Substantie en materie, kracht en stof

 

ontvangen door Jakob Lorber op 02-03-1847.

                                                                 Aarde 41

 

In hoofdstuk 41 wordt het concept van substantie versus materie besproken, met de nadruk op de verschillen tussen deze twee termen. De schrijver begint met een kritiek op een gangbare spreuk die de mens herinnert aan zijn stoffelijke aard, maar stelt dat deze niet noodzakelijk de ware betekenis van 'stof' weergeeft. Stof, zoals doorgaans begrepen, verwijst naar fijn verpoederde aarde of steen, terwijl het lichaam meer is dan alleen dat. In plaats daarvan zou de term 'specifiek zieleatoom' beter passen, omdat het meer verwijst naar het immateriële.

 

De essentie van de differentiatie tussen materie en substantie wordt verder verduidelijkt door voorbeelden zoals magneten en elektriseermachines. Materie is wat we zien, terwijl substantie de onzichtbare krachten zijn die in de materie werkzaam zijn. Ook wordt de potentie van materie besproken, zoals in buskruit, waar een verborgen kracht ligt die vrijkomt wanneer deze geprikkeld wordt.

 

De auteur bekritiseert de natuurwetenschappers die materie reduceren tot 'dode krachten' en stelt dat deze niet de levendige, intelligente natuur van de werkende krachten erkennen. Levende en intelligente krachten zijn inherent aan materie en deze kunnen zich manifesteren in gecoördineerde en planningsgebonden effecten, zoals de groei van planten.

 

De conclusie van het hoofdstuk is dat materie eigenlijk bestaat uit zielen of intelligenties, die tijdelijk door hogere krachten in staat worden gehouden. Wanneer deze tijd verstreken is, verenigen de intelligenties zich weer tot hun oorspronkelijke staat. Zo benadrukt het hoofdstuk de verwevenheid van het materiële met het spirituele en de onderliggende intelligentie in alle zaken.

 

De specifieke zielatomen zijn geen materie, maar substantie. Tussen materie en substantie bestaat een groot verschil. Zoals de magneet materie is, zo is de aantrekkende of afstotende energie substantie [als onzichtbare kracht]. In een buskruitkorrel rust veel substantiële kracht. Zodra deze wordt aangeraakt door iets dat op haar lijkt, verplettert ze bliksemsnel haar gevangen atomaire deeltjes en komt vrij. Vuur is daarmee verwant. In vrijwel elke materie is substantie aanwezig. De ziel en geest van een mens kunnen dood zijn door een verkeerd gebruik van de vrijheid van keuze, waardoor ze gedwongen ingekerkerd worden en uitgesloten zijn van elke effectieve werking. De in de materie werkende krachten zijn niet dood, maar levend en intelligent. Materie bestaat slechts uit zielen, en deze intelligenties worden tijdelijk door hogere krachten vastgehouden. Wanneer de tijd verstreken is, ontwaken deze zielen en voegen zij zich, als oersubstantie, weer samen tot het oorspronkelijke wezen, zoals ze vroeger gevormd zijn door de Schepper.

 

Vorige                                                          Volgende                             Voor de originele tekst, klik op:  hoofdstuk 41