Een algemene kijk op de verschillende niet-christelijke bewoners van de aarde

                                                             (28 april 1847)

                                                                       Aarde 74

De volgende hoofdstukken zijn vooral gericht op de geestelijke verbinding tussen de hier beschreven volkeren en de hemel. Inleiding tot de resterende hoofdstukken: Deze critici zijn mensen die leven van schelden. "Hooi" voor de ossen en ezels. De geestelijke aarde wordt uitsluitend geleid door christelijke geesten. De huidige Joden: een sappige vergelijking van de vermenging van de mensheid vanuit geestelijk oogpunt. Hun rol in het geestenrijk. Hun grote gaven zijn nog steeds aanwezig, maar deze worden misbruikt. De Mohammedanen, een variëteit van Joden en Ariërs, waarbij hun belangrijkste deugden handel en oorlog zijn. Hun opvattingen over het hiernamaals en hun rol daarin. De Brahmanen, mysterieuze wonderdoeners, waarbij zwarte magie een rol speelt. Het kastensysteem is een trieste getuigenis van het lagere spirituele niveau van de cultuur en van hun (slechte) toestand daar.

In dit hoofdstuk wordt een algemene blik geworpen op verschillende niet-christelijke bewoners van de aarde, met focus op hun geestelijke verbinding met de hemel. De Heer als auteur merkt op dat kritiek op deze representatie van de aarde te verwachten is, vooral van critici die eerder geneigd zijn te beledigen dan te prijzen. De tekst behandelt de Joden, Mohammedanen en Brahmanen vanuit een negatief perspectief.

Joden worden beschreven als handelend en materieel ingesteld, met een focus op goud en rijkdom, en worden zelfs met varkens vergeleken. Hun geestelijke staat wordt als laag gekarakteriseerd en ze wachten op een Messias die nooit zal komen.

De Mohammedanen worden gepresenteerd als gewelddadig en zinnelijk, met een onjuist beeld van de hemel, vol vrouwelijk genot. Er wordt gesuggereerd dat zij in de geestelijke wereld geen bestemming hebben zolang ze vastzitten in hun huidige overtuigingen.

Brahmanen worden afgeschilderd als wonderdoeners die een kastensysteem handhaven, en hun praktijken worden als duister omschreven. Dit hoofdstuk concludeert dat de geestelijke staat van deze groepen problematisch is, en dat zij in de geestelijke wereld aan de kaak gesteld zullen worden. Het hoofdstuk sluit af met de opmerking dat deze bevolkingsgroepen moeten worden omgevormd voordat ze geestelijk kunnen worden erkend.

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 74