Aarde 78
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de oorspronkelijke
bewoners van Borneo en Guinea, met speciale aandacht
voor de Chinese afstammelingen binnen deze groepen. Deze bevolkingsgroepen
hebben unieke kenmerken in hun religie en overheid, hoewel ze sterk beļnvloed
zijn door de Chinese cultuur. De koning van deze eilanden wordt aangeduid als
de "goudvoetige majesteit" en heeft een semi-goddelijk status, waarvoor offers en rituelen door de
bevolking in acht moeten worden genomen.
De koning heeft invloed op het dagelijkse leven van zijn
onderdanen; bijvoorbeeld, als de koning hoest, moet iedereen hoesten. Alleen de
de opperpriesters mogen het opperste wezen aanroepen,
en de niet-geautoriseerde aanroepingen worden streng bestraft. Dit leidt tot
het aanschaffen van huisgoden, die worden aanbeden zoals de oude goden, omdat
men gelooft dat zij meer invloed hebben door hun geschiedenis van offers.
Het hoofdstuk benadrukt dat de inboorlingen meer
openstaan voor het christendom dan de Chinezen en Japanners. Er wordt
gesuggereerd dat, net als bij geestesziekten, geduld en een zorgvuldige
benadering nodig zijn om deze groepen te bereiken. Bij succesvolle bekering
worden zij krachtige geestelijke wezens, bedoeld om hun landgenoten te
begeleiden in het hiernamaals. De bewoners van Borneo worden als iets
zachtaardiger geportretteerd dan de Guinezen.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik op: hoofdstuk 78