Geesten nemen bezit van materie

 

ontvangen door Jakob Lorber op 16-2-1847.

                                                                 Aarde 32

 

In hoofdstuk 32 van het werk wordt het concept behandeld van geesten die invloed uitoefenen op materie, met voorbeelden die dit idee verduidelijken. De auteur legt uit dat geesten en hun zielen niet letterlijk samengeknepen worden tot een materieel voorwerp, maar dat het meer gaat om de materiële wensen van de geest die door vredesgeesten worden samengedrukt. Hierdoor ontstaat een nieuw materiaals zwaartepunt dat de geest naar beneden trekt.

Een analogie wordt gebruikt van een met waterstofgas gevulde ballon die, wanneer het gas dichter wordt, zwaarder wordt en naar beneden valt. Deze metafoor illustreert hoe de geest door zijn materiële wensen zich met de aarde verbindt. Vergelijkingen maken duidelijk dat geestelijke entiteiten in hun verlangens kunnen verstrikt raken, wat hen naar een lagere staat leidt. Boze geesten kunnen zelfs zo ver verdichten dat zij als stenen vallen, en hun bevrijding uit deze staat zal langer duren. Het hoofdstuk benadrukt dat er altijd een geestelijke werkelijkheid schuilgaat achter natuurlijke fenomenen en dat verdere uitleg hierover zal volgen.

In een regendruppel, sneeuwvlok of hagelkorrel is de gesteldheid van één of meerdere geesten samengeperst of samengebonden. Door de zwaarte vallen zij van de tweede luchtregio naar de eerste luchtregio: de aarde. Slechts de specifieke kenmerken worden in de hartstreek samengeperst, terwijl de menselijke geestvorm ongedeerd blijft.

 

Vorige                                                          Volgende                 Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 32