De samenstelling van de intelligentiespecifica in de levende wezens 1

 

      ontvangen door Jakob Lorber op 8-3-1847.

  Aarde 46

          

In hoofdstuk 46 wordt de conceptie van intelligentiespecifica in levende wezens besproken, met een focus op de elasticiteit van materialen zoals ijzer en de aanwezigheid van een intelligente kracht in zelfs ogenschijnlijk dode materie.

 

De tekst begint met de opmerking dat als ijzer gehamerd wordt, het elastisch wordt. Deze elasticiteit wordt gezien als een specifieke kracht van bovenaf, die de wilskracht vertegenwoordigt die probeert een toestand van rust en orde te behouden. Deze kracht is van nature elastisch en doordringt alle materialen, waarbij het vooral in de onderste luchtlaag voorkomt, waar het bijdraagt aan beweging en karakteristieke eigenschappen van lichamen.

Wanneer de elasticiteit van ijzer verloren lijkt te gaan door verhitting, kan deze worden hersteld door het met een hamer te bewerken. Dit toont aan dat de specifieke kracht, hoewel tijdelijk 'verloren', altijd aanwezig blijft en weer actief kan worden.

De tekst legt verder uit dat deze specifieke kracht benaamd wordt als etherische lichtmonaden, die een intelligent karakter bezit en zich over materie verspreidt. Deze monaden zoeken naar rust en zijn in staat om krachtige bewegingen te genereren om hun oorspronkelijke rust terug te krijgen zodra ze onder druk staan. Dit maakt duidelijk dat ijzer en andere mineralen leven en intelligentie bezitten, wat zich gelijkelijk verhoudt tot de intelligentie in planten en dieren.

Er wordt verder gesproken over de aanwezigheid van duizenden tot miljoenen van deze intelligenties in planten en dieren in vergelijking met mineralen, die er slechts een paar bevatten. De tekst stelt dat zelfs in de mineralen, ondanks hun lagere aantallen, een levend element aanwezig is.

Met behulp van een microscoop kunnen oneindig veel diervormen in een druppel water beheerd worden gezien, wat aantoont dat wat wij als dode materie beschouwen eigenlijk een verzameling van gevangen intelligenties is die, eenmaal vrijgelaten, weer levende vormen aannemen. In deze benadering wordt een cirkelvormige verbinding zichtbaar tussen materie en leven, waarbij de geesten een actieve rol vervullen in het planten- en dierenrijk.

Het hoofdstuk concludeert door vooruit te blikken op een verdere verkenning van de geesten en hun werking in het dierenrijk.

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 46