Lucht, berg- en zwerfgeesten
ontvangen door Jakob Lorber op 19-2-1847.
hoofdstuk
34
(1) De
nevels, die zich hier en daar over hoge steenachtige gebergten nu eens boven de
ene dan weer boven de andere groep rotsen ontwikkelen, zijn, als er geen regen
of sneeuw of iets dergelijks aan voorafgegaan is, meestal natuurgeesten die
niet afkomstig zijn van gestorven mensen, maar eerst na verloop van lange tijd
mensenzielen en geesten kunnen worden.
(2)
Deze geesten, die zich zo graag in de lucht verheffen, ja zelfs geheel er
doorheen trekken, zijn de zogenaamde luchtgeesten die al meer vrijheid genieten
dan de meer vaste aardgeesten, maar toch in deze vrije toestand door de zuivere
vredesgeesten zorgvuldig moeten worden bewaakt, want anders konden ze
gemakkelijk grote schade aanrichten.
(3)
Deze geesten zijn zelden voor de mensen zichtbaar en de geesten proberen dat
ook zorgvuldig te voorkomen, omdat ze erg bang zijn voor alles wat materie is,
maar vooral voor diegene, bij wie ze een sterk waarnemingsvermogen bespeuren.
Juist deze vrees geeft hen ook een haatgevoel tegen de materie waarin ze zo
lang gevangen werden gehouden, wat dan ook de zorgvuldige bewaking van deze
geesten begrijpelijk maakt. Want elke geest die eenmaal uit de materie is
vrijgekomen wil voor geen prijs meer dicht bij de materie komen. Zelfs de
zielen van de gestorven mensen hebben er een afkeer van, hoewel ze een volkomen
intelligentie hebben. Hoe groot moet dan wel de vrees van dié geesten zijn,
die pas enkele ogenblikken geleden door een bijzondere vergunning uit de banden
van de meest harde gevangenschap tot de verlangde vrijheid zijn gekomen in
welke ze voorgaven volkomen te zijn, zonder de fatale, moeizame en lange weg
van het vlees te hebben doorlopen.
(4)
Zulk een verzoek wordt hun toegestaan, maar gewoonlijk houden ze hun woord
niet, want deze geesten worden door afschuw en haat tegen de materie boosaardig
of wraakzuchtig, of ze scholen met miljoenen samen en willen naar buiten in de
wijde oneindigheid ontvluchten. De boosaardigen en wraakzuchtigen worden weer
gevangen genomen en onder bovengenoemde meteorische verschijnselen naar de
aarde afgevoerd, waar hun de plantengebieden worden aangewezen om in te werken.
Maar hebben ze daar geen zin in, dan worden ze in de verschijningsvormen van
water in beken, rivieren, meren en zeeën gedreven, waar ze dan ook, wat jullie
al bekend is, vaak lelijk te keer gaan. Maar zijn ze erg boosaardig geworden en
hebben ze zich daar met de harde, ongenaakbare geest van de zee verenigd, dan
kan het wel gebeuren en gebeurt het ook vaak, dat zulke kwaadaardige lieden
weer worden terugdreven naar het binnenste van de aarde, wat een erg
beklagenswaardig lot is. Maar als deze geesten vlijtig bezig zijn met de
plantengroei, dan kunnen ze óf de weg van het vlees inslaan, of ze kunnen na
een afgelegde dienstperiode, die op zijn hoogst twee honderd jaar of iets
langer duurt, weer in hun vorige vrije toestand terugkomen, zodat ze dan in
vrijheid de lucht, de bergen, het aardrijk, de bossen, vaak ook meren en
rivieren kunnen bewonen.
(5)
Deze soort geesten heeft een volkomen intelligentie; ze zijn in de dingen van
de natuur uiterst bedreven en ze kunnen alles zien en horen wat er op aarde
gebeurt en wat daar wordt gezegd.
(6)
Deze geesten kunnen zelfs met mensen omgaan en hen vaak belangrijke diensten
verlenen; maar iedereen moet zich er voor hoeden, hen ooit te dicht te naderen;
want dan worden ze gauw verbitterd en ze kunnen dan iedereen die ze heeft
verbitterd veel schade toebrengen en wel daarom, omdat ze, ofschoon ze de
materie bewonen, toch haar doodsvijand zijn.
(7)
Streken waar ze het liefst wonen moeten afgelegen zijn en rustig; het is ook
niemand aan te raden in zo'n streek luid te roepen, te fluiten en nog minder te
vloeken of te schelden, omdat daardoor de nog in de materie gevangen geesten
opgewonden en rebels zouden kunnen worden, wat dan degenen die al vrijer geworden
zijn naar hun idee schade zou kunnen toebrengen.
(8) Om dat te
voorkomen, proberen ze de wandelaars in die streken door allerlei
verschijnselen schrik aan te jagen zodat deze zo vlug mogelijk de streek weer
zullen verlaten. Heel erg lastig zijn ze in de bergen en vooral in de
mijngangen en schachten; daar hebben ze al vaak grote ongelukken veroorzaakt
onder de in de bergen werkende arbeiders. Hier en daar een plotseling instorten
van schachten en gangen, slechte lucht daar binnen, vaak plotselinge
overstromingen, verdwijnen van de metaaladers en dergelijke akelige dingen
meer, is alles het werk van zulke geesten; ook worden meestal op hoge bergen
door deze onverlaten aardverschuivingen en grote sneeuwlawines teweeggebracht.
(9)
Als deze geesten de mensen soms op de een of andere manier goed gezind zijn, of
tenminste niets kwaads tegen hen in de zin hebben, dan verschijnen ze
gewoonlijk in de gestalte van een dwerg en wel heel donker grijs of blauw of
groen van kleur. De kleine vorm geeft aan dat ze zich tot de mensen neerbuigen
om hun goed te doen, omdat ze met de verbannen geest in hen in zekere zin
medelijden hebben. Als een mens zich dan echter tegenover zulke geesten
onbehoorlijk gedraagt, groeien ze niet zelden tot een reuzengestalte uit en
dan is het niet goed in hun nabijheid te blijven - en zonder aanroeping van
Mijn naam al helemaal niet.
(10)
Er is elders al vermeld dat zulke geesten bestaan en men vraagt zich dan af, of
zulke geesten ook de weg van het vlees zullen doorlopen of niet.
(11)
Als ze zich op aarde nuttig maken en heel werkzaam zijn kan hen de weg van het
vlees op aarde wel bespaard worden, maar dan komen ze of op de maan of op een
andere planeet waar ze dan toch wel moeten incarneren en dat ook bereidwillig
doen, omdat de incarnatie op de andere hemellichamen gewoonlijk vluchtiger en
lichter is.
(12)
Deze geesten worden meestal zwerf geesten genoemd, omdat ze van de ene planeet
op de andere komen aan welke zwerftochten niet zelden ook geesten van gestorven
mensen deelnemen, waartoe zich vooral de zogenaamde natuurfilosofen en astronomen
aangetrokken voelen, aan wie deze zwerf geesten, die niet op de wereld
incarneerden, gewoonlijk de gewenste diensten verlenen. Want de geesten van gestorven
mensen zouden zonder hulp van deze zwervende natuurgeesten op de andere
hemellichamen niéts kunnen zien. De natuurgeesten helpen hen daar om in de
mensen van andere hemellichamen te komen, zodat zulke geesten dan de dingen op
die vreemde hemellichamen kunnen zien door de ogen van die mensen.
(13)
Als zulke natuurgeesten op den duur het rondkijken moe worden, dan keren ze
gewoonlijk toch weer naar de aarde terug en laten zich dan de moeilijke
incarnatie welgevallen zonder welke nooit aan een kindschap van God te denken
valt, want iedereen die een kind van God wil worden moet ook van a tot z de weg
van God gaan: dat is de reden dat geesten van talrijke andere hemellichamen
naar de aarde verlangen om daar de incarnatie van de Mensenzoon door te maken.
Want zoals er ook maar één God, één waarheid en één leven is, zo is er ook maar
één weg daarheen; maar het is niet noodzakelijk dat daarom álle bewoners van
de andere hemellichamen deze zouden moeten gaan om op hun manier zalig te zijn;
evenals er in het menselijk lichaam talloze andere gezonde zenuwen en
spiervezels kunnen zijn, zonder dat deze noodzakelijk tot de zenuwen van het
hart behoren.
(14)
Door deze uiteenzetting en gedenkwaardige aanvulling zal ieder in deze tweede,
geestelijke regio al heel gemakkelijk zijn weg vinden. Nu nog enkele
gedenkwaardige geschiedenissen en dan vlug naar beneden naar de eerste
luchtregio.
kort
samengevat: Nevels over hoge
steenachtige gebergten zijn natuurgeesten, maar niet afkomstig van gestorven
mensen. Deze elementaire natuurgeesten kunnen pas eerst na lange tijd
mensenzielen en geesten worden. Geesten die vrijgekomen zijn uit de materie
willen nooit meer terug. Ook zielen van gestorven mensen met een volkomen
intelligentie. Als ze echter boosaardig worden, gaan ze via meteorologische
verschijnselen terug naar de Aarde en moeten ze in de plantenwereld functies verrichten.
Het duurt dan ook wel ruim 200 jaar voordat ze weer hun vorige vrijheid in de
vrije luchtregios kunnen genieten. In de lucht horen, zien en begrijpen ze
alles wat er op Aarde gebeurd. Goede geesten [dwergen] kunnen de mensen op
Aarde helpen, hen ten nut zijn, maar kwade geesten veroorzaken meestal schade
als er luid wordt gepraat in afgelegen gebieden, ook in de mijnen die dan
zomaar instorten.
UpToDate 2022