Hoofdstuk 13

 

"Want zoals de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn".

(Matth. 24:37)

 

11 januari 1844 's avonds

 

1. Schrijf maar op wat u hebt!

2. "Want zoals de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn".

3. U hebt de tekst aangegeven en alweer de goede getroffen; maar waar het in deze tekst om gaat is maar al te duidelijk, of: deze centraalzon staat erg dichtbij, zodat het in alle ernst ver­wonderlijk is, als u zelf haar niet op het eerste gezicht zou zien ­ des te verwonderlijker, omdat de tijd van Noach nu al bij na geheel onthuld voor u ligt.

4. U weet, hoe ook in Noachs tijd de volkeren der laagte aller­lei literatuur en wetenschap hebben beoefend. Een u bekende koning van de laagte was een groot schrijver. Zijn voorbeeld werd door duizenden gevolgd en in korte tijd was de toenmalige wereld door een onnoemelijke hoeveelheid boeken en geschriften over­spoeld.

5. Hoe meer deze literatuur de overhand kreeg en hoe meer de mensen gingen lezen en studeren, des te kouder werden zij in hun harten, - maar tegelijk ook werden ze geraffineerder in het uit­vinden van alle denkbare boosheid.

6. Men begon de mensen door de politiek te vangen, en weldra schuwde men geen enkel middel meer, al was het nog zo ten hemel schreiend, om daardoor een of ander ijdel, zelfzuchtig doel, dat men zich gesteld had, te bereiken. Tenslotte kwam het zo ver, dat men de mensen alleen naar hun goud ging waarderen; wie dat niet bezat, werd als slaaf, ja gewoonweg als lastdier gebruikt, en men ging zo ver met deze gruwelijke toestanden, dat Mijn ge­duld tenslotte geheel op was en Ik de aarde alleen door een alge­meen gericht voor de ondergang kon behoeden.

7. Zo stonden de zaken in Noachs tijd, wat u redelijk bekend is. Maar hoe staan ze nu?

8. Ik heb u al enige tijd geleden in de zgn. 'Twaalf Uren'* (* 'Die Zwölf Stunden' is een reeds eerder door Lorber ontvangen geschrift.) ge­toond hoe de zaken staan. Als Ik u nu weer opnieuw zo'n ont­hulling zou doen, dan zou u grote vooruitgang in de wereldpoli­tiek en in de wreedheid ontdekken, en Ik zeg u: er is niet veel meer voor nodig om u weer opnieuw geheel in de tijd van Noach te bevinden, waar men tenslotte zelfs glazen huizen moest bouwen, opdat de mannen van de zeer geraffineerde politiek altijd zonder veel moeite konden gadeslaan wat de onderdanen deden.

9. Maar er zijn geen glazen huizen nodig - de geheime politiek is ook in uw tijd zo ver gevorderd, dat ze geen middel onbeproefd laat om daardoor haar heerszuchtig doel te bereiken.

Zou u zijn ingewijd in de geheimen van zo menige staat, waarlijk, u zou zo hard mogelijk roepen: "Heer, sla toch eens toe! Want in de diepste hel kan het toch niet erger toegaan dan daar!"

10. Ik wil u echter in zulke geheimen niet inwijden: want als u slechts een kleine blik werpt op de vruchten, dan kan het u niet ontgaan heel duidelijk te zien wiens geesteskinderen zulke profe­ten zijn, die dergelijke heerlijke vruchten produceren. En wat is de oorzaak van dit alles?

11. Gaan we naar dat koninkrijk, dat door de zee omspoeld wordt. In dit koninkrijk vindt u bibliotheken en tijdschriften in zulke grote hoeveelheden, dat men met deze bladen Europa en Azië drie keer zou kunnen bedekken en nergens wordt zoveel gelezen als in dit koninkrijk; maar men vindt ook niet gemakkelijk ergens een grotere gevoelloosheid en een totale verharding van het hart, dan juist in dit koninkrijk. Met de grootste onverschil­ligheid van de wereld kan daar een door het goud opgeblazen, veelbelezen en geleerde beroemdheid duizend arme, weeklagen­de brood - en dakloze mensen voor zijn paleis de hongerdood zien sterven, zonder in het minst ertoe bewogen te worden, ook maar één van de vele stervenden een stuk brood aan te bieden.

12. Vraag: Is dat niet een heerlijke vrucht van grote belezenheid en niet zelden van diepe mathematische en mechanische wijs­heid?

13. Is het niet heerlijk, als men door dergelijke mathematische en mechanische wijsheid werkende machines kan bouwen, waar­door duizenden arme mensen met één slag brodeloos worden en aan de hongerdood worden prijsgegeven?

14. Is het niet heerlijk spoorwegen op te richten, waardoor in de eerste plaats een heleboel voerlui en andere ambachtslieden hun verdienste kwijtraken en ten tweede juist door het aanleggen van deze prachtige straten zoveel landerijen van de boeren ver­nield worden, dat deze weldra tot de bedelstaf geraken? En wat is er ten derde voor groot nut aan verbonden: dit bestaat daaruit, dat langs zulke wegen allerlei luxe en daarmee verbonden indu­strie des te sneller bevorderd kan worden, opdat de arme mensheid des te vlugger lichamelijk en geestelijk te gronde wordt gericht en de harten van de rijken zo snel mogelijk zo hard worden als de straten, waarop ze met elkaar verkeren krachtens handel, ruil en bedrog.

         15. Zijn dat geen heerlijke vruchten van grote belezenheid en daaruit voortkomende geleerdheid?

   16. Noemt men niet degene die zijn verstand te gelde weet te maken een schrandere man?

17. Maar juist omdat het verstand zoveel geld oplevert, is de liefde geheel op de achtergrond geraakt en het handelen volgens haar kent men bijna niet meer. Want men heeft immers genoeg machines, die vanuit het verstand zijn ontwikkeld en werken; waarvoor heeft men dan nog mensen­handen nodig?

18. Want mensenhanden zouden wel eens door hun werk bij de een of andere grote zakenman liefde tot zijn arbeiders kunnen op­wekken. Om zich niet aan dit gevaar bloot te stellen, laat men maar ijverig machines fabriceren, want die werken veel sneller en leggen nooit beslag op het hart van de bezitter, hoogstens zo nu en dan als er toevallig iets aan beschadigd is, op het verstand, dat het beschadigde zo nodig weer voor het tot stand brengen van een Minuendo-Lisitatie'*' (" Korting op het loon.) laat repareren.

19. Zeg maar of het bij u niet precies zo toegaat?

20. Het bedelen is verboden; maar het bouwen van machines wordt met premies beloond. Wat gebeurt er dan later met de ar­men? Oh, daarvoor wordt ook gezorgd! Er zijn veel armenhuizen en instellingen voor armenzorg: er worden inzamelingen gehou­den en er worden theatervoorstellingen en bals gegeven.

Daardoor is voor de armen wel zo goed gezorgd dat die in de armenhuizen zo ongeveer gedetineerden worden en de andere, nog vrije armen, krijgen maandelijks zo'n verbazend bedrag, dat ze daarmee hoogstens eenmaal per dag half genoeg kunnen eten. Hoeveel zo’n arme van de armenkas krijgt, hoef Ik u niet te zeggen; dat weet u hopelijk zelf.

21. Stel naast zo'n bedeling eens de menselijke behoefte aan en het verbod op bedelen, dan wordt het u zeker wel duidelijk hoe 'voortreffelijk' er voor die armen gezorgd is, die nog het geluk hebben uit een of ander fonds betaald te worden. Wat blijft er echter voor diegenen over, die bij de armenzorg nog geen gehoor gevonden hebben?

   22. Kijk eens wat voor heerlijke vruchten van de literatuur, van belezenheid en verstand dat zijn!

23. Zou het dan niet beter zijn, minder te lezen en te leren? En dat zou daaruit moeten bestaan, dat men moet weten wat de plicht van een mens, ja van een Christen is!

24. Zou het, zoals gezegd, niet beter zij n naar zo'n geringe maar nuttige wetenschap volop te handelen en daardoor de werkelijke plicht van een mens te vervullen, dan zijn hele leven te lezen en te schrijven, maar het handelen naar Mij n woord helemaal te ver­geten?

25. Ik sprak: "Wees niet alleen hoorders maar ook daders van Woord!" Waar zijn dan nu degenen die handelen? Zijn het soms de fabrikanten van machines en luxe? Of zijn het de spoorwegdirecteuren en ondernemers? Zijn het misschien de industrie baronnen of de eigenaars van de suiker­plantages in Amerika? Of is het misschien de geld -, goud - en heerszuchtige geestelijkheid? Waarlijk, Ik heb toch ver ziende en scherpe ogen - en ben genoodzaakt Mij ook nog sterk vergroten­ de verrekijkers te creëren, om daarmee degenen die handelen naar Mijn woord op aarde te zoeken. Bij een triljoenvoudige vergroting lukt het Mij nog slecht; want dan zie Ik nog maar zo weinig, dat Ik waarlijk nog niet goed onderscheiden kan of het er een duizendtal, honderd, tien of helemaal geen zijn.

26. Maar daarom heb Ik nu een veel grotere verrekijker aan het werk! U zult zeker begrijpen wat Ik daarmee wil zeggen, omdat u zelf een beetje daaraan meewerkt; een hele centraal-zonnenschijf moet als objectief dienen. Hierdoor wil Ik het aantal mensen dat handelt naar Mijn woord precies bekijken. Zou dat op de hele aarde nog een tiental zijn, dan wil Ik Mijn gericht nog duizend jaar opschuiven; zijn het er echter minder dan tien, dan zal Ik Mijn geduld tot aan een groot algemeen gericht naar het aantal mensen dat naar Mijn woord handelt beperken - en wel voor elke mens een jaar.

27. Men zal wel zeggen: "Heer, er zijn toch nog heel veel recht­schapen mensen!" Maar Ik zeg daarop: "Ja, er zijn heel veel één­honderdduizendste, één tienduizendste en éénduizendste, ook wel éénhonderdste mensen die naar Mijn woord handelen. Als Ik ze echter samen optel, dan komt er nauwelijks één uit!"

28. Hoe dat zo? Wat is de mens die honderdduizenden bezit en daarvan aan de armen jaarlijks hoogstens één tienduizendste deel van zijn vermogen geeft en die toch Mijn woord kent, dat Ik tot de rijke jongeling heb gesproken? Vraag: Is zo iemand meer dan één tienduizendste dader van Mijn woord? Waarlijk, naar zulke mensen vraag Ik niet; die zie Ik in Mijn verrekijker ook niet, Ik zie alleen maar de helen!

29. In Noachs tijd had Ik ook zo'n verrekijker opgesteld; en daar Ik niet meer dan 8 mensen vond, die geheel handelden naar Mijn woord, liet Ik het gericht uitgaan. Ik vrees nu, dat Ik hij een heden­daagse beschouwing het aantal uit Noachs tijd niet zal aantreffen, en wel daarom, omdat de politiek en de industrie deze keer al een veel hogere top heeft bereikt dan in de tijd van Noach; en wat de alom voorkomende wreedheid betreft, is Hanoch geen stap verder! Neem de 'Twaalf Uren' maar ter hand en vergelijk!

30. Zo is er nu, evenals het in de tijd van Noach was, een rijpe vrucht van de literatuur en van grote belezenheid. Daaruit wordt ook duidelijk, dat het heil van de mensen nooit van veel lezen en veel horen, maar alleen van het handelen volgens de wet van de liefde afhangt!

31. Ik geloof dat dit ook duidelijk is; maar daarom volgende keer toch nog een centraalzon, vanwege de vergroting van het objectief van Mijn verrekijker.

 

verkorte tekstweergave > blbtkst.13.htm