Is Lorber een ware profeet van God?

Inhoudsopgave:

Lorbers roeping om profeet te zijn

Beschrijving en beheersing van het inspiratieproces

Inspirerend bewijs voor directe innerlijke dictaties

Lorbers geestelijke gaven

Hulp van gene zijde

Was Lorber een schrijvend medium, mysticus of goddelijke profeet? Profeet?

Bron van inspiratie

Hoe vond Lorbers roeping tot schrijven plaats?

Precies op het moment dat Jakob Lorber zijn eerste zekere en behoorlijk betaalde positie als tweede kapelmeester in Triëst kreeg aangeboden, vond op 15 maart 1840 zijn geestelijke roeping plaats: na het ochtendgebed hoorde Lorber duidelijk hoorbare woorden in zijn hart:

“Sta op, neem je schrijfstift en schrijf!” Gehoor gevend aan het verzoek, ontving hij onmiddellijk de eerste pagina's van de 'Huishouding van God' (3 delen over de Schepping, de Apostase van de Engelen, de Geschiedenis van de oermens tot Noach), woordelijk gedicteerd door deze innerlijke stem. (S. 18)

Als gevolg van de roepende ervaring zag Lorber af van de aangeboden positie als kapelmeester. Hij ging ook niet in op verdere aanbiedingen die hem nog langer van deze schrijfactiviteit zouden hebben weggehouden.

Vanaf dat moment tot aan zijn dood schreef hij, met slechts korte onderbrekingen, de innerlijk hoorbare, letterlijke dictaties op die Jezus Christus of engelen namens Jezus zichzelf als de auteurs beschreven.

Hoe verliep het inspiratieproces bij Lorber?

Deze inspiratie door de 'innerlijke stem ' komt overeen met de zogenaamde 'verbale inspiratie', die theologisch als de hoogste en meest precieze vorm van inspiratie wordt beschouwd.

Sommige geschriften werden ook gemaakt door vrienden aan wie Lorber dicteerde wat hij innerlijk had gehoord.

Lorber zelf beschreef hoe hij ertoe kwam om ze op te schrijven: “Wat betreft het innerlijke woord, hoe men het hoort, kan ik alleen maar zeggen, als ik over mezelf spreek, dat ik het allerheiligste woord van de Heer altijd in de streek van het hart hoor als een heel heldere gedachte, licht en zuiver, als gesproken woorden. Niemand, hoe dicht ook bij mij, kan iets van een stem horen. Voor mij echter klinkt deze stem van genade helderder dan welk materieel geluid dan ook, hoe hard ook.” (p. 19 f.)

Schreef Lorber zijn openbaringen in vol bewustzijn?

Ooggetuigen beschrijven zijn schrijfactiviteiten: Hij “leidde de pen volledig in zichzelf gekeerd, gematigd snel, maar zonder ooit te pauzeren om na te denken of om een passage te verbeteren van wat hij had geschreven, ononderbroken, zoals iemand tegen wie iets wordt gezegd door een ander.”

Als hij aan vrienden dicteerde, “zat hij naast de schrijver, keek kalm voor zich uit en haperde nooit in zijn spraakstroom of veranderde geen enkele zin of zelfs maar een enkele uitdrukking. En als zijn dictee toevallig voor kortere of langere tijd werd onderbroken, zelfs voor dagen of weken, was hij in staat om verder te gaan met wat hij tot dan toe in de juiste context had geschreven zonder meer dan de laatste paar woorden of regels te hebben gelezen.” (S. 19) (S. 19)

“(Hij) ... dicteerde daar zonder onderbreking en verbeterde slechts zelden een woord met vrij gematigde snelheid ...(p. 33)”

Hoe beoordeelden getuigen de geestelijke toestand van Lorber?

De biograaf en vriend Ritter von Leitner rapporteert over Lorbers gemoedstoestand na de profetische roeping: “Al op 19 of 20 maart (de roeping was op 15 maart 1840) ontmoette Lorber mij 's avonds op het maanverlichte hoofdplein in Graz en zei na een vriendelijke begroeting: ”Luister! Ik krijg een openbaring!”

Op dat moment maakte ik me, zoals je natuurlijk zult merken, zorgen over de geestelijke gezondheid van de arme nieuwe profeet. Maar omdat ik hem altijd had gerespecteerd vanwege zijn diepe innerlijkheid, nam ik graag zijn aanbod aan om mij zijn 'fantasieën' te brengen, die ik beschouwde als zijn brief. En de volgende dag bracht hij me een kwarto-blad en drie halve vellen ... Het schrift van zijn hand was soms onorthografisch, maar verder zuiver en zonder enige stilistische verbetering... de eenvoud, betekenisvolheid en gedeeltelijke sublimiteit (maakten) een ongewone indruk op me en bepaalden dat ik mijn volledige aandacht aan dit vreemde fenomeen zou blijven wijden.

Al op 25 maart bevond ik me bij Lorber ... ... om op zijn uitnodiging zelf getuige te zijn van zijn schrijfproces. Kort na mij verscheen daar ook mijn vriend, de geluidsdichter Anselm Hüttenbrenner, die eerst door Lorber in zijn geheim was ingewijd ... Lorber, die we al schrijvend hadden aangetroffen, ging nu rustig verder met zijn werk in onze aanwezigheid, gematigd snel, maar zonder op te houden en zonder een boek voor zich te hebben, volledig in zichzelf gekeerd ...

Ik bezocht Lorber nu gedurende lange tijd bijna elke dag, even vaak als hij schreef, en was getuige van zijn mysterieuze bezigheid gedurende één tot twee uur per keer, gedurende welke scènes van zijn diepste emotie ... herhaaldelijk de kop opstaken...” (p. 29 f.)

Zijn er kritische getuigen of controles wanneer Lorber de innerlijke dictaten ontving?

Lorbers schrijfproces werd vaak gecontroleerd door academische vrienden: “Zijn beste vrienden en trouwe volgelingen waren de heren (artsen) Dr. Justinus Kerner (bekend arts en schrijver, red.); Dr. Ch.F. Zimpel (de uitvinder van de spagyrische geneeskunde, red. De burgemeester van Graz, Anton Hüttenbrenner; zijn broer, de componist Anselm Hüttenbrenner; de dichter en Stiermarkse staatssecretaris Karl Gottfried Ritter von Leitner; Dr Anton Kammerhuber; Leopold Cantily, apotheker in Graz, en verschillende anderen, waaronder ... Antonia Großheim... De meeste van de hierboven genoemde mensen kwamen naar Lorber in de tijd dat hij schreef en observeerden hem van dichtbij.

Verkreeg Lorber zijn kennis misschien uit boeken of speciale studies?

Natuurlijk werd ook onderzocht of Lorber zijn ongelooflijke kennis uit conventionele kennisbronnen had kunnen halen. Biograaf Leitner schrijft: “Vooral mevrouw Großheim was niet goedgelovig, daarom hield ze Lorbers bureaulade en -kist nauwlettend en streng in de gaten om te zien of hij boeken of geschriften bij zich had. Maar hij had geen bronnen van hulp. Het enige boek dat hij altijd bij de hand had was de Bijbel." (p. 41 f.)

Kwam wat Lorber opschreef uit zijn eigen voorraad kennis?

In antwoord op de vraag van een vriend aan Jezus via Lorber op 26 mei 1840 over hoe je de profeten kunt lezen, antwoordde Lorber dat “je een sterk vergrootglas moet gebruiken”. De vrienden konden deze symbolische uitspraak niet bevredigend interpreteren. Lorber zelf verstond onder 'vergrootglas' de genade van God.

Toen Lorber Jezus hierover aansprak, antwoordde hij: “Het is niet verwonderlijk dat de anderen mijn woorden niet begrepen, maar het is wel verwonderlijk dat jij ze ook niet begreep! Dat vergrootglas is nederigheid, waarvan het begrip veel breder is dan je gewoonlijk denkt. Het is nederigheid die het eigen ik heel klein doet lijken, maar alles daarbuiten groot doet lijken.” (p. 30 f.)

Komen alle uitdrukkingen die Lorber heeft opgeschreven uit zijn vocabulaire?

Aan het einde van een gedicht van 14 juni 1840 (in de 'Huishouding van God', deel 1, hoofdstuk 32, vers 6 [jl.hag1.032,06]) staat een vers:

“Zouden jullie dan ook tot Mijn grote liefde naderen?

Nee, zeg Ik; jullie zouden jezelf in alle twijfel verloochenen!”

Lorber noch zijn vrienden waren bekend met de term 'ontkennen'. Leitner herinnerde zich echter vaag dat hij dit woord in het Oud- of Middelhoogduits had gehoord. Pas na het doornemen van verschillende woordenboeken gaf Wolf-Ziemann's 'Mittelhochdeutsche Wörterbuch' uit 1838 een zinvolle uitleg van de passage: 'jach', 'jahen', 'vergahen' betekenen 'zich haasten om schade aan te richten, abrupt handelen'. Het bovenstaande vers betekent dus: “In alle twijfel zoudt gij u neerslaan tot uw eigen schade”. (S. 31)

Wat bewijst Lorbers mediamieke gaven?

In een opstel van 25 juni 1844 werd Lorber verteld dat naast de schrijvers Schelling en Gustav A. ook de hem onbekende Steffens was uitgekozen om de verschijning van de goddelijke openbaringen door Lorber onder de protestanten voor te bereiden. Om dit te bevestigen kreeg Lorber twee passages uit Steffens werk 'Die falsche Theologie und der wahre Glaube' (Valse theologie en waar geloof) woordelijk toegestuurd met exacte paginanummers. Uit de Brockhaus encyclopedie kon worden opgemaakt dat de schrijver Steffens en het werk waarnaar werd verwezen echt bestonden.

Toen de vrienden het werk van Steffen op 24 juli 1844 via een boekhandel ontvingen, bleek: “Hüttenbrenner had de door Lorber aangegeven passage in het boek al gevonden met betrekking tot de pagina's 5 en 6, en ik overtuigde me ervan dat deze woord voor woord overeenkwam met die in het manuscript van Lorber, behalve dat er een paar woordvertalingen in stonden. De overige ... passages, die te vinden waren op pagina's 109, 129 en 136 van het boek, ... (ademden) dezelfde geest waarin Lorber's citaten waren geschreven.” (p. 31 f.)

Lorbers biograaf von Leitner legt uit dat alleen de tweede editie beschikbaar was voor tekstvergelijking. In de eerste (niet geverifieerde) editie hadden mogelijk nog exactere overeenkomsten gevonden kunnen worden. (S. 32)

Hoe en waar hoorde Lorber de innerlijke stem?

Lorber zei: “... het allerheiligste woord van de Heer (hoor ik) altijd in de streek van het hart als een zeer heldere gedachte, licht en zuiver, als gesproken woorden.” (S. 19)

Biograaf Leitner: “Het moet ook opmerkelijk zijn dat Lorber altijd beweerde de innerlijke stem, die hij die van de Heer (Jezus Christus) noemde, in zijn hart te horen, maar die van andere geesten achter in zijn hoofd.” (S. 35)

Had Lorber de gave van psychometrie, d.w.z. herkende hij de geschiedenis van objecten?

“Lorber bezat nog een andere geestelijke gave: v. Leitner rapporteert: “Op 25 juli 1840 ... moesten we een rots (op de burchtheuvel van Graz) ondervragen volgens de aanwijzingen van Lorbers innerlijke spraak via deze rots ... Lorber stond tegenover de rots (om 8 uur 's ochtends) en dicteerde ons, die hem allemaal kopieerden, ongeveer een kwartier lang. Toen werden we door een toevallige storing ertoe aangezet om deze plek te verlaten en onze zaken voort te zetten in mijn flat.- Lorber had ... op de berg had hij zijn ogen gericht op de aangewezen rots; maar in mijn flat keek hij voor zich uit alsof hij droomde en dicteerde daar zonder onderbreking en slechts zelden een woord verbeterend met een vrij gematigde snelheid, zodat een vaardige scribent hem goed kon volgen met de pen ... (De toespraak) bevatte een korte geschiedenis van het ontstaan en de ontwikkeling van de aarde, de hoogte van de bergen en vooral van de aangewezen rots, evenals de oorspronkelijke bewoners van het land ... (Tijdens dit dictee) (hoorde hij) de stem niet zoals hij gewoonlijk deed in zijn droom (visioen), maar het was alsof hij alles wat hij te zeggen had las van de rots, die hij levendig voor zich zag in de kamer, door het mentaal volledig in zichzelf op te nemen.” (p. 33 f.)

Was Lorber ook helderziend?

Lorber verklaarde herhaaldelijk dat hij “ook een visualisatie had van wat hij hoorde terwijl hij luisterde naar de stem die tot hem sprak” (p. 19).

Biograaf v. Leitner maakt melding van gevallen waarin bleek dat Lorber ook zeer helderziend was en bijvoorbeeld naast de boodschappen door Jezus ook boodschappen ontving van engelen, aartsvaders, apostelen en overleden bekenden (die hij zelf niet altijd persoonlijk kende, maar die door familieleden op basis van de beschrijvingen duidelijk als zodanig geïdentificeerd konden worden). (p. 35 f.)

Had Lorber ook contact met overledenen en ontving hij hulp uit het hiernamaals?

Er zijn enkele verslagen overgeleverd die informatie geven over Lorbers gave om overledenen te kunnen zien en met hen te kunnen spreken: “Na de meeste sterfgevallen onder onze kennissen en familieleden vertelde hij ons dat hij de onlangs overleden persoon had gezien, beschreef hun uiterlijk, beschreef de omstandigheden waarin zij zich in het hiernamaals bevonden en gaf ons vaak groeten en andere boodschappen” (p. 35). (S. 35)

Biograaf von Leitner rapporteert over Lorbers helderziende contacten met zijn (Leitners) overleden vrouw: (Zij) “stuurde mij via hem (Lorber) raad en soms ook waarschuwingen, die later nuttig bleken te zijn. Hij beschreef ook de vorm van deze geest op zo'n manier dat men uit zijn geleidelijk verfijnde verschijning ook de geleidelijke geestelijke ontwikkeling van de ziel kon afleiden ....

Daarbij deelde Lorber onder andere feiten mee die hem waarschijnlijk nauwelijks bekend waren: “Tijdens een van zijn visioenen raakte ik (Leitner) echter volledig overtuigd van de realiteit ervan. Op een dag vertelde hij me ... dat er ... plotseling een oude dame van tamelijk klein en tegelijkertijd gedrongen postuur ... (verscheen), die op vreemde wijze haar beide ogen gesloten hield en hem vroeg mij te groeten en me te zeggen dat ik soms aan haar moest denken, het zou haar goed doen. - Ik was even verbaasd als verrukt over deze boodschap, want ik herkende in de verschijning onmiddellijk een dierbaar familielid dat kort daarvoor was gestorven, die meer dan tachtig jaar oud was en in de laatste weken van haar leven zo zwak was geworden in de oogleden dat ze deze niet meer kon optillen en daarom zo goed als blind was. Maar Lorber had deze oude dame bijna nooit gezien, zeker niet in haar laatste levensomstandigheden, waarvan hij geen enkele kennis had...” (S. 36)

Kreeg Lorber ook genezende hulp uit het hiernamaals?

Biograaf Leitner maakt melding van enkele gezondheidsboodschappen die Lorber zelf ontving, als bron noemt hij opnieuw zijn overleden vrouw: “... op 19 mei 1852, toen ik weer wilde vertrekken voor een kuur in Wildbad Gastein, zoals ik al een aantal jaren had gedaan, bracht (Lorber) een instructie over ...: ... Ik mocht dit jaar maar 7 baden van niet langer dan 12 minuten nemen. De eerste baden waren echter zo goed voor me en ik voelde me zo uitzonderlijk goed na het zevende bad, dat het me, de waarschuwing die ik had gekregen negerend, zonde leek om voortijdig en, afgezien van die onuitgesproken waarschuwing, geheel zonder reden de badkuur die dit jaar zo veelbelovend was geweest, af te breken. Dus ging ik ermee door. Het achtste bad leek al minder effect te hebben, en na het negende ontwikkelde ik duizeligheid in mijn hoofd en pijn aan mijn tanden, verloor ik slaap en eetlust en voelde ik me over het algemeen zo onwel dat ik het nodig vond de kuurarts Dr. von Hönigsberg te raadplegen ... (Op zijn advies) vertrok ik en genoot het volgende jaar van een optimale gezondheid ... In de daaropvolgende twee of drie zomers nam ik weer mijn gebruikelijke 21 tot 25 baden in de beroemde bronnen met de beste resultaten.”

Leitner meldt een andere, soortgelijke waarschuwing, volgens welke hij slechts 9 baden zou moeten nemen. Het breken van dit advies had dezelfde gevolgen als het vorige voorbeeld. (p. 36 f.)

Evenzo kreeg v. Leitner via Lorber een genezingsrecept van gene zijde, bijvoorbeeld voor nerveuze zwakte en depressie, dat hem snelle en uitgebreide hulp bracht. (S. 38)

In de verschillende openbaringswerken van Lorber staan overigens een aantal gezondheids-, voedings-, hygiëne-, schoonheidstips en genezingsrecepten. (Zie de compilatie van zulke tips in 'Healing and Health Care'.

Hoe moet de geestelijke activiteit van Lorber worden gecategoriseerd?

Lorbers categorisering als 'medium' is alleen van toepassing in de breedste zin van het woord, in zoverre dat het bovennatuurlijke alleen kan worden overgedragen via bepaalde mediamieke talenten.

Nergens in de 10.000 gedrukte pagina's van zijn complete werken wordt echter vermeld dat de verkondigingen werden gedaan als 'automatisch schrijven' in een staat van trance. Terwijl de 'innerlijke stem' dicteerde, luisterde Lorber aan de ene kant passief naar binnen, maar aan de andere kant schreef of dicteerde hij wat hij innerlijk hoorde in vol waakbewustzijn aan zijn vrienden.

Hetzelfde geldt voor het ontvangen en overbrengen of opnemen van visuele ingevingen.

Zijn kritisch vermogen en wilsvrijheid bleven volledig behouden. Hij kon het schrijfproces op elk moment onderbreken, zelfs midden in een zin. De juiste voortzetting kon plaatsvinden zonder te hoeven herlezen wat hij eerder had geschreven.

Was Lorber een zogenaamd 'schrijfmedium'?

Biograaf v. Leitner schrijft specifiek over de kwestie van het schrijvend mediumschap:

“Hoewel Lorber duizenden bladen opschreef ... kan men hem geen echt schrijvend medium noemen, namelijk een medium wiens hand mechanisch wordt geleid door een externe intelligentie. Hij schreef veeleer altijd zelfstandig op wat hem door een vreemde intelligentie werd ingefluisterd en wat hij met zijn oor meende te horen.” (S. 35)

De classificatie van Lorber als 'medium' doet geen recht aan het proces van berichtoverdracht, de inhoud of de bron van de informatie.

Kan Lorber gerekend worden tot de echte christelijke mystici?

Zijn indeling bij de grote mystici of de grootste Bijbelse profeten is meer op zijn plaats, voor zover zijn ongewoon directe verbinding met Jezus Christus een indeling überhaupt zinvol maakt.

Maar terwijl de profeten van het Oude Testament van buitenaf door God werden aangesproken, kwam Lorbers inbreng via de zogenaamde 'goddelijke geestvonk' in het hart. Deze hartverbinding tussen God en de mens wordt in de relevante openbaringen beschreven als de meest intieme en hoogste vorm van relatie tussen Schepper en schepsel. Volgens de openbaringen is deze speciale vorm van verbinding alleen mogelijk sinds Jezus' dood aan het kruis.

Hoe beschrijft Lorber zichzelf of zijn schrijfactiviteit?

Lorber zelf noemde zichzelf eenvoudig en bescheiden 'Gods schrijver'. Daarmee drukte hij uit dat hij zijn schrijfactiviteiten precies als een secretaris uitvoerde volgens het innerlijk gehoorde dictaat van Jezus (of engelen die daartoe opdracht van Jezus hadden gekregen) en dat wat hij opschreef absoluut geen eigen werk was.

Voor meer hierover, zie

Home Jakob Lorber | Werken van Lorber | FAQ Directory | A-Z Onderwerpen

 

Ist Lorber ein echter Prophet Gottes?

Inhaltsübersicht:

Lorbers Berufung zum Propheten

Beschreibung und Kontrolle des Inspirationsvorganges

Inspirationsbeweise für direkte innere Diktate

Lorbers Geistesgaben

Hilfen aus dem Jenseits

War Lorber ein Schreibmedium, Mystiker oder göttl. Prophet?

Inspirationsquelle

size=3 width="100%" align=center>

Wie erfolgte Lorbers Berufung zur Schreibtätigkeit?

Exakt zu jenem Zeitpunkt, an dem Jakob Lorber seine erste gesicherte und annehmbar bezahlte Stellung als zweiter Kapellmeister in Triest angeboten bekommen hatte, erfolgte seine geistige Berufung am 15.3.1840: nach dem Morgengebet hörte Lorber innerlich in Herzensgegend deutlich vernehmbare Worte:
"Steh auf, nimm deinen Griffel und schreibe!" Der Aufforderung gehorchend, erhielt er sofort die ersten Seiten der 'Haushaltung Gottes' (3 Bände über die Schöpfung, Abfall der Engel, Geschichte der Urmenschheit bis Noah) durch diese innere Stimme wörtlich diktiert. (S. 18)
Als Folge des Berufungserlebnisses verzichtete Lorber auf die angebotene Kapellmeisterstelle. Er nahm auch keine weiteren Angebote mehr an, die ihn von dieser Schreibtätigkeit länger ferngehalten hätten.
Seitdem schrieb er 24 Jahre bis zum Tod mit nur kurzzeitigen Unterbrechungen die innerlich hörbaren, wörtlichen Diktate nieder, als deren Urheber sich Jesus Christus oder Engel in Jesu Auftrag bezeichneten.

Wie erfolgte der Inspirationsvorgang bei Lorber?

Diese Inspiration durch die 'Innere Stimme' entspricht der sog. 'Verbalinspiration', die theologisch als die höchste und präziseste Inspirationsform gilt.
Teilweise erfolgten die Niederschriften auch durch Freunde, denen Lorber das innerlich Gehörte diktierte.
Lorber selbst schilderte, wie er zu den Niederschriften kam: »Bezüglich des innern Wortes, wie man dasselbe vernimmt, kann ich, von mir selbst sprechend nur sagen, daß ich des Herrn heiligstes Wort stets in der Gegend des Herzens wie einen höchst klaren Gedanken, licht und rein, wie ausgesprochene Worte, vernehme. Niemand, mir noch so nahe stehend, kann etwas von irgendeiner Stimme hören. Für mich erklingt diese Gnadenstimme aber dennoch heller als jeder noch so laute materielle Ton.« (S. 19 f.)

Schrieb Lorber seine Offenbarungen bei vollem Wachbewusstsein?

Augenzeugen bei seiner Schreibtätigkeit schildern: Er »führte ganz in sich gekehrt, mäßig schnell, aber ohne je eine Pause des Nachdenkens zu machen oder eine Stelle des Geschriebenen zu verbessern, ununterbrochen die Feder, wie jemand, dem von einem andern etwas vorgesagt wird.«
Wenn er Freunden diktierte, »saß er neben dem Schreibenden, ruhig vor sich hinschauend und nie in seinem Redeflusse stockend oder irgendeine Satzfügung oder auch nur einen einzelnen Ausdruck abändernd. Und wenn sein Diktieren durch Zufall auf kürzere oder längere Zeit, selbst für Tage und Wochen, unterbrochen wurde, so vermochte er das bisher Geschriebene, ohne von demselben mehr als etwa die letzten Worte oder Zeilen nachgelesen zu haben, sogleich im richtigen Zusammenhange fortzusetzen.« (S. 19)
»(Er) ... diktierte da ohne Unterbrechung und nur selten ein Wort verbessernd mit ziemlich mäßiger Schnelligkeit ...(S. 33)«

Wie beurteilten Zeugen Lorbers Geisteszustand?

Über den Geisteszustand Lorbers nach der prophetischen Berufung berichtet der Biograph und Freund Ritter von Leitner: »Schon am 19. oder 20. März (Berufung war am 15.3.1840) begegnete mir Lorber abends auf dem mondhellen Hauptplatze zu Graz und sagte nach freundlichem Gruße zu mir: "Hören Sie! Ich bekomme eine Offenbarung!"
Ich war damals, wie man natürlich finden wird, um den Verstand des armen, neuen Propheten besorgt. Allein da ich ihn seiner tiefen Innerlichkeit wegen von jeher geachtet hatte, so nahm ich sein Anerbieten, mir seine 'Phantastereien', wofür ich sein Schreiben ansah, nächstens bringen zu wollen, recht gerne an. Und schon an einem der nächsten Tage brachte er mir ein Quartblatt und drei halbe Bogen ... Die Schrift war von seiner Hand zwar mitunter unorthographisch, aber sonst rein und ohne alle Stilverbesserung ... die Einfachheit, Bedeutsamkeit und teilweise Erhabenheit (machte) einen ungewöhnlichen Eindruck auf mich und bestimmte mich, dieser merkwürdigen Erscheinung auch ferner meine volle Aufmerksamkeit zuzuwenden.
Schon am 25. März fand ich mich bei Lorber ... persönlich ein, um auf seine Einladung hin selbst Zeuge seiner Schreibhandlung zu sein. Bald nach mir erschien dort auch mein Freund, der Tondichter Anselm Hüttenbrenner, welcher von Lorber zuerst in sein Geheimnis eingeweiht worden war ... Lorber, welchen wir schon beim Schreiben antrafen, setzte nun in unserer Gegenwart seine Arbeit ruhig fort, mäßig schnell, aber ohne auszusetzen und ohne ein Buch vor sich zu haben, ganz nur in sich gekehrt...
Ich besuchte Lorber nun längere Zeit hindurch fast an jedem Tage, so oft er schrieb, und war jeweils ein bis zwei Stunden lang Zeuge seiner geheimnisvollen Beschäftigung, wobei sich Szenen seiner tiefsten Ergriffenheit ... wiederholt ergaben...« (S. 29 f.)

Gibt es kritische Zeugen oder Kontrollen beim Empfang der inneren Diktate durch Lorber?

Der Schreibvorgang bei Lorber wurde häufig von befreundeten Akademikern kontrolliert: »Seine besten Freunde und treuen Anhänger waren die Herren (Ärzte) Dr. Justinus Kerner (bekannter Arzt und Schriftsteller, d. Vf.); Dr. Ch.F. Zimpel (der Erfinder der spagyrischen Heilkunde, d. Vf.); der Bürgermeister von Graz, Anton Hüttenbrenner; dessen Bruder, der Komponist Anselm Hüttenbrenner; der Dichter und steirische Ständesekretär Karl Gottfried Ritter von Leitner; Dr. Anton Kammerhuber; Leopold Cantily, Apotheker in Graz, sowie mehrere andere, darunter ... Antonia Großheim ... Meist haben sich die Obgenannten zur Schreibzeit bei Lorber eingefunden und ihn dabei genau beobachtet.

Bezog Lorber evtl. sein Wissen aus Büchern oder speziellen Studien?

Natürlich wurde auch geprüft, ob Lorber seine unglaublichen Kenntnisse aus herkömmlichen Wissensquellen bezogen haben könnte. Biograf Leitner schreibt: »Besonders die Frau Großheim war nicht leichtgläubig, weshalb sie genau und strenge bisweilen selbst in Lorbers Tischlade und Kasten Nachschau hielt, ob er nicht Bücher oder Schriften zur Verfügung halte. Aber er hatte keine Hilfsquellen. Sein einziges Buch, das er ständig zur Hand hatte, war die Bibel.« (S. 41 f.)

Entstammt das von Lorber Niedergeschriebene seinem eigenen Wissensschatz?

Auf die Anfrage eines Freundes am 26.5.1840 an Jesus durch Lorber, wie man die Propheten lesen solle, übermittelte Lorber als Antwort, »man müsse dazu ein starkes Vergrößerungsglas nehmen«. Die Freunde konnten diese symbolisch gemeinte Aussage nicht befriedigend auslegen. Lorber selbst verstand unter 'Vergrößerungsglas' die Gnade Gottes.
Auf Lorbers diesbezügliche Rückfrage an Jesus erfolgte die Antwort: »Daß Meine Rede die andern nicht verstanden haben, ist nicht zu wundern, wohl aber, daß auch du sie nicht verstanden hast! Jenes Vergrößerungsglas ist die Demut, deren Begriff viel weiter ist, als ihr ihn gewöhnlich nehmt. Sie ist es, die das eigene Ich ganz klein, alles, was außer ihm ist, aber groß erscheinen läßt.« (S. 30 f.)

Stammen alle von Lorber niedergeschriebenen Ausdrücke aus seinem Wortschatz?

Am Ende eines Gedichtes vom 14.6.1840 (in 'Haushaltung Gottes', Band 1, 32.Kapitel, 6. Vers [jl.hag1.032,06]) lautete ein Vers:
»Würdet ihr dann wohl auch Meiner großen Liebe nahen?
Nein, sag' ich; in alle Zweifel würd't ihr euch verjahen!«
Der Begriff 'verjahen' war weder Lorber noch seinen Freunden bekannt. Leitner erinnerte sich jedoch vage, dieses Wort im Alt- oder Mittelhochdeutschen schon mal gehört zu haben. Erst nach Durchsicht mehrerer Wörterbücher brachte das 'Mittelhochdeutsche Wörterbuch' von Wolf-Ziemann von 1838 die sinnvolle Aufklärung der Textstelle: 'jach', 'jahen', 'vergahen' bedeuten 'sich zum Schaden übereilen, jäh handeln'. Also bedeutet danach der obige Vers: »In alle Zweifel würdet ihr euch jäh zum eigenen Schaden stürzen«. (S. 31)

Was beweist die medialen Fähigkeiten Lorbers?

In einem Aufsatze vom 25.6.1844 wurde Lorber eröffnet, daß neben den Schriftstellern Schelling und Gustav A. auch der ihm unbekannte Steffens auserwählt sei, unter den Protestanten das Erscheinen der göttlichen Offenbarungen durch Lorber vorzubereiten. Zur Bestätigung dessen waren Lorber zwei Stellen aus Steffens Werk 'Die falsche Theologie und der wahre Glaube' wörtlich mit genauer Angabe der jeweiligen Seitenzahlen übermittelt worden. Aus dem Brockhaus-Lexikon konnte entnommen werden, daß es den Schriftsteller Steffens und das angeführte Werk tatsächlich gab.
Als die Freunde am 24.7.1844 über eine Buchhandlung das Werk Steffens erhielten, ergab sich: »Hüttenbrenner hatte bereits die von Lorber mit Hinweisung auf die Seiten 5 und 6 angedeutete Stelle im Buch aufgefunden, und ich überzeugte mich selbst, daß sie mit jener in Lorbers Manuskript angeführten wörtlich übereinstimmte, nur daß in letzterem ein paar Wortversetzungen vorkamen. Die übrigen ... Stellen, welche auf den Seiten 109, 129 und 136 des Buches angetroffen werden sollten, ... (atmeten) den nämlichen Geist, in welchem Lorbers Anführungen geschrieben waren.« (S. 31 f.)
Lorbers Biograph von Leitner erklärt dazu, daß ihnen zum Textvergleich nur die zweite Auflage zur Verfügung gestanden habe. Noch exaktere Übereinstimmungen hätten sich evtl. in der ersten (nicht überprüften) Auflage vorfinden lassen. (S. 32)

Wie und wo vernahm Lorber die innere Stimme?

Lorber teilte mit: »... des Herrn heiligstes Wort (vernehme ich) stets in der Gegend des Herzens wie einen höchst klaren Gedanken, licht und rein, wie ausgesprochene Worte.« (S. 19)
Biograf Leitner: »Bemerkenswert dürfte auch sein, daß Lorber die innere Stimme, welche er die des Herrn (Jesus Christus) nannte, stets im Herzen, jene anderer Geister aber im Hinterhaupte zu hören behauptete.« (S. 35)

Besaß Lorber die Gabe der Psychometrie, d.h. erkannte er aus Gegenständen ihre Geschichte?

»Lorber besaß eine weitere Geistesgabe: v. Leitner berichtet: »Am 25. Juli 1840 ... sollten wir nach Weisung der inneren Ansprache Lorbers durch diesen einen Felsen (auf dem Grazer Schloßberg) befragen ... Lorber stellte sich dem Felsen (morgens um 8 Uhr) gegenüber und diktierte uns, die wir ihm alle nachschrieben, etwa eine Viertelstunde lang. Dann wurden wir durch eine zufällige Störung veranlaßt, diese Stelle zu verlassen und unser Geschäft in meiner Wohnung fortzusetzen.- Lorber hatte ... auf dem Berg seinen Blick auf den bezeichneten Fels gerichtet; in meiner Wohnung aber sah er wie träumend vor sich hin und diktierte da ohne Unterbrechung und nur selten ein Wort verbessernd mit ziemlich mäßiger Schnelligkeit, sodaß ein gewandter Schreiber ihm wohl mit dem Stifte folgen konnte ... (Die Rede) enthielt eine kurze Geschichte der Schöpfung und Entwicklung der Erde, der Erhebung der Berge und insbesondere des bezeichneten Felsens, sowie der Urbewohner des Landes ... (Bei diesem Diktate) habe (er) die Stimme nicht wie sonst in seinem Traum (Vision) vernommen, sondern es sei ihm gewesen, als lese er alles, was er kundzugeben habe, aus dem Felsen heraus, welchen er im Zimmer lebhaft vor sich gesehen, indem er ihn geistig ganz in sich aufgenommen habe.« (S. 33 f.)

War Lorber auch hellsichtig?

Wiederholt teilte Lorber mit, daß er »während des Vernehmens der ihm einsagenden Stimme auch die bildliche Anschauung des Gehörten habe« (S. 19)
Biograph v. Leitner berichtet über Fälle, in denen sich erwies, daß Lorber auch hochgradig hellsichtig war und z.B. außer den Botschaften durch Jesus auch Botschaften durch Engel, Patriarchen, Apostel und Verstorbene aus dem Bekanntenkreis (die er selbst nicht immer persönlich kannte, aber als solche klar von Angehörigen aufgrund der Beschreibungen identifiziert werden konnten) erhielt. (S. 35 f.)

Bekam Lorber auch Kontakt mit Verstorbenen und erhielt er Hilfen aus dem Jenseits?

Es sind einige Berichte überliefert, die über Lorbers Gabe, Verstorbene sehen und mit ihnen sprechen zu können, Aufschluß geben: »Nach den meisten Todesfällen im Kreise unserer Bekannten und Angehörigen erzählte er uns nämlich: er habe die jüngst verstorbene Person gesehen, beschrieb ihr Aussehen, schilderte die Zustände, in welchen sie sich im Jenseits befinde, und entrichtete uns nicht selten Grüße und andere Botschaften.« (S. 35)
Biograph von Leitner berichtet über hellsichtige Kontakte Lorbers mit seiner (Leitners) verstorbenen Ehefrau: (Sie) »ließ mir durch ihn (Lorber) Ratschläge und manchmal auch Warnungen zukommen, die sich in der Folge auch in der Tat als nützlich bewährten. Er beschrieb auch die Gestalt dieses Geistes in einer Weise, daß man aus deren allmählich veredeltem Äußern auch auf die fortschreitende geistige Entwicklung der Seele schließen konnte ...
Dabei teilte Lorber u.a. Fakten mit, die ihm wohl kaum bekannt gewesen sein dürften: »Bei einer seiner Visionen gewann ich (Leitner) aber meinerseits die volle Überzeugung von der Tatsächlichkeit derselben. Eines Tages erzählte er mir ... es sei ... plötzlich eine alte Dame von ziemlich kleiner und dabei gedrungener Gestalt ... (erschienen), welche seltsamerweise beide Augen fest geschlossen gehalten und ihn ersucht habe: er möge mich grüßen und mir sagen, ich solle manchmal an sie denken, es tue ihr wohl. - Ich war über diese Mitteilung ebensosehr erstaunt wie erfreut, denn ich erkannte in der Erscheinung sogleich eine teure, kurz vorher verstorbene Anverwandte, die über achtzig Jahre alt und in den letzten Wochen ihres Lebens so schwach in den Augenliedern geworden war, daß sie diese nicht mehr zu erheben vermochte und dadurch so gut wie blind war. Lorber hatte diese greise Dame aber schwerlich jemals gesehen, gewiß aber nicht in ihren letzten Lebensumständen, von denen er gar keine Kenntnis hatte ...« (S. 36)

Erfuhr Lorber auch Heilhilfen aus dem Jenseits?

Biograph Leitner berichtet von einigen selbst durch Lorber erhaltenen Gesundheitbotschaften, als deren Quelle er wiederum seine verstorbenen Ehefrau nennt: »... am 19. Mai 1852, als ich wie seit einer Reihe von Jahren wieder in das Wildbad Gastein zur Kur abreisen wollte, (übermittelte Lorber) eine Weisung ...: ... ich solle in diesem Jahre nur 7 Bäder von nicht längerer Dauer als von höchstens 12 Minuten nehmen. Die ersten Bäder bekamen mir aber so gut und ich befand mich nach dem siebenten Bade so ausnehmend wohl, daß ich, die erhaltene Mahnung nicht achtend, meinte, es sei doch schade, die in diesem Jahre so trefflich zusagende Badekur vorschnell und, abgesehen von jener unverbürgten Mahnung, ganz ohne Grund abzubrechen. Ich setzte dieselbe also fort. Das achte Bad schien schon weniger gut anzuschlagen, und nach dem neunten bekam ich Eingenommenheit des Kopfes und Schmerzen in den Zähnen, verlor Schlaf und Appetit und fühlte mich im ganzen so unwohl, daß den Badearzt Dr. von Hönigsberg zu Rate zu ziehen für nötig fand ... (Auf dessen Rat) reiste (ich) dann ab und genas das nächste Jahr hindurch der besten Gesundheit ... In den darauf folgenden zwei oder drei Sommern nahm ich in den berühmten Quellen wieder meine üblichen 21 bis 25 Bäder mit dem besten Erfolge.«
Leitner berichtet über eine weitere, ähnliche Warnung, nach der er nur 9 Bäder nehmen sollte. Die Übertretung dieses Ratschlages bewirkte eine ähnliche Konsequenz wie im vorigen Beispiel. (S. 36 f.)
Ebenso wurden v. Leitner durch Lorber z.B. gegen Nervenschwäche und Depression ein Heilrezept aus dem Jenseits übermittelt, das ihm rasche und umfassende Hilfe brachte. (S. 38)
In den verschiedensten Offenbarungswerken Lorbers finden sich übrigens eine Reihe von Gesundheits-, Ernährungs-, Hygiene-, Schönheitstips und Heilrezepte. (Dazu siehe die Zusammenstellung solcher Tips in 'Heilung und Gesundheitspflege'

Wie ist Lorbers geistige Tätigkeit einzustufen?

Die Klassifizierung Lorbers als 'Medium' trifft im weitesten Sinne nur insofern zu, als Übersinnliches überhaupt nur durch gewisse mediale Begabung übermittelt werden kann.
Es wird aber nirgends im rund 10 000 Druckseiten umfassenden Gesamtwerk berichtet, daß die Kundgaben als 'automatisches Schreiben' im Trancezustand erfolgt seien. Während die 'innere Stimme' diktierte, verhielt sich Lorber einerseits zwar passiv nach innen lauschend, andererseits aber schrieb oder diktierte er das innerlich Gehörte bei vollem Wachbewusstsein seinen Freunden.
Dasselbe gilt auch für den Empfang und die Weitergabe bzw. Aufzeichnungen der visuellen Inspirationen.
Kritikfähigkeit und Willensfreiheit blieben bei ihm voll gewahrt. Der Schreibvorgang konnte von ihm jederzeit, auch mitten im Satz, unterbrochen werden. Die richtige Fortsetzung konnte erfolgen, ohne das zuvor Geschriebene nachlesen zu müssen.

War Lorber ein sog. 'Schreibmedium'?

Biograph v. Leitner schreibt speziell zur Frage der Schreibmedialität:
»Wiewohl Lorber tausende von Bogen ... niederschrieb, kann man ihn doch nicht ein eigentliches Schreibmedium nennen, nämlich ein Medium, dem die Hand mechanisch durch eine fremde Intelligenz geführt wird. Er schrieb vielmehr stets selbsttätig nieder, was er von einer fremden Intelligenz ihm eingeflüstert hörte und er wie mit dem Ohre zu vernehmen meinte.« (S. 35)
Die Klassifizierung Lorbers als 'Medium' wird weder dem Vorgang der Botschaftenübermittlung noch dem Inhalt noch der Herkunftsquelle der Informationen gerecht.

Darf Lorber zu den echten christl. Mystikern gezählt werden?

Seine Zuordnung zu den großen Mystikern bzw. den größten biblischen Propheten ist passender, sofern seine ungewöhnlich direkte Verbindung mit Jesus Christus überhaupt eine Klassifizierung als sinnvoll erscheinen läßt.
Während jedoch die Propheten des Alten Testaments von Gott von außen angesprochen wurden, erfolgte die Eingabe bei Lorber durch den sogenannten 'göttlichen Geistfunken' im Herzen. Diese Herzensverbindung zwischen Gott und Mensch wird in den diesbezüglichen Offenbarungstexten als die innigste und höchste Form der Beziehung zwischen Schöpfer und Geschöpf bezeichnet. Diese spezielle Verbindungsform ist den Offenbarungen zufolge erst seit dem Kreuzestod Jesu möglich.


Wie bezeichnet Lorber sich bzw. seine Schreibtätigkeit?

Lorber selbst nannte sich einfach und bescheiden 'Schreibknecht Gottes'. Damit brachte er zum Ausdruck, dass er seine Schreibtätigkeit exakt wie ein Sekretär nach dem innerlich vernommenen Diktat durch Jesus (bzw. von Jesus dazu beauftragten Engeln) ausführte und dass das Niedergeschriebene keinesfalls von ihm selbst stammte.

Hand nach rechtsmehr dazu s.

Home    Zum Buch-Inh.-Verz. Jakob Lorber  |   Werke Lorbers  |   FAQ-Verzeichnis  |   A-Z Themen