Wezen en bestanddelen van de lucht
ontvangen door Jakob Lorber op 29-01-1847
Aarde 20
In dit hoofdstuk,
getiteld "Wezen en bestanddelen van de lucht", worden verschillende aspecten
van de atmosferische lucht en de rol ervan in het leven op aarde besproken. De
auteur stelt dat het water van zeeën en meren als een soort verdichte lucht
wordt beschouwd, maar dat het echt tot de aarde zelf behoort. Het bespreekt
vervolgens de samenstelling van de lucht die we inademen, die uit verschillende
gassen bestaat, waaronder zuurstof, waterstof, koolstof en stikstof, maar
benadrukt dat er veel meer eenvoudige luchtsoorten moeten zijn dan alleen deze
vier.
Aan de hand van
het voorbeeld van planten wordt uitgelegd hoe zij specifieke luchtsoorten
absorberen en andere uitscheiden, wat zorgt voor hun unieke kenmerken zoals
geur en smaak. Dit leidt tot de conclusie dat voor elke plant en elk dier
verschillende luchtsoorten nodig zijn, zodat elk wezen kan voortbestaan.
De auteur wijst
op de complexe samenstelling van de lucht, die essentieel is voor de
diversiteit van leven op aarde. Bovendien wordt het belang van deze lucht voor
het ontstaan en de overleving van verschillende soorten besproken, zowel in het
verleden als in het heden. Hij stelt dat veranderingen in de atmosfeer kunnen
leiden tot het uitsterven van bepaalde soorten en de opkomst van nieuwe.
Uiteindelijk sluit het hoofdstuk af met de suggestie dat een beter begrip van
deze dynamiek cruciaal is voor het menselijk welzijn en de gezondheid in de
toekomst.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik op: hoofdstuk 20