich oplossen.
Als je kalksteen in
water gooit, zal deze snel oplossen in een witte brij, omdat een bepaald aantal
intelligentiespecifieke elementen door het vuur is verdwenen. Hierdoor kunnen
de resterende intelligenties elkaar niet meer vasthouden, wat leidt tot een
vermindering van dichtheid en stevigheid. Er is dan geen samenhang meer in de
consistentie. Wanneer we het water uit de brei verdampen, komen de vrijgekomen
en daaromheen zwevende intelligentiepartikels terug op hun oorspronkelijke
plek, waardoor alles weer een vaste vorm krijgt. Dit is de reden waarom
metselwerk als bindmiddel wordt gebruikt. Stenen kunnen niet worden
gemanipuleerd zoals metalen, zonder hun oorspronkelijke eigenschappen te
verliezen.
Bij de plant is de
structuur zo vast dat er geen atoom kan worden veranderd, omdat alle specifica
goed geordend zijn. In mineralen daarentegen zijn ze verspreid en afzonderlijk
aangetroffen. Bij het verplanten van een boompje moet men rekening houden met
de oorspronkelijke ligging, aangezien er noordelijke en zuidelijke specifica
aanwezig zijn. Bij een plant heeft elk atoom op een blad al een eigen
specificum.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik
op: hoofdstuk 47