Allerlei menselijke klachten 1
ontvangen
door Jakob Lorber op 9-4-1847.
hoofdstuk
64
(1) De
mensen klagen veel. De één vindt de tijd te slecht; alles wordt duurder en
daarbij ook slechter. Weer anderen zijn letterlijk woedend op de regeringen en gooien
alle schuld op hen. Weer anderen zijn niet tevreden als er lang vrede is en
geen oorlog. Anderen geven weer alle schuld aan de geestelijkheid, weer
anderen aan allerlei luxe en vooral aan de tegenwoordige pas opgerichte
spoorwegen. Kort en goed, een ieder probeert de oorzaak van het kwaad van deze
tijd nu weer bij het één dan weer bij het ander te zoeken. Maar dat één van al
deze klagers zichzelf eens zou aanpakken en zich af zou vragen of hij ook niet
op één of andere manier tot het slechter worden van deze tijd heeft bijgedragen
en misschien nog bijdraagt, dat komt in niemand op! Iedereen ondervindt het
kwaad alleen maar als van buitenaf komend, maar in zichzelf ziet hij het niet.
(2)
Daar zie Ik een huisvader geweldig uitvallen tegen de luxe van deze tijd,
terwijl hij juist in een warenhuis is om voor zijn dochters dure,
spiksplinternieuwe allermodernste stoffen voor hun kleren te kopen. Wat moet
men tegen zo'n aanklager van de luxe zeggen? Alleen maar: Domkop, als die luxe
je niet bevalt, waarom laat je je dan door de luxeduivel aanzetten dergelijke
verderfelijke dingen voor je dochters te kopen? Koop linnen gewaden, of nog
beter koop vlas en laat je dochters spinnen, dan zul je kleren voor je dochters
hebben die hun veel meer van nut zijn dan de moderne stoffen die je zo ergeren,
dat je ze van louter ergernis koopt om je dochters maar aanzien te verlenen,
zodat men aan hen je welstand kan afmeten en ze goede veroveringen kunnen
maken. O, jij dwaas, voor jou is er nog veel te weinig luxe, nog veel te weinig
wisseling van mode. En als de mode van de dag twee keer zal veranderen, dan zul
je nog de oude ezel zijn. Wel zul je dan nog meer schimpen dan nu, maar
niettegenstaande dat de voortschrijdende geest van de tijd huldigen, zoals het
behoort. Nu vraag Ik echter: Wie anders dan domkoppen zoals jij openen de
deuren voor de luxe, omdat je houdt van het kleurrijk uiterlijk van je
dochters?
(3)
Begin eens in plaats van te schimpen, de luxe in je huis daadwerkelijk te
versmaden. Kleed je kinderen zoals Ik boven heb aangegeven, misschien zal je
enkelen vinden die je nadoen en deze weer anderen! Dan zal zo langzamerhand de
luxe zelf verdwijnen als hij geen aftrek meer vindt. - Zo zijn er ook
journalisten die de luxe voortdurend aanvallen, terwijl ze in alles steeds de
nieuwste mode volgen, waardoor hun geschrijf natuurlijk steeds zonder resultaat
blijft. Want als iemand zichzelf niet verbetert, hoe kan hij dan anderen
verbeteren?
(4)
Aan de andere kant ziet men weer boeren en hotelhouders de verbruiksbelasting
aanvallen en beschimpen en vervloeken. Zij bedenken daarbij echter niet, dat
ze de eerste uitvinders van deze staatsplaag zijn, omdat ze door hun toedoen
hun afnemers een nog tienmaal zo hoge belasting opleggen, dan de regent van
zijn onderdanen verlangt.
(5)
Toen deze belasting nog niet bestond, legden alle hoteleigenaren een totaal
onmenselijke verbruiksbelasting aan hun gasten op. Menigeen moest louter
vanwege die belasting zijn jas bij de waard achterlaten. Dan vraag Ik, hoe kan
zo' n mens over een belasting klagen die hij zelf al zoveel eerder heeft
ingevoerd, toen de staat nog niet aan zo' n belasting dacht? Als het in zijn
huis rechtvaardig werd geacht, waarom zou het dan niet rechtvaardig zijn voor
het hele land? Verlangt een waard niet twee stuivers (*, Duitse tekst:
'Kreuzer') voor een stuk brood, terwijl het hem er maar nauwelijks één kost?
Dat is een extra belasting van 100 %! Zoveel verlangt de staat niet, die is
veel redelijker en de waard mag zich die staatsbelasting wel laten welgevallen,
want hij had immers allang het grootste genoegen in dit monopolie.
(6) Zo
ook de landman, als hij een mand fruit naar de stad brengt en daarvoor enkele
stuivers staats belasting betaalt. Hoe krijgt hij die weer binnen? Wat hij voor
de hele mand betaalde, dat slaat hij om op tien stuks, maar na deze tien stuks
heeft hij nog negentig stuks in de mand. Deze zijn dus belastingvrij. Maar
verkoopt hij ze ook als zodanig? O nee, hij heft de belasting nog negen keer!
Beleeft deze man geen daadwerkelijk plezier aan deze belasting? Hoe kan hij
dan daarover schimpen? Heeft hij met 900% nog niet genoeg, die woekeraar, wiens bomen Ik voor niets met
fruit heb volgehangen? Daarom, ga maar zo door - nog maar meer
verbruiksbelasting en die zal niet ophouden, totdat ze heeft opgehouden in de
harten van de broeders onderling.
(7)
Van iemand die iets uit een goed hart schenkt wordt, zover Ik mij herinner,
door de staat weinig of helemaal geen belasting geheven, nota bene! Als echter
de mens tegenover zijn medemens geen hart meer heeft, hoe kan hij dan van de
staat verlangen, wat hemzelf zo geheel en al ontbreekt? En Ik voeg daaraan toe:
De mensen richten zichzelf, maar de staat richt Ik naar het gedrag van de
mensen.
(8) De
staat moet door Mij beoordeeld worden volgens de gedragingen van de mensen bij
datgene waarin ze het grootste plezier hebben. Wie int er een grotere belasting
van zijn broeders dan de korenwoekeraar? Als de staat van hem een
duizendvoudige belasting zou vorderen, dan zou het evenwicht nauwelijks
hersteld zijn!
(9) Jullie zien daaruit, dat de mensen
altijd zelf hun euvelen veroorzaken; daarom zal het kwaad ook zolang onder hen
zijn, zolang zijzelf voortdurend scheppers van dit kwaad zijn. De armen zullen
echter al
tijd een
toevoeging zijn, als een bezoeking bij dergelijke maatregelen! Want wie maakt
de armen? De grote hebzucht en de algemene gewinzucht van de vermogenden!
Daarom zullen zij deze ook moeten onderhouden, want wat een mens zelf
veroorzaakt, dat zal dan ook zijn deel zijn dat hij heeft te dragen.
(10)
Zo klagen de burgers in de stad ook geweldig over hun huishuurbelasting, maar
wat hun huurders zeggen dat horen zij niet. Als toevalligerwijs een huurder
zijn huur niet punctueel kan betalen, dan wordt er al gauw geklaagd en
beslaglegging tegen hem geëist. Daarom alleen nog maar meer huurbelasting -
zolang tot het hart van de huismeester milder wordt en hij in zijn huis voor de
armen ook een kamertje zal inruimen, zonder daarvoor geld te vragen en hij zijn
huishuur zal verlagen. Dan zal Ik ook het hart van de machthebbers een mildere
instelling geven; maar anders, zoals al gezegd is, nog verder omhoog met de
belasting! In plaats van zijden gewaden en dergelijke soort luxe van de
familie van de huiseigenaar liever een zachtmoedig hart en redelijke huishuur,
dan zal het wel beter worden.
(11) Er wordt ook erg
veel over de tegenwoordige spoorwegen gevloekt en geschimpt. Het is waar, ze
zijn voor de mensen een slecht teken van deze tijd en Ik zou wel willen dat ze
er niet waren; maar de mensen wilden het en daarom wil Ik het ook. Zag men dat
vroeger niet, hoe de groten en rijken er equipages op nahielden en daarmee
overal heenreden? Als een arme echter, moe van het lopen, vroeg om een stukje
mee te mogen rijden, dan werd hij, als hij er maar enigszins op aandrong, met
de zweep terecht gewezen. Ja, zelfs nog als hij wilde betalen werd hij niet
meegenomen. Nu zit in dezelfde wagon een stinkende boer en een zogenaamde vagebond,
naast hem moet een stadsdame met een fijne neus plaatsnemen en beiden rijden
voor hetzelfde geld en genieten gelijke rechten. Het vaak uitgesproken 'Fi
donc!' (* .Foei toch!') naast een stalknecht is helemaal verdwenen en de
dienst van de vroegere parfumflesjes wordt nu verricht door de rook uit de
ketels. Daardoor worden de fijne neuzen enigszins doorgerookt en ruiken ze de
onaangename geur van de boer niet meer zo erg. Vroeger konden de aristocraten
en naast hen de heren uit de gegoede burgerij niet snel genoeg rijden. Wee
degene, die zich op straat bevond; er werd niets ontziend over hen heengereden.
Nu is er snelheid genoeg; Zo'n snelheidsmaniak komt bij de spoorwegen tenminste
tot het inzicht, dat hiertegenover zijn paarden koets toch louter prutswerk
is. Daarom laat hij zijn equipage thuis en valt de wandelaars niet meer zo vaak
lastig; want hij rijdt nu liever met de trein dan met de wagen. Wat echter een
grote weldaad is voor die straatrovers van herbergiers, want die beginnen nu
pas enigszins mens te worden. En wat een rechtvaardige tuchtroede voor allerlei
voerlui die voor een enkele rit, met maar weinig posthuizen, niet zelden twee
keer zoveel verlangden als hun paard en wagen waard waren! De smeden langs de
weg, die voor een hoefnagel vaak zoveel vroegen alsof hij van goud was, komen
nu pas, bij het zien van geheel uit ijzer vervaardigde wegen, tot het inzicht
dat ijzer dan toch niet zo duur kan zijn! Ook wagenmakers, zadel - en
riemmakers weten nu pas wat hun waren waard zijn, want vroeger dachten ze
louter goud en zilverwaren te verkopen. Ook de haverwoekeraars zullen
langzamerhand tot inzicht komen, dat ze heel wat minder van die vrucht nodig
zullen hebben. En de koetsiers in de stad, die vroeger niet wisten wat ze voor
een rit in een eenvoudig voertuig zouden vragen, kunnen nu voor twee penningen rijden en wie meer verlangt,
kan zelf een plezierritje naar het station maken, waar er maar een is en daar
weemoedig toezien hoe honderden reizigers voor weinig geld vervoerd worden. Ook
de posthuizen, die vroeger niet wisten voor hoeveel paarden ze een stal zouden
huren, hebben nu genoeg aan weinig zogenaamde oude knollen. En hoofdzakelijk
door het zeer snelle vervoermiddel zullen de aandeelhouders ook des te eerder
tot het inzicht komen, dat ze hier niet goed hebben gespeculeerd; want hun
vermeende winst zal zeker als sneeuw voor de zon verdwijnen en ze zullen
erkennen, dat in de waterdamp, behalve de machtige drijfkracht, zich ook een
vermogenoplossende werking bevindt.
(12)
Zo'n spoorweg ligt, strikt genomen, net zo min in Mijn ordening besloten als de
bouw van de toren van Babel. Maar deze torenbouw had ook zijn goede zijde. Het
dreef de volkeren uit elkaar en bracht ze mettertijd tot de overtuiging, dat de
mens ook op een andere plaats en niet alleen in Babylon kan leven en dat God
overal Zijn zon laat schijnen en Zijn regen laat vallen. En zo hebben tenslotte
allen, die door de torenbouw uit Babylon zijn verdreven, erbij gewonnen. Zo
zal het ook met de spoorwegen gaan, daar zal tenslotte iedereen bij winnen. De
hoofdaandeelhouder wint materieel, want hij plundert de beurs van anderen. Maar
de anderen winnen aan inzicht en weldra aan menselijkheid; want als rijken tot
bedelaars worden, worden ze zachte deemoedige mensen. De herbergiers langs de
weg winnen ook, want ze verliezen het straatroversachtige en winnen aan
menselijkheid. De boeren, over wier beste land de spoorbaan vaak wordt geleid,
winnen ook. Want vroeger plaatsten ze op hun land vaak hekken en doornhagen en
als een mens maar één stap op hun weiland had gedaan, dan werd hij mishandeld;
nu is het echter goed, dat hij zo'n brede ijzeren weg op zijn grond moet
dulden; hij wint nu aan geduld en menselijkheid - en dat is ook een grote
winst. De reizigers winnen, want ze komen veel goedkoper en vlugger op de
plaats van bestemming en leren tenminste in de spoorwagons dat ze niet meer
waard zijn dan anderen, want iedereen betaalt dezelfde prijs. Maar
niettegenstaande dat alles schim pen de mensen over de tuchtroede, die ze zelf
met alle mogelijke middelen tot stand hebben gebracht. Maar als men het zelf
gedaan heeft, moet men ook zelf de gevolgen dragen. Als herbergiers, voerlieden
en soortgelijke handwerkslieden en de aandeelhouders menselijk worden, zoals
het hoort, dan zal het er met de tuchtroede beter uitzien, want alles ligt in
Mijn hand en Ik kan het zo vormen en veranderen zoals Ik wil. Ik heb gezegd dat
Ik in dit werk geen welgevallen heb en zo is het ook; want Ik heb geen plezier
in de tuchtroede.
Maar omdat ze er nu eenmaal is, zoals
de mensen haar wilden hebben, daarom zal ze nuttig zijn voor de goeden en ze
zal de slechten tot een vloek zijn. Jullie kunnen er rustig gebruik van maken
en Ik wil bovendien nog diegene zegenen, die er gebruik van maakt opdat de
straatrovers hun volledige tuchtiging krijgen.
kort samengevat:
UpToDate 2022