Toverbergen
ontvangen door Jakob Lorber op 23-2-1847.
Aarde 36
In Hoofdstuk 36, getiteld "Toverbergen," beschrijft de auteur de
mystieke en historisch geladen namen van verschillende bergen in het gebied van
Stiermarken en andere regio's. De tekst begint met de bewering dat er in
vroegere tijden helderziende mensen in de bergen woonden die met geesten
omgingen, wat nog steeds terug te zien is in de eigenaardige bergnamen.
Bergnamen zoals 'Schockel' en 'Freitauwer'
geven blijk van deze connectie met tovenarij en spirituele praktijken. De naam
'Schockel' wordt uitgelegd als gerelateerd aan
"weer maken" en heeft associaties met oude magische praktijken.
De auteur legt uit hoe de dalbewoners de bergbewoners verdachten van
tovenarij. Dit leidde tot het vervangen van de oorspronkelijke naam door 'Schockel' en het ontbossen van de berg om de zogenaamde
"Schockelheks" te verjagen. Er wordt
gesuggereerd dat er weleens heksen op de bergen waren, maar dat de
werkelijkheid van deze verhalen vaak overdrijving of mythologie is.
Verschillende andere bergen, zoals de 'Razalpe' en 'Hohe Schwab', worden genoemd
vanwege hun verbonden naamgeving met het demonische en tovenarij.
De tekst benadrukt dat de slechte reputatie van deze bergen voortkomt uit
bijgeloof en angst, en dat er een breed scala aan legendes rond deze bergen
circuleerde. Hoewel er veel bergen zijn genoemd, ligt de focus op enkele
kerngebieden in Stiermarken, Karintië, Tirol en Zwitserland, waarbij de nadruk ligt op hun
mystieke rol in de afgelopen eeuwen.
In dit hoofdstuk worden de verschillende benamingen van
de bergen uitgelegd, evenals de bijgelovigheid van de dalbewoners, die de
bergbewoners als tovenaars beschouwden. Hieruit zijn de meest merkwaardige
benamingen voor de bergen ontstaan.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik
op: hoofdstuk 36