Waar is de woonplaats van God, de
Heer?
De Bijbel
geeft ons hier en daar daarover directe en indirecte informatie over de
woonplaats in de oneindige ruimte van Jezus, de Heer. Bij de geboorte van Jezus
wordt in de Bijbel de nadruk gelegd: ‘uit de stam van Juda’: ‘en Juda is een leeuwenwelp,
gij zijt van den roof opgeklommen, mijn zoon. Hij
kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw en als een oude leeuw; wie zal hem doen
opstaan?’ [Genesis 49:9]
- En een van de ouderlingen zei tot mij: ‘Ween niet; zie, de Leeuw Die uit den stam van
Juda is, de Wortel Davids, heeft
overwonnen, om het boek te openen, en zijn zeven
zegelen open te breken’. [Openbaring 5:5] – ‘En Hij riep met een grote stem, zoals een leeuw brult; en als Hij geroepen had, spraken de zeven donderslagen hun stemmen’. [Openbaring 10:3]
In dit verband kunnen we
de werken van Jakob Lorber
erbij halen, als het gaat over het astronomische dierenriemteken ‘leeuw.’ Deze
staat voor kracht en aanzien in de dierenwereld en de Bijbel getuigd hiervan.
Er zijn in het gebied van
het sterrenbeeld Orion, Leeuw en van het sterrenbeeld
de Grote Hond zonnewerelden van zo’n grote heerlijkheid en zo’n onmetelijke
pracht, dat jullie bij de kortste aanblik daarvan al zouden vergaan. [De
geestelijke Zon, hoofdst. 14:4]
- [Opmerking:
OR = LICHT {zoon van vuur} – ORI =
jager.
In het oosten is Regulus, de
hoofdster, die in het oostelijke sterrenbeeld Leeuw staat. In het zuiden hoog
boven de zuidelijke horizon schittert het wintersterrenbeeld Orion, met zijn opvallende zandlopervorm. Sirius is in de Grote Hond te zien – de helderste ster aan
de hemel.
Jezus zegt hier: ‘Maar omdat jullie hier ook al een leeuw hebben genoemd, wijs Ik
jullie erop dat er ook aan het firmament
een sterrenbeeld bestaat onder de naam ‚De Grote leeuw‘. [Hemelse
Geschenken, deel 2]
Dit sterrenbeeld is de
uiterst lichte en bijna onafzienbaar grootste ruimte van de hele schepping, die
bestemd is om te dienen tot één van de zaligste woonplaatsen voor hen
die in liefde, zelfverloochening, deemoed en alle geduld tot aan het eind van
hun leve volharden en als een leeuw moedig omwille van Mijn liefde en van Mijn
naam met de hele wereld hebben gestreden.
Dit
hemellichaam is het grootste en het heerlijkste van de hele oneindigheid. – Het
is een middenzon van alle middenzonnen.
O kindertjes! Vergeleken
tot deze Zon is jullie Zon maar een stikdonker stofje, geestelijk en
stoffelijk! Want luister, daar ben Ik Zelf hoofdzakelijk wezenlijk
thuis, - ofschoon Ik in Mijn liefde, erbarming
en genade verder ook overal en voornamelijk op Aarde ben bij hen die Mij van
ganser harte liefhebben en daarom heel graag Mijn eenvoudige geboden houden.
Wees dus maar echt vroom,
Mijn lieve kinderen! Dan zullen jullie eens allemaal bij Mij komen, waar Ik
voortdurend pleeg te wonen!
Wat de door jullie
opgegeven woorden verder nog allemaal betekenen, kunnen jullie nu nog niet
begrijpen. – Wees maar echt gelovig, dan zullen voor jullie ook heel spoedig
andere sterren, andere Zonnen aan het firmament van jullie innerlijk leven voor
eeuwig oprijzen. [Hemelse Geschenken, deel 2, blz. 272:8-13 - 6 februari 1842]
….. ‚Johannes, Mijn getrouwe engel uit de sferen van het licht! Zoals je
eens de Zonnen volgens Mijn ordening moest wenden, zul je al gauw de harten van
Mijn kinderen voor Mij bereiden en moedig als een leeuw tegen alle hellen
strijden. [Hemelse Geschenken, deel
3, blz. 22 - - 23 juni 1840]
‚Want zie, van allen
die geboren waren en nog worden, was nog nooit iemand groter dan jij door
Mij naar de Aarde gezonden; want alle vaderen en profeten in het heilige land
heb Ik opgewekt uit de liefdesfeer der kleine engelen. Maar jij bent gekomen
naar het kleine Israël – een vorst der engelen, lichtend met de naam Michaël! [Hemelse Geschenken, deel 3, blz. 23 - - 23 juni 1840]
„Maar zie, wie ooit in
Mijn rijk als klein zal gelden, zal groter zijn dan jij als onvergelijkelijk
grote vorst! En wil jij ook zo groot worden als de kleinste kinderen hier. Moet
ook jij zoals zij nieuw geboren worden uit Mij; want zie, vanaf nu zal
iedere engel hier op Aarde, net als Ik, de Schepper, wel de gebreken van de
mens moeten verdragen. [Hemelse Geschenken, deel 3, blz. 23 - - 23 juni 1840]
In
de Jeugd van Jezus is Maria met het Kindje Jezus in Egypte in gesprek over Herodes: Het
Kindje sprak dus andermaal tot Maria, dit keer met een heel ernstige blik in
Zijn ogen, als volgt: 'Die machtige Leeuw van Juda
ben Ik, Ik draag u op Mijn rug. Hoe zoudt u dan
bang kunnen zijn voor wien Ik met een ademtocht als
kaf kan wegblazen?! Denkt u soms dat Ik gevlucht ben voor Herodes om Mij veilig te stellen voor diens woede? Neen
hoor; Ik ben alleen maar gevlucht om hem te sparen. Ware hij onder Mijn ogen
gekomen, dan zou het namelijk voor eeuwig met hem gedaan zijn geweest! En de kindertjes, die te Mijnen behoeve
gewurgd werden, die zijn meer dan gelukkig in Mijn Rijk! Dagelijks zijn ze om
Mij heen. Nu al erkennen zij Mij als hun Heer voor alle eeuwigheid! [*Opmerking: De kindermoord van Herodus!]
– bron: De Jeugd van Jezus, hfdst. 72:17 e.v.]
De
Franziskaner Miklosch is
aan gene zijde in gesprek met een vreemdeling over de persoon Jezus Christus
als Heer: ‘Helemaal
opgetogen over de woorden van de vreemdeling, zegt Miklosch:
'O beste vriend, daar jij de Heer Jezus Christus goed schijnt te kennen, omdat
je anders niet met zoveel vertrouwen over Hem zou kunnen spreken, geef ons toch alsjeblieft, een korte beschrijving van Hem en wijs ons
zo ongeveer de omgeving aan waar Hij met Zijn zaligste vrienden bij voorkeur
pleegt te verblijven.'
De vreemdeling [dat is Jezus] zegt:
'Beste vrienden, wat de eerste vraag betreft moet Ik jullie zeggen, dat juist Ikzelf de grootste gelijkenis met Hem vertoon. Persoonlijk
ziet Hij er net zo uit als Ik. Ook Zijn stem is net als de Mijne. Waarlijk, wie
Mij ziet, ziet werkelijk het volkomen evenbeeld van Jezus de Heer! Jullie
hoeven Mij dus maar werkelijk goed aan te kijken en jullie zien al zo veel als
Jezus Zelf, wat Zijn uiterlijk betreft.
Wat echter het 'waar' betreft, is het
antwoord wat moeilijker,
alhoewel tenslotte alles op hetzelfde neerkomt. Doorgaans woont
Hij in het eeuwige Oosten, en
vanuit een aards, natuurlijk standpunt bezien in de buurt van het
sterrenbeeld 'Leeuw' en wel in de overeenkomstige geestelijke centrale Zon,
die de natuurlijke centraalzon genaamd Regulus,
omvat, en bovendien de gehele oneindigheid. Hebben jullie Mij goed
begrepen?'
De vreemdeling zegt: 'Ja, mijn beste Bathianyi, kijk, zo is het hier nu eenmaal. Hier hoeft
het iemand niet allemaal in één keer duidelijk te zijn. Zie je dan niet hoe deze omgeving niet in
één keer vrij van nevel wil worden? Zo gaat het ook met menig antwoord. Een volledig antwoord maakt de geest traag, omdat hij verder niets
meer te vragen heeft. Is echter het antwoord wat duister, dan wordt
de geest uitermate ijverig om zich daarin weer meer duidelijkheid te
verschaffen. Kijk, over het uiterlijk van Jezus heb je geen verdere bezwaren
geopperd.’…[Hemel en Hel, deel 1 – hfdst.140:1-3,5] – Jakob
Lorber]
[GEJ.03_101,08] Wie
ontdekte het eerst de zodiak en gaf de twaalf sterrenbeelden hun naam?
Waarom kregen ze juist de naam die wij kennen, en waarom niet een wat minder
wonderlijke? Wat heeft de leeuw te maken met een maagd, wat een kreeft met de
tweelingen, wat een schorpioen met een weegschaal, wat een steenbok met de
schutter? Hoe kwamen een stier en een ram aan het firmament, hoe een waterman
met de vissen?
[GEJ.03_101,09] Merkwaardig is trouwens dat er in de dierenriem ook vier mensen
en een voorwerp voorkomen. -Als u mij hierover een verklaring kunt
geven, zou ik u zeer erkentelijk zijn!"
[1] (Mathael]:
"Luister dan! Na de Kreeft zien wij de 'Leeuw' in de grote zodiak. Hoe
komt dat wilde beest nu bij de hemeltekens? Net zo vanzelfsprekend als al het
andere dat wij tot nu toe hebben leren kennen! [en verder…] Omdat de zon in
deze tijd juist onder een sterrenbeeld ging staan dat net als bij de Stier, met
zijn sterren iets uitbeeldt, namelijk zo ongeveer de vorm van een woedende
leeuw, noemden de ouden dit gesternte de 'Leeuw', en men noemde in Egypte deze
tijd ook de 'Leeuw' (LEOW
A), LE = de boze of de afstammeling van de boze, in tegenstelling tot EL = de
goede of de zoon van de goede, O = Gods zon, W A, of ook wel W AI = vlucht. LE
OW AI betekent dus: De boze vlucht voor de zon.
[GEJ.03_104,01]
ORION – LEEUW, URKA – SIRIUS: HET GENADELICHT
Onze
Philopold zei steeds maar: 'Ja, groot is de Heer, de leeuw van Juda, en vol heerlijkheid is Zijn
naam! [GJE9-114:23]
Daarop
liepen we naar buiten en zagen daar direct de rode, grote ster in het
oosten, die nu reeds hoger boven de horizon stond, waardoor de rode kleur
sterk veranderd was, hoewel het licht uitzonderlijk sterk was. [GJE9-139:14]
Nu vroeg Ik alle aanwezigen, die de
ster ook met een enigszins schuwe blik bekeken: 'Welnu, wat denken jullie van
deze ster? Kennen jullie hem, of kennen jullie hem niet? Voor jou, Mijn
leerling Andreas, zou deze ster toch niet onbekend
moeten zijn, omdat jij immers een sterrenkundige bent.' [GJE9-139:15]
Andreas zei: 'Werkelijk, Heer en Meester, het sterrenbeeld waar hij in staat ken ik wel
het is de 'leeuw', zoals dit sterrenbeeld al van oudsher wordt genoemd -maar de
ster ken ik niet. De kleur lijkt wel op die van de planeet Mars, zoals
die door de heidenen wordt genoemd; maar de grootte komt niet met de genoemde
planeet overeen. [GJE9-139:16]
Ik zei: 'En toch is het de planeet die
je zojuist hebt genoemd. Dat hij dit jaar veel groter lijkt dan gewoonlijk komt
doordat hij zich nu zo dicht als maar mogelijk bij de aarde bevindt…
[GJE9-139:17]
Zie, deze planeet bevindt zich om de
jullie bekend gemaakte redenen nu het dichtst bij de aarde en ook bij de zon,
zoals al opgemerkt werd, en ziet er om die reden heel wat groter uit dan
wanneer hij ver van de aarde staat, zoals ieder voorwerp dat dichtbij is zich
ook groter manifesteert en vertoont dan van een grotere afstand.’
–[GJE9-139:18]
Het wonder dat hij nu heeft gedaan
doet mij sterk denken aan het betekenisvolle woord van een profeet, die uit de
geest van jehova het volgende heeft gezegd:
'Als de grote Held, de Leeuw van Juda, de Koning der koningen, de Heer aller
heerscharen in deze wereld zal komen…[GJE10-143:17]
…'Want zie, triljoenen van
zonnen, alle manen, aarden en kometen zijn met miljoenen daarmee verbonden, ze
omringen je zo, dat elk van hen als een heelal in jullie sfeer kon heersen,
...' - "Maar dat jij heilige jouw Urka
niet zou willen vinden, ...’ [De grote tijd der tijden – 1-40 en 1-72 - Pathiel]
[Aarde-53:18]: Het is waar dat
bijvoorbeeld, voornamelijk op de jullie bekende oercentraalzon
Urka, menselijke wezens hebben bestaan vóórdat de aarde van haar zon was afgescheiden. Maar
deze menselijke wezens hebben ook een andere levensduur dan de mensen van deze
aarde. Want als zo’ n Urka-mens nog maar tien Urkajaren oud is, dan is hij al ouder dan deze hele aarde,
waaruit echter heel gemakkelijk te begrijpen is dat de eerstgeborenen van dit
hemellichaam, nog heel goed tot op dit ogenblik (1847) kunnen leven en nog
anderen, die nu geboren worden, zo lang zullen leven als deze aarde zal
bestaan. Het is daarom niet moeilijk in te zien dat die tijd lang genoeg
was voor alle engelen benevens Mijzelf, om de weg van het vlees door te maken
zodat ze reeds lang als Mijn kinderen uit de grote overvloed van hun leven
nemen om aan de kinderen van andere hemellichamen leven in te kunnen planten.
Nu is het voor ieder die geest en
licht heeft wel duidelijk, dat ten eerste de ziel deelbaar
is en dus ook heel in het bijzonder de oerziel van de eerstgeschapen
oergeest. Ten tweede hebben we ook ingezien dat juist deze
aarde dat deel uit de oerziel is, dat nog alleen maar door de oergeschapen
geest wordt bewoond. Hierna zullen we, nu we dit weten, de deling van de zielen
bekijken en zien hoe uit deze ene ziel nu voortdurend een talloze hoeveelheid
nieuwe zielen wordt genomen.
[Aarde-53:19,20]
[GEJ.04_254,04]: Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren
goed, en de Regulus
in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje,
en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld,
dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen
aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude
Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou
hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool
af te leggen!
Zijn eigenlijke
naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een
bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij
is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op
zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen
werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en
het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm
eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de
geestelijke voltooiing.
[GEJ.04_254,05]: Zo’n Urka en nog meer een gehele hulsglobe zijn bijgevolg reeds
respectabel grote dingen, en zo'n grote menselijke vorm der geschapen werelden
is nog onbeschrijfelijk veel groter! Maar wat is hij vergeleken bij de eeuwige, oneindige
ruimte? Zoveel als niets! Want alles wat noodzakelijkerwijs begrensd is, ook al
is het voor jullie begrippen op zichzelf nog zo eindeloos groot, is in
verhouding tot de oneindige ruimte zoveel als niets, omdat het daarmee in
totaal geen berekenbare verhouding gebracht kan worden.
Er staat reeds een ster in het oosten,
die de baan van Orion zal onderbreken en het vuur van de Grote Hond zal hen
allen verteren; en Ik zal in grote hoeveelheden sterren van de hemel op de
aarde slingeren, opdat alle booswichten omkomen en Mijn licht overal gloort.
Ik, Jehova, eeuwige God, als laatste waarschuwing aan de waarachtigen
en getrouwen. Amen.
[Huishouding van God, hfdst.1: 12,13]
Zo veranderen ook de verschillende
sterren aan de hemel, tenminste schijnbaar, voortdurend van plaats. Kunnen jullie echter zeggen of de Orion bij het opkomen of als hij in het zuiden staat of 's
avonds beter uitkomt tegen het firmament?
[Bijbelteksten, hfdst.15:4]
Wat is hier het Oosten, wat de ster, wat de Orion,
wat het vuur en wat de Grote Hond? Wie zijn zij die het vuur van de Grote Hond
zal verteren? – Het
‚Oosten‘ is het innerlijke, levende woord en door dat woord het ware begrip van
de Heilige Schrift zowel van het Oude als van het Nieuwe Verbond. De ‘ster’ is het liefdelicht in
dit woord zelf. De ‘Orion’ is de liefde van God. [Hemelse Geschenken, deel
2, blz. 327 – 25-7-1842]
‚Het ‚vuur van de Grote
Hond‘ betekent de grote trouw van deze liefde, omdat de hond een teken van
trouw is. Degenen die ‚het vuur zal verteren‘ oft e
schande maken, zijn de wereldse mensen. Het liefdelicht van het Nieuwe Woord zal de weg bereiden voor de
goddelijke liefde. En de trouw van deze liefde zal alle boosdoeners, alle
ongelovigen n lauwe mensen te schande maken. Want het Oosten is vrij en de ster
van de liefde staat al hoog! Dat zegt de grote ‘Orion’
door Zijn ‘Grote Hond’… [Hemelse Geschenken, deel 2, blz. 327: 4, e.v. –
ontvangen op 25 juli 1842]
Robert Blum
kijkt in de geestelijke wereld naar de oneindige ruimte, naar de sterren en onder leiding van de Heer
en zegt: ‚De Plejaden en de Orion en de Grote Hond herkende ik meteen. Ook de Melkweg was duidelijk te zien, maar
niet als een glanzende nevel, maar meer als een brede strook vol schitterende
sterrenbeelden… [Hemel en Hel, deel 2 – hfdst. 295:
2]
De grote, oneindige ruimte tussen de hemellichamen is echter niet
leeg. Ik
zag daar geesten met grote snelheid heen en weer zweven, waarvan enkelen heel
dicht bij mij kwamen en me hartelijk groetten… [Hemel en Hel, deel 2 – hfdst. 295:3]
In het navolgende spreekt de Heer Jezus met Mayerhofer
over de oneindige wereldlichamen, de Melkweg, de enorme sterren en de Plejaden:
’Een paar dagen geleden,
toen je op een laat nachtelijk uur het raam van je kamer wilde sluiten, wierp
je een blik op het sterrenbeeld, dat bij jullie onder de naam ‘Orion’
bekend staat. Daarnaast op korte afstand ervan, wierp ‘Sirius’ je zijn heldere licht toe, en
aan de andere kant het zogenoemde ‘Zevengesternte’
ofwel de ‘Plejaden’. [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:1]
Ik zeg jullie alleen maar dit, die voor jullie het sterrenbeeld Orion vormen, zijn enorm groot, en om elk van deze
sterren beweegt zich een grote hoeveelheid andere werelden. En Sirius, de voor jullie dichtstbijzijnde vaste ster, is de
Zon, waaromheen jullie hele Zonnestelsel zijn baan moet beschrijven. Terwijl
jullie Zon een doorsnede heeft van honderdduizenden mijlen, moet de doorsnede
van Sirius gemeten worden in miljoenen mijlen.
[Scheppingsgeheimen, hfdst.26:8]
Hieruit kunnen jullie de logische
conclusie trekken, dat alles op deze werelden zo ingericht moet zijn, dat de
noodzakelijke verhouding tussen dieren- en plantenwereld ook menselijke
schepselen veronderstelt, die jullie bevattingsvermogen te boven gaan. [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:9]
Daarnaast moet Ik nog opmerken, dat Sirius, zoals
jullie die noemen, vele malen dichter bij jullie staat dan Orion
– dat daar miljoenen mijlen vanaf staat – en het Zevengesternte – een
sterrencomplex van meer dan vijfhonderd Zonnen, dat nog verder achter Sirius in zijn heerlijkheid straalt. – [Scheppingsgeheimen,
hfdst.26:10]
Over de grote ‘nevel’ in Orion wil Ik helemaal niet spreken, want dat is wel een
heel erg reusachtige hulsglobe, die alleen in het nachtelijk donker tussen de
sterren van Orion door pas na vele duizenden jaren
[d.w.z. zo lang heeft het licht nodig] jullie haar heerlijke licht zend!
[Scheppingsgeheimen, hfdst.26:11]
Kijk, alleen al in dit sterrenbeeld Orion staat een klein stuk van Mijn schepping voor jullie,
waarvan de eerste ster – Sirius – in zeer nauwe
wisselwerking staat met jullie zonnestelsel, en dientengevolge met jullie zelf.
[Scheppingsgeheimen,
hfdst.26:12]
De Orion,
die daar ogenschijnlijk achter staat, toont jullie in regelmatige lijnen een
sterrenbeeld, dat steeds hetzelfde beeld laat zien, omdat het ook door een
wederzijdse aantrekkingskracht over geweldige afstanden verbonden is.
Vervolgens voeren de Plejaden, een kleinere hulsglobe in een andere grote
hulsglobe, jullie tot nog grotere afstanden. Tenslotte roept de nevel in Orion afstanden bij jullie op, waarvoor jullie
getalsrekening allang geen cijfers meer heeft om die maar bij benadering uit te
drukken! [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:13]
Of
geloven jullie misschien dat daar, waar deze nevel de vorm aanneemt van
sterrencomplexen, al het einde van Mijn schepping zou zijn? Beslist
niet! Ver daarachter zweven nog werelden in de vrije natuur, waarvan het licht
sinds de schepping van de Aarde nog niet tot jullie ogen kon doordringen en ook
al zou dat ooit gebeuren, dan zullen ze met de scherpste sterrenkijkers
nauwelijks zichtbaar zijn voor de bewoners der Aarde. [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:14]
Daar is de grens van Mijn materiële scheping nog lang niet bereikt; verder en verder gaat het,
van nevelvlek tot nevelvle, zich ontwikkelend, zich
vervolmakend, zich verlossend. [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:15]
Daar in die ruimte is zelfs jullie
maatstaf van tijd niet meer mogelijk, want wat stelt jullie ‘jaar’ voor! Mozes zei jullie al: ‘Bij Mij
zijn duizend jaar als bij jullie slechts een dag’, en Ik voeg hier aan toe: zelfs die duizend jaar zijn nog te klein
voor een tijdrekening van Mijn schepping! [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:16]
Zo dacht je vaak als deze sterren
iedere winter weer aan de horizon stonden, en er moesten bijna zeventig jaar
verlopen voor je kon begrijpen en vatten waar Ik op doelde toen Ik zei: ‘In
het huis van Mijn Vader zijn vele woningen!’ [Scheppingsgeheimen,
hfdst.26:20]
Uit alles heb je ingezien en begrepen
dat er behalve dit leger van werelden een grote machtige Schepper is, die
liefhebbend als een Vader behalve deze grote scheppingen ook het kleinste wezen
niet vergeet en in het groot en in het klein steeds dezelfde blijft. Dat liefde
Zijn voornaamste eigenschap is; dat liefde de reden is waarom Hij zulke
werelden schiep; dat liefde de factor is die al het materiële naar het
geestelijke stuwt, en dat liefde alleen maar als leven beschouwt kan worden als
het kleinste wezen dezelfde drijfveren volgt als die de Scheper ertoe brachten
om de hele wereld te scheppen. [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:23]
Het koel berekende verstand mag dan
honderd keer de afstanden van de wereld opmeten voor zover zijn instrumenten en
rekenkunde dat toelaten, en ook nog rondcirkelende planeten ontdekken die
allemaal aan maar één wet gehoorzamen – maar niet één gedachte van liefde zal
zijn hart verwarmen. Het zal zich verbazen over werelden en hun afstanden, maar
alleen het liefhebbende hart knielt van bewondering en heiige geestverrukking
neer, omdat het inziet dat te midden van alle materie, te midden van alle
stralende wereldeden en zonnen alleen de straal van liefde warmte kan geven!
[Scheppingsgeheimen, hfdst.26:24]
Wat
is jullie astronomie helemaal?
Een koel opsommen van sterren en hun banen, en hoogstens hun verschillende
licht. Maar dit alles geeft jullie nog niet de sleutel tot Mijn schepping:
Wanneer jullie wetten ontdekken, vergeet dan de Wetgever niet! Hij kan het geschapene pas waardevol
voor jullie maken!... [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:25-27]
O arm menselijk geslacht! Hoe zal het
je in die andere wereld vergaan, wanneer jullie in die wereld niet passen en
niet terug naar deze wereld kunnen? Maar
zo is het; ze zijn vrij, en dus moeten ze genieten van wat ze voor zichzelf gescapen hebben. [Scheppingsgeheimen, hfdst.26:41]
Wie
een dier wil zijn, die blijft een dier. En wie geest wil zijn, die worde dat, en ervaar reeds in
het aardse leven op sporadische momenten, dat de zichtbare wereld heel iets
anders is dan ze schijnt te zijn; en dat daarboven en er middenin nog ee geestelijk rijk s dat geen einde heeft en geen begin.
Daar kom Ik; als middelpunt van al het geschapene, als vader allen met liefde
tegemoet en laat hen af en toe zelf al in het aardse leven voelen wat eigenlijk
pas in het geestrijk zijn volledige uitdrukking zal krijgen.
[Scheppingsgeheimen, hfdst.26:42]
O verdorven menselijk geslacht. Wat
een bittere ervaringen zul je je zelf bezorgen! Mijn
blik zag het allang tevoren, maar tegenhouden kan Ik het niet. En Ik moet Mij
dus tevreden stellen met de weinigen die Mijn stem horen, alhoewel pas na harde
beproevingen, met hen die niet zo gedachteloos willen rondwandelen, aangezien
de tijd om te wandelen te kort is en het doel ver! [Scheppingsgeheimen,
hfdst.26:49]
In het laatste woord voerde Ik je mee
naar die verten, waarvandaan pas na eeuwen een lichtstraal tot jullie
doordringt, en liet je in een sterrenbeeld een klein stuk van Mijn oneindige
schepping zien. Ik toonde je de grote kosmische zonnen die,
in nevelvlekken gegroepeerd, daar een rijk van schittering en kleurenpracht
vormen, waarvan geen menselijke fantasie zich een idee kan vormen of ooit een
vast omschreven concrete afbeelding tot stand zal brengen.
Ik vertelde je hoeveel
wonderen Ik in de ruimte heb geplaatst, alleen om voor geesten die Mij liefhebben en erkennen
zaligheden te bereiden, die ze na de behaalde overwinning zouden moeten
ontvangen en genieten, als passende beloning voor hun leven vol strijd en
zorgen. [Schepingsgeheimen, hfdst.27:1,2]
Getallen zijn niet toereikend om Mijn werelden en hun afstanden te
meten,
woorden zijn niet in staat alle schoonheden van die scheppingen te
beschilderen; en geen menselijke geest, hier noch daar, zal ooit een volkomen
overzicht krijgen over Mijn gehele materiële en geestelijke rijk.
Oneindig strekt de ene [wereld] zich uit – maar de tweede is nog oneindiger; want terwijl het materiële gedeeltelijk door de ruimte beperkt
lijkt te zijn, is de uitbreiding van het geestenrijk onbegrensd. Immers de mensen die op alle tot nu toe
bestaande werelden sterven, vullen al een heel geestenrijk, terwijl behalve
hen nog een ontelbaar aantal geesten zich verheugen over hun bestaan, die nog
nooit in een materieel omhulsel [lichaam] waren ingekleed. [sterrenwezens]
Daar heersen echter andere
wetten en leeft alles vanuit een andere ordening. Die erkent geen tijd en
ruimte als maatstaf, maar behalve het eeuwige bestaan draagt alles om hen heen
nog duidelijker uitgedrukt de stempel van oneindigheid. [Schepingsgeheimen,
hfdst.27:7-9]
De zogeheten sidirische
inwerking van de omringende wereld [het onmetelijke universum] op jullie
lichamelijk en geestelijk leven kunnen jullie allen niet begrijpen of voor
jezelf duidelijk krijgen, aangezien deze te zacht, niet vernietigend is.
Ze bestaan echter, die invloeden, en ze werken voortdurend; dat kan Ik jullie
verzekeren, ook al voelen jullie ze niet en ontkennen jullie geleerden ze. Er
moet toch zo’n wisselwerking zijn, anders ou er niets
als een samenhangend geheel tevoorschijn treden! [Schepingsgeheimen, hfdst.27:14,15]
Hetzelfde
wat jullie dagelijks in de materiële wereld kunnen zien, dat vindt eveneens
plaats in de geestenwereld. De geestelijke verbinding, de snelle vlucht der
gedachten brengt ook hetzelfde resultaat voort als licht in de materiële
schepping. [Schepingsgeheimen, hfdst.27:19,20]
Het
rijk der gedachten is oneindig, heeft geen grenzen, en de gedachte zelf vliegt
nog sneller dan het licht… zo is ook een gedachte pas merkbaar wanneer hij zich
tot een vorm verdicht en zich in woorden voor anderen hoorbaar maakt. [Schepingsgeheimen,
hfdst.27:24]
Spoedig zal de tijd komen dat van het ene uiteinde
van de schepping tot het andere de
lichtgedachte van de liefde zal worden begrepen en beoefend! [Schepingsgeheimen,
hfdst.27:28]
Kijk,
Mijn kinderen, de gehele onmetelijke ether is een donkere ruimte, waarin alleen
maar kosmische krachten werken. [Schepingsgeheimen, hfdst.28:4]
Welnu, middenin deze grote etherruimte, waar geen
onder en boven en geen rechts of links voorstelbaar is, in deze duistere ruimte
zweven als oliedruppels op water, zonder zwaarte, de grote werelden en Zonnen
samen met alle planeten en kometen die er omheen cirkelen in langgerekte
elliptische of ook bijna cirkelvormige banen; onderling worden ze enkel
vastgehouden door de wederzijdse aantrekking of afstotende kracht. [Schepingsgeheimen,
hfdst.28:6]
‚Zwart‘ is dus geen kleur, omdat het voorwerp alle kleuren heeft
opgezogen; en wit is eveneens geen kleur, omdat het voorwerp, dat voor jullie
wit lijkt te zijn, de gave van het opzuigen geheel en al mist en alle
lichtstralen terugkaatst zoals ze er op vallen, zonder ze voor zijn behoefte te
ontleden. [Schepingsgeheimen, hfdst.28:21] – [Opmerking: daarom ook
het gezegde over ‚zwart-wit-denken’
– dus in tegengesteldheid!]
Mijn
werelden zijn woningen van schepselen die Ik allemaal uit liefde schiep, uit
liefde in stand houd, opvoed en wil vervolmaken, tot ook zij allemaal uit de
strijd met de materie tevoorschijn kommen als zuivere geestkinderen van hun
grote vader en Schepper, en ze geleerd hebben Hem te erkennen, te begrijpen en
lief te hebben. [Schepingsgeheimen, hfdst.28:33]
O, Mijn schepping is groot.
Z eis echter ook heerlijk en verheven, vol van zaligheden en geestelijk genot,
waarbij jullie Aarde op een kale woestenij lijkt en slechts de zwaktste vergelijking zou kunnen doorstaan.
Waarom Ik echte juist deze
kleine Aarde heb uitgekozen voor mijn grootste daad, en waarom jullie
bevoorrecht zijn te opzichte van vele anderen – namelijk om eenmaal na moeite
en strijd Mijn ware kinderen te worde – dat heeft een ander, groot en
geestelijk doel; dat heb Ik jullie elders al eerder onthuld en wil hier nu niet
herhalen!
Wat Mij tot deze stap bewoog was de verspreiding
van geestelijk licht. Daarom begon Ik daar waar het juist het donkerst was – en
helaas nog is; terwijl op die andere werelden menden met volle teugen in
zaligheid genieten en van strijd en zorgen geen weet hebben. Ze gaan langzaam
voorwaarts en ullen ook langere fasen van
ontwikkeling moeten doormaken tot ze daar aangekomen zijn waar jullie nu,
geleid door Mijn hand, al zouden kunnen zijn! [Schepingsgeheimen, hfdst.28:36-38]
Zo hebben
jullie hier nu weer een woord, een woord over Mijn wonderen, om je te laten
zien dat jullie voor de Schepper, die alleen een vader wil zijn, niet moeten
terugschrikken, ook al moeten jullie je verbazen vanwege de grootheid van Mijn
wereld; en om te laten zien dat jullie het vaste vertrouwen mogen hebben dat
Hij, evenals een vader op Aarde, jullie niets anders dan vreugde wil doen
toekomen – en wel vreugde zonder einde! Amen. [Schepingsgeheimen,
hfdst.28:69]
Neem daarom ook dit
woord ter harte. Het was in het begin weliswaar alleen aan Mijn schrijver [Mayerhofer] gericht, maar alles wat Ik zeg is gemeengoed en
moet het worden. Moge dus deze blik van een enkeling de ogen van veen openen,
opdat ze allemaal mogen inzien wat hun ten dienste staat [als ze het maar
serieus willen] om zich reeds in dit beproevingsleven genietingen te bezorgen,
genietingen die pas hun ware interpretatie krijgen in dat leven, waar de tijd
een andere maatstaf – de maatstaf der eeuwigheid – heeft aangenomen en aan
oneindige geesten ook oneindige vreugden kan bieden! (Scheppingsgeheimen, hfdst.26:50)
UpToDate 2023-2024