Geesten als opzichters in de natuur
ontvangen door Jakob Lorber op 05-03-1847.
Aarde
44
In hoofdstuk 44, getiteld "Geesten als opzichters in de natuur",
wordt het natuurlijke groeiproces van een plant beschreven, beginnend met het in
de aarde leggen van een zaadkorrel tot het rijpen van de vrucht. De zaadkorrel
heeft geen eigen kracht om voedsel te zoeken, net als een pasgeboren kind. Het
groeiproces wordt geleid door geesten die op specifieke manieren aan de
ontwikkeling van planten bijdragen.
De tekst legt uit dat elke
zaadkorrel verschillende 'specifica' bevat, zoals voedingsstoffen en chemische
elementen, die essentieel zijn voor de groei. Deze specifica worden geleid door
geesten die verantwoordelijk zijn voor het proces in hun toegewezen gebieden,
vergelijkbaar met tuinlieden. Deze geesten hebben de wijsheid om de juiste
specifica op de juiste plaats te laten komen, wat cruciaal is voor een goede
groei.
De Heer benadrukt dat de
aanwezigheid van juiste en opgeleid geesten essentieel is voor de groei van de
planten. Een gebrek aan aandacht van deze geesten kan leiden tot misoogsten,
wat mogelijk is doordat geesten enige vrijheid hebben in hun wil. Wanneer een
misoogst nodig is, kunnen minder betrokken geesten de controle overnemen, wat
leidt tot slechte omstandigheden voor de planten.
Het hoofdstuk eindigt met de
hiërarchie van geesten: lagere geesten onder één gebiedshoofd en hogere geesten
die toezicht houden op meerdere gebieden. Uiteindelijk staat boven deze
hiërarchie een hogere geest (de Vorst der Vorsten), die zorgt voor de algehele
ordening en toezicht in de natuur, waardoor alles in harmonie functioneert.
De zandkorrel zelf heeft evenmin de kracht om voedsel voor zichzelf te
zoeken als een pasgeboren kind. Gelukkig geven geesten de zaadkorrels, met hun
ingesloten zielenspecifica, de juiste richting om naar een bepaald punt te
bewegen, waar de geesten hun werkterrein hebben. Zo bevat de tarwekorrel wel
negen verschillende stofjes of specifica. De laagste soort geest moet de
grootte van een akker bewerken, zoals op aarde. Deze geest leidt de
afzonderlijke specifica enkel door zijn wil, gericht op de vrijkomende
zielenspecifica. Hij kent precies de gesteldheid van deze specifica: hoeveel
daarvan uit de aarde stamt en hoeveel van de sterrenhemel. Hij ademt zijn wil
over de akker. Wanneer de vrucht rijp is, laat de geest het aan de mensen over.
Een luie of minder oplettende geest die zo’n akker onder zijn hoede heeft, kan
een misoogst veroorzaken. Dit komt voor. Alle geesten beschikken ook over vrije
wil. Vaak hangt dit samen met de noodzakelijke tuchtiging voor de landbouwers
die daar wonen. Boven elke werkgeest staat weer een hogere geest, en boven die
geest weer een nog hogere geest, terwijl de Schepper boven alle geesten staat.
Het oog van de Heer ziet en voedt alles wat er gebeurt.
Vorige Volgende Voor de originele tekst, klik
op: hoofdstuk 44