Hoofdstuk 20
Wezen en bestanddelen van de lucht
29-1-1847
(1) Het water van de zee en ook dat van de meren van het
vasteland vormt een soort verdichte lucht, waarin dieren kunnen leven. Maar deze
lucht behoort eigenlijk nog tot het aardelichaam zelf en wel tot haar buitenste
schors. Daarom kan het water niet zonder meer in de atmosferische lucht worden
opgenomen, maar slechts dat deel, dat zich in de nevels en wolken bevindt,
evenals het vrije waterstofgas in de lucht zelf, al kunnen we dat ook niet als
nevel of wolken beschouwen.
(2) Waaruit bestaat dan wel de
atmosferische lucht in al haar delen?
(3) De atmosferische lucht of de
lucht die we inademen bestaat uit een ontzaglijk groot aantal luchtsoorten, die
alle gassen of liever eenvoudige luchtsoorten worden genoemd.
(4) De natuuronderzoekers zijn weliswaar met het opnoemen
van deze gassen, waaruit de atmosferische lucht bestaat, gauw klaar; volgens
hen bestaat de lucht uit een bepaalde verhouding van zuurstof, waterstof,
koolstof en het eigenlijke stikstof gas. Maar met deze vier soorten zou de
eigenlijke atmosferische lucht heel weinig gediend zijn als ze daarnaast niet
nog andere luchtsoorten zou bevatten, die de natuuronderzoekers niet bekend
zijn; zou ze deze niet bevatten, dan zou het er slecht uitzien met het ontstaan
van de mineralen, de groei van de planten en wel bijzonder slecht met de
dierenwereld!
(5) Elke plant zuigt uit de atmosferische lucht de voor
haar noodzakelijke eenvoudige luchtsoort in en scheidt iedere andere uit. Was
dat niet het geval, dan had niet elke plant naar haar soort haar eigen gestalte
en haar eigen smaak en reuk. Als echter elke plant volgens haar aard maar één
met haar overeenkomende eenvoudige luchtsoort inzuigt, dan zullen er evenveel
eenvoudige luchtsoorten moeten bestaan als er verschillende verbruikers zijn.
(6) Dat dit echter werkelijk het geval is en moet zijn,
wordt al zonneklaar bewezen door de reuk van elke plant afzonderlijk en nog
meer door haar innerlijke substantie. Ruik maar eens aan een roos, een anjer,
een lelie, een viooltje, dan aan bilzekruid en vraag jezelf a( of de ene bloem
hetzelfde ruikt als de ander.
(7) De geur van de roos werkt versterkend op de
reukorganen en verscherpt het gezicht. De anjer trekt de reukorganen samen en
verzwakt het gezicht. De lelie verzwakt de reukorganen en bewerkt na enige tijd
zelfs misselijkheid in de maag, waardoor niet zelden hoofdpijn opgewekt wordt.
Het viooltje zal op de reukorganen op wekkend inwerken en versterkt zelfs de
hersenen, terwijl het vuilgele bilzekruidbloempje meteen walging veroorzaakt en
bij lang inademen duizeligheid en verwijding van de pupil.
(8) Vraag: Kan dat alleen aan de vier bekende, eenvoudige
gassoorten worden toegeschreven? Kan alleen hun verhoudingsgewijs verschillende
vermenging dit veroorzaken? Ja, als deze vier gassen werkelijk de eenvoudige
grondstoffen waren, waaruit tenslotte alle dingen gevormd zijn, dan zou het
toch een vreselijke schande zijn voor de hooggeleerde chemici, dat ze daaruit
niet allang goud, zilver en diamanten in grote overvloed hadden vervaardigd;
want tussen vier eenvoudige soorten kunnen toch al gauw een grote hoeveelheid
mengsels worden samengesteld en uit elke samenstelling moest, als het al niet
dadelijk goud was, toch misschien een of andere nieuwe plant of zelfs een nieuw
ras van miniatuurossen, , -ezels en -kalveren of iets dergelijks te voorschijn
komen. Maar kijk, zoiets gebeurt niet bij zulke helden der wijsheid, ondanks de
allergeleerdste vertrekkingen van hun gezichtspieren en er komt niets
tevoorschijn dan hoogstens een of andere witachtige sto( die, microscopisch
onderzocht, zich in de vorm van kleine kristallen vertoont, waarmee echter nog
niet veel gezegd is, omdat zulke kristalstof in de vrije natuur zonder de
chemische keuken nog veel beter en veelvuldiger opgewekt wordt. Jullie behoeven
in de herfst maar een rijpe pruim, een rijpe druif of ook wel bladeren van
verschillende bomen te bekijken, en dan zul je zulke stof in overvloed als een
witachtig waas op de bovengenoemde vruchten en bladeren ontdekken. Bekijk het
onder de microscoop en het zal dan wemelen van de mooiste kristallen!
(9) Hieruit volgt weer dat er nog meer eenvoudige
luchtsoorten moeten bestaan dan alleen de vier bekende. Zo zijn er ook planten,
die zo'n vreselijk schadelijke lucht uitademen, dat andere planten en dieren
daarin dadelijk sterven. Ook zijn er weer andere wonderbaarlijke planten,
waardoor zelfs doden, als ze nog niet te lang gestorven zijn, weer in het leven
zouden kunnen worden teruggeroepen. Beide plantensoorten - de ene uitermate
dodend en de andere uitermate leven verwekkend - moeten toch ieder naar hun
aard een voor hen zeer eigen grondstof uit de lucht opzuigen (om zulke
werkingen tevoorschijn te roepen), omdat ze anders niet zouden worden wat ze
zijn.
(10) Als dat echter ontegenzeglijk het geval is, dan
volgt daar toch weer duidelijk uit hoe de atmosferische lucht uit veel soorten
moet zijn samengesteld om de in haar aanwezige veelsoortige dingen ieder naar
hun aard, tot voedsel te dienen. Als de planten echter alleen al zoveel
verschillende luchtsoorten uit de atmosferische lucht voor hun bestaan nodig
hebben, hoeveel meer grondstoffen moeten er dan wel niet voor de dieren in de
atmosferische lucht aanwezig zijn, opdat elk dier de voor hem passende
inademingsstof vindt.
(11) Wel ademt elk dier het totale atmosferische
luchtgehalte volume in, maar behoudt daarvan alleen maar datgene uit het
ingeademde volume, dat met zijn natuur overeenkomt; al het andere ademt het
weer uit.
(12) Ik geloof dat voor degene wiens denkvermogen
enigszins meer gerijpt is, het tot nu toe gezegde genoeg zal zijn om in te zien
hoe hoogst gecompliceerd de atmosferische lucht moet zijn, opdat in haar de
talloos vele verschillende wezens datgene vinden wat met hun natuur
overeenkomt. Als we dit nu zeker gemakkelijk hebben begrepen, zal het ook niet
ZO moeilijk zijn de talloos vele en bijzonder geaarde verschijningsvormen in de
atmosferische lucht te begrijpen, voor zover ieder volgens zijn zintuiglijke
waarneming in de aard van die verschillende verschijningsvormen een onderscheid
ziet en hij tegen zichzelf moet zeggen: Deze verschijningsvorm heeft weliswaar
overeenkomst met een vroegere, maar ze is toch in haar vormgeving verschillend
van die vorige en als dat het geval is, moet daarvoor ook een nieuwe, vroeger
nog niet bestaande reden zijn.
(13) En jullie zullen ook verschijningsvormen zien, die
steeds aan elkaar gelijk blijven; deze zullen ook steeds dezelfde oorzaak hebben.
(14) Eens
bestonden er op de aarde planten en dieren die – zoals bekend - tegenwoordig op
deze aardbol niet meer bestaan; daarvoor in de plaats zijn echter andere
planten en diersoorten ontstaan, die toen niet aanwezig waren. Kijk, dat zijn
verschijningsvormen die in bepaalde opzichten wel op elkaar lijken, maar in
andere weer heel ongelijk zijn. De mammoet leek op de tegenwoordige olifant, de
rinoceros op de kleinere soort van tegenwoordig. Deze beide dieren vertonen in
één opzicht gelijkenis; ze behoren tot dezelfde soort, maar lijken wat grootte
en gestalte betreft helemaal niet op elkaar. Zo zijn er ook eens reuzenbomen
geweest, zoals al dadelijk in het begin van dit boek werd vermeld; ook
tegenwoordig nog is er, vooral in de tropen, een soort veelstammige boomsoort
die met de vroegere reuzenboom gelijkenis vertoont, maar toch niet hetzelfde is
als die boom toen was. Er bestaat een aanzienlijk verschil zowel in grootte als
in vorm.
(15) Al deze veranderingen kwamen tot stand, omdat de vroegere
reuzensoorten het hun passende voedsel niet meer in de atmosferische lucht
vonden en zo tenslotte helemaal uitgestorven zijn. Toen was dus een
luchtgrondstof die er ooit was niet meer in de lucht aanwezig. Daarvoor in de
plaats kwam een andere tevoorschijn, die er vroeger niet was. Dezelfde oorzaak
ligt vaak ook ten grondslag aan nieuwe ziekten die plotseling opduiken, zowel
van planten als van dieren en mensen, waarbij de artsen ook precies zo' n
gezicht trekken als de chemici als ze zich op goud maken toeleggen en
tenslotte in plaats van goud een klomp sterk stinkend drab winnen. Maar er zijn
wel overeenkomsten te vinden. Zo kunnen ook nieuw ontstane ziekten een
overeenkomst vertonen met vroeger voorkomende ziekten. Vergelijkt men echter
het namaakgoud met het natuurlijke, dan zal er bij wijze van spreken een
verschil zijn als tussen 1000 en 1. Dat is ook het geval als men een nieuwe
ziekte met dát medicijn wil genezen, waardoor een vroeger daarop gelijkende
ziekte ook werd genezen; dan zal men zich geweldig in de vingers snijden, want
deze nieuwe ziekte is het gevolg van gebrek aan een bepaalde grondstof in de
lucht, die ten gevolge van de een of andere oorzaak verdwenen is en niet snel
weer opgewekt kon worden. Het moet dan wel moeilijk zijn een medicijn te
vinden, dat de verdwenen grondstof bevat, waardoor de nieuwe ziekte vanzelfsprekend
en ogenblikkelijk zou kunnen worden uitgeroeid. Daar deze geschiedenis voor de
mensheid, zodra deze een betere kennis ontwikkelt, van wezenlijk belang kan
zijn, zullen we er hierna nog dieper op ingaan en een blik werpen op de
oorzaken, waardoor bepaalde grondstoffen uit de lucht geheel of gedeeltelijk
verloren gaan en andere soms in hun plaats treden.