De zondvloed ten tijde van Noach
In Genesis 8 lezen we uitvoerig over de zondvloed ten
tijde van Noach. De Bijbel is daar kort maar krachtig over, maar toch is het
ons gegund om een diepere blik te werpen in het uitgebreide Werk van Jakob
Lorber, die alle details van de Heer daarover ontving en dit uitvoerig
beschreef in één van de drie delen van de ‘Huishouding van God’.
‘Van de
overgebleven nakomelingen van Adam op de berghoogte zijn bijna iedereen naar de
laagte gegaan en hebben zich gemengd met de mensen in het dal, behalve Noach en
zijn familie.’ Dit feit wordt beschreven in het laatste en derde deel van de Huishouding
van God, ontvangen van de Heer aan Jakob Lorber!
´Zo was alleen Noach
met zijn drie broeders, vijf zusters
en zijn vrouw, die een dochter van Muthaël en Purista was, en met zijn vijf kinderen nog over als de
enige, die zich niet door de apostelen van (de grote stad in het laag gelegen dal) Hanoch liet verblinden, maar de Heer volkomen trouw bleef.´ (Hui3-197:11)
[Blijkbaar heeft Noach geleefd in het hooggebergte aan de
grens van Azië-Europa, en dat vroegere Europa was een woeste streek. Twee van zijn kinderen waren niet
voorbeschikt om later de ark in te gaan! Want anders zouden dat meer dan 8 personen zijn!]
‘Een bode werd
door de kracht van God gegrepen en snel op de oude (berg)hoogte naar Noach
weggevoerd. Dit gebergte lag ook aan de aangrenzende bodemloze meer aan de voet
van de rots. Deze grote rots waarop een burcht was gebouwd, grensde in het
laagste deel van de vlakte van het hoogland aan een zeer diep meer, dat een
omvang had van bijna drie uur gaans.’ (dus wel een omvang van circa 15 kilometer! - Hui3-228:16,17 – Hui3-245:1,3). ‘Het lag 3 dagreizen ten Oosten van de stad
Hanoch en dat was een middelgebergte. Tussen vier bergheuvels lag daar het niet
onbeduidende meer.’
Voor het eerst is er nu sprake van de ‘bouw’ van de ark door NOACH. De Heer
had lang genoeg gewacht op de verbetering van het volk in de laagte en zei
tegen Noach: ´Noach, trek met
je mensen het bos in en laat 1000 slanke en rechte sparren vellen en laat ze
mooi vierkant houwen, en leg de gekapte stammen bij elkaar en laat ze zo
liggen, vijf jaar lang! Dan zal Ik je zeggen wat je ermee moet doen. Er
resten nog slechts twintig jaar!´ (want 100 jaar waren vruchteloos verstreken! Later
blijkt dat de Heer het volk in het land van Hanoch nog eens 120 jaar extra tijd gaf zich om te
keren naar het goede!) (Hui3-251:14) De Heer heeft Noach op de hoogte opdracht gegeven volgens
het juiste ontwerp een ark te bouwen en Noach heeft reeds
de hand aan het opgedragen werk geslagen.’ (Hui3-298:9)
‘De stad Hanoch lag circa drie dagreizen van het
hooggebergte waar ADAM eens woonde en wat hiervan nog overgebleven was, waren slechts Noach en zijn familie. Maar een goede voetganger kon deze afstand naar de
hoogte ook in twee dagreizen doen en de terugweg in anderhalve dag.’
(Hui3-255:4)
‘De plaats waar de hooglanden zich een weg naar de diepte
baanden, lag honderd mijl noordoostelijk van (de stad) Hanoch en dertig
mijl van het meer dat op zijn eiland de waterdienaren had.’ (Hui3-321:1)
De veelbesproken MAHAL (de broer
van Noach en de naam Mahal betekent ‘liefde’, ‘teerheid’) leefde op zichzelf in
een hoge bergstad. (Hui3-330:5). Deze omgeving lag wat lager waar ADAM woonde. (3-332:11) ´De Hanochieten konden ongestoord op honderd gunstige plaatsen meer dan
duizend vadem diepe mijnen graven en elk daarvan ook van tienduizend pond
uiterste springstof voorzien; en vandaag nog worden al deze mijnen opgeblazen
waardoor jullie land op die honderd plaatsen met veel geweld verwoest zal
worden.´ (Hui3-330:7) ‘Sinds de helse uitvinding van de explosieve korrels, de
grondboren en de bijtende vloeistof die stenen zacht kan maken, is geen enkele
berg meer veilig voor de vernietigingsdrang van de mensen.’ (Hui3-331:11)
‘Mahal zag nu de
grote, bijna voltooide waterkist
en verwonderde zich zeer hoe deze in zo´n korte tijd zover was gevorderd.’ (Hui3-332:12) Noach verklaarde
hem het een en ander, want de Heer zei tegen Noach: ´Zie, de mensen willen zich door Mijn geest niet meer laten berispen; want
zij zijn louter vlees (materialistich, zinnelijk) geworden! Toch zal Ik hun een
uitstel geven van honderd twintig jaar.´(Hui3-333:4) (Noach was toen al 180 jaar!)
De Heer sprak in die tijd weer tegen Noach en zei: ´Noach, luister! Ik wil de mensen die Ik gemaakt heb verdelgen van de
aarde; Ik betreur het dat Ik ze geschapen heb op deze aarde.’ (Hui3-333:8) ´Al
Mijn moeite en liefde is vergeefs! Voor Mij is het einde van al het vlees
gekomen, want de aarde is vervuld van misdaden door de mensen. Ik zal hen allen
met de aarde vernietigen!´
Verder sprak Noach tegen zijn broer Mahal: ´En zie, om die tijd moest ik ook, zoals je weet het hout vellen om daarmee
de kist te bouwen die nu tot op een kleinigheid na, voltooid voor ons staat!
Wil je echter ook meer van het bouwplan weten, dan zal ik je dat ook volgens de
eigen woorden van de Heer meedelen.´ Daarop verzocht Mahal hem dat bouwplan nader uit te
leggen. Maar Noach zei tegen Mahal: ´Kom eerst in
mijn huis, en laat ons in de naam van de Heer een versterking nemen; dan zal ik
je het bouwplan van deze waterkist onthullen!´
(Hui3-333.11-13)
In het daarop volgende hoofdstuk geeft Noach dan een uitvoerig verslag over
de bouwplan van de ark. Aan het einde van deze verklaring wordt Mahal bedroefd,
omdat hij denkt van de ark te worden buitengesloten. Maar Noach zei tegen hem:
‘Maak je daarover voorlopig geen zorgen en hij vervolgde zijn uitleg van het
bouwplan!’ ´Toen ik het vurenhout volgens Zijn opdracht (de Heer God
Zebaoth) geveld en bewerkt had, zei de Heer: ´Noach! Maak een kist van het
dennenhout en maak er kamers in, bestrijk ze van binnen en van buiten met pek;
maak de kist als volgt: laat de lengte
driehonderd el zijn; de breedte vijftig el en de hoogte dertig el.’ (Een el was gelijk
aan een halve vadem – en 3 voet, dus 0,9144 meter; een ander Hebreeuwse maat was
77,8 cm – een hele vadem was dus 1.90 m). Zo is de lengte (300
el) gelijk aan zo´n 233 meter, de breedte
zo’n 39 meter en de hoogte
ruim 23 meter. Dus een enorm
complexe zeeboot, zoals die er voordien nog nooit en nadien ook niet was
geweest. (Een Hebreeuwse el was vroeger circa 77,8 cm!) We kozen hier voor de
Hebreeuwse maat! Dit uiteraard onder voorbehoud.
De ark zag er niet uit zoals
hier boven een zeeschip in de maak, maar zij was erg lang, breed en hoog, dus
vierkant
‘En ik, Noach vroeg de Heer nader naar Zijn wil om te
vernemen waartoe deze kist dan diende. En de Heer sprak nogmaals tot mij:
´Noach, zie, Ik wil op aarde een machtige watervloed over de zonde laten komen
tot verderf van al het vlees onder de hemel waarin een levende adem is; en
alles wat op aarde is zal ondergaan! Maar met jou wil Ik een verbond sluiten! En je zult met je zonen, je vrouw en met de
vrouwen van je zonen in de kist gaan! Daarnaast zul je ook allerlei dieren
van al het vlees in de kist doen; van ieder elk een mannetje en vrouwtje, opdat
ze in leven blijven bij jou! Van de vogels naar hun soort, van het vee op aarde
naar hun soort, en van allerlei kruipend gedierte op aarde naar hun soort moet
van elk paar met jou in de ark gaan, opdat zij in leven blijven!
(Opmerking: Noach had drie zonen en
elk van hen had weer een vrouw; dan zouden Noach en zijn vrouw en drie zonen
met hun vrouwen inderdaad met hun achten zijn! Er wordt verder hier niet
gesproken over zijn broers en zusters!)
‘Slechts één venster moet je erin plaatsen, en wel boven
het dak, en dat moet één el groot zijn, (zowel in de lengte als in de breedte),
voorzien van een deurtje van planken om het venster goed af te kunnen sluiten.’
‘De toegangspoort moet je midden in de zijkant van de ark plaatsen! De ark zelf moet van onderen naar boven door drie vloeren in drie verdiepingen verdeeld zijn, (dus elke verdieping
had een hoogte van 9 meter), zodat de hele kist
er dan onderin één heeft, en in het midden één en boven één, namelijk de derde vloer boven voor de mens
en zijn benodigdheden.´
‘Zo moet je ook allerlei spijzen meenemen om te eten en
die moet je in de juiste maat verzamelen om jou en de dieren tot voedsel te
dienen!. Ik viel neer voor de Heer en weende en smeekte en sprak: Heer, hoe
moet ik, zwakke mens dat allemaal alleen doen? waar zal ik al die dieren vangen
en waar vind ik het juiste voer voor ze? Waar moet ik voor alle vleeseters het
vlees vandaan halen, en waar het gras voor al die grote graseters, en waar de
mij onbekende kost voor al het kruipende gedierte? - Wanneer, o Heer zal ik
klaar zijn met de grote ark?’
Toen zei de Heer: ‘Noach, maak je geen
zorgen, maar ga enkel aan het werk, en Ik zal je zo helpen dat je de zwaarte
van het werk niet zult voelen!’ En Noach vervolgde zijn verhaal tot Mahal: ‘Zie broer, ik ging meteen aan het werk en alles voegde zich
wonderbaarlijk vanzelf, en ik had met mijn weinige helpers lichte arbeid. De
ark groeide flink van dag tot dag en is nu tot op het vensterdeurtje bij het
dak klaar! Zo was het bouwplan dus, en zo is nu ook het werk voltooid.´
(Hui3-334:6-19)
Mahal, de broer van Noach, dacht niet in de ark te mogen, waarover hij zeer
treurde. Maar Noach zei hem: ´Zeg me, - wanneer de
Heer ooit iemand niet verhoord als hij zich berouwvol weer tot Hem had gewend
in de ware liefde van zijn hart als een goed kind tot zijn enige goede en ware
vader?! Doe hetzelfde, dan zal het beslist niet nodig zijn om zo bedroefd te
zijn!´ (Hui3-335:4)
De zondvloed had ook natuurlijke oorzaken. De Heer sprak tegen Mahal: ´Mijn berouw is enkel smart in Mijn liefde, die moet toezien hoe de door
Mij zo hoogst volmaakt geschapen mensen zichzelf onderwerpen aan de gevolgen
van hun eigen handelen en zich te gronde richten…Maar juist om de mensheid in
Mijn almacht haar vrije wil niet te ontnemen, moet Ik het nu helaas toelaten
dat de mensen zelf de sluizen van de aarde met geweld openen, waaruit machtige
vloedstromen naar buiten zullen treden wat ademt in dit grote woongebied van de
aarde! Ik zag dat allang tevoren: daarom waarschuwde Ik ook de mensen steeds.
Maar nu hebben zij zelfs oorlog tegen Mij ondernoemen en willen de hele aarde
met hun springstof verwoesten, zoals zij nu ook reeds de ene berg na de andere
in de lucht blazen; en dat is hun eigen gericht!’
De Heer sprak verder tot Mahal: ‘Zie, onder de
bergen zijn grote waterbekkens die meer dan drie miljoen kubieke mijlen water
bevatten (zo´n 4,8 miljoen kubiek water, dat
minstens meer dan de helft van de aarde zou bedekken!). Dit water zal doorbreken en zal tot boven de hoge bergen van dit bewoonde
gebied stijgen (klaarblijkelijk wel tot 5 kilometer in de berghoogte) en zal ook de dampkring in wolken hullen waaruit het geweldig zal
regenen. O zeg Me, deed Ik er niet goed aan toen Ik de ene die Mij nog
gehoorzaamde, Noach deze ARK liet bouwen om ten minste zijn leven te redden
omdat reeds niemand anders meer naar Mij wil luisteren?! En zeg me nu wanneer
Ik jou heb verboden gebruik te maken van de ark, dan zal Ik weer spreken!´
(Hui3-338-11,13-17)
Zou de zondvloed er zo uitgezien kunnen hebben?
Verder sprak de Heer tegen de 490-jarige Mahal: ´Zie, de aarde is een lichaam waaruit veel geboren wordt, en je weet niet
hoe dat gebeurd; daarom moet ook jouw aards lichaam weer in de aarde gelegd
worden opdat je geestelijke, onverwoestbare lichaam vrij in alle volheid tot
het eeuwige leven opstaat!´… ´Ben je dan vergeten hoe volkomen Ik de mens heb
geschapen dat hij buiten Mijn almacht kan doen wat hij wil als een tweede god volgens een vrije door
hem bepaalde orde?!´ (Hui3-340:2, 339:9,14)
‘Onder de bergen van de aarde bevindt zich grote en diepe
waterbekkens en daarin is honderd keer meer water dan alle zeeën van de aarde
bij elkaar van het aardoppervlak.’ De engel Waltar (die als mens op
aarde vermoord werd door zijn zuster!) zei tegen
Mahal: ´En deze ondergrondse wateren zijn als het ware het bloed
van de aarde dat door brede kanalen van de aarde stroomt, en grotendeels de
steeds gelijke beweging van de aarde bewerkstelligd en zodoende haar innerlijke
organische leven volgens de ordening van de Heer; want ook het lichaam van een
planeet moet een leven hebben, wil het een drager en voeder voor het leven
kunnen zijn. Maar nu de mensen als knaagwormen begonnen zijn duizenden vadems
diep onder de bergen te boren en ze te vernietigen en daardoor de aderen van de
aarde te openen, zeg me, wiens schuld en gericht is het dan wanneer daardoor de
blinde dwazen hun ondergang zullen vinden?!’ (Hui3-342:3-5)
De engel Waltar zei ook tegen koning Gurat van de stad Hanoch: ´Ja Gurat, ik ben helemaal dezelfde Waltar! Maar nu leef ik voor eeuwig in
een nieuw geestelijk, onverwoestbaar lichaam dat volledig één is met mijn
geest! En zo ben ik nu een bode van God uit de hemelen…´ Zie, bergen zijn deksels van grote onderaardse wateren en zijn
daarom volgens de orde van God meestal uit hard gesteente samengevoegd zodat de
ondergrondse wateren hen geen schade kunnen toebrengen! Honderd twintig mijl
(192 kilometer) van hier af zijn nu al twintig enorme stromen begonnen om het
vlakke land in een meer te veranderen, en vandaag zullen er weer vijf bijkomen,
en zo iedere week een paar!´ (Hui3-343:7,9,11)
De Heer zegt: ‘Veel lezers zullen zich ongetwijfeld afgevraagd hebben, hoe heeft Noach al
die dieren en planten en ook het broodnodige voedsel, evenals ook alle
afvalstoffen in die onmetelijke ruimte kunnen bergen? De Heer zei verder: ‘Zoals het Mij, de Heer, altijd heel goed mogelijk is de allergrootste
wereldmenagerie dag aan dag te verzorgen, zal het voor Mij destijds toch ook
wel mogelijk zijn geweest al de dieren in de ark ongeveer een half jaar te
onderhouden!’
‘Als de mensen van deze huidige tijd ook even vroom waren
als Noach, dan zouden zij ook meermaals zien hoe vele engelen dag en nacht
volop bezig zijn om Mijn grote wereldmenagerie te onderhouden; maar met de
grove, wereldse ogen zullen de huidige mensen, die grotendeels veel slechter
zijn dan in de tijden van Noach, dat wel niet meer kunnen zien. Tijdens en voor iedere ramp worden de
mensen altijd door buitengewone verschijnselen vooraf gewaarschuwd om die
plaats te verlaten en zich vol vertrouwen onder Mijn bescherming te begeven…´
(Hui3-345:3,5,7)
‘Alle inwoners van de grote stad Hanoch en de omliggende
steden waren meerdere malen door engelen gewaarschuwd voor de komende
onmetelijke grote zondvloed om de engelen te volgen. Luister! Dit is Gods
laatste roep die tot jullie oren doordringt! Verlaat alles en volg hem; want in
een jaar van nu af aan zullen al jullie woonplaatsen en landerijen drieduizend
vadem diep onder water en modder staan!’ (circa 5700 meter hoogte!) (Hui3-346:5)
Engelen brachten de dieren naar het binnenste van de ark in de voor hen
bestemde hokken. De buitengewone boden (engelen) zeiden tegen Noach: ´Kijk, aangezien de ark tot meer dan de helft in het water zal liggen, moet
je in de middelste verdieping een gat boren en er van binnen een aftappijp aan
bevestigen! Als je die zult openen, zul je meteen zoveel water krijgen als je
nodig zult hebben.´ (Hui3-347:3)
De ark van Noach was vele malen groter dan deze boot in
aanbouw!
‘Het heeft veertig dagen en veertig nachten (960 uren!)
geregend in het grote gebied van het Kaukasusgebergte op de 17e van de tweede
maand.’ Blijkbaar was dit niet op de tweede joodse maand, dat rond de 17e
april begint, maar was het volgens de Heer voor onze tijd gerekend op de 17e
februari. (Genesis 7) (Hui3-353:3,11)
Niet de gehele aarde betrof de zondvloed. Bovendien zei de Heer: ´Ik zal Mij ook in hun nood over hen ontfermen; maar dit uitgestrekte
gedeelte van de aarde waar Mijn kinderen van de wereld wonen, zal nu MIJN
ONVERBIDDELIJK GERICHT ONDERGAAN!´ (Hui3-352-8) Toen de zondvloed begon, was NOACH 600 jaar.
De Heer sprak tijdens de snel opkomende vloed nog heilzame woorden voor de
door angst bevangen Mahal: ´Zoals je liefde is, zo is je
geest. Is je liefde levend in Mij, dan zal ook je geest levend zijn uit Mij.´
(Hui3-356:7)
Mahal ging niet in de ark, in plaats daarvan nam de Heer hem op, en stelde
hem aan als beschermengel van de ark met Noach en de zijnen. Dat wil zeggen, de
Heer raakte hem met een vinger aan en op dat ogenblik zonk zijn sterfelijk
lichaam tot stof en as ineen. Toen de Heer hem van zijn lichaam had verlost,
had de zondvloed al zeven dagen
geduurd. Het water steeg met zo´n
snelheid dat het reeds in zeven dagen de plek had bereikt, waar Mahal met de
Heer in de buurt van de ark, in de grot van Adam kwam. (blijkbaar was het water
al tot op 5000 meter hoogte gestegen)
‘Zo was de voorspelling van de Heer aan Mahal in
vervulling gegaan dat hij niet eerder van zijn lichaam bevrijd zou worden dan
wanneer het water zijn voeten had bereikt.´ De Heer zei tegen hem in het geestelijke rijk: ´Nu je verlost bent, is je eerste dienst als engel dat je deze kleine
wereld over de wateren leidt en haar pas verlaat wanneer al het water weer
gezakt is en Ik kom om een van vrede over de nieuwe aarde te spannen!´
(Hui3-357:1,2)
‘Midden-Azië werd het meest getroffen door de vloed en
het meer van ARAL en de Kaspische Zee zijn nu nog overblijfselen van de
zondvloed. ´Het water op aarde steeg echter zo snel dat het op de 7e
dag na de verlossing van Mahal (de wellicht tien jaar oudere broer van Noach)
de ark al ophief en hem begon te dragen. En zo’n 7 dagen later overspoelde het
water al de hoogste bergen van deze streken tot aan het allerhoogste gebergte
van de Himalaya (7.300 meter) dat het land van de Sihinieten (China) van het
andere Azië scheidde. Alleen dit gebergte rees vijftien el boven de hoogste
waterstand uit; en alle andere hoge bergen stonden minstens zo diep onder
water.’
‘Hoe en waarheen vloeiden de wateren van de zondvloed?
Hoofdzakelijk naar Midden-Azië waar nog heden het Aralmeer en de Kaspische Zee
de meest gedenkwaardige overblijfselen zijn, want waar nu de Kaspische Zee is,
daar stond eens het enorm grote Hanoch, en het zou vandaag de dag nog mogelijk
zijn resten van deze stad te vinden, maar wel meer dan duizend vadem diep.’ (De Kaspische zee is ruim 1000 kilometer lang en het
grootste meer van de aarde!)
In verbeelding hier de stad Hanoch in de
laag gelegen vlakte
‘Op de plaats van het Aralmeer was eens dat meer met zijn
omgeving en zijn eiland van de watergoden dat wij ook zeer goed kennen; ook
zijn het Baikal- of nu Balchasjmeer en het Tsanymeer of Canymeer soortgelijke
zondige resten van vóór de zondvloed die gedenktekens van toen herbergen.’
‘Vanaf deze belangrijke plaatsen vloeide het water rijkelijk
naar Siberië alsook naar Europa, dat in die tijd nog niet bewoond was. Een deel
brak door naar het zuiden naar het huidige Oost-Indië en het meeste naar
Arabië; ook het noordelijk deel van
Afrika tot aan de hooglanden werd ernstig geteisterd van waaraf dit land
slechts onder kleine overstromingen te lijden had. Amerika werd slechts in het
noorden vanuit Siberië enigszins getroffen; het zuiden bleef geheel vrij
evenals de meeste eilanden van de grote zeeën.’ (Hui3-357:7-10)
Nadere bijzonderheden over de grote zondvloed beschrijft
de Heer in het laatste boek van Zijn Huishouding. De zondvloed was plaatselijk
op de aarde, maar er waren wel duizenden kilometers mee gemoeid, ook daar waar
het nog niet bewoond was, zoals in Europa.
‘Waar stroomde
de vloed dan allemaal naar toe. Regende het dan niet op de gehele aarde? De
Heer zegt hierover verder: ‘De vloed verspreidde zich op deze wijze, omdat het
niet op de gehele aarde had geregend en de vloed daarom ook niet overal even
sterk kon zijn, – en wel omdat het niet overal kon regenen en de vloed ook niet
en vanwege het feit dat dit overal nodig was. De vloed teisterde daarom alleen
die gebieden op verderfelijke wijze waar de slechte mensheid woonde, en bedekte
in het bijzonder Midden-Azië tot op een hoogte van vierduizend vadem boven de
zeespiegel van waaruit zij dan wijd en zijd naar alle richtingen wegstroomde!’
Verder zei de Heer: ‘Als er de Bijbel staat: ‘Over alle bergen van de aarde, en behalve wat de
ark droeg bleef er niets levends op de aardbodem!’, – dan moet dat niet letterlijk op de natuur zelf worden betrokken;
want onder ‘bergen’ wordt alleen hoogmoed en heerszucht van de
mensen verstaan. En dat er op aarde geen leven overbleef behalve in de ark, wil
zeggen dat alleen Noach getrouw bleef aan een geestelijk leven in God en vanuit
God.’ (Zie bijvoorbeeld de geschriften van Swedenborg, die hoofdzakelijk de
geestelijke overeenstemmingen accentueren.)
‘Wie dat goed
in acht neemt, zal wel inzien dat de
vloed van Noach wel een grootschalige, maar daarom toch geen volledig algemene
was, – en vanwege het feit dat alleen in Midden-Azië de mensen er door
roekeloosheid zelf de voornaamste oorzaak van waren, wat in de andere
werelddelen niet het droevige geval was.’ (Hui3-358:2,8-10)
(De stad) ‘Hanoch zelf bedekte
met zijn uitgebreide omstreken een gebied en een dicht bewoonde oppervlakte van
bijna achtduizend vierkante mijl, dus een land op zich, dat zeer geschikt en
groot genoeg zou zijn geweest om in de huidige tijd een belangrijk koninkrijk
te zijn, daarbij heerste het op een kleine uitzondering na over heel Azië en
hield overal huis. Nu laten we over deze buitengewoon grote ruimte een meer dan
drieduizend vadem hoge watermassa komen, en het zal blijken hoe ver dan de
overstroming kan reiken, - en vooral wanneer men als bewezen kan aannemen dat
Midden-Azië het hoogste land van de aarde was en dat voor het grootste deel in
de richting van het zuidoosten tegenwoordig nog is.’
‘De eerste
veertig dagen durende regen was wel over geheel Azië, een groot deel van
Europa, als ook over Noord-Afrika verbreid en veroorzaakte op zichzelf al grote
overstromingen in de dalen; maar aangezien in deze landen de ondergrondse
wateren er niet bij kwamen, kon de overstroming of de vloed niet zo’n hoogte
bereiken als in Azië, waar de doorbraak van de ondergrondse wateren vooral de
doorslag gaf.’
‘De voornaamste
sporen van de vloed van Noach zijn het op behoorlijke hoogten veelvoudig
voorkomen van aangevoerd rivierpuin, de hier en daar voorkomende versteende botten
van dieren van voor de tijd van Noach alsook de veel voorkomende
bruinkoolafzettingen en vervolgens ook de zichtbare erosie van de bergen, zodat
die er nu geheel naakt bijstaan.’ (Hui3-359:2,3,5,8)
'De volle omvang, dus het hoogste peil van de vloed duurde
150 dagen. Hoe was het dan mogelijk, omdat volgens de eerste
vermelding slechts 40 dagen heeft geregend? De stromende regen is na 40 dagen
wel opgehouden, maar het steeds machtiger wordende water dat van onder opkwam
duurde 150 dagen en hield steeds
dezelfde waterhoogte in stand. Pas op de 150ste dag (na 3600 uren) wendde de
Heer Zijn gezicht weer naar de aarde, en de bronnen in de diepte werden
afgesloten en de waterzakken van de ether volkomen dichtgebonden; want tot de
150e dag had het steeds plaatselijk geregend zoals nu bij onweer een stortregen
op aarde valt.’
‘Pas na deze
tijd begon het water weg te lopen, en op de 17e dag van de 7e maand (17 juli) kwam de ark aan de grond en zat
op de zeer ruime top van de berg Ararat, daarheen geleid door Mahals geest door
de kracht van de Heer.’ (De vloed duurde tot hier vijf maanden!)
Dit is de echte berg ARARAT waarop de
‘waterkist’ van Noach eens strandde
‘Toen nam het
water zichtbaar af tot aan de tiende maand (oktober) en het wezen van alle
bergen, zelfs die van nauwelijks 70 vadem hoog, was sinds die tijd boven het
water, dat nu alleen nog de daken en de lagere heuvels bedekte. Veertig dagen
later, dus op 10 november, opende Noach voor de eerste keer het dakraam.’
(Hui3-360:2-8)
Toen Noach in januari 601 jaar oud was, waren de wateren
op aarde voor het grootste deel tot op de normale stand in de grote zeeën
gestroomd. ‘De aarde werd droog door het voortdurend waaien van de
warme middagwinden. Toen ging Noach met zijn zonen op 1 januari aan het werk en
sloeg het dak van de ark af en keek toen voor de eerste keer vanaf de hoge
Ararat naar de vernieuwde aarde…’ Toch wachtte hij nog tot de 27e
februari op het woord van de Heer. De Heer droeg hem op uit de ark te gaan,
zoals beschreven staat in Genesis 8. Noach had precies 1 jaar en 10 dagen met
de zijnen in de ark doorgebracht. (375 dagen zijn 9000 uren!] (Hui3-360:14-20)
De Heer zei na de zondvloed tegen Noach, dat hij het
vlees (het lichaam) waarin nog bloed is (of zich beweegt, stroomt) niet gegeten
mag worden. ‘Want het bloed draagt zowel bij de dieren als bij
mensen Mijn toorn en Mijn wraak! Daarom wil Ik al het bloed van de mens alsmede
het bloed van de dieren wreken.’ Want in het bloed is de dood.’ (Het Hebr. Woord
voor bloed is DAM = 4-40=44; het
Hebr. Woord voor DOOD is MeTh = 40-400= 440. Zie hier de analogie tussen bloed en dood)
‘Zo zal Ik ook
het lichamelijk leven van ieder mens wreken vanwege de mens! Daarom ben alleen
Ik de Heer en zal niemand het bloed van de mens vergieten! (Doden!) Wie het zal
vergieten, diens bloed zal ook worden vergoten! (Hui3-361:6,7)
De Heer leidde
Noach naar een zeer vruchtbare streek, dat tegenwoordig ARMENIË (Eriwan) heet. (Een bergachtig
land, gelegen aan de zuidelijke Kaukasus, dat grenst aan Turkije) Dit was in de derde maand van het nieuwe jaar. En verder sprak de Heer: ‘Niet ver van hier zal Ik Mij een stad bouwen en daarin tot de grote tijd
der tijden wonen wanneer Ik Zelf in het vlees (lichaam) zal wandelen te midden van Mijn ware kinderen!’ (Het Salem in
Kanaan, het ‘gezegende land’, dat later Israël zou heten.)
‘Jij zult het
bereiken in zeventien dagreizen! (zo’n 1325-1350 kilometer) Daar zal Ik Mij een stad bouwen; deze moeten jij en al je nakomelingen
‘Salem’ noemen.’ (Het latere Jeruzalem) – 17 dagen x 12 uur = 204 uren en met een gemiddelde
snelheid van 4- 6,5 kilometer zijn dat 1325 kilometer, wat ook de afstand
blijkt te zijn van Armenië naar Jeruzalem. Een dagreis duurde destijds ook
werkelijk 12 uur, want men had immers de tijd (met tussenpausen) en zo’n 5,6
uren slapen was al voldoende om de reis de volgende dag te hervatten.
‘Mijn naam
echter als Vorst der koningen zal ‘Melchizedek’
zijn een Oudste priester van eeuwigheid!’ (Hui3-362: 7,12,14,15)
Een bijzonder verhaal van Cham, de zoon van Noach, die
een berisping kreeg, dat hij de naaktheid van zijn vader bespotte en daarom met
zijn vrouw en kinderen en wat vee wegtrok naar het tegenwoordige Sidon en
Tyrus, dat nog onder het gezag van Salem stond. (Hui3-364:8) ‘En Cham had een zoon die Nimrod heette, een machtige jager en
deze stichtte de stad BABEL. Hij was een reus en met 12 voet (3,8 meter) was hij de grootste van de kinderen van Cush, die allen ook reusachtig
waren.’
De totale leeftijd van Noach bedroeg 950 jaar. Hij heeft
(ook Cham) zelfs Abraham nog gekend, want Abraham werd geboren in 1885 n. Adam
(229 jaar na de zondvloed). De Heer zegt: ‘Gezegend zij iedereen die de wet van de liefde, die door dit werk
straalt, tot basis van zijn leven maakt; want hij zal dan daarin ook het ware,
eeuwige leven vinden! Wie het echter alleen maar zal lezen als een ander
sprookjesachtig geschiedenisboek, die zal voor zijn geest een zeer magere oogst
verkrijgen!’
(Opmerking: Het woord zegen draagt in zich bij het
uitspreken ervan een gigantische energie, die we vaak niet bewust zijn. ZEGEN
en ZEGGEN {uitspreken} hebben dezelfde trilling. Ook in het Germaans zien we
datzelfde woord zegen als een ‘SIEGE’, d.w.z.
(overwinnen of triomferen). Het Germaanse woord ‘sagen’ of ‘SAGE’ hebben
dezelfde klank. G.)
Nog een kleine nabeschouwing
De ark had de afmetingen van 39
meter breed, 23 meter hoog en 233
meter lang. De watervloed kwam zeven
dagen nadat Noach de ark inging (Genesis 7: 10). Er viel veertig dagen regen op de aarde
(Genesis 7:12). Honderdvijftig dagen
waren de wateren op aarde aanwezig (Genesis 7:24). Na honderdvijftig dagen begon het water te zakken (Genesis 8: 3). Na veertig dagen opende Noach het raam van
de ark (Genesis 8: 6). Na zeven dagen
verliet de duif de ark. (Genesis 8: 12).
Wat zien we hier? 7-40-150 in kruiselingse volgorde met 150-40-7 ! Waarom deze
volgorde? Dat zijn geheimen van hemelse orde en we weten niet wat dat betekent,
hoewel iets doet vermoeden…
In de Bijbel staat in Genesis 6:14-16 (NBG) het volgende: ‘Maak u een ark van goferhout (naaldboomhout, de pijnboom); met
vakken zult gij de ark maken en haar van binnen en buiten met pek bestrijden.
En zó zult gij haar maken: driehonderd
el zal de lengte der ark zijn, vijftig
el haar breedte en dertig el
haar hoogte. Gij zult aan de ark een lichtopening maken, en een el van boven
zult gij die afwerken, en de ingang der ark zult gij in haar zijkant
aanbrengen; met een onderste, een tweede en een derde verdieping zult gij haar
maken.’
Een el is een lengtemaat en meet de lengte van de elleboog tot aan het
topje van de middelvinger. In de dagen van Noach zou dit rond de 78 centimeter
geweest zijn. Uitgaande dat een el zo’n 78 centimeter is, moet de ark wel 233
meter lang zijn geweest, 39 meter breed en 23 meter hoog. Een groot veld lang,
zo breed als de breedte van een kanaal en zo hoog als een flat met de begane
grond en vier verdiepingen. De inhoud van de ark moet enorm groot geweest zijn.
Met bijvoorbeeld een el van 50 centimeter was de inhoud zo’n 233*39*23 en
dat is 209001 m³ en nog veel groter. Misschien werd wel 1/5 deel van deze
ruimte gebruikt voor balken en planken voor de hokken en steunpilaren. Maar dan
nog bleven er nog veel m³ over voor de 8 mensen, vele dieren en het voedsel wat
zij nodig hadden. De ark hoefde niet groot te zijn voor het aantal mensen dat
in de ark moest, dat waren er namelijk slechts acht. Hoeveel dieren er precies
in de ark zaten is onduidelijk. De vissen en andere dieren die de zondvloed
konden overleven hoefden er niet in. Het staat vast staat dat de ark gigantisch
groot was en er veel dieren in pasten.
Opvallend aan de ark zijn de verhoudingen. De lengte- en breedteverhouding
is 6:1. Dat is volgens hedendaagse scheepsbouwers de ideale verhouding voor een
schip dat geen snelheid maakt door middel van een motor of zeil. Het heeft
scheepsbouwers jaren gekost om dit te ontdekken, maar Noach deed, met hulp van
de Heer, het gelijk goed met de bouw van de ark.
Lorber zegt via de Heer: ‘Dat van de toenmalige
bergketens ten tijde van Adam en Noach geen enkel spoor meer aan te treffen is.
Deze hadden twee tot drieduizend jaar geleden al een geheel andere vorm. Zo
verbond het lage en hoge gebergte van Zwitserland het hoge Tibet en het
gebergte van Noorwegen met de Oeral. Wel zijn er hier en daar vanuit het
gebergte van Azië en Afrika nog wat sporen overgebleven. Waar de Donau, de Drau
en de Mur lopen in Europa, bestond vroeger nog een derde binnenzee. Het Chinese
kruit is zeer oud en een overblijfsel van de toenmalige Hanochbewoners ten
tijde van Noach. Waar zich nu de Kaspische zee bevindt, lag eens de grote
immense stad Hanoch en haar duizend kilometer vlakte. De vloed steeg daar wel
tot 8000 voet over geheel Midden-Azië.’
Een berg tot ontploffing brengen kan catastrofale gevolgen hebben!
Dit bewijst al de ark van Noach die uiteindelijk, toen het water zakte,
vaste grond vond op de brede top van de berg Ararat. De eerste afstammelingen
van Adam tot in de periode van Noach hadden een veel meer etherische lichaam,
dan de latere mensen en daarom zijn er ook nooit sporen van hen teruggevonden..
De aarde zal volgens de Heer over 1000 jaar er weer anders uitzien.
(Hui3-366;1,4,6,8,9,14,16,23,40)
De naam NOACH betekent ‘trooster’ en omgekeerd ‘genade’. Beiden hebben de
numerieke hebreeuwse waarde 58. Hij
was het 10e
geslacht. Dat leid in deze samenhang
naar 10x58=5800. Voor de zondvloed
was hij al 600 jaar en nadien leefde hij nog 350 jaar. Hij werd dus 950 jaar en
werd zelfs ouder dan Adam (1656+350=2006). Zoals al beschreven heeft hij
Abraham (vanaf 1948 n. Adam) gekend. De reguliere hedendaagse telling van de
joden geldt voor dit jaar 5783 en dat komt overeen
met het gregoriaanse 2023.
Het joodse jaar 1 (teruggerekend volgens het huidige
systeem) begon eigenlijk in het jaar 3760 (volgens de astronomische telling) en
dat komt overeen met de bovengenoemde 3760 v.Chr. 3760+2023=5783. Op zo’n 12 jaar na tellen zij dan het jaar 5800: wellicht het beginjaar van de
grote TROOST. Dat zou voor onze tijd betekenen: 2022+12=2034.
Let wel, het oude joodse jaar ten tijde van Jezus’
geboorte was 4151, wat overeenkomt met ons wereldse jaar 4026+2024= 6050. We
leven als het ware nog in het 6e wereldjaar, of de 6e
dag. Pas op de 7e dag, (of het zevende wereldjaar) dan komt de
uiteindelijke grote blijde verlossing en ze is dan VOLBRACHT. Dat maakt de
huidige mensheid niet mee, alleen kan ze daaraan wel meewerken. Er bestaan nog twee contratijden die blijkbaar op elkaar
inhaken. (duizendjarige rijk)
De zondvloed betekent in het Hebreeuws MABOEL. Herinneren we ons nog
aan de ene broer van Noach, die MAHAL
heette. Deze namen hadden met elkaar te maken. Het zondvloedjaar 1656
geschiedde in de 17e eeuw
(1656) sedert de schepping. Er is iets degelijk aan de hand met getal 17, ook
in verband met de 17e van de tweede maand. De lezer kan daarover
haar eigen mening toetsen.
Josephus
noemde de resten van Noachs ark meermaals in zijn boek Antiquitates Judaicaen
(Joodse Oudheden). De eerste keer citeert hij meerdere auteurs uit de oudheid
over de ark, en vermeldt daarbij: ‘Men zegt dat er nog een deel van het
vaartuig bestaat, in Armenië, bij de berg van de Cordyeeërs, en dat men er
stukken asfalt vanaf haalt en meeneemt.’ Later in zijn werk verwijst Josephus
nogmaals naar de berg van de ark, wanneer hij vertelt over de koning van het
rijk Adiabene. Deze koning, Monobazus, had zijn zoon een district van zijn land
gegeven. Josephus zegt erover: ‘Monobazus (…) gaf hem het land Ceron, dat zeer vruchtbaar is van de geurige plant
Amomum (een gemberachige plant, ), en waar nog ten huidige dage de
overblijfselen van de ark, waardoor Noach aan de zondvloed ontkwam, te zien
zijn.’ Ook op basis van Josephus’
vermeldingen weten we dat de ark terechtgekomen zou zijn in Armenïe.
Ooggetuigen hebben vanuit de lucht overgebleven delen van
de ark gezien. De piloot Gerald Howley zei in 1945: “We vlogen langs
de westkant op ongeveer 16,500 voet (5.290 m) hoogte. Het bootachtige voorwerp
was een perfecte rechthoek. Het was aan alle kanten omringd door ijs en sneeuw.
Nog eens naar beneden kijkend had dit object de uitstraling van een lange brede
aak (vrachtschip) die men wel ziet op rivieren, alleen zag deze er veel langer
uit. Mijn eerste impressie van deze boot was: eenvoudig, grof rechttoe rechtaan
en lang.
De geoloog George Green maakte vanuit een helikopter
foto’s van een houten schip op de Ararat. Hij zag dat er planklijnen aan de
zijkant duidelijk te zien waren tot aan het dak. Hij maakte vele foto’s en is
later onder verdachte omstandigheden dood aangetroffen in een hotel. Een ander
piloot omschreef de boot als een groot,
rechthoekig binnenvaartschipachtig bouwwerk.
Een onderzoeker beklom de berg Ararat en op een hoogte
van meer dan 4000 meter zag hij een bouwwerk met plankachtig timmerwerk. Iedere
plank was ongeveer twintig centimeter breed. Hij zag houtverbindingen als
bewijs voor een oude constructie als voorloper van het gebruik van metalen
spijkers. Verderop zag hij gebroken houtdelen in de gletsjer, waarvan sommige
wel twintig meter lang waren.
Het bouwwerk zag er verdeeld uit in verschillende
ruimten. Zij zagen een vierkante ruimte dat meer dan 5 meter hoog was. Zij zagen ook dat het ‘gebouw’ meerdere
verdiepingen had. Het had de grote van een kathedraal of een groot warenhuis.
De gestalte van een vierkant houten gebouw, wat lijkt te bestaan uit
verschillende grote verdiepingen bedolven onder tonnen vulkanisch gesteente en
ijs boven 4000 meter op de zuidkant van de grote berg Ararat. De kleur van het zeer sterke hout, dat deels nog intact is en deels
ook al verweerd, ziet er heden ten dage nog
bruin, rood of zwart uit. Het is vanzelfsprekend dat de ark van Noach,
die meer dan vier duizend jaar geleden eigenlijk zelf door de Heer Zelf
gebouwd, niet meer kan zijn zoals ze er
destijds was gemaakt, maar het is hoogstens verbazingwekkend, dat meer dan de
helft (hoewel versteend door de tanden
van de tijd) nog voor een deel intact is. G.
UpToDate 2024-2025