De bezigheden van de geesten in de tweede luchtregio

                            ontvangen door Jakob Lorber op 15-2-1847.

                                  

                       Aarde 31

 

In dit hoofdstuk wordt de aard van de geestelijke wezens in de tweede luchtregio besproken, waarbij de nadruk ligt op hun morele staat en hun bestaan na de dood.

1.   Morele toestand van de geesten: De geesten in deze regio zijn zowel goed als kwaad, en hun leefomgeving weerspiegelt een strijdperk dat lijkt op het leven op aarde, met oorlog, verraad en geweld, maar ook momenten van goede daden.

2.   Vrijheid en gelijkgezinden: Geesten hebben volledige vrijheid en zoeken gelijkgezinden op, wat leidt tot het vormen van groepen die soms conflicten met elkaar aangaan. Deze samenscholingen worden vaak gekenmerkt door plannen van kwaad, waarbij verraders hun groepen kunnen schaden.

3.   Interventie van vredesgeesten: Als conflicten escaleren, grijpen vredesgeesten in, die de strijdende geesten gevangen nemen en terugwerpen naar de aarde, vergelijkbaar met de politie die raddraaiers oppakt. Geesten die zich echter willen verzoenen en naar een hogere regio willen stijgen, worden door deze vredesgeesten geholpen.

4.   Materiële manifestaties van geestelijke toestanden: De strijdlustige situatie van de geesten manifesteert zich ook in de natuurlijke wereld, zoals het verschijnen van wolken en het ontstaan van ziektes als gevolg van de invloed van boze geesten. Deze slechte geestelijke toestanden kunnen leiden tot epidemieën en plagen op aarde, omdat geesten zich met materiële objecten en wezens verbinden.

5.   Oorzaken van ziektes: De tekst legt een verband tussen geestelijke invloeden en de fysieke gezondheid, waarbij wordt gesteld dat boze geesten zich vasthouden aan materiële vormen en zo ziektes veroorzaken.

Het verkent de complexiteit van de geestelijke wereld, het gedrag van geesten in de tweede luchtregio, en de directe invloed van deze geesteelijke dynamiek op de materiële wereld. Het benadrukt de strijd tussen goed en kwaad, en hoe deze de menselijke ervaring kan beïnvloeden.

De tweede regio lijkt het meest op het leven van de mensen op aarde. Daar zien we voortdurend heen en weer rennen, het samenkomen van gelijkgestemden, oorlog, moord, gevangenneming, overwinnen, weglopen, stelen en roven, kwaad doen en er weer iets goeds aan toevoegen. Dit alles kan men in de tweede regio beleven. Het is het eigenlijke strijdperk van de geesten; daarom zien de gebergten in deze streek er heel verweerd uit, alsof ze jarenlang een belegering hebben doorstaan. Alleen al de aanblik van deze hoogten toont ons duidelijk hoe strijdlustig het in deze streek toegaat.

Daar heerst echter ook vrijheid zoals nergens anders, omdat het de plaats van voorbereiding is waar de geesten óf voor de hemel óf voor de hel worden voorbereid. De ziel en de geest van iedereen die gestorven is, komt onmiddellijk na zijn dood eerst in deze regio, waar hij precies zo verder leeft als hij op aarde geleefd heeft. Hij geniet volledige vrijheid en zoekt hier natuurlijk zijn gelijkgestemden op; zo ontstaan samenscholingen, en waar eenmaal in een vereniging velen samen zijn, worden weldra plannen gesmeed over hoe het een of ander, gewoonlijk door geweld of door list, kan worden bereikt. Dit wordt in de natuurlijke wereld merkbaar door een steeds toenemende bewolking.

Dit alles kan men ook vanuit de natuurlijke wereld zien, in het niet zelden voorkomende verschijnsel van het verdwijnen van de wolken aan het firmament. In het tegenovergestelde geval, wanneer er boze samenscholingen op komst zijn, beginnen zich plotseling in de open lucht, speciaal rondom de toppen van hoge bergen, wolken te vormen, waar voorheen nog de helderste hemel te zien was.

 Vorige                                                         Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 31