De twaalf tekenen aan de hemel en de invloed die ze uitoefenen
ontvangen door
Jakob Lorber op 01-02-1847
hoofdstuk
22
(1)
Onder vele andere dingen die jullie hebben gelezen, zul je ook in vele oude
almanakken hebben gevonden, dat de zogenaamde twaalf tekenen van de dierenriem
op de vegetatieve kracht van de aarde een of andere invloed uitoefenen, zoals
er ook hier en daar als het ware mystiek-profetisch tussengevoegd is, dat
dergelijke tekenen aan de hemel, en tevens de planeten, op de geboorte van
dieren en mensen invloed uitoefenen en dat de toekomst van de mensen zich zelfs
daarin afspiegelt.
(2) Op
sommige plaatsen richten de boeren zich tegenwoordig nog daarnaar. Ze houden er
vooral rekening mee als ze hun vruchten zaaien en oogsten.
(3)
Men beweert dat het onder de kreeft, de schorpioen, de weegschaal en de
waterman niet goed is om te zaaien, omdat de vruchten dan vaak eerder bederven,
voordat ze beginnen te kiemen; er zijn veel van zulke richtlijnen; daarvan
stammen ook de vele, jullie zo welbekende dagen met onvaste weersomstandigheden
af. Dat dergelijke ideeën, hoewel zeer verminkt, nog heden ten dage onder de
mensen leven, is aan geen twijfel onderhevig. Boerenalmanakken zijn heden ten
dage weerprofeten en geven elke dag aan welk sterrenbeeld die dag invloed
uitoefent; hij geeft elke maand twee dingen aan, ten eerste hoe de maan de
sterrenbeelden doorloopt en ten tweede onder welk teken de zon staat en in welk
teken ze zal komen.
(4)
Ja, er schuilt werkelijk
iets waars in deze zaak, weliswaar zeker niet volgens de jullie bekende, zeer
onzuivere manier, maar op een wijze die jullie in de voorafgaande informatie op
een heel aanschouwelijke manier bekend werd gemaakt.
(5) De
maan doorloopt juist binnen 29 dagen zijn baan, die hij wel in een zeer nauwe
kring onder de zogenaamde twaalf sterrenbeelden door trekt, en het gebeurt op
deze manier dat de maan gedurende het verloop van zijn omlooptijd
achtereenvolgens heel natuurlijk geleidelijk onder elk van de twaalf
sterrenbeelden komt te staan.
(6)
Precies hetzelfde is schijnbaar het geval met de zon, ofschoon de aarde
eigenlijk het hemellichaam is dat beweegt en dat de twaalf dierenriemtekens
doorloopt. Desalniettemin lijkt het toch of de Zon elke maand ongeveer een
sterrenbeeld verder komt te staan, waarom ook in de kalenders elke maand een
ander sterrenbeeld is aangegeven. Bij het doorlopen van de voornaamste
sterrenbeelden gebeurt het natuurlijk, dat - zowel door de maan als door de
zon - voortdurend enkele sterren van deze sterrenbeelden door deze twee
hemellichamen worden bedekt. Door deze bedekking wordt dan natuurlijk voor
korte tijd de invloed, die bovengenoemde sterren uit het sterrenbeeld op de
aarde uitoefenen, onderbroken. Dan moet, tengevolge van dit verschijnsel,
volgens de eerder genoemde wetten één of andere verandering op de aarde te
bemerken zijn, vooral bij die dingen die door de invloed van sterren juist met
hen verwant zijn, omdat ze voor hun bestaan een specificum nodig hebben, dat
uit het licht van deze sterren afkomstig is.
(7)
Deze inwerking kan echter maar van korte duur zijn, omdat de sterren door deze
twee hemellichamen nooit lange tijd achtereen bedekt worden. Maar een andere
situatie kan onstaan, waardoor wel een zeer grote invloed op de aarde
uitgeoefend wordt.
(8)
Deze situatie van de bovengenoemde twaalf sterrenbeelden is het minder bekende
schommelen, zowel die van de aarde in haar baan om de zon, als ook in het
bijzonder de schommelingen van de maan, die in vele honderden jaren nauwelijks
één keer dezelfde baan doorloopt, die zij vroeger als eens gelopen heeft. Door
deze schommelingen is het heel natuurlijk dat de zenitstand van bovenstaande
twaalf dierenriem tekens verandert en deze verandering laat dan heel voelbare
en gevoelige veranderingen op de aarde optreden.
(9)
Bij deze verandering komt dan nog de voortdurende verandering van de plaats van
de planeten, die in duizend jaren nauwelijks weer in precies dezelfde
constellatie komen te staan als die, waarin ze al een keer hun invloed op de
aarde uitoefenden.
(10)
Bovendien moet men naast deze bijzonder belangrijke situaties ook nog rekening
houden met de uitbarstingen op de zon. Daardoor wordt het zonlicht zwakker en
kan niet met dezelfde kracht op de aarde inwerken als wanneer ze helemaal
zonder erupties al haar licht op aarde doet schijnen.
(11)
De inwerkingen echter, die afkomstig zijn van laatstgenoemde verschijnselen,
worden niet zozeer in de onderste luchtlaag waargenomen, maar meer in de
tweede, die pas begint bij een hoogte van ongeveer vijf -, zes - tot
zevenduizend voet boven de zeespiegel.
(12)
Hier zal men opmerken: In deze tweede luchtlaag zou men ook die werkingen
moeten bemerken die in de onderste luchtlaag veelvuldig optreden.
(13)
Daar moet op geantwoord worden dat zulk een bewering zelfs mathematisch onjuist
zou zijn. Want de stralen van die zeer vele, ver verwijderde sterren zijn op
deze hoogte nog te weinig gecondenseerd. Ze kunnen daarom op deze plaats nog
niet die specifica vormen, die ze ongeveer 1000 klafter (* 1 Weense klafter is
1.9 mtr) lager zeker wel veroorzaken. Dat kan afgeleid worden uit de
omstandigheid, dat men van zulk een hoogte 's nachts sterren van de vierde,
vijfde en zesde grootte met het vrije oog niet meer kan zien, nog minder die
van de zevende, achtste en nog verdere grootten, terwijl iedereen met gezonde
ogen vooral aan de zeekust in een heldere nacht nog sterren van de zevende en
achtste grootte met het blote oog kan waarnemen.
(14)
Waarom kan men dat op een 7000 voet hoge berg al niet meer en nog minder op nog
hogere bergen? Omdat de invallende stralen van deze zeer verre sterren nog te
weinig gecondenseerd zijn. Opdat het oog de ster zou kunnen waarnemen, moet de
invalshoek minder scherp zijn; ook heeft hij te weinig lichtlichaam om een
werking te voorschijn te roepen en hoe hoger men stijgt, des te meer zal men
deze theorie bevestigd zien. Dat is ook de reden dat op zulke hoogte de
vegetatie afneemt en tenslotte geheel ophoudt. Men moet niet geloven dat dat alleen
door de zonnestralen wordt veroorzaakt, hoewel die hogerop ook minder dicht
worden. De zon werkt alleen maar indirect, ze ondersteunt het van de sterren
invallende licht en wel met hetzelfde licht dat ze eerst zelf uit de sterren
heeft opgenomen. Ze fungeert dus alleen maar als ondersteuning, maar is niet
degene die geheel alleen het licht verspreidt. [bron:
Aarde en Maan – Jakob Lorber]
Kort samengevat: Jakob Lorber beschrijft hier de stand der sterren hoe deze een
invloed kunnen hebben op plant, dier en mens of het weer. Zelfs kometen en
lichtmeteoren, de Maan en de Zon. Tengevolge van deze verschijnselen en volgens
de genoemde wetten, moe er een of andere verandering op de Aarde te bewerken
zijn, vooral bij die dingen, die door de invloed van sterren juist met hen
verwant zijn, omdat ze voor hun existentie een bepaald specificum nodig hebben,
dat uit licht van deze sterren afkomstig is. De inwerkingen worden niet zozeer
in de eerste luchtlaag waargenomen, maar zeven duizend voet boven de zeespiegel.
[30,48 cm x 7000 = 2135 meter] Over de astrologische tekens, heersers, tc.
Schrijft Lorber verder, dat daar werkelijk iets van waar
is in deze zaak, maar niet volgens de bekende onzuivere wijze, maar
op die wijze dat dergelijke tekenen aan de hemel, en tevens bij de planeten, op
de geboorte van mensen invloed uitoefenen, en dat de toekomst zich daarin zelfs
afspiegel. Dergelijke ideeën zijn verminkt, maar is heden ten dage aan geen
twijfel onderhevig. De straten van de zee vele verwijderde sterren zijn op die
hoogte te weinig geconcentreerd. Hoe hoger in de bergen hoe minder het zicht op
de lichtinval der sterren. Er is immers ook weinig vegetatie op die hoogte.
UpToDate 2022