Gods werkzaamheid
door middel van geesten
ontvangen door Jakob Lorber op 03-03-1847.
hoofdstuk
42
(1) Als iemand deze
uiteenzetting maar enigszins begrepen heeft ziet hij in, dat er in de
eigenlijke betekenis van het woord helemaal geen materie bestaat, omdat de
materie zelf alleen maar een werking van krachten is; de werking van deze
krachten verschijnt dan als een bepaalde soort in een bepaalde gesteldheid en
vorm en laat door dit optreden zien dat de werkende krachten niet zonder
intelligentie werken; want waar aan een ding of een wezen een bepaalde vorm,
soort en eigenschap te ontdekken is, kan niemand de intelligentie van de daarin
werkende krachten loochenen.
(2) Weliswaar zal een
vrome pelgrim - misschien naar Mariazell op weg -
zeggen: "Dat alles doet onze lieve Heer immers; Waarom zijn er dan nog
intelligenties nodig?" - Dat is zeker waar; want de Heer zegt: "Hemel
en aarde en alles wat daarin is, heb Ik gemaakt en – nota bene - maak Ik nu nog";
maar als men dit maken overdrijft, dan zou Ik op de wereld ook nog veel moeten
maken, wat Ik eigenlijk niet heb gemaakt en nog steeds niet maak, omdat Ik dat
maken aan de mensen heb overgelaten, opdat ze ook iets te doen zouden hebben.
Ze maken het wel alleen maar met de hun door Mij verleende kracht en Ik doe het
daardoor eigenlijk door middel van hen, - en dat is alsof Ik het Zelf zou
hebben gedaan. En zoals Ik door mensenhanden talloze dingen laat maken, evenzo
laat Ik door de kracht van de liefde en wijsheid in Mijn engelen en geesten op
aarde en op andere hemellichamen die dingen maken, die niet door de mensen
gemaakt kunnen worden.
(3) De
mensen kunnen wel huizen bouwen, stoffen voor kleding en werktuigen maken;
maar de materie daarvoor kunnen ze niet maken. Ze kunnen geen gras maken, geen
struiken en geen bomen net zo min dieren. Maar door en door levende geesten en
engelen kunnen dat wel, omdat ze daartoe zijn voorzien met kracht uit Mij, om
dat in Mijn naam te kunnen volvoeren.
(4)
Hoe echter de afzonderlijke intelligenties op één en dezelfde manier kunnen
functioneren en andere intelligenties weer op een andere manier en dat alles
onder leiding van hogere geesten, zullen we door een paar begrijpelijke
voorbeelden duidelijk maken.
(5)
Kijk eens naar een spin! In dit diertje zul je twee intelligenties verenigd
vinden. - De eerste is het herkennen van het voedsel dat het nodig heeft; dit
voedsel wordt voor twee doeleinden gebruikt, namelijk voor de voeding van het
dierlijk wezen en om het kleverige sap te bereiden, waaruit het haar net
spint; dit is de éne intelligentie. De twééde intelligentie is de eigenlijke kunst van de spin om
de draad uit zich te trekken, hem aan kleine haakjes te hangen en een net te
spinnen of beter gezegd te vlechten, dit net dan met een parelachtige kleverig
sap te overtrekken, en daardoor die dieren te vangen, die haar nieuw voedsel
geven. Uit deze manier van handelen moet iedereen toch wel zien dat de spin een
intelligentie moet bezitten; en die intelligentie is hetzelfde als wat
natuuronderzoekers - wel wat ten onrechte - 'instinct' noemen; want instinct
is eigenlijk een innerlijke drang om een bepaalde bezigheid, op een bepaalde
manier, in het werk te moeten zetten. Maar wat de geleerden instinct noemen,
dat is niet meer de intelligentie van het diertje, maar dat is al het leiding
en richting geven door hogere geesten. Het zijn namelijk twee dingen: een
bepaalde vaardigheid bezitten en: volgens deze vaardigheid een bepaalde
handeling uitvoeren. Aan het bezit van zo'n vaardigheid is de noodzakelijke
uitvoering daarvan nog niet verbonden; daartoe moet er nog een andere drang
bijkomen en dan is het bezit van zulke vermogens en vaardigheden in een wezen,
of in een psychisch specificum, juist de intelligentie. De dwang echter om
naar zo' n inwonende intelligentie te handelen is niet in het wezen zelf als
een instinct neergelegd, maar dat is de dwingende leiding van de kant van de
hogere en volkomen geesten, die bijvoorbeeld onze spin de plaats aangeven
waar, en de tijd wanneer ze haar speciale vaardigheid moet aanwenden. Want was
dat niet het geval dan zou de spin of helemaal nooit, of aldoor maar door
spinnen en ze zou zelfs het gezicht van een mens niet ontzien en een net over
zijn ogen spinnen. Dat is echter nooit het geval; want ze moet spinnen waar ze
genoodzaakt wordt te spinnen en waar haar specificum doeltreffend is als het
zich met het specificum van de aanwezige materie in verbinding stelt en dat in
zich verzamelt voor een hoger leven.
(6) Zo
spint ook de zijderups haar draad en wel omdat zij uit de voeding en uit het
vrije specificum uit de lucht dié intelligenties in
zich samenbrengt, waardoor ze die vaardigheid krijgt en als het ware tot het
inzicht komt om uit het tot zich genomen voedsel eerst dat taaie sap te vormen
en dat sap, als het rijp is geworden, als een ei om zich heen te spinnen.
(7)
Hier is ook heel duidelijk dat de bekwaamheid tot zulk werk en de nóódzaak dat werk op het juiste ogenblik en de juiste
plaats te volbrengen, werkelijk twee verschillende dingen zijn, zoals dat ook
het geval is bij een mens die een kunstenaar is, een musicus of een schilder.
De musicus heeft altijd de bekwaamheid om een concert of ander muziekstuk te
spelen, evenals de schilder een schilderij kan maken; maar speelt de musicus
vanwege zijn artistieke bekwaamheid daarom dag en nacht door het ene concert na
het andere en legt de schilder nooit zijn penseel en zijn verf opzij? - Kijk,
hoewel beide kunstenaars voortdurend de gelijke bekwaamheid in zich dragen,
moet de toonkunstenaar alleen maar bij bepaalde gelegenheden uit zijn
voortdurende begaafdheid iets produceren, evenals de schilder alleen dan maar
een schilderij zal maken als iemand er een bij hem heeft besteld of wanneer hij
er een voor de verkoop of voor zijn eigen genoegen vervaardigt. Het eerste is
hier overeenstemmend met de intelligentie van de kunstenaar, het tweede is
echter een oproep, van welke zijde ook, om de intelligentie aan het werk te
zetten.
(8)
Als mensen echter voor grotere kunstuitingen van bepaalde mensen al leiders
aanstellen die bijvoorbeeld de dag van een concert bepalen, stukken uitzoeken
en die dan dirigeren, hoeveel noodzakelijker is het dan bij zoveel
kunstzinnige intelligenties leiders aan te stellen, als het gaat om het behoud
en een doeltreffend voortbestaan van hele werelden!
(9)
Daar dit onderwerp voor jullie zuiver inzicht in deze zaak van het hoogste
belang is, willen we op dit terrein nog veel verder gaan.
Kort samengevat: Eigenlijk bestaat er geen materie, omdat materie de werking van
krachten is in een bepaalde gesteldheid en vorm met een intelligentie, wat wij
zien als materie. De mens maakt veel, door de verleende kracht van de Schepper
en op deze wijze maken engelen weer veel dingen, die mensen niet kunnen maken.
De spin bijv. heeft ook een intelligentie en nog een. Deze twee intelligenties
– elke intelligentie heeft een taak, dat hun in staat stelt een web te maken en
bepaalde diertjes [specifica] die har ook tot voedsel dienen. Dit is geen
instinct, mar een geaardheid door een onzichtbare geestelijke leiding.