De opgang naar vergeestelijking (week
7 van 52)
Ook Jezus moest als MENS Zijn Menszijn ontwikkelen, net als ieder mens, alleen ging het
bij Jezus allemaal veel sneller. Daarover zei Hij: ´Ik moest zoals
ieder kind, Mijn ziel geleidelijk aan vormen en Mijn opvattingen en zienswijzen
ontwikkelen, om deze door Mijzelf ingeblazen ziel aan Mijn geest aan te
passen…´
De Heer wist Zijn ziel te
vergeestelijken. Dertig jaar heeft
Jezus erover gedaan om te rijpen voor het grote werk en over deze laatste drie
jaren zei Hij: ´De grondsteen moest tot de
hoogste, onvergankelijk grote geestesleer worden´.
En dan zegt de Heer daaropvolgend
een verbazingwekkende zin in aansluiting op bovenstaand citaat: ´Zonder welke de
geestelijke wereld en indirect ook de materiële wereld niet had kunnen
voortbestaan.´
Verderop zegt de Heer, dat alle
geesten, ook de gebannen geesten in de materie een deeltje hebben van Zijn
geestelijke ik, dat eens weer vergeestelijkt naar Hem terugkeren zal.
Ten tijde van Jezus´levenswandel in
Palestina gold de tempel in Jeruzalem als een school voor het geestelijke.
Verder: ´Het doel
van Mijn komst op aarde was om het grote geestenrijk zuiver goddelijk op te
richten, om zowel het geheel als het individu zijn ware geestelijke waarde te
geven en hun zelfs in de materie slechts gebonden geest te leren zien, die
evenals de geesten zelf – alleen via een
lange omweg – de opgang naar de vergeestelijking moet doormaken.´
De tempel gold ten tijde van Jezus
op aarde als school voor het geestelijke. Ook de ziel van Jezus moest ´rijp
worden´ en tijdens Zijn 3 leerjaren liep Zijn menselijke verwantschap ten
einde. ´De grote geestelijke verwantschap voor de mensheid en voor het grote
geestelijke rijk nam zijn aanvang…´
Over de knapenleeftijd zegt Jezus: ´Het is het ontwaken van de innerlijke geest, de tijd
waarin de ziel zich intellectuele kennis tracht te verschaffen en zij het
uiterlijke, het haar omringende, aan een diepere beschouwing onderwerpt en zij ook
niet meer doof is voor de stem, die in haar binnenste vaak anders spreekt dan
men het wenst.´
In dit hoofdstuk legt Jezus de lente
en de herfstjaren uit. De lentejaren als de periode van gisting en in de
herfstjaren zal Jezus als de Maaier het kaf van het koren scheiden.
Daarover zegt Hij verder: ´Bereid je dus voor om in
het voorjaar van het geestelijke leven – door het gistings-
en louteringsproces van een ieder in zijn eigen innerlijk – hetzelfde te doen
wat Ik in het groot hebt bewerkt. Dat een ieder zijn hart zoveel als mogelijk
is moge zuiveren van al het wereldlijke, opdat hij de storm en het onweer van
de daaropvolgende zomer met een sterke geest kan verdragen…´ (bron: hfdst.7)
Origineel hoofdstuk7