De geesten van hoogste luchtregio
ontvangen door Jakob Lorber op 10-2-1847.
hoofdstuk
28
(1) Laten we het
eerst naar de hoogste luchtregio gaan om te zien wat voor geestelijke wezens
daar huizen en hoe hun handel en wandel is.
(2) In
deze regio bevinden zich louter volkomen geesten en alleen maar zulke, die
vroeger mensen op aarde waren. Deze genieten al van een voortdurend licht, want
op deze hoogte wordt het ook natuurlijk gezien, nooit geheel donker. In de
geestelijke natuur is het daar ononderbroken dag. Want deze derde regio geeft
al een derde zuiver geestelijk stadium aan; terwijl de tweede regio nog niet
zuiver is en vaak aan vertroebelingen is blootgesteld. Maar dit is nog meer het
geval in de eerste of onderste luchtregio waarin goed en kwaad door elkaar heen
lopen, omdat dit het eerste stadium is.
(3) We
weten nu, dat in de derde regio de zuiverste geesten van deze aarde wonen.
Waarom? Wat doen ze daar?
(4)
Geen enkele geest, al is hij ook nog zo volmaakt, die van deze natuurlijke
aarde in het geestelijke overgaat, kan dadelijk in het eigenlijke hemelrijk
omhoogstijgen, omdat hem voor zijn voleinding iets ontbreekt, wat in de aarde
achterbleef en dat hij maar bij stukjes en beetjes kan opnemen. Pas als hij de
laatste rest van datgene, wat hem eenmaal toehoorde, veredeld en vergeestelijkt
in zijn wezen heeft opgenomen, kan hij deze regio verlaten en de werkelijk
eerste fase van het hemelrijk ingaan.
(5) De
geest op zichzelf, als het oerprincipe van het leven uit Mij, heeft voor zijn
voleinding weliswaar niets van de aarde nodig. Maar zijn wezen wat betreft de
vorm, dat is de ziel, moet tot op het laatste atoom datgene weer in zich
verenigen, wat haar eens uit de volheid van Mijn haar vormende idee werd
verleend. Dit gegevene bestaat uit eindeloos veel intelligentiedeeltjes, die
vanzelfsprekend bij het sterven van de mens niet in één ogenblik vrij gemaakt
kunnen worden. Daar zijn delen van zijn lichaam en specifica, die hij tijdens
zijn leven in- en uitgeademd heeft; ook alles wat van zijn lichaam afkomstig
is, zijn tranen en andere afscheidingen van het lichaam, zelfs zijn kleding,
zijn behuizing; kortom alles wat hij op de een of andere manier met zijn kracht
heeft voortgebracht en gedaan, moet mettertijd als het ware als gelouterd,
psychisch specificum door de ziel worden opgenomen, opdat de geest dan in
zichzelf een totale beschouwing en hierdoor een duidelijke herinnering heeft
aan alles, wat er met zijn complete wezen is gebeurd en hoe die hele, lange weg
er uitzag, waarlangs hij nu weer in zijn oereerste volkomenheid terug is gekomen.
(6)
Tot deze speciale herinnering zou de geest niet kunnen komen, als hij in zijn
psychische wezen niet alles had opgenomen, wat oorspronkelijk tot zijn wezen
behoorde en wat hij op zijn lange rondgang had verworven. Daarom wordt ook
gezegd dat alle haren op ons hoofd geteld zijn, en slechts degene die volgens
Mijn leer leeft, verzamelt; wie echter anders handelt, verstrooit. Daarom moet
de geest nog een tijd wachten tot al het zijne in zijn wezen is opgenomen.
(7)
Hoe herkent de geest echter wat van hem is? Dat ligt in de eeuwige ordening
besloten. Zoals elk grasplant je zijn specificum uit de eindeloze mengeling van
specifica precies weet te vinden, nog nauwkeuriger vindt de geest wat hem toebehoort.
(8)
Wat doet de geest in die tussentijd? - Hij handelt volgens de wetten der liefde
en heerst zo in deze regio en bewerkt door zijn tegenwoordigheid en door zijn
handelen volgens de liefde, dat deze derde luchtstreek bestaat. Om te beginnen
bereidt en ordent hij de weg voor degenen, die als nieuweling in deze regio
aankomen en wijst hen hun plaats aan en zegt wat ze moeten doen; ook beheerst
hij de al reinere geesten in de onderste regionen en onderwijst ze. En als daar
wrijvingen en onlusten ontstaan, dan daalt hij evenals zijnsgelijken als
vredestichter omlaag en is daar dan energiek bezig.
(9)
Als er geesten van andere hemellichamen hier aankomen, dan test hij ze en als
hij vindt dat ze voldoen, leidt hij hen langs de goede weg naar de aarde en is
dan bij hun verwekking door zijn invloed aanwezig. Hij helpt deze pas
aangekomen geesten op de weg, die ze lichamelijk op de aarde moeten gaan en
draagt er dan ook zorg voor, dat zij ook de louteringswegen bewandelen, die ze
in de andere wereld hebben besloten te gaan, om kind van God te worden.
(10)
In deze derde regio bewegen zich dus eigenlijk de bekende zogenaamde
beschermgeesten van de mensen. Maar deze reine geesten zijn geen alleenheersers
en kunnen dat ook niet zijn, omdat hun nog vaak, om redenen die boven werden
genoemd, de volledige kennis ontbreekt; daarom bevinden zich boven en onder hen
steeds engelen die deze geesten altijd de juiste aanwijzing geven, wat ze te
doen en te laten hebben. Het is hier in de derde regio een heerlijk paradijs voor
geesten, want ze hebben alles, wat hun hart in de liefde tot God maar vreugde
kan geven.
(11)
Er zijn daar prachtige streken, die zich echter naar de gesteldheid van de
geesten richten; want daar is elke geest de schepper van de grond waarop hij staat
en van de omgeving, waarin hij zich thuis voelt. Deze omgeving is rijk aan
vruchten en aan alle dingen. De geest geniet in rijke mate van alles en hij is
naar niets meer hongerig; en zie, juist te midden van dit genieten neemt dan
de geest langzamerhand alles op, wat nog van zijn wezen aan de aarde is blijven
kleven; en deze vruchten en de omgeving worden als het ware op een
beschouwelijke manier, van de aarde opstijgend in deze derde regio, psychisch
specifiek gevormd en de geest erkent ze als van hem zijnde, neemt ze in zijn erkenning
op en komt dan pas vanuit deze erkenning tot een schouwen van datgene wat van
hem is, geniet er ook van en neemt het volledig in zijn wezen op. Als hij nu
dit alles opgenomen heeft en hij de aarde, en zij hem, als het ware niets meer
schuldig is, dan pas heeft hij zijn volledige vastheid bereikt en kan ter
verdere voleinding in de hemel opgenomen worden
(12)
Er kunnen echter ook geesten zijn, die nog veel wat hun toebehoort op andere
hemellichamen hebben. Zij stijgen dan op naar de sferen van die werelden, waar
ze of hun voornaamste specificum vandaan kregen, of waar ze al eens in een
lichaam hebben geleefd om ook daar af te halen hetgeen hen toebehoort, maar dit
alles op de weg van de liefde die alleen het aantrekkende principe is. En dat
alles moet uit vrije keuze geschieden, waarbij elke geest er naar streeft om te
verzamelen wat van Mij is, om het Mij dan in zijn grote liefde tot Mij,
volkomen terug te brengen.
kort samengevat: er bestaan drie luchtregio’s. In de hoogste luchtsfeer leven zalige
geesten, die eens een mens waren. In die
sfeer is vrijwel ononderbroken daglicht. In de daaronder gelegen luchtregio’s
zijn de geesten nog blootgesteld aan vertroebelingen. In de onderste luchtlaag
lopen goed en kwaad door elkaar heen. Geen enkel gestorven mens kan direct in
het echte hemelrijk [1] omhoogstijgen [boven deze derde luchtregio!], omdat hem
voor zijn geestelijke voleinding [van zijn ziel!] iets ontbreekt, wat in en op
de Aarde is achtergebleven en dat hij dit geleidelijk nog moet opnemen in zijn
ziel. De vele eindeloze intelligentiedeeltjes kunnen bij het sterven van de
mens niet in één ogenblik worden vrijgemaakt [dus bijv. zweet, tranen, kleding,
behuizing, etc. ; dat moet alles eerst weer gelouterd worden en zijn wezen met
zichzelf terugbeschouwen, hoe zijn levenspad was. In de 3e regio
leven de beschermgeesten van de mensen. Het is daar een heerlijk paradijs met
prachtige streken. Elke geest is daar de ‘schepper’ van de grond, waarop hij
staat en van de omgeving, waarin hij zich thuis voelt. Hij kan daar zolang
blijven totdat hij alle achtergelaten specifica van zijn wezen heeft opgenomen
en verwerkt.
Redactionele opmerking: Volgens Lorber kan zo’n geest daar wel
honderd jaar of meer vertoeven en volgens Swedenborg wordt de mens in de tweede
luchtsfeer gedurende ca. 30 jaar voorbereid of voor de hogere of voor de lagere
sferen!
UpToDate 2022