De inwerking van licht op de hemellucht
ontvangen door Jakob Lorber
op 30-01-1847
Aarde 21
In dit hoofdstuk wordt de invloed
van licht op de lucht en de atmosfeer behandeld. Het hoofdstuk begint met de
stelling dat de lucht vele specifieke substanties bevat die niet zomaar
ontstaan zijn, maar voortkomen uit duidelijke oorzaken. De Heer benadrukt dat
inzicht hierover toegankelijk is voor iedereen met een goede wil, in
tegenstelling tot academici die soms blind zijn voor het voor de hand liggende.
De schoonheid en impact
van de sterrenhemel worden bezongen, en het menselijk oog wordt vergeleken met
een kosmische spiegel, waarbij het licht van de sterren een diepgaande indruk
op de menselijke geest maakt. Dit licht beïnvloedt de aarde zelf via de
atmosfeer, die als een spiegel fungeert en het sterrenlicht projecteert, wat
verder leidt tot de verschijning van verschillende specifieke stoffen op aarde.
Er worden observaties
van astronomen aangehaald, die opmerken dat sterren kunnen verdwijnen en dat
het licht van verre sterren mogelijk invloed heeft op de aarde. Dit kan leiden
tot de ontstaan van nieuwe vormen en effecten op de aarde, afhankelijk van de
goede of kwade aard van de sterren. De Heer bespreekt ook hoe planeten en
andere hemellichamen invloed uitoefenen op de aarde door hun posities en
interacties.
Tot slot wordt er
opgemerkt dat oude kennis over astrologen en weersvoorspellingen nog steeds
relevant is, ondanks moderne wetenschappelijke benaderingen. Na deze bespreking
van de lagere luchtlagen, wordt er vooruit gekeken naar de hogere luchtlagen, om de verschijnselen van wolkenformaties en hun effecten op de
luchtkwaliteit te bespreken.
Het licht beïnvloedt het oog dat
eraan verbonden is. Het oog is als een kleine opening in het lichaam en bevat
een eindeloze creatie. Het sterrenlicht heeft een krachtige invloed op het
menselijk gemoed wanneer men ernaar kijkt. De ether steunt op de atmosferische
lucht. Er zijn goede en kwade sterren, en daarom ook goede en slechte planten
en dieren. Wanneer astronomen ontdekken dat er licht zal komen van zeer verre
sterrengebieden, ontstaan er nieuwe luchtsoorten en bijgevolg nieuwe vormen en
wezens.
Vorige
Volgende Voor de originele tekst, klik op: hoofdstuk 21