Gods werkzaamheid door middel van geesten

 

ontvangen door Jakob Lorber op 03-03-1847.

                                                                  Aarde 42

 

In hoofdstuk 42 wordt de rol van God en de werking van geesten besproken, met de nadruk op de relatie tussen materie, intelligentie en de natuurlijke wereld. De auteur stelt dat materie in wezen geen zelfstandige werkelijkheid heeft, maar slechts de manifestatie is van werkende krachten die met intelligentie opereren. Deze krachten zijn door God verleend aan zowel mensen als geesten en engelen, die in staat zijn om zaken te creëren en te manipuleren.

 

De tekst benadrukt dat, hoewel mensen in staat zijn om bepaalde dingen te maken, ze niet in staat zijn om materie zelf te creëren, zoals planten of dieren. Dit wordt gedaan door geesten en engelen die door God zijn bekrachtigd. Voorbeelden van intelligentie in de natuur worden aangehaald, zoals het spinnen van een spin en de processen van de zijderups. Deze voorbeelden illustreren dat intelligentie niet alleen uit instinct bestaat, maar ook afhankelijk is van een hogere leiding van geestelijke entiteiten.

 

De auteur maakt onderscheid tussen bekwaamheid en de noodzaak om actie te ondernemen op het juiste moment. Net zoals kunstenaars moeten wachten op geschikte gelegenheden om hun talenten te gebruiken, zo vereist de natuur ook leiding en timing door hogere geesten voor het functioneren van intelligenties. Het doel van deze uitleg is om het belang van godsdoen en de samenwerking van geesten in de schepping en het beheer van de wereld te benadrukken.

 

Eigenlijk bestaat er geen materie, omdat materie de werking van krachten is in een bepaalde gesteldheid en vorm, met een intelligentie die wij als materie waarnemen. De mens creëert veel, door de kracht die door de Schepper is verleend. Op deze wijze creëren engelen ook veel dingen die mensen niet kunnen maken. De spin bijvoorbeeld, heeft ook een vorm van intelligentie. Iedere intelligentie heeft een taak – en stelt bijvoorbeeld de spin in staat om een web te maken en specifieke diertjes te vangen die ook als voedsel dienen. Dit is geen instinct, maar een geaardheid door een onzichtbare geestelijke leiding.

 

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 42