Bestaat er tussen
ziel en geest enige verschillen?
Het is niet eenvoudig om de
verschillen tussen ‘ziel en geest’ nader
te verklaren, omdat deze aan elkaar verstrengeld zijn en zij ook weer
apart op zichzelf staan. Gezien het feit, dat deze vraag herhaaldelijk blijft
gesteld worden, zijn de antwoorden daarop blijkbaar nog vaag of onbevredigend.
In de literatuur van Jakob Lorber, de schrijfknecht van God in 1840 en de
daarop volgende 25 jaren, kunnen we hierover ruimschoots informatie vinden.
Als lezer [hopelijk ook handelend]
van Jakob Lorber en de Bijbel, zal ik een voorzichtige poging ondernemen om in
het kort samen te vatten, hoe ik dat thema zelf ervaren heb, beschouw en nu
verwoord.
De schepping van de mens vond ruim
6000 jaar geleden plaats in het jaar 4151 v. Chr. De schepping van Adam bestond uit het vette
leem der aarde, en God blies – na de geformeerde ‘gestalte’ er Zijn Odem
[levenslicht] in; de geformeerde
gestalte werd een levende ZIEL, waardoor we kunnen zeggen, dat de gestalte [het
lichaam] ‘bezield’ werd. [Gen.2.] Eva werd niet ‘bezield’ door God, maar
ontving uit Adam een ‘zieldeling’, waardoor
zij – genomen uit een rib van Adam, eveneens een ziel ontving. Twee zielen in
één, waarop het latere huwelijk is gebaseerd.
Zolang de inwonende ziel van de mens zich te zeer met het zinnelijk
lichaam verbindt, zal ze moeilijk contact krijgen met de haar [meegeven]
verwante [zenuw]geest.
Als de ziel of de psyche van haar
hoogmoed afstand doet, dat in elke ziel schuilt en zich berouwvol opstelt, zal
zij met gemak - haar geest, die aan gene zijde vertoeft - kunnen opwekken en met haar
[de ziel] één worden. Ieder mens wordt bij de geboorte
een geestversterking meegegeven, om de [inwonende geest] tijdens het
leven op Aarde uit haar isolement te bevrijden. Deze versterking
is de Goddelijke vonk, dat nog een ongeschapen geest is, het
allerkleinste deel uit God. De geest in de mens komt dus uit het hart van God en deze geest is de liefdevonk, de liefdesvlam. [Opmerking:
Bij de fysieke geboorte van een mens wordt er ALTIJD een eeuwige geest uit God
meegegeven, de eeuwige liefdesvlam, die alles in de mens ordent.]
Oorspronkelijk kwam het wezen, later
mens genoemd, als geschapen geest – direct
uit God! Ooit, in de tijd der
oerschepping, wel miljarden jaren geleden, is onze geest gevallen. Er is hier geen sprake van een gevallen ziel!
Want onze geest in het geestenrijk bleef een geest, was geen ziel, maar had wel
een geestelijk lichaam! Het wezen was puur geestelijk. Totdat… hij viel… uit
het geestelijk Rijk van God in de oneindige eeuwige diepte.
Door de val van Lucifer – een zeer
hoge vrouwelijke schitterende engel naast God – die ook zelf ontelbare
geestelijke wezens produceerde [door de wil van God], moest zij ongekende
tijden naar beneden in de diepste der diepten tuimelen, tezamen met haar
ontelbare miljarden geestelijke gecreëerde (kinder)wezens, en zo verder in de
oneindigende ruimte. Waarom?
Lucifer verkoos zich boven de
Schepper, wat dan ook haar eeuwige val werd. Door de genade van de Heer,
besloot de Godheid in Zijn oneindigende vuurtoorn, dit vreselijke
vuur voor het grootste deel te stoppen en het vuur stolde en werd materie,
waaruit dan later de sterren, aarden en planeten ontstonden.
Zowel op deze aardebollen, als boven
en in deze materiële werelden, konden uiteindelijk ‘geïncarneerde lichtwezens’
ontstaan, die echter via het evolutieplan gebannen [opgesloten] vanuit de
stenen [mineralen], planten, en het dierlijk leven, uiteindelijk een
mensenwezen werd. Al deze wezens – dus wij - moesten dus de ‘proef van
miljoenen jaren’ afleggen in de stoffelijke wereld!
De geestgesteldheid van de gevallen
lichtwezens moesten het zich laten welgevallen om opgeslokt [omgevormd!] te
worden door de elementaire materiedeeltjes – te beginnen in de zandkorrels
[silicea = kiezelzuur]. Nagenoeg wordt uit zand steen en glas gemaakt en bevat
het Latijnse woord voor kiezelzand SILicea.
SIL is ook synoniem met SOLeile [=ZON] en met het Duitse woord voor SEELE en het Hebreeuwse woord voor ziel [Sheoul]
en hel (school) hebben de gelijke of
identieke letters.
De voormalige lichtwezens moesten de materie ‘bezielen’, waar
uiteindelijk het woord ZIEL (= soul) uit voortkwam. Taalkundig gezien
vanuit het Nederlands betekent ‘hel’ ook ‘licht’ (Lucifer = lichtdrager), maar
weliswaar in negatieve zin. [Het gevallen licht of de gevallen liefdesdelen van
de lichtwezens!].
In het Grote Johannes Evangelie door
Jakob Lorber, vraagt de vicekeizer Cyrenius van Syrië aan Jezus, die toen bijna
31 jaar oud was, hoe dat nou precies zit met de versplintering van de
geestdeeltjes van lichtwezens, die bestemd waren om een mens te worden.
[tijdens de ‘val der geschapen wezens!’]
GJE4-160
Cyrenius vraagt hier dus: ‘Ik begrijp namelijk nog
steeds niet waarom onze menselijke ziel, vóór zij overgaat in de volledige,
intelligente, menselijke vorm, helemaal verdeeld in duizendmaal duizend
planten, ja zelfs in mineralen en in meer dan het dubbele aantal dieren moet
bestaan. (GJE4-160)
Zij moet dus vóór zij een volmaakte mensenziel wordt,
eerst uit het gesteente -en wie weet waaruit nog meer - door bliksem in zekere
zin naar buiten gebrand en door regen vervolgens naar buiten gedreven worden!
Daarna gaat deze geschiedenis van de zielsverhuizing en zielsverzameling heel
traag en langzaam door de hele planten en dierenwereld heen, en tenslotte valt
de aankomende, sterke mensenziel nog de eer te beurt in minstens twintig ossen
gedood en geslacht te worden en ook nog in, zeg maar, honderd schapen,
kalveren en ezels. Dat noemen wij Romeinen een harde leer!’ DOCTRINA DURA! GJE4160
‘Is God dan niet in staat meteen een volmaakte
mensenziel te scheppen en deze dan te bekleden met vlees en bloed? Waarom moet
dat zo langzaam gaan? Kijk eens naar Raphaël! [de aartsengel] - Wat komt hij
nog te kort voor een volmaakt leven. Wij,
samengeraapte zielen, wat stellen wij voor vergeleken bij hem.. […] Of
heeft zijn geest ook als ziel eerst zo'n verschrikkelijke tocht moeten maken door
wie weet hoe ontelbaar vele fasen?.. (GJE4-160:3)
In Mozes staat bijvoorbeeld: 'En God de Heer maakte de
mens uit een klomp aarde, en Hij blies de levende adem in zijn neus. En zo werd
de mens een levende ziel.' Als men letterlijk zou mogen aannemen wat er staat,
zou U als God, volgens deze weliswaar erg duistere woorden, de mens toch wel
een reeds volmaakte ziel door de neusgaten ingeblazen hebben, en de gehele mens
zou dan naar Uw gelijkenis een volmaakte ziel geworden zijn’…[GJE4-160:3]
De Heer: ‘Lichamelijk is Adam overigens wel uit de
etherdelen van het fijnste leem door Mijn wil geschapen en gevormd volgens de
geldende orde, zoals Ik die jullie nu heb getoond; en toen hij door ervaring
wijs geworden, door Mijn wil eenmaal zo krachtig was geworden dat zich om hem
heen een uiterst intensieve,
uiterlijke levenssfeer had gevormd, en hij op een keer moe van het werk
en het reizen in diepe slaap viel, was de tijd rijp om een natuurziel, die samengesteld was uit al de jullie bekende
natuurlijke niveaus, in de uiterlijke levenssfeer van Adam te plaatsen’.
GJE4-162:4
‘Deze ziel begon, terwijl zij zich in de uitstralende levenssfeer van Adam bevond, meteen
uit de uitstralende delen van Adam ofwel uit zijn overvloedige levensdamp, die
haar zeer lief was, een lichaam te vormen volgens Mijn wil en Mijn orde, zoals
heden ten dage zielen van gestorvenen dat nog plegen te doen als zij voor enige
ogenblikken aan de mensen willen verschijnen…
Toen Adam daarna ontwaakte zag hij vol verbazing
en vreugde zijn evenbeeld naast zich,
dat hem natuurlijk uiterst toegedaan was en moest zijn, omdat het lichamelijk ook uit zijn wezen afkomstig
was…
Adam zei: 'Wij, ik een man en jij een vrouw die
volgens Gods plan ontsproten bent aan mijn ribben (in de hartstreek), zijn zodoende
één vlees en één lichaam; jij bent het lieflijkste deel van mijn lichaam en zo
zal het verder blijven, en de man zal vader en moeder (zijn manlijke ernst en
zijn zorg) verlaten en zijn vrouw toegedaan zijn!' [GJE4-1625,6,7]
Hier legt Jezus in beeldspraak uit dat Eva is
ontsproten uit het etherische fluïdum {levensether} van de rib [bij de
hartstreek en borstholte van Adam], d.w.z. niet uit de letterlijke
rib, maar uit Adams’ innerlijk krachtige liefdeleven. De rib die het
leven beschermt. De gemaakte wond bij de
ontnomen rib, die God bij Adam toedekte, was uit het etherische vleeslichaam
van Eva, dus ook van hemzelf. [GJE4-162]
De essentie van bovenstaande beschrijvingen geven
weer, dat ziel en geest twee verschillende dingen zijn,
waarover nog steeds geen voldoende opheldering is weergegeven. DE ZIEL IS EEN
GEESTELIJK PRODUCT UIT DE MATERIE! Want… in de materie is de gevallen geest van
Lucifer en de meegetrokken lichtwezens in een geestelijk gericht gekomen en
welke geesten – nog voortdurend op hun bevrijding wachten, totdat alle materie
weer is opgelost, d.w.z. de oplossing van de Zon en haar planeten en alle
materie aardebollen in de oneindige ruimten door de ongekende tijden.
Volgens Jakob Lorber leven er op onze Aarde twee
soorten van mensenwezens, mensenzielen – Het
ene hogere soort is afkomstig van de Sterren- en Zonnewerelden, het andere lagere soort van de Aarde.
De wezens van de Aarde zijn grotendeels afkomstig van de gebonden Satan, diep
onder de Aarde.
Jullie zijn ‘kinderen
van de Satan’, zo duidde Jezus in het Nieuwe Testament de Farizeeërs
aan! Deze hogere en lagere wezens op Aarde leven met en naast elkaar. Beide
gegroepeerde wezens moeten hun weg terug zien te vinden naar de echte levende
en liefdevolle VADER in het Hemelrijk.
De Aarde is de draagster van de Satan, die gevangen
leeft in het gericht, d.w.z. met een beperkte ruimte aan een vrije beweging en
leefstijl. De meeste zielen, die de Aarde bewonen, bestaan uit afzonderlijke
levensdeeltjes, die van Satan zijn weggenomen. Dus hoe meer specifica van dit
voormalig lichtwezen wordt afgenomen, dat als vreselijk pijn door Lucifer en
alle helbewoners wordt ervaren. De Heer: ‘Trek je één haar uit je hoofd, dan
lijdt het hele wezen mee van deze gruwelijke pijn. Zo kun je dat bezien. Maar de
geest zit nog steeds in de fles, dus gevangen. Hij kan niet uit deze oergrote
aardeklomp. Zal dus zijn erg lange tijd moeten uitzitten, tenzij deze zich zal
omkeren naar de OERVADER’. [Zie ook
Hemelse Geschenken 1-41.3.25,36] en Hemel en Hel 1-53]
(Opmerking: herkenbaar is de associatie en de
herkenbaarheid met het Arabische sprookje: de geest zit in de fles, en zodra de
geest wordt bevrijd, kan deze een wonder tot stand brengen, die de macht van
het aardse, de materie, te boven gaat!)
Ontelbare wezens bevinden zich nog steeds in onze
Aardebol, waar in het aller diepste van het binnenste der Aarde de oude Satan
[Lucifer] zetelt. Geleidelijk evolueren zulke gevangen gehouden geesten [in de
stoffelijke materie!] en aan hen is de mogelijkheid gegeven om via de minerale
wereld [o.a. het kiezelzand] te evalueren naar planten en dieren en tenslotte
tot menselijk leven. [GJE4-57:2]
(Opmerking: dit klopt met de theorie van de
Jezuïetenpater: Teilhard de Chadin, die de leer van Darwin ondersteunde, indien
hij zei, dat God de mens uit het water heeft geschapen (in materieel opzicht).
Dit is een deel van deze schepping, dat de individuele fasen via het dier
doorlopen mort totdat het wezen de mens ontstaat.)
Eenmaal samengebundeld tot een potentiële kracht [dus
zeer vele oer-ziel-deeltjes] werken deze zich op tot een aardse ziel. Het
gehele aardse wezen, dat uit Satan is afgenomen, noemen we nu ZIELENDEEL! Geen
enkele ziel heeft een herinnering aan haar vorig bestaansvorm, omdat de
samenstelling apart van de mineralen, planten en dieren, GEEN afzonderlijke
bewuste intelligentie hebben. GJE3:221:7
Een MENSENZIEL bestaat dus uit eindeloos vele
afzonderlijke zielensubstanties, die etherisch zijn samengesteld uit zeer vele
lichtatomen. In zekere zin is de ziel iets van het stoffelijke. Men heeft ooit
een stervende op een gevoelige weegschaal gelegd en op het sterfmoment verloor
stervende 21 [7+7+7] gram, nadat deze de adem uitblies.
Wat is dus de ziel?
De ziel is een mengsel van
fijnstoffelijke oerlichtdeeltjes. De ziel in een mensenwezen stamt af van de
onreine oerziel van de gevallen Satan en een deel van hem doordringt het gehele
lichaam van de mens.
De ziel is de hele mens en het
lichaam als het ware de kopie daarvan. Daarom moeten we als menselijk wezen ook
nog een gelijkenis met hem vertonen.
Moeilijk om te aanvaarden, maar dat is gewoon een feit.
Gelukkig werkt de ziel samen met
de haar inwonende geschonken liefdegeest van God, die boven de ziel staat.
Daarom kan de ziel ook nooit de grenzen van haar geest overschrijden. Zij, de
ziel – moet doordrongen worden door de geest en niet andersom. De ziel wordt
door haar geest opgenomen en kan daardoor ‘vergeestelijken’ en dus met haar
samensmelten.
De ziel is ‘onsterfelijk’, maar
kan toch ‘sterven’ in de zin van versplinterd worden, wanneer haar oerdeeltjes
weer een nieuwe ronde moeten maken door de materie, als zij zich weigert te
verbinden met de Godheid, door alles aan haar laars te lappen en God onwaardig
verschrikkelijk beschuldigd. Normaliter is de ziel dus onsterfelijk, maar de
geest kan NOOIT sterven.
In de Hebreeuwse taal zijn er
samenhangen tussen de LAGERE ZIEL = deeltjes van de Satan en de HOGERE ZIEL =
deeltjes van de geestelijke vonk uit God. De satan [de gevallen hoge engelgeest
Lucifer!] sprak dan via de slang [dematerialisatie van het meest listige dier]
tot de vrouw [deeltjes uit Adam].
(Opmerking: in een meditatieve
zangclub bestaat er een lied: in het hart een vonk van liefde tot mij, dat is
liefde in het universum in het kleine vonkje hier!)
De hebreeuwse woordwaarde van
SLANG is:
NaChASh
N
= 50
Ch = 8
Sh = 300 = 358
De Hebreeuwse woordwaarde voor ‘VALLEN’
is:
NoPhaL
N = 50
Ph = 80
L = 30 = 160
De lagere (ondergeschikte) ZIEL
van de mens in het Hebreeuws is:
NePheSh
N = 50
Ph = 80
Sh = 300 = 430
(vergelijk hier de steeds terugkerende getallen 5-8-3)
Het is zoals de formulering het
hier al aangeeft: De lichamelijke ziel, die in de mens woont [Anima = vrouwelijke zijde van de man - en - Animus = mannelijke
zijde van een vrouw.
En ‘Animal’
betekent hier dier.
De fysieke ziel houdt verband met
de instincten en lichamelijke gevoelens. De opmerkzame lezer ziet meteen al,
dat met deze waarden gelijkende getallen op de voorgrond treden.
Nephesh is de ziel, die nog geketend [geknecht] is aan de materie. Denk bijv.
aan de 430-jaren durende knechtschap
[gevangenschap] van de Israëlieten, die in het deel Goosen van Egypte
woonden en daar moesten werken.
Zij bouwden de stad:
Raämses
R = 200
AÄ of IJ = 70
M
= 40
S = 60
S = 60 = 430
De hogere ziel in de mens is de:
NaShaMah: van de hogere ziel
N
Sh
M
H
Het inblazen van de Goddelijke
Adem. Dus het stoffelijke in de mens is dus van deze Aarde, de LAGERE ZIEL en
het ingeblazen door God, dat is de HOGERE ZIEL.
Eva is genomen uit de zielatomen
van Adam. Eva is ook deels Adam. Het lichaam ‘belichaamt’ of ‘vertegenwoordigt’ de ziel. We hebben als
mens allemaal de DNA van Adam en EVA – de eerste mensen, in grote ontelbare
vormen gelijkend, maar niet precies! Elke ziel bestaat uit kleinste intelligentiedeeltjes van mineralen,
planten, en dieren.
In de geestelijke Zon spreekt de
Heer over twee Judassen [Geestelijke Zon, deel 2-7:11]: De Heer spreekt:
‘luister Mijn geliefde zoon, er bestaat niet één, maar er bestaan twee
Judassen Iskarioth. De eerste is de mens die met Mij op Aarde leefde en de
andere is de satan, die in zijn toenmalige vrijheid deze mens aan zich
schatplichtig gemaakt had. Deze tweede Judas Iskarioth is weliswaar nog al te
zeer volkomen de basis van de aller-onderste hel, maar niet de mens Iskarioth,
want hem werd het vergeven. En om te weten in hoeverre, hoef je je maar om
te keren. Want degene die daar juist met jouw broeder spreekt en nu ook nog een
liefdeverraad pleegt door bij jouw broeder al bij voorbaat van Mijn grote
liefde te getuigen, is nu juist die Judas Iskarioth over wie jij je zorgen
maakte...
(Opmerking: er bestaat van Goethe
een vers: de ziel van de mens lijkt op het water, dat naar de hemel stijgt, en
dat weer terug naar de Aarde moet, en zo steeds heen en weer!)
De TIJGER heeft het grootste
aandeel zielenperikelen van de oervorst der Aarde, Satan. De ziel kan dus
‘verdeeld’ worden of ‘opgesplitst’, zoals dat ook het geval was bij Eva, de
vrouw van Adam.
Bij Adam werd de Neshamah = de
goddelijke ziel, ingeblazen. Bij Eva hoefde dat al niet. Zij kreeg deze
onsterfelijke zielenatomen mee van Adam en daarmee ook de Goddelijke
liefdesgeest. De Heer beschrijft via
Jakob Lorber, dat de deling van elke ziel ook plaatsvindt bij de
conceptie [verwekking] en dat daarom kinderen – fysionomisch betracht – veel op
de ouders gelijken.
Het lichaam en de ziel spiegelen
elkaar heen en weer. De ogen vormen
het ge-zicht van de ziel. Onze
lichamelijke ziel is dierlijk en er is geen verschil met die van een dierlijke
ziel. Alleen heeft de mens de goddelijke ziel [het hogere ik] erbij ontvangen,
dat de mens persoonlijk en bewust maakt. Dat wat de mens met God verbindt is de
geestelijke essentie in de mens zelf. En deze geestgesteldheid, die van God is,
daarmee moet de ziel contact krijgen en dan kan hij ‘wedergeboren’ worden. Het is de RoeaCh,
de geestelijke waker over ziel en lichaam; vooral de ziel wil zich met hem
verbinden.
Volgens de geschriften van Jakob
Lorber heeft de mens dezelfde zielsgesteldheid van een dier, maar met dit
verschil, dat de mens in bezit is van de volledige wil met intellect. Dieren
beschikken daarover ook, maar in beperkte mate, schrijft Swedenborg.
De ziel van de mens staat op
hetzelfde niveau als die van een dier
[de NePheSh] , het verschil
echter is, dat de mens de ‘inspiratie’
ontvangt door de goddelijke geestelijke vonk,
[de NeShaMaH], die in hem
woont. Het hogere zielsdeel is verbonden
met de Goddelijke geest. De bedoeling is, dat de dierlijke ziel in de mens zich
niet vereenzelvigt met haar lichaam, maar juist met haar inwonende goddelijke
geest, en zij kan daardoor op een hoger
hemels plan komen.
De goddelijke Geest in de geschapen
‘wezens’ vielen mee met Lucifer, terwijl de overgeblevenen geestelijke
wezens God trouw bleven. Het Hebreeuwse woord voor vallen is ‘NoPhaL]’
met de getalswaarde 50-80-30=160
[=10x16]. Alle Hebreeuwse getalswaarden met 160,
hebben op de een of andere wijze met de ‘val’ van de mens te maken.
Als voorbeeld stellen we hier het
Hebreeuwse woord voor ‘boom’ op als:
Ets = boom
E = 70
Ts = 90 = 160
De boom is verbonden met schaduw:
TseLeM
Ts = 90
L = 30
M = 40 =160
‘Mensen lijken op bomen’. Dat zei ook
de blinde in het NT, die ziende werd. Hij zei: ‘Ik zie mensen als bomen
wandelen’. Schaduw en boom zijn dus met elkaar verwant. Door het een ontstaat
het andere. De boom met haar groene takjes lijken volgens de Heer in Jakob
Lorber op de kleinkinderen. Maar de mens moet in de natuur
haar hele ronde afmaken door de hele materie heen.
De opstand van de hoogmoed van
Lucifer zorgde later voor – wat de wetenschap de oerknal noemt, niets anders is
geweest dan de gestolde toornige vuurkracht van God, dat ‘materie’ heeft
[aaneengeschakelde massa’s materie in de luchtledige ruimte of ether] hetwelk
we nu Universum noemen [Zonnen, sterren, planeten, etc.]. Materie was dus
noodzakelijk om de gevallen oergeesten ergens een plek te geven [buitenom de
geestelijke wereld], en zij moesten [en moeten nog steeds] de weg door de
gevangen materie, d.w.z. op een evolutieve wijze [via mineralen, planten en
dieren] zoeken en gevormd worden tot een ziel. [Schriftgeheimen 1-22:18]
(Opmerking: de geschapen ontelbare
geestelijke wezens existeerden al voor de val van Lucifer als geschapen wezens
(van Lucifer);
We kunnen dit – globaal gezien – ook
interpreteren via een volledige cirkel van 360 graden:
1= de
hemelsfeer van God
6=microbenwereld,
luciferische sfeer
1 = de hemelse sfeer van de Godheid
2=de hemelsfeer van de Engelen
3=communicatieve wil n.d. buitenwereld
4=astrale gevoelssfeer dieren–mensen
5=plantensfeer, water, emoties
6= microbenwereld, luciferische sfeer
7=minerale aardse sfeer
8=harmoniesfeer, assimilatieve uitingen
9=intellectuele beweeglijke reissfeer
10=terug naar het Vaderlijk huis, transf.
De volgorde zoals hier boven beschreven is weliswaar een
hypothetisch opgestelde ideegedachte, maar komt – strikt genomen – precies
overeen met wat Lorber en Swedenborg beschrijven, namelijk: de weg door de
materie, terug naar God.
De diepste materie [in alle Universa] is het aardse en
Aarde bevat ijzer en staal. We hebben
immers ijzer en staal in ons bloed. Het Hebreeuwse woord voor bloed is ‘Dam’ =4-40=44. En de mens Adam werd gevormd uit de
Aarde! [Hebreeuwse woord hiervoor is: ‘Adamah’ = dat
is de rode Aarde. [het leem, waaruit de
eerste mens werd gevormd.]
Het HB-gehalte zegt veel
over onze ik-kracht, want ijzer maakt, dat je initiatieven neemt. [Wat in je ‘mars’
hebben!] Komt dus overeen met het onderste getal, dat tegenover de Schepper
staat. [1 = ook de geestelijke Zon, dus God Zelf! En 6 is de tegenkracht
– de oorlog, de maand maart 6e planeet = Mars).]
Het kompas is van ijzer en ijzer trekt toch ijzer aan.
Logisch dus, dat de kompasnaald naar het noorden wijst, omdat daar de pool de
meeste magnetische aantrekkingskracht heeft. Het kompas brengt je op de juiste
koers. De mens zelf heeft een innerlijke koers
en navigeert met zijn kompas naar het
gewenste doel.
Het woord koers (rijrichting)
kan hier geassocieerd worden met ‘cursor’ of ‘cours’. Ook cursus (scholing). De ziel is
na een zeer lange eindeloze tijd vrij geworden en gelouterd uit materie. Het rad van de eerste (materiële)
‘wedergeboorte’ vindt hier plaats. We vinden het ook terug in Job 33:3, waar het woord ‘odem’ ter sprake
komt. Dat is weer identiek aan de naam voor mens: Adam.
De symboliek van het woord voor symbool
betekent in het Grieks ‘sym-ballein’, dat
overeenkomt met ‘de totale bol’.
Teken een kleine cirkel! Lijkt op de
letter O of de nul! Tel alle
getallen van 1 t/10 op, waarin zich een nul bevindt. De uitkomst is 33 [uit 6,8,9 en 10, als 6+8+9+10]. – drie = draai, wending
geven of cirkel.
De mens zelf is van oorsprong samengesteld uit de Aarde
of leem; een ander woord hiervoor is ‘tellurisch’. Tel
betekent ook ‘tal’ of hoeveelheid [hoop, ophoging, heuvel]
en geteld naar de ordening.
De mens is een ‘getelde’ en gerangschikt in zielsmatige
lichtatomen. We incarneren zo te zeggen
via het ‘rad van de
wedergeboorte’, wat dus ‘incarnatie’ inhoudt. Het Hebreeuwse woord voor
‘hergeboorte’ betekent in dit geval GiL-GaL = 3-30-3-30=66. [= 2x33]
Het woord ziel betekent in het oud-Germaans ‘Salwalo’;
in het Hebreeuws is het een oerwoord voor ‘Sheola’, dat ‘hel’ aanduidt met de
invulling voor ‘school’.
De ziel kunnen we vergelijken met
het lichtetherisch substantiële lichaam van de geest. Dat is het etherisch
niet-stoffelijk lichaam van de geest, die – volgens de teksten in Lorber -
geheel doordrongen moet worden van de oerliefde in haarzelf, zodat zij daardoor
levendiger moet worden in al haar onderdelen. [GJE 7-66:6 en Hemelse Gaven
1-3:6]. De ziel staat dus in samenhang met de he[m]el & hel naar eigen
vrije keuze…
De naam ‘Sheol’ of ‘Sheoula’ betekent verder uitgesplitst
in She, Shei, Shela] - ‘het dorst mij!’ en ‘oul’, ‘voul’ = de in zichzelf verlatene mens.
[GJE5-72:2]. Ik moest hierbij denken aan koning Saul
van Kis. Hij werd op een gegeven moment depressief, d.w.z. hij verliet het
licht in zichzelf en werd overgeleverd aan bezetting van een duistere sfeer.
Lucifer was de gevallen hoofdengel.
Hij was in staat om ontelbare wezens te scheppen en die macht werd hem
toegelaten door God Zelf. Op een gegeven tijdstip in de oertijd, dacht hij God
te kunnen overtroeven, maar dat werd zijn eeuwige val. Hij werd uit het
lichtrijk verstoten en viel en viel en viel in een onmetelijke diepte, dat voor
zijn gevoel niet ophield te stoppen. Met hem vielen al ‘zijn schepselen’ mee in
de onbekende duistere sferen.
Echter, door de genade van de Heer,
werden er voor hen ontelbare materiële werelden geschapen met zonnen, sterren,
planeten en manen en aan Lucifer, werd het midden in de diepte der
Aarde zijn woonplaats gewezen, samen met zijn schepselen. Deze
kregen en krijgen nog steeds de kans om via de materie weer op te klimmen tot
een levend zielsmatig wezen. Zij moesten de
weg gaan door de ‘gevangen materie’ om stapsgewijs op te klimmen en dat via de
minerale wereld en stenen, via de planten en het hout, en tenslotte via vele
dieren te worden tot een MENS.
Om weer ‘mens’ te worden kan een
gevallen oergeest via de Aarde een evolutieronde van miljoenen jaren maken om
het kindschap van God te bereiken. Daar vooraf gaan vele processen. Er zijn ook
vele sterbewoners [echter een klein deel] die niet uit Lucifer geschapen zijn.
Ook zij kunnen, mogen en willen het kindschap van God bereiken – maar niet via
de evolutieweg om mens te worden! De gevallen geesten met Lucifer hebben deze
weg wel te wandelen. Sterrenbewoners incarneren
onmiddellijk via een menselijke conceptie, terwijl de gevallen oergeesten nog
een zeer lange weg door de materie via de Aarde hebben te gaan.
Jezus zei tegen de Farizeeërs: ‘Jullie hebben een andere vader!’
[kinderen van Lucifer!] en dat houdt in, dat hun afstemming niet van bovenaf
komt [zoals de sterrenbewoners] maar van beneden. Lucifer heeft immers haar
woonplaats in het midden van de onder-Aarde. Een zeer groot gedeelte zit nog
steeds gevangen in Aarde-kerkers en ondergaan onvrijwillig hun materiële weg.
De mensheid is blijft begiftigd met
een dierlijke ziel. Wat dat betreft hebben mens en dier een identieke
samengestelde ziel. Maar… er zijn verschillen!!!
In Lorber lezen we in het elfde deel van het
Grote Johannes-Evangelie hierover:
Aan de
mensenziel wordt nu een leider gegeven; want de pure
ziel alleen zou, als voleindigde vorm die niet verder ontwikkeld kan worden,
niets hogers meer boven zichzelf waarnemen, als er nu niet een geestelijk
voelen, het gewaarworden van een macht in haar zou kunnen binnenvloeien, die
haar verdeemoedigt en ertoe aanspoort om haar Schepper te zoeken. En dat is
de goddelijke vonk, die als geest in haar wordt gelegd, en die zich
gelijktijdig met haar moet ontwikkelen, haar door een juiste opvoeding
steeds meer moet doordringen en door zelfonderricht in alle kennis moet
binnenleiden. GJE11-10: [6]
Die
geestvonk komt van God en bevat van huis uit in zichzelf alle waarheid en
juiste kennis. Door die vonk staat de mens in zeer nauwe verbinding met de
oergeest van God Zelf en kan hij binnendringen in alle geheimen en de wijsheid
van God Zelf. Maar heel weinig mensen hebben daar evenwel een vermoeden van. En
dat vermoeden, dat soms alleen nog zwak opflitst, tot volle zekerheid en tot
weten te laten oplichten, is het doel van Mijn ambt als Leraar en de weg daar
naartoe wordt gegeven door Mijn leer.' GJE11-10: [8]
Want
omdat de ziel van de mens alles in zich bevat wat de aarde aan wezens draagt,
zoals jullie weten, is het toch heel natuurlijk -wanneer de geest eenmaal in
dit huis van hem, dat alles bevat, de heerschappij heeft verkregen -dat hij
ook over de diverse evenbeelden van zijn ik moet kunnen heersen, evenals een
koning die zich uit de slavenstand tot de troon omhoog heeft gewerkt, nu zonder
op tegenstand te stuiten over al die standen heerst, waar hij zelf toe heeft
behoord. GJE11-11: [2]
Voor het zelfonderzoek
zei Jezus tegen de leerlingen, toen zij op weg van Petra langs de Jordaan
en noordelijker, dieper de bergen in, bij een dal kwamen: GJE11-15: [4]…
’Wees dus bereid in jezelf te zoeken waar het in
jullie hart nog donker is, opdat het licht, zolang het nog schijnt, alle hoeken
daarvan goed verlicht en jullie goed bekend zijn in jullie huis, wanneer er
tijdelijk duisternis heerst!...[4]…
’Onderzoek
innerlijk jezelf!..’ [GJE11-15:5]
UpToDate 2024-2025