Ontwikkeling van de ziel
[via
Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]: Elke mensenziel kent zielspartikelen (zielsdeeltjes). Wil
iemand een orgaan afstaan, dan staat hij ook een deel af van zijn samengestelde
ziel. De ontvanger kan deze zielsdeeltjes pas teruggeven, als ook hij gestorven
is. De ontvanger draagt daarentegen vreemde zielsmatige zieledelen van een
ander in zich, door het geïmplanteerde orgaan. Die zielsdeeltjes mengen zich
met de zijne en als ook hij eenmaal gestorven is, moet hij deze weer afstaan
aan de ander. Er mag dan wel door het nieuwe orgaan een verlenging of
verbetering van zijn aardse leven komen, maar de geestelijke ontwikkeling in
het hiernamaals wordt daardoor niet bevorderd. In het boek ´Aarde en Maan´
(40-6) van Jacob Lorber lezen we hierover uitvoerig.
Zo bestaat ook het menselijk lichaam uit pure
zielsdeeltjes, maar degenen die het lichaam vormen (dus mede de vorm bepalen!)
zijn nog grof, boosaardig en onzuiver, om welke reden ze dan eerst weer in de
Aarde komen, waar ze moeten vergaan en pas van daaruit op de reeds bekende
manier weer uit de vergane stoffen opstijgen, om zich ter completering weer bij
dat wezen te voegen, tot welks lichaam ze eens behoorden. Dit gebeurt gewoonlijk,
in de derde of hoogste Aardgeestensfeer, waardoor dan natuurlijk elke zuivere
geest weer volkomen wordt, namelijk als hij alles wat tot hem behoorde weer
opgenomen heeft. Dit opnemen is de zogenaamde opstanding des vlezes en
rechtvaardigt de uitspraak van Paulus, die zegt: 'Ik zal in mijn vlees God
zien'.
Johannes de apostel sprak met de
Griek Hiram over de ontwikkeling van de ziel in het hiernamaals: ´Maar toch
moet ik hierbij wel opmerken, en dat moeten jullie je zeer ter harte nemen, dat
de ontwikkeling van een ziel, als deze
pas aan gene zijde plaats vindt, ten eerste veel langer duurt en dan ook
nooit helemaal zo'n allerhoogste graad kan bereiken, als wanneer de vorming en
ontwikkeling van de ziel reeds hier, nog in het (aardse) lichaam, is geschied;
want daardoor wordt ook het edelere deel van het lichaam mede geheiligd, en
bijna al het vlees bereikt met de ziel en met haar hiermee één geworden geest
een soort verheerlijking en onmiddellijke opstanding, en vormt dan voor eeuwig
een met ziel en geest volledig één geworden wezen. Maar dat bereiken op Aarde
slechts uiterst weinigen, - kort na de lichamelijke dood echter zeer velen. -En
zie, precies overeenkomstig de diepste waarheid, heb je nu het bestaan van
ieder mens na dit leven voor je!´ (bron: Aarde en Maan 40-6) en (GJE5-184-8)
UpToDate 2024-2025