DE
WEDERKOMST VAN CHRISTUS
Een
ontwikkelingsbeeld der mensheid
Jakob
Lorber
Uitgeverij
De Ster - Breda
Ginnekenweg
124,4818 JK Breda, Tel.: 076 - 226700.
Oorspronkelijke
titel: 'De Wiederkunft Christi, Ein Entwicklungsbild der Menschheit', AuswahI
aus den Werken Jakob Lorbers, Lorber- Verlag Bietigheim/Württemberg 1978.
Vertaling: B.A.Finkelnberg.
ISBN 90 6556211 7
1 Ilustratie omslag: De maaItijd te Emmaüs, Rembrandt.
Copyrights @ 1985 Uitgeverij De Ster - Breda.
Inhoud
Wie was
Jakob Lorber?
Voorwoord
1. Het grote Morgenrood - voorafgaande
aan de komst des Heren
2.
Over de persoonlijke wederkomst van de Heer
3. Een
ontwikkelingsbeeld van de mensheid.
4.
Verklaringen van teksten uit de Schrift.
5. De
Antichrist
6. De huidige geestelijke zondvloed.
7. De krachten der hemelen zullen in
beweging komen
8. Het
duizendjarige rijk
9. Over het zevenvoudige komen des
Heren.
10. Het grote en nieuwe Jeruzalem.
Het getal 666
11. De openbaring van Johannes.
12. Verklaring van de openbaring van
Johannes.
Wie was
Jakob Lorber ?
(1800
-1864)
De uiterlijke gebeurtenissen in het
leven van Jakob Lorber, die in Oostenrijk geboren werd en zich als
muziekleraar, musicus en componist vestigde in Graz, bleven bescheiden
tegenover zijn roeping tot 'schrijfknecht Gods', die hij in zijn veertigste
levensjaar door het innerlijke Woord ontving en waaraan hij vervolgens tot aan
het einde van zijn leven in onwankelbare trouw gehoorzaamde.
Zijn biograaf en vriend gedurende
tientallen jaren Karl Ritter von Leitner bericht daarover: 'Het gezicht rustig
en luisterend, ononderbroken schrijvend, nooit stokkend, nooit zich bezinnend,
gleed zijn pen over het papier'. Zo ontstond in een tijdsverloop van 24 jaren
een uniek reuzenwerk, dat heden 25 banden van 500 bladzijden vult, de kleinere
geschriften niet meegerekend.
Er is voor
deze stille, oneindig bescheiden en deemoedige man Jakob Lorber beslist geen
voorbeeld te noemen en geen 'categorie', of we hem nu als mysticus of als
ziener dan wel, zoals in zijn tijd het geval was, als een mediamiek genie
beschouwen. Zeker is echter dat hij een verbazingwekkende en onvatbare
menselijke geest was, die alle bekende grote ingewijden overtreft.
Als
resultaat van deze Goddelijke inspiratie liet Jakob Lorber een met niets
gelijksoortigs te vergelijken oeuvre na van kosmische grootte en reikwijdte,
dat de grondthema's van al het zijnde omvat: het wezen Gods, het wereld-al en
de mensen en hun onderlinge betrekkingen. Daarmede ontving de mensheid een
werkelijk omvattend antwoord op haar duizenden jaren oude vragen naar het
vanwaar, het waarheen en het waarom van het leven.
In het centrum van dit grandioze wereldbeeld
van het oerbegin der schepping tot aan haar toekomstige voleinding staat het
elfbandige 'Grote Evangelie van Johannes', dat, geheel wortelend op de bodem
van het christelijke geloofsgoed, ons in de grondige behandeling van het leven
en de leer van Jezus een ongehoorde verruiming en vergeestelijking van de
christelijke schat van openbaringen schenkt.
Maar ook voor een zinvol samenwerken
van religie en wetenschap, tot een synthese dus van belevenis van het hart en
verstandelijk inzicht ontsluit ons het universele geestelijk goed van Jacob
Lorber de diepste bronnen. Zijn werken zijn evenzeer tijdloos als actueel.
Wie, al lezende, meer zou willen weten
van deze bijzondere profeet Jakob Lorber, kan zich wenden tot de uitgever, of
tot de heer en mevrouw J.E.Bos, Burg. de Millylaan 1, 7231 DP Warnsveld (tel.:
05750 - 21803).
Dit boek kreeg als titel mee 'De
Wederkomst van Christus', omdat we niet meer aan het begin van de grote
adventstijd staan, in afwachting van de grote ommekeer van de mensheid naar de
Geest, maar we ons al midden in een beginnende ochtendschemering bevinden, die
aan de opkomst van de nieuwe geestelijke zon moet voorafgaan. Daarvan blijven
we ons, ondanks het chaotische van onze dagen, waarin alle donkere nevelen
sterk komen opzetten, toch steeds bewust.
Hoe scherper de tegenstellingen tussen
licht en duisternis zich aftekenen, des te duidelijker voltrekt zich ook de
scheiding der geesten binnen de totale mensheid. En des te helderder wijzen alle
tekenen des tijds op een zeer nabije laatste eindstrijd, waarbij de wil tot
het goede of tot het kwade op beslissende wijze tegenover elkaar komen te
staan. Slechts een groot ontwaken in de mensheid is in staat om de overwinning
van de goddelijke Geest over al het demonische en levensvijandige dichterbij te
brengen, dat zich - vanwege de vrije wil - nog eenmaal in toenemende mate kan
uitleven, om daarbij zijn laatste krachten te laten wegstromen.
De grote
profetieën van Jezus, tot stand gekomen door het innerlijke Woord, zoals
dat werd ontvangen door Jakob Lorber en eveneens door Gottfried Mayerhofer,
vormen de inhoud van dit boek. Zij laten bij de ontvankelijke lezer geen
twijfel over de uiteindelijke overwinning van de Geest over de antigeest en ze
zijn in staat om slechts die innerlijke rust te schenken die de mens van
tegenwoordig van zijn grote wereldangst bevrijdt en hem vol vertrouwen laat
zijn met betrekking tot alle komende gebeurtenissen. Ieder wereldgericht als
gevolg van menselijke tegenwerking wordt door de goddelijke liefde in een zegen
veranderd.
Niet de ondergang van de wereld, maar
een grote zuivering van de mensheid zal en moet voorafgaan aan die 'Wederkomst
van Christus in de geesten der mensen', die het woord van de openbaring van Johannes
over een 'nieuwe aarde en een nieuwe hemel' zal vervullen. Wie de hier opnieuw
aangeboden profetische woorden over onze eindtijd vol vertrouwen in het hart
opneemt, verkrijgt daarmee toegang tot een geestelijke ark, die hem over alle
hoge vloedgolven van toekomstige natuur - en wereldgebeurtenissen heen tilt
naar een nieuwe tijd, waarvan het aangezicht gekenmerkt zal worden door de
geestelijke wederkomst van Christus met al zijn gelukkig makende en wezenlijke
gevolgen. Moge dit geschrift licht en kracht schenken en het besef van de zin
van het grote gebeuren, waar wij nu midden in staan.
1.
Het
Grote Morgenrood voorafgaande aan de komst des Heren
(Ontvangen
door Jakob Lorber in 1849)
Wie een lamp heeft, plaatse deze niet
onder een tafel met een kleed erover, waar zij tevergeefs brandt. Maar ieder
die over licht beschikt, plaatse zijn lampje op de tafel en laat het branden en
de tafel en de kamer verlichten. Wanneer op deze wijze op de tafel vele
lichtjes branden, wordt het zó licht, dat iedere binnenkomende gast daarover
verwonderd zal vragen: 'Hoe komt het dat het zo licht is en hoe goed doet ons
deze helderheid, nadat wij door een lange nacht zijn getrokken! Ja, het komt
ons voor als morgenrood'.
Licht verkwikt het leven en is
waarlijk opwekkend, zelfs als het op een kunstmatige wijze wordt
teweeggebracht, d.w.z. langs de weg van het zuivere verstand en het gelouterde
begrip. Hoezeer is het daarom nodig dat in deze tijd eenieder, die een of ander
goed en bruikbaar lampje bezit, dat nu voor de dag haalt. Hij moet het goed
reinigen, rijkelijk van olie voorzien en het dan aangestoken op de tafel van
de ware kennis plaatsen, alwaar het allen verlicht die aan deze tafel aanzitten
of zich ergens in deze kamer bevinden.
De loop van
deze tijd toont duidelijk aan waaraan het momenteel het meest ontbreekt,
namelijk aan licht. Wat heeft het dan voor zin om over de liefde te praten of
over het onderhouden van de geboden van God, wanneer zij, voor wie gepredikt
wordt, zich in de diepste duisternis bevinden! Zouden zij de predikers niet in
het gezicht zeggen: 'Wat kletsen jullie toch de hele nacht en wat willen jullie
me toch dingen laten geloven die jullie nooit gezien en ervaren hebben? Plaats
liever een licht op de tafel en geef precies aan wat jullie zien en bemerken.
Dan zal ik jullie gemakkelijk kunnen geloven, want het licht van jullie lampen
zal ook mijn kamertje verlichten! Dus steek eerst zelf een licht aan voordat je
preekt, dan zullen ook wij geloven wat je ons nu in de meest volstrekte duisternis
wilt laten geloven'.
Daarom moet hier niet alleen tot allen
die het betere willen en verlangen naar de leer van het waarachtige leven, maar
ook tot alle leraren worden gezegd: Wanneer de lampjes rijkelijk van olie
voorzien zijn, moeten ze direct worden aangestoken en op de gastvrije tafel van
het juiste inzicht en de ware kennis worden geplaatst. Want de dag is gekomen
waarop de laatste, grote belofte in vervulling zal gaan! Er staat over deze
tijd geschreven, hoe zij zijn zal. De voorspelde verschijnselen zijn nu volop
aanwezig. Wie kan ze ontkennen?
Wanneer echter de voorspelde
verschijnselen ondubbelzinnig begonnen zijn, wie kan er dan verder nog aan
twijfelen dat nu ook binnenkort die grote dag zal aanbreken, die een laatste,
en daarom blijvende komst van de Heer zal brengen! Zeiden niet de beide
engelen des hemels op de plaats waar Hij opvoer naar Zijn Rijk tot degenen die
treurend achter bleven: 'Wat staat gij daar bedroefd en staart gij naar de
hemel naar Hem, die opgevaren is naar Zijn Rijk? Gaat getroost naar huis, want
deze Jezus, die gij nu hebt zien opvaren naar de hemel der hemelen zal eens zo,
zoals Hij nu is opgevaren, weer naar de aarde komen en alle geslachten der
aarde oordelen. Gelukkig zijn degenen die Hij als rechtvaardigen zal
aantreffen; deze zullen Zijn kinderen zijn en Hij zal hun heer en vader zijn.
Wee echter allen, die verstokt zijn in ongerechtigheid; waarlijk, hun
verantwoording zal hen als een molensteen om de hals zijn!' Wat deze beide
engelen van God, en wat I k als de Heer en God Zelf over de toekomstige
wederkomst van Christus heb voorspeld, is nu tot rijping gekomen en zal spoedig
plaatsvinden. De voorbereidingen daartoe zijn al bijna alle in werking gesteld.
De harten van de mensen zien er nu uit als deze tijden met hun
huiveringwekkende verschijnselen. Ze zijn vol heerszucht, begeerte, nijd,
vraatzucht, zwelgerij en hoererij, vol twist, ruzie, kwaadsprekerij, vol roof,
oorlog, moord en pest van iedere aard. Onvrede, liefdeloosheid en kille
onbarmhartigheid hebben zich van hen meester gemaakt, waardoor nu zo'n ellende
over de mensheid is gekomen, als de aarde nog nooit gedragen en geproefd
heeft. Het is daarom nodig dat aan deze ellendige tijd spoedig een einde wordt
gemaakt, omdat anders zij, die tot op heden tot de uitverkorenen behoren, nog
schipbreuk zouden kunnen lijden.
Voordat Ik echter als de Heer en
Schepper van alle leven kan wederkomen, moet de aardbodem volledig van alle onkruid
gezuiverd worden, en dat gebeurt nu steeds meer op alle punten van de aarde.
Wie nu wezenlijk ziek is aan zijn ziel en niet probeert om zijn ziel te
genezen, die zal niet veel tijd meer hebben voordat hij te gronde gaat.
De tijd der
zuivering echter zal hoogstens vier weken duren; want er zullen dan uren zijn,
waarin meer zal gebeuren dan vroeger in een eeuw. Een langer tijdperk zal vier
maanden duren; want er zullen nu dagen zijn, waarvan er één meer betekenis zal
hebben dan vroeger een hele eeuw. Nog een ander tijdperk is gesteld op vier
maal een kwart jaar; want er zal dan in een week meer gebeuren dan in vroeger
tijden in een hele eeuw. En het langste tijdperk zal vier jaren duren en nog
iets langer; want er zullen dan maanden komen, waarin meer zal gebeuren dan in
vroeger tijden in zeven eeuwen!
Deze tijd echter is nu als een
morgenrood voor die dag, die zal aanbreken tot heil voor de rechtvaardigen en
voor allen die zachtaardig en goed van hart zijn en die hun broeders en
zusters liefhebben in Mijn Naam. Maar deze dag zal ook komen als een dief voor
allen die Mij niet achten, die een hard en trots hart hebben en die zichzelf
hoger achten en beter dan hun broeders.
Wie zich ergens voor beter houdt dan
zijn broeder, die zal op deze komende dag zeer in verderf geraken. Want van
deze dag af zal alle uiterlijk onderscheid ophouden te bestaan. Slechts zij
zullen zeer in ere zijn, die nu omwille van mijn naam veracht of slechts
medelijdend als eerlijke mensen geduld worden. Zulke mensen zullen echter op
deze dag groot en glorierijk naar voren komen, terwijl de tegenwoordige eerzuchtigen
als zeer klein beschouwd zullen worden. Mijn uitverkorenen zullen echter
schitteren, meer dan de middagzon.
Een morgenrood in de natuur kondigt
echter geen mooie dag aan. Men zegt: 'Het morgenrood is des daags nood en des
avonds dood'! Zo zal het echter bij het geestelijke morgenrood niet
zijn, maar precies omgekeerd. Want zoals het natuurlijke morgenrood alle harten
verkwikt, zo zal dit geestelijke morgenrood alle harten met grote angst en bangheid
vervullen. Want het zal haar kleur ontlenen aan het bloed en aan grote
wereldbranden, waaronder we grote en kleine oorlogen moeten verstaan.
Zoals het natuurlijke morgenrood een
ongunstig teken is voor de aanbrekende dag, zo zal echter het op zich zelf
verontrustende geestelijke morgenrood beschouwd moeten worden als een zeer
gunstige voorloper van de aanbrekende grote dag des heils. Dit alles heb Ik zo
geregeld en laat nu alles zo gebeuren als het gebeurt.
Wie echter wil Mij in de weg gaan
staan en zeggen: Heer, U bent een wrede God, U hebt vreugde in het bloed van
vermoorden en U handelt als een eeuwige tiran! Tegen hem wil Ik zeggen: De
Meester is er niet om geoordeeld te worden door zijn werken, maar Hij zal over
hen oordelen wat juist en rechtvaardig is. Gij zult daarom ook niet zeggen:
Zie, dit volk heeft gelijk en dat volk ongelijk, of deze veldheer doet dingen
die afschuwelijker zijn dan zijn voorgangers deden. Ook moet ge niet blij zijn
of bedroefd dat deze of gene partij gewonnen heeft ofwel de nederlaag heeft
geleden. Gij moet u helemaal niet zoveel zorgen erover maken of datgene, wat
nu gebeurt, juist of onjuist is. Want Ik laat dat alles zo gebeuren en Ik meen
dat Ik toch genoeg Heer ben, en genoeg wijs ben en goed! Maar als iemand meent
wijzer te zijn, laat hij dan ook de natuurkrachten beheersen, de sterren hun
baan voorschrijven en meester zijn over de winden, de zee en het machtige vuur
in het binnenste der aarde!
Ik zeg u:
Bemoei u met niets en blijf maar rustig thuis, opdat Ik, wanneer Ik spoedig
kom, u ook thuis aantref en u kracht geef en opneem in Mijn nieuw op te richten
Rijk op aarde en in alle sterren! Wanneer Ik u echter niet thuis zal treffen,
dan moet gij het aan uzelf toeschrijven, wanneer gij aan mijn grootste en
laatste komst helemaal geen, of maar een zeer klein aandeel zult hebben.
Er bestaat voor Mij in allerdiepste
wezen eigenlijk maar één enkele zonde, die de moeder van alle andere is en deze
zonde heet: hoogmoed! Uit de hoogmoed komt al het andere wat zonde heet voort:
zelfzucht, heerszucht, eigenliefde, nijd, afgunst, woeker, bedrog, diefstal,
roof, woede, moord, traagheid om het goede te doen, ledigheid en neiging tot
genot, grootheidswaan, wellust, ontucht, hoererij en tenslotte vervreemding
van God. Vaak ook wel een totale goddeloosheid en daarmee de totale
ongehoorzaamheid aan alle wetten die van God afstammen.
Onderzoekt ieder van deze hoofdzonden
apart en gij zult aan de wortel van elk de hoogmoed zien. Wie dus met één klap
van al zijn vermeende duizend zonden bevrijd wil zijn, die moet er alleen maar
voor zorgen dat hij los komt van zijn hoogmoed, hoe deze er ook uitziet. Dan
zal hij ook vrij zijn van al zijn andere zonden, omdat hoogmoed de enige
oorzaak voor deze zonden is. Zonden echter, die zonder hoogmoed worden begaan,
zijn geen zonden, omdat ze de oorzaak tot zonde niet in zich dragen.
Laat eenieder zich nu door dit
morgenrood scherp doorlichten en zorgvuldig in de hoeken en gaten van zijn
leven speuren of hij niet iets kan vinden wat ook maar enigszins zou kunnen
lijken op hoogmoed. Vindt hij zoiets in zijn binnenste, laat hij er dan zo snel
mogelijk met alle kracht naar streven dat hij zijn nog zo klein lijkende
hoogmoed kwijtraakt. Anders zal deze mettertijd groeien en de voor het overige
edele mens geestelijk net zo te gronde richten als de parasietplant dat doet
met een voor het overige geheel gezonde boom. Hoogmoed, hoe deze er ook uit
ziet, is voor ziel en geest de allergiftigste verstikkende lucht uit de hel,
waardoor in korte tijd alle leven te gronde moet gaan. Daarom nogmaals:
Hoedt u vóór alles voor de hoogmoed,
wanneer gij als rechtvaardige voor Mij wilt verschijnen en u wilt verheugen op
de komende grote dag van Mijn zichtbare aanwezigheid! Maar indien slechts één
atoom van een of andere soort hoogmoed in u is, dan zal Ik toch niet in u
komen, omdat gij niet overal dit fundamentele kwaad hebt afgezworen. Weliswaar
weet gij veel, wat miljoenen niet eens kunnen vermoeden, maar daarom zijt gij
nog geen haar beter dan zij, die allemaal geen vermoeden hebben van wat bij u
reeds een weten op grond van ervaringen, ja vaak zelfs een werkelijk schouwen
is geworden.
Slechts als gij met uw weten ook
de echte Deemoed verenigt, dan zal u in grote mate het diepe weten op het
terrein van het zuiver geestelijke van onvoorstelbaar groot nut zijn.
Ik zeg u: zoekt, waarin dan ook, nooit
de roem van de wereld! Deze is een pest voor ziel en geest en haar gevolgen
komen vroeg of laat op verwoestende wijze tevoorschijn. Kijk naar de oorlogen,
waarin miljoenen zich terwille van de roem moeten laten vermoorden. Wanneer
heersers, legeraanvoerders en hun volkeren in plaats van de hoogmoed de
hemelse deemoed zouden dienen, zouden die volkeren dan ooit in zo'n
wederzijdss woede ontstoken kunnen raken? Waarlijk, bij deemoedige volkeren
zou een oorlog een volslagen onmogelijkheid zijn. Omdat bij alle volkeren
echter alleen de hoogmoed is opgegroeid, ten gevolge waarvan het ene volk zich
voor beter, belangrijker, ouder en met meer rechten houdt dan het andere,
daarom zijn ook de alles vernietigende oorlogen een natuurlijk gevolg van de
grootheidswaan van de hoogmoed.
Iets anders zou het zijn, wanneer
ergens een hebzuchtige of kwaadwillende vijand in een vreedzaam, door louter
deemoedige en zeer verdraagzame mensen bewoond land zou binnen vallen, om buit
te verwerven. Dan zouden de bewoners van zo'n land het recht hebben om zo'n
schandelijke vijand in alle ernst te ontvangen en op de meest gevoelige wijze
te tuchtigen, bij welke gelegenheid Ik als de Heer dan direct aan het hoofd zou
willen gaan staan. De boosaardige vijand zou dan al zeer snel ervaren wat voor
loon zijn daad verdiende! Waarschijnlijk zou hij nooit meer de moed hebben om
zo'n land te overvallen. Maar helaas is het zo niet gesteld. Het ene volk wil
groter zijn dan het andere, het ene rijk machtiger dan het andere.
De hoogmoed der volkeren heeft alle
maat overschreden, tot aan de hoogste hemel steeg al de rook van de hel! De
aarde zelf smeekte Mij om het boosaardige satansgebroed toch eindelijk eens te
verdelgen! En zie, de tijd is daar, onthuld voor uw ogen: het ene volk trekt
op tegen het andere! Vraagt gij naar het waarom, dan zeg ik u: uit pure hoogmoed!
Ik zeg u ook: de tijden zijn voorbij dat het zwaard de scheidsrechter was
tussen eer en schande, tussen deugd en ondeugd. Want nooit was het zwaard een
wapen van de deemoed, maar altijd slechts van de eer van een maar al te vaak
tirannieke heerschappij.
In de toekomst zal het zo niet langer
zijn! In de toekomst zal slechts de deemoed met de wapens der liefde de volkeren
beheersen. Maar slechts die volkeren die voor deze wapens uit de hemel waardig
bevonden zullen worden; de onwaardigen zullen echter in deze tijd zonder meer
het loon ontvangen dat zij al lange tijd verdiend hebben. Ik zal wel steeds het
betere en meer rechtvaardige deel deelachtig laten worden aan de overwinning;
maar zo dit daarna hoogmoedig wordt, dan wee ook dat deel!
Van nu af zal niemand meer ontzien
worden, die slechts een vonkje hoogmoed als drijfveer voor zijn handelingen in
zich draagt. Iedere handeling, waarin iets van eerzucht valt te bespeuren, zal
voortaan zonder zegen blijven. Iedere handeling echter, die vanwege de
nuttigheid wordt begaan met een deemoedig gemoed, zal door Mij in het bijzonder
gezegend worden. Nu moet een andere ordening onder de mensen worden ingevoerd.
Zij, die zich deze ordening echter niet van gans er harte zullen laten
welgevallen en daarbij nog altijd oude bedenkingen in zichzelf laten opkomen,
zij zullen door de bitterste gevolgen binnenkort voldoende wijzer worden
gemaakt over de vraag of zij daardoor vóór of tegen Mijn ordening waren.
Ik zeg u in deze tijd: wie nu dit of
dat goede zal nalaten omwille van de wereld, die moet dan, omwille van de
wereld, maar doen wat hem goed dunkt. Wanneer hij dan echter tot Mij zal komen
met de goede getuigenis der wereld, zal Ik tot hem zeggen: Ga naar degene die u
deze goede getuigenis gaf, en vraag hem uw loon; want Mijn naam staat in deze
getuigenis niet geschreven! Ge hebt omwille van de wereld dit en dat
gedaan en ge wilde niet de Mij alleen welgevallige weg van de deemoed
bewandelen. Het streelde uw eerzucht, wanneer de wereld over u zei: 'Kijk, dat
is een achtenswaardig man!' Dan zal het u ook moeten bevallen dat u in Mijn
rijk waarlijk tot zeer gering aanzien zult komen. Ik wil daarmee echter niet
zeggen dat iemand daarom zo moet handelen dat de wereld met minachting naar hem
wijst. Oh, dat verlang Ik helemaal niet! Maar dát verlang Ik, dat gij het
waarachtig goede - wat de wereld daarover ook zegt - zonder de minste vrees
voor haar volbrengt. En wel daarom, omdat het goed is en omdat Ik het zo wil
hebben!
Hebt gij dan vergeten dat Ik, als de
eeuwige, almachtige Schepper van alle hemelen en werelden, van alle engelen en
mensen, Zelf slechts in het kleed van de grootste eenvoud in deze wereld kwam?
Ik leerde de mensen door levende woorden en duidelijke daden, dat zij, zoals Ik
- wanneer ze mijn kinderen willen zijn - de wereld met haar pracht en praal
moeten ontvluchten en niet het brede pad van de aardse schittering moeten
bewandelen, die altijd vergaat, maar het smalle pad van de deemoed, dat naar
het eeuwige leven voert!
En dat op de tweede plaats alles wat
voor de wereld groot is, voor Mij een gruwel is? Dat Ik slechts het kleine, dat
door de wereld veracht wordt, wil zien en dat Ik wat zich groot acht eeuwig van
Mij af wijs?
Voordat het laatste atoom van de
hoogmoed uw harten zal hebben verlaten, zult gij Mijn aangezicht niet aanschouwen.
Waarlijk, zo zal het zijn! Elke zondaar zal door Mij met meer geduld worden
behandeld dan iemand die zijn duidelijke hoogmoed niet met echt berouwen de
meest diepe afkeer voor altijd uit zijn hart verbant! Zo gij zonden bezit even
talrijk als het gras op aarde en het zand aan de oevers van de zee, maar
daarbij echter geen spoor van hoogmoed, dan zouden al deze zonden niets voor
Mij te betekenen hebben! Want waar geen hoogmoed is, daar is de liefde, die
alle deemoed in zich bergt. Liefde en deemoed echter delgen alle
tekortkomingen en zonden, al zouden het er nog zoveel zijn. Maar, wanneer
slechts één atoom hoogmoed achter de andere zonden steekt, die de mensen begaan
in de tijd van de beproeving van hun vrijwording, dan doet dit atoom alle
zonden ontstaan, ja zelfs de kleinste. Zulke geesten zullen eens, zoals ook
hier al, zeer hevig moeten strijden om ook slechts dat ene atoom hoogmoed kwijt
te raken.
Atomen van hoogmoed zijn voldoende
reden dat Ik bij mensen, al zouden die voor het overige ook zeer waardevol van
aard zijn, zó lang niet zal kunnen binnenkomen, als niet het laatste atoom
daarvan uit hun hart zal wijken. Daarin ligt in het bijzonder in deze tijd ook
de reden waarom er maar zo weinigen Mij te zien krijgen en door Mij Zelf
onderwezen tot Mijn kinderen zullen kunnen worden opgevoed.
Zegt ook niet meer: 'Dit huis, deze
grond en dit vermogen behoort mij toe. In mijn huis ben ik de baas en op mijn
grond heb ik het voor het zeggen'! Ziet, in zulke uitspraken schuilt een grote
portie hoogmoed! Waarlijk, zij die zo denken, praten en handelen, bij hen zal
ik nooit binnen treden, omdat zij Mij niet als de Heer, aan wie alleen alles in
waarheid toebehoort, maar slechts zichzelf als heer beschouwen van een zaak,
die Ik hen slechts voor een korte tijd geleend heb. Daarin ligt een grote
hoogmoed, die de enige veroorzaker is van alle oorlogen, zowel in het klein als
in het groot. In Mijn toekomstige rijk zal dat heel anders moeten worden
ingericht: daar zullen geen huis - of grondeigenaren meer zijn, want daar zal
Ik Alles zijn. En het beste zal hij eraan toe zijn, bij wie Ik zal wonen!
Maar Ik zeg u nu ook, dat voor Mijn
komst op deze aarde nog zeer veel onkruid en dor gras met de grootst mogelijke
rechtvaardigheid verdelgd zal worden. Waar er twee zijn, zal er één aangenomen
en de ander uitgeworpen worden; dus een enorme schifting tot over de helft! Nog
eenmaal waarschuw Ik u ernstig, dat gij in deze tijd noch links noch rechts
partij moet kiezen! Wie moet en zal overwinnen, staat alleen in Mijn hand!
Laat niemand van u zeggen: deze strijdt terecht, die ten onrechte, maar uw zaak
is het om te bidden voor vriend en vijand. Wat verder gaat is zonde,
want door zo'n partij kiezen bevordert gij de hoogmoed van de partij, die naar uw
wensen moet overwinnen en gij wenst daarmee voor de tegenpartij de
volledige ondergang. Vraagt daarbij echter aan uw hart of zij, die moeten ondergaan,
niet evenzogoed uw broeders zijn als zij, voor wie gij de overwinning wenst?
Hoe verdraagt zich echter zo'n wens
vol geheime wraaklust en leedvermaak met Mijn Woorden? Ik Zelf leerde alle
mensen toch uitdrukkelijk om voor hén te bidden die u haten, om hén te zegenen
die u vervloeken en aan hén goed te doen, die het kwaad met u menen. Laat hen
daarom maar strijden die daar strijden! Bidt voor allen en schept nooit vreugde
in de nederlaag van anderen, dan zult gij zijn gelijk Mijn engelen in de hemel,
die hun aangezicht bedekken wanneer hun broeders op aarde elkaar afmaken.
Let echter hier op: Dit morgenrood
voor Mijn komst zal nog veel roder worden dan het nu is. En er zal eerst
aan het eind van alle strijd blijken dat noch de ene noch de andere partij uit
de strijd een eigenlijke overwinning zal behalen, want de werkelijke overwinnaar
zal nog komen. Waar nu de hoogmoed strijdt, zal dan de deemoed beginnen te strijden.
Aan haar zwaard zal geen tiran ontkomen en geen rechter die zijn aanzien
probeerde te vestigen ten koste van het bloed van onschuldige gevangenen.
Ik, als u eeuwige Vader, die al zoveel
gegeven heb, geef u nu ook dit voor uw toekomstig welzijn en heil zo belangrijke
woord. Houdt u er trouwen precies aan, dan zult gij alle goeds ondervinden,
zowel in het tijdelijke als in het eeuwige. Wanneer gij het echter voor iets
onbelangrijks zult houden en daarbij ook nog zult handelen naar uw oude
gewoonten en zeden, dan zult gij het ook aan u zelf te wijten hebben, wanneer
gij aan Mijn wederkomst ofwel slechts een zeer gering, ofwel helemaal geen deel
zult hebben.
Wat hier door Mijn dienaar geschreven
staat zal onherroepelijk in vervulling gaan. Moge het tot heil zijn van u en
ieder die deze waarschuwingen niet in de wind zal slaan. Waarlijk, in diens
huis zal Ik nu en dan binnen treden!
Wie echter deze waarschuwing en
soortgelijke onderrichtingen op vele andere plaatsen weinig gehoor en
opvolging zal schenken, in diens huis zal het er spoedig doods, treurig en
verlaten uitzien. Want als Ik kom, dan zal Ik slechts komen tot hen die
waarachtig de Mijnen zijn en Ik zal hen persoonlijk zegenen geheel en al en
voor eeuwig!
Wee echter hem, wiens huis mijn voeten
niet zullen betreden: zijn aandeel zal slechts het treurige en noodlottige
morgenrood zijn en blijven, maar de heilige stralen van de komende grote dag
zullen niet over hem komen!
Dat zeg Ik, die daar komen zal. Amen.
2.
Over de persoonlijke
wederkomst van de Heer
Uittreksel uit de bekendmakingen van
de leer en de daden van Jezus in de tijd van Zijn openbaar optreden. Ontleend
aan het Grote Evangelie van Johannes, waar de Heer over het onderhavige thema
tot zijn discipelen als volgt sprak:
Ontvangen
door Jakob Lorber
Ik
toonde hun, hoe in afzienbare tijd de geheime vorst van de wereld geoordeeld
zal worden en kort daarna alles wat tot zijn aanhang behoort. Tegelijk liet Ik
hun ook het einde van de wereld* (* Onder het einde van de 'wereld' wordt hier
niet verstaan de ondergang van de aarde, maar het ophouden van het overwicht
van het materialisme en de heerschappij daarvan, als ook het egoïsme, de
heerszucht, enz., en het begin van het tot zijn recht gekomen spiritualisme,
d.w.z. van een positief-geestelijke levensbeschouwing, zoals dat als ideaal in
de zuivere leer van Jezus en in Zijn leven en werken is gegeven. (de uitg.) )
zien en een algemeen oordeel als ten tijde van Noach. Zij vroegen mij in grote
verbazing wanneer en hoe dat zou geschieden. Maar Ik zei tot hen: Zo als het
was ten tijde van Noach, zo zal het ook dan zijn: de liefde zal afnemen en
volledig verkillen. Het geloof aan een uit de hemelen aan de mensen
geopenbaarde zuivere levensleer en het Godsbesef zal tot een duister, dood
bijgeloof vol leugen en bedrog veranderd worden. De machthebbers zullen wederom
de mensen als dieren behandelen en zullen ze koelbloedig en gewetenloos laten
afslachten, indien zij zich niet zonder enige tegenspraak aan de wil van de
machthebbers onderwerpen.
De machtigen zullen de armen plagen
met allerlei druk en iedere vrije geest met alle middelen vervolgen en onderdrukken.
Daardoor zal een leed over de mensen komen, zoals er op aarde nog nooit is
geweest. Maar dan zullen de dagen worden gekort vanwege de vele uitverkorenen,
die zich onder de armen zullen bevinden; want wanneer dit niet zou geschieden,
zouden zelfs de uitverkorenen te gronde kunnen gaan! - Maar er zullen tot dan
vanaf nu nog duizend en niet nog eens duizend jaren voorbij gaan! - Maar dan
zal Ik dezelfde engelen, zoals u die nu hier ziet*, (* Er waren zichtbaar
engelen aanwezig, d.w.z. in volkomen menselijke vorm gematerialiseerde
volmaakte zeer hoge geesten, zoals bijv. Gabriël, Raphaël, Zuriël en anderen
(zie Joh. l:51):'Waarlijk ik zeg u: van nu af aan zult gij de hemelen open en
de engelen Gods op en af zien gaan', enz. (de uitg.) ) met grote schallende
bazuinen onder de arme mensen zenden. Zij zullen de naar de geest doodgemaakte
mensen van de aarde als het ware uit de graven van hun nacht doen ontwaken. En
gelijk een vuurkolom rolt van het ene einde der wereld tot het andere, zo
zullen deze vele miljoenen gewekten zich storten op al die wereldmachten, en
niemand zal hen nog weerstand kunnen bieden.
Vanaf die tijd zal de aarde weer tot
een paradijs worden, en Ik zal Mijn kinderen altijd op de rechte weg leiden.
Maar gerekend vanaf die tijd wordt na verloop van duizend jaren de vorst van de
nacht nog een keer voor een zeer korte tijd van zeven jaren en enige maanden
en dagen vrij omwille van hem zelf, óf voor de volledige val, óf voor de mogelijke
terugkeer. In het eerste geval zal de aarde dan tot een eeuwige kerker, wat
betreft haar binnenste delen, worden veranderd, maar de buitenkant van de
aarde zal een paradijs blijven.
In het
tweede geval zou de aarde tot hemel herschapen worden en de dood van het vlees
en de ziel voor eeuwig verdwijnen! - Maar hoe en of dat zal zijn, dat mag vooralsnog
niet eens de eerste engel der hemelen weten; dat weet alleen de Vader! . . . '
Wanneer er dan op aarde eenmaal veel
genotzieke mensen zullen zijn, dan zal ook spoedig een algemeen wereldgericht
over alle mensen op deze aarde door God worden toegelaten. Dan zullen we eens
zien of er daarna weer mensen zullen opstaan, die met het meetlint in de hand
de moed hebben om tegen hun medemensen te zeggen: 'Kijk, dit grote stuk land
heb ik afgemeten, deze grenspalen heb ik neergezet en ik verklaar het
tot mijn onaantastbaar eigendom. En wie het waagt mij iets te
betwisten, of alleen maar zegt 'vriend, ieder heeft hetzelfde recht, als hij
maar macht en middelen heeft om jou je ingebeelde recht uit je handen te
rukken!', die bestraf Ik met de dood!' - Ik zeg u: zo'n mens zal er niet meer
zijn! - Want wanneer Ik de volgende keer op deze aarde zal komen om recht te
spreken over zulke genotzoekers, maar ook om het loon des levens te geven aan
ieder die veel ellende en nood heeft geleden uit liefde tot God en zijn naaste
- dan zal niemand meer de aarde met een meetlint gaan opmeten tot nut van één
enkel persoon. Waar men zal staan, daar zal men ook oogsten en in zijn
behoeften kunnen voorzien. Wel zullen de mensen elkaar steunen, maar niemand
zal zeggen: 'Kijk, dit is mijn eigendom en ik ben er heer en meester
over'.
Dan zullen de mensen inzien dat Ik
alleen de Heer ben en zij allen broeders en zusters.
Weliswaar zou dat ook nu zo onder de
mensen moeten zijn. Maar in deze middelste ontwikkelingsperiode van de mensen,
die nog niet door het grote levensvuur gereinigd zijn, zal dat toegelaten
blijven, doch vanaf nu niet meer geheel 2000 jaren. Daarna zal de geest bij de
mensen het grote overwicht krijgen en men zal op de aarde geen afgemeten mijn
en dijn meer zien. Vanuit God behoort de hele aarde, zoals dat in het begin het
geval was, aan alle mensen gelijk toe. Wijze mensen zouden haar moeten indelen
naar de behoeften der mensen en zouden hen moeten leren de aarde te bebouwen.
En de vruchten zouden dan door wijze mensen gedeeltelijk verdeeld moeten
worden en het overschot zou in daarvoor gebouwde voorraadschuren bewaard moeten
worden, opdat niemand in de gemeenschap nood zou hoeven te lijden. .
'Het vuur voor Mijn aankomst zal
heten: grote en algemene nood, ellende en tegenspoed, zoals de aarde nog nooit
heeft gezien. Het geloof zal uitdoven, de liefde verkillen en alle arme
geslachten zullen klagen en versmachten. Maar de groten en machtigen, de
koningen van deze wereld, zullen de vragenden desondanks niet helpen vanwege de
te grote hoogmoed en daardoor ook te grote hardheid hunner harten! Dan zal
zich ook het ene volk verheffen tegen het andere en zullen zij elkaar
bestrijden met vuurwapens.
Daardoor
zullen de heersers in schulden geraken en zullen zij hun onderdanen met niet op
te brengen belastingen kwellen. Daardoor zal buitensporige duurte ontstaan, hongersnood,
vele boosaardige ziekten, epidemieën en pestilentiën onder de mensen, de
dieren en zelfs de planten. Ook zullen er grote stormen op het droge land zijn
en op de zee en aardbevingen. De zee zal op vele plaatsen de oevers overstromen,
dan zullen de mensen in grote angst en vrees geraken in afwachting der dingen,
die over de aarde zullen komen! Dat alles zal worden toegelaten om de mensen af
te wenden van hun hoogmoed, hun zelfzucht en hun traagheid. Zie, dat is het
eerste soort vuur, waardoor de mensen voor Mijn wederkomst gelouterd zullen
worden.
Maar tezelfdertijd zal ook het
natuurlijke vuur een geweldige taak toebedeeld krijgen: het vuur zal de schepen
op alle zeeën met de snelheid van de wind voortdrijven. Ook zullen de mensen
door hun scherpe verstand ijzeren wagens en straten maken en in plaats van
trekdieren voor de wagen zullen zij vuur inspannen en met het geweld daarvan
zich snel als een afgeschoten pijl over grote afstanden verplaatsen. Ook
zullen zij de bliksem (elektriciteit) weten te temmen, en hem tot de vlugste
overbrenger van hun wil maken, van het ene einde van de aarde tot het andere.
En wanneer de trotse en hebzuchtige koningen met elkaar oorlog zullen voeren,
dan zal daarbij ook het vuur de meest beslissende rol spelen. Want door zijn
geweld zullen ijzeren massa's in kogel - (en cilinder -) vorm, zwaar aan
gewicht, met de snelheid van de bliksem tegen de vijand, tegen de steden en
vestigingen worden geslingerd en grote verwoestingen veroorzaken. De
vindingrijke mensen zullen het met deze wapens zo ver drijven, dat dan spoedig
geen volk meer tegen het andere een oorlog zal kunnen beginnen. Want indien
twee volkeren elkaar met zulke wapens te lijf gaan, dan zullen zij spoedig tot
de laatste man vernietigd zijn, hetgeen zeker geen van beide partijen een
werkelijke overwinning en winst zal opleveren. De koningen en hun legeraanvoerders
zullen dat ook gauw inzien en derhalve liever in vrede en goede vriendschap
elkaar verdragen. En wanneer zich een of andere zeer trotse en eerzuchtige
rustverstoorder zou verheffen en tegen zijn buurland ten strijde zou trekken,
dan zullen zich de vredelievend en verenigen en hem tuchtigen. Op deze manier
zal dan geleidelijk aan de oude vrede onder de volkeren wederkeren en zich duurzaam
vestigen. Onder de nog meer wilde volkeren der aarde zullen nog wel oorlogen
voorkomen, maar die zullen ook daar vrij spoedig tot een onmogelijkheid worden.
Ik zal hen door Mijn gerechte koningen en legeraanvoerders paarsgewijs samen
laten gaan en over hen Mijn licht laten uitgieten, en zij zullen dan ook in
vredelievende en lichtvriendelijke volkeren worden veranderd. Zie, dat is het
tweede soort vuur, waardoor de mensen gelouterd zullen worden!
Een derde
soort vuur zal daaruit bestaan, dat Ik reeds ettelijke honderden jaren
daarvoor steeds sterker verlichte zieners, profeten en knechten zal opwekken *,
(* Bijv. de hervormers, Böhme, Swedenborg, en nu 'het nieuwe licht'; ook het
licht van de wetenschap. (de uitg.)) die in Mijn naam de volkeren overal
duidelijk en naar waarheid over alles zullen beleren. Daardoor zullen zij hen
bevrijden van allerlei waan, bedrog en leugens, die zich via valse profeten en
priesters zelfs in Mijn naam zullen richten op hun ondergang en die daarmee
binnen niet al te lange tijd zullen beginnen en hier en daar reeds in deze
tijd van Mij zijn begonnen. Deze zullen valse tekenen en wonderen doen gelijk
de heidense priesters. Zij zullen veel mensen verleiden en zich daarbij grote
aardse schatten, rijkdommen, macht en hoog aanzien verwerven. Maar door het
derde vuur en het zeer heldere licht daarvan zullen zij alles kwijt raken en
volledig te gronde gaan. De koningen en vorsten die hen willen helpen, zullen
daarbij al hun macht, vermogen en hun tronen verliezen. Want Ik zal dan Mijn
koningen en legeraanvoerders tegen hen opwekken en hen de overwinning geven,
en dan zal de oude macht van de hel en haar boodschappers op aarde onder de mensen
een einde nemen. - Door het derde soort vuur uit de hemelen zal de leugen in
de strijd met het licht van de waarheid evenmin de overwinning kunnen behalen
als de natuurlijke nacht zich kan verzetten tegen het opgaan van de zon!! Zij
moet vluchten in haar donkerste holen en diepten; en zij die eenmaal in het
licht staan, zullen de nacht niet meer opzoeken.
En nu wil Ik u dan ook nog een vierde
soort vuur laten zien, waardoor de aarde en de mensen en de hele schepping bij
Mijn tweede komst zullen worden gelouterd. Dit soort vuur zal bestaan uit grote
natuurlijke aardrevoluties van uiteenlopende aard, in het bijzonder op die
punten op aarde, waarop de mensen te grote en prachtige steden gebouwd zullen
hebben, want daar zal de grootste hoogmoed, liefdeloosheid, kwalijke zeden,
valse rechtspraak, macht, aanzien en traagheid heersen en daarbij de grootste
armoede, allerlei nood en ellende, veroorzaakt door het te groot geworden
verlangen naar genot van de groten en machtigen. In zulke steden zullen ook allerlei
fabrieken van het grootste formaat worden opgericht, en daarin werken, in
plaats van mensenhanden, vuur en water in combinatie met duizenden
verschillende, kunstig uit erts vervaardigde machines. Het stoken zal door
middel van de oeroude steenkolen gebeuren, die de mensen van die tijd zich in
overgrote hoeveelheden uit de diepten van de aarde zullen weten te
verschaffen.
Wanneer zulk handelen door het geweld
van het vuur eens het hoogste punt bereikt zal hebben, dan zal zich de aardlucht
op zulke punten te sterk met de brandbare ethersoorten vullen, welke dan eens
hier en dan weer daar zullen ontploffen en deze steden en gebieden in puin en
as zullen veranderen te samen met velen van hun bewoners. Dat zal dan ook een
grote en doeltreffende loutering zijn! Maar wat het op deze wijze ontstane vuur
niet zal bereiken, dat zullen andere grote aardse stormen van verschillende
aard bereiken, vanzelfsprekend juist daar waar het nodig zal zijn; want zonder
noodzaak zal er niets verbrand en verwoest worden. Daardoor zal dan de aardse
lucht van haar kwalijke dampen en natuurgeesten bevrijd worden, hetgeen dan op
alle andere schepselen van de aarde een zegenrijke invloed zal uitoefenen. Ook
zal dat de natuurlijke gezondheid van de mensen zozeer dienen, dat al die vele
en boze ziekten van het lichaam ophouden en de mensen in gezondheid en kracht
een hoge leeftijd zullen kunnen bereiken.
Omdat de zo
gelouterde mensen in Mijn licht staan en levend en naar waarheid de geboden
van de liefde voor altijd in acht zullen nemen, zal ook het aardse grondbezit
zo verdeeld zijn onder de mensen, dat iedereen zoveel zal hebben, dat hij met
de juiste ijver nooit nood zal hoeven lijden. De hoofden van de gemeenten
alsook de koningen zullen, volledig staande onder Mijn wil en licht, ervoor
zorgen dat in hun land bij de bevolking nooit een tekort is. En Ik Zelf zal
spoedig nu eens hier dan daar de mensen bezoeken en hen sterken en oprichten,
waar zij het grootste verlangen en de grootste liefde voor Mij zullen hebben. Weliswaar
is deze profetie voor een nog tamelijk verre toekomst, maar die zal niet
onvervuld blijven. Want alles kan eerder vergaan, zelfs deze aarde en de hele
zichtbare hemel, dan dat één van Mijn woorden en beloften onvervuld zou
blijven! Er zullen in die tijd vele nieuwe plaatsen, landen en volkeren
ontstaan, die nu nog geen naam hebben. Dat Ik echter alleen in zulk een plaats
weer naar de aarde zal komen, waar onder de mensen nog het meeste en meest
levende geloof en de meeste ware liefde tot God en de naaste zal bestaan, dat
kan men voor zeker en waar aannemen. Maar wanneer Ik wederkom, dan zal Ik niet
alleen komen, maar al de Mijnen, die reeds lang in Mijn hemelrijk bij Mij
zullen zijn, zullen met Mij in overgrote scharen komen en hun nog op aarde in het
vlees wandelende broeders sterken. En er zal zo een ware gemeenschap tussen de
reeds geheel zalige geesten der hemelen en de mensen van deze aarde bestaan,
wat de mensen van die tijd zeker tot de meest grote troost zal strekken. - En
nu weet u alles wat voor u te weten nodig was. Handel ernaar, dan zult u het
eeuwige leven oogsten; want Ik zal u opwekken op de Jongste Dag!'
'Het jaar, de dag en het uur van Mijn
wederkomst kan Ik u daarom niet zeker zeggen, omdat alles op deze aarde van de
volkomen vrije wil der mensen afhankelijk is. Daarom weet dat ook geen engel
in de hemel, maar slechts de Vader alleen, en zij, aan wie Hij het wil
openbaren. Bovendien is dat precies vooruit weten voor het heil van de ziel
volstrekt niet van nut. Voor een zeer gering aantal in de geest volledig
wedergeborenen wel, maar voor talloos velen zou het een groot euvel zijn!
Daarom is het voor de mens beter dat hij niet alles precies vooruit weet, wat,
hoe en wanneer hem in deze wereld het een en ander kan overkomen en ook
overkomen moet. Ik zeg u: De tijd zal komen dat u (in het nakomen van uw
geloof) zult vragen, zoals nu hier het geval is, wanneer de dag van de
Mensenzoon zal zijn. U zult begerig zijn om Hem te zien en Hem desondanks niet
zien naar uw begeren. En er zullen zich in die tijd velen verheffen en met een
wijs gezicht zeggen: Zie hier, zie daar, en dan is het de dag! Maar gaat daar
niet heen en volgt zulke profeten niet! De dag van Mijn wederkomst zal zijn gelijk
een bliksem, die van de opgang tot aan de ondergang van de wolkenhemel gaat en
over alles straalt wat onder de hemel is.
Maar voordat dat gebeurt zal de
Mensenzoon veel lijden. Hij zal geheel verworpen worden door dit geslacht, te
weten door de Joden en Farizeeën, en in later tijden door hen, die men nieuwe
'Joden en Farizeeën' zal noemen. En zoals het gebeurde ten tijde van Noach, zo
zal het ook gebeuren ten tijde van de wederkomst van de Mensenzoon. Zij aten en
dronken welgemoed, zij vrijden en lieten zich vrijen tot op de dag dat Noach in
de ark stapte en dan de vloed kwam en allen deed verdrinken. Evenzo ook als
gebeurde ten tijde van Lot: zij aten en dronken en bouwden en verbouwden. Maar
op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende het reeds vuur en zwavel uit de hemel
en dit bracht hen allen om. Welnu, zo zal het ook gebeuren in die tijd, dat de
Mensenzoon opnieuw geopenbaard zal worden. Wie op die dag op het dak is en
zorg heeft om de huisraad in het huis, die zal niet naar beneden gaan om het te
halen. Dat is als volgt te verstaan: Wie het juiste begrip heeft, die zal
volharden in dat begrip en er niet van afstappen uit angst, dat hij soms zijn
wereldse voordelen erdoor zou kunnen inboeten! Want dezulken zullen te gronde
gaan. Zo nog een voorbeeld: Wie zich bevindt op het veld (van bevrijdende kennis
en inzicht), die zal niet omzien naar dat, wat achter hem is (zoals oude
drogleren en de instellingen daarvan), maar hij zal denken aan de vrouw van Lot
en in de waarheid voorwaarts gaan.
Ik zeg u nog iets: In die tijd zullen
er twee in een molen zijn en hetzelfde werk doen. De een wordt aangenomen,
d.w.z. de rechtschapen arbeider, en de ongerechte, zelfzuchtige zal verlaten
worden. Want wie probeert zijn ziel omwille van de wereld te behouden, die zal
haar verliezen, maar wie haar omwille van de wereld zal verliezen, die zal haar
in leven houden en haar tot het ware eeuwige leven helpen.
En nog meer zeg Ik u: In een en
dezelfde nacht van de ziel zullen er twee in een en hetzelfde bed liggen; ook
daar zal de een worden aangenomen en de ander zal verlaten worden. Dat
betekent: Twee zullen zich weliswaar uiterlijk in dezelfde sfeer van de
geloofsbekentenis bevinden. Maar de een zal zijn in het levende geloof van de
daad en zal daarom ook aangenomen worden in het levende, lichtvolle rijk van
God. De ander zal alleen aan het uiterlijke ritueel vasthouden, wat geen
innerlijke levenswaarde voor ziel en geest heeft. Hij zal, omdat zijn geloof er
als één zonder de werken der naastenliefde dood bijstaat, niet in het levende
en lichtvolle rijk van God opgenomen worden. En verder zullen zich er ook twee
op het veld der arbeiders bevinden: de een, die zal werken in het levende
geloof uit liefde tot God en uit liefde tot de naaste zonder zelfzucht, zal ook
in het ware rijk Gods worden opgenomen. Maar wie daar op hetzelfde veld zal
werken gelijk de Farizeeën, zonder innerlijk levend geloof, uit pure
zelfzucht, die wordt verlaten en in het levende, lichtvolle rijk Gods niet
opgenomen. - Ziet, zo zal het toegaan bij de wederkomst van de Mensenzoon! Maar
indien u van Mijn geest in het vervolg dieper zult zijn doordrongen, dan zal
ook al hetgeen ik heb gezegd een helder begrijpen voor u worden; maar nu kan
Ik dat niet helderder en duidelijker verkondigen.
Maar wanneer u het wanneer en waar
beslist nader bepaald wilt zien, weet dan: Waar een aas is, daar verzamelen
zich alras de vrije adelaars! Bezie nu het rotte Farizeeërdom zonder geloof,
en u ziet het aas; Maar Ik en allen, die aan Mij geloven, Joden en heidenen,
zijn de adelaars, die het aas zullen verorberen. Dus is de zondige nacht van
de ziel een aas, waaromheen het licht van het leven zich begint uit te breiden
en het aas vernietigt, zoals de ochtend de nacht met al haar nevels en
drogbeelden. Maar zoals dat nu voor onze ogen gebeurt met het rotte Jodendom
zonder waarheid en geloof, dat beslist een geweldig aas is geworden en dat na
ongeveer 50 aardse jaren tot een einde zal komen, zo zal het in een latere tijd
met de leer en de kerk gaan, die Ik nu sticht. Ook die zal tot een nog veel
erger aas worden dan nu het Jodendom is. Daarom zullen zich dan ook de vrije
licht- en levensadelaars van alle kanten op hen storten en hen als een de hele
wereld verpestend aas verteren met het vuur van de ware liefde en de macht van
haar waarheidslicht. En dat kan nog wel eerder gebeuren, dan er na Mij, zoals
Ik nu lijfelijk bij u ben, twee volle duizend aardse jaren zullen voorbij gaan,
wat Ik u ook reeds eerder bij andere gelegenheden te verstaan heb gegeven.
Wanneer echter reeds in deze tijd,
waarin Ik nog in het vlees op deze aarde onder u wandel en leer, er zich sommigen
hebben opgemaakt om in Mijn naam rond te trekken en tot hun eigen materieel
voordeel Mijn leer te verspreiden, maar daar doorheen hun eigen onzuiver zaad
mengen, waaruit tussen de magere tarwe spoedig veel kwalijk onkruid zal
opgroeien: moet men er zich dan over verbazen dat in latere tijden, wanneer er
in Mijn naam nog meer valse, ongeroepen leraren en profeten zullen opstaan en
met geweldige stem en met het zwaard in de hand tegen de mensen zullen
schreeuwen: 'Ziet, hier is Christus', of 'daar is Hij'! Wanneer u en later uw
ware opvolgers dat zullen horen, gelooft dan zulke schreeuwers niet! Want aan
hun werken zullen zij even gemakkelijk te herkennen zijn als de bomen aan hun
vruchten. Een goede boom brengt ook goede vruchten voort, maar op doornstruiken
groeien geen druiven, en op distels geen vijgen.
Waaruit het rijk Gods bestaat, en hoe
en waar het zich slechts in de mens zelf ontplooit, dat heb Ik u al
eerder gezegd. En zo zult u ook wel begrijpen dat men hen niet moet geloven die
dan zullen roepen: Zie hier, zie daar! Want zoals de geest inwendig is in de
mens en al het leven, denken, voelen, weten en willen oorspronkelijk van hem
uitgaat, zo is ook het rijk Gods, als het ware het levensrijk van de geest,
alleen maar inwendig in de mens en niet ergens uitwendig of buiten de mens.
Wie dat naar de volle levende waarheid begrijpt, die zal een valse profeet in
alle eeuwigheid niet kunnen deren. Maar wie in zijn gemoed lijkt op een
weerhaan of rietstengel, die zal natuurlijk moeilijk de rustige en door
waarheid verlichte haven van het leven kunnen vinden! Wees derhalve dan ook
ware levensrotsen, die stormen en vloedgolven niets kunnen maken!
Weliswaar is het rijk Gods in Mij tot
u gekomen en bevindt het zich bij u in uw midden. Maar dat is niet voldoende
voor het bereiken en het volledig instandhouden van het eeuwige leven van de
ziel, omdat het rijk Gods in Mij wel tot u is gekomen, maar daarom nog niet in
uw binnenste is gedrongen. Dat kan en zal pas dan geschieden, wanneer u zonder
rekening te houden met de wereld Mijn leer helemaal in uw wil en daarmee ook
in de volle werkzaamheid hebt opgenomen. Wanneer dat het geval zal zijn, dan
zult u niet meer zeggen: Christus, en met Hem het rijk Gods, is tot ons
gekomen en woont bij ons. Maar u zult zeggen: Nu leef niet ik, maar Christus
leeft in mij! Wanneer dat bij u het geval zal zijn, dan zult u ook volop
levendig begrijpen, hoe het rijk Gods niet met uiterlijk vertoon tot en in de
mens komt, maar zich uitsluitend inwendig in de mens ontplooit en de ziel in
zijn eeuwig leven trekt'.
'Maar wat betreft Mijn woorden over de
stand van het geloof bij de mensen in de verre toekomst, wanneer de Mensenzoon
weer op deze aarde zal komen, zeg Ik u, dat Hij in het algemeen nog minder
levend geloof zal vinden dan nu. Want in die tijd zullen de mensen door
onvermoeibaar onderzoek en rekenen onder de ver uitgegroeide takken van de boom
der kennis in vele wetenschappen en kunsten zeer ver komen. Zij zullen met de
in de natuur van de aarde aanwezige krachten, die nu voor de mensen nog
helemaal verborgen zijn, wonderbaarlijke dingen tot stand brengen en zeggen:
Ziet! Dat is God, en verder is er geen! Het geloof van deze mensen zal derhalve
zo goed als helemaal verdwenen zijn. Bij deze mensen zal Ik bij Mijn
wederkomst geen geloof meer vinden.
Een ander,
eveneens groot gedeelte van de mensen zal zich in een nog vele malen groter en
donkerder bijgeloof bevinden dan nu alle heidenen van de gehele aarde. Deze
zullen geruime tijd hun leraren, vertegenwoordigers en beschermers hebben in
de groten en machtigen der aarde. Maar de met alle wetenschappen en kunsten wel
toegeruste kinderen van de wereld zullen dat bijgeloof met alle geweld onderdrukken
en daardoor de groten en machtigen van de aarde in een bovenmatige verlegenheid
brengen. Want door de wetenschap en allerlei kundigheden zal het lange tijd en
met alle geweld in blindheid gehouden volk beginnen in te zien, dat het alleen
omwille van de wereldse roem en het
goede leven van de groten en machtigen, die zelf geen geloof hadden, in
knechtschap gehouden werd. En wanneer Ik dan zal komen, dan zal Ik ook bij de
mensen van die tijd geen geloof vinden! Zijn de blinden echter eenmaal door de
wetenschap ziende geworden, dan zijn zij ook aanhangers van hen, die hen voor
het grootste deel van de harde knechtschap der groten en machtigen bevrijd hebben.
En wanneer Ik dan zou komen en zou zeggen: Hoort, gij volkeren der aarde! Ik
ben nu weer tot u gekomen en wil u opnieuw de goede weg naar het eeuwige leven
van uw zielen tonen! Wat zouden die van ieder geloof gespeende mensen daarop
zeggen? Zij zouden Mij tot antwoord geven:
'Vriend, wie Gij ook moogt zijn, laat
varen die oude, versleten en gelukkig ook vervlogen domheid, waarvoor sinds de
tijden van haar ontstaan vaak vele stromen van het meest onschuldige bloed
hebben gevloeid. Wij houden ons nu aan de vele wetenschappen en kundigheden en
wij leven daarbij in vrede en rust, stellig ook maar tijdelijk. Ons is een
tijdelijk, maar vreedzaam en rustig leven heel wat liever dan een door
ontelbaar leed gekochte en daarbij toch nog in twijfel getrokken hemel met al
zijn zaligheden!'
Gij zult zeggen: 'Heer, laat dan die
valse profeten in Uw naam nooit opstaan! Maar wilt U het Zelf zo hebben, dan
moet het U ook goed zijn, wanneer U bij Uw toekomstige wederkomst op deze aarde
onder de mensen geen geloof meer vindt!' Maar Ik zeg hierop: 'het kortzichtige
mensenverstand oordeelt daar weliswaar naar het eigen inzicht heel juist, en
er is daar van deze kant van de wereld helemaal niet veel tegen in te brengen.
Maar God, als de schepper en eeuwige instandhouder van alle dingen en wezens
heeft weer heel andere meningen en plannen met alles wat Hij uit Zich heeft
geschapen! En zo weet Hij ook het allerbeste waarom Hij dit of dat onder de
mensen van deze aarde toelaat. Pas aan het einde zal alle bijgeloof met
de wapens van wetenschap en kunst van de aardbodem worden weggevaagd, waarbij
desondanks geen mens in zijn eigen vrije wil ook maar in het minst in de war
wordt gebracht. Daardoor zal er mettertijd wel een volle geloofsleer onder de
mensen zijn, maar zulk een toestand zal maar een heel korte tijd duren. Pas in
die tijd zal Ik de oude Boom der Kennis zegenen en zal de Boom des Levens in de
mens weer zijn oude kracht bereiken. Dan zal er slechts Een herder en Een
kudde zijn! Zulk een geloof zoals er nu is zal Ik in die toekomende tijd wel
niet meer vinden; maar een ander! Maar waaruit dat zal bestaan, daarvan kunt u
zich nu nog geen voorstelling maken. Desalniettemin zal het ooit zo komen,
zoals Ik het u vooruit heb gezegd!
De leer, die Ik u nu geef, is Gods
woord en blijft eeuwig. Daarom zullen die mensen ook slechts deze van Mij
krijgen, die u van Mij hebt ontvangen. Maar in die tijd zal zij hen niet
verhuld, maar geheel in de hemelse en geestelijke zin onthuld gegeven worden.
Daarin zal het nieuwe Jeruzalem bestaan, dat uit de hemelen op deze aarde zal
komen. In dat licht zal de mensen pas duidelijk worden, hoezeer hun voorgangers
door de valse profeten, zoals ook de Joden nu door de Farizeeërs, bedrogen
geworden zijn! Zij zullen dan niet meer Mij en Mijn leer de schuld van het vele
onheil op aarde in de schoenen schuiven, maar de hoogst zelf - en heerszuchtige
valse leraren en profeten, in wie zij precies herkend zullen hebben, wiens
geesteskinderen zij waren. Maar wanneer het helderste licht van het nieuwe
Jeruzalem over de hele wereld zal schijnen, dan worden de leugenaars en
bedriegers volledig onthuld en het loon voor hun arbeid zal hun gegeven worden. Hoe hoger
iemand van hen meent te staan, des te dieper zal ook zijn val zijn'.
'Ik zou u nog heel veel kunnen zeggen
en onthullen, maar u kunt dat nog niet verdragen. Maar wanneer de geest van de
waarheid uit Mij over u zal komen, zal die u in alle waarheid en wijsheid
leiden en u zult u dan volledig in het licht van het nieuwe Jeruzalem bevinden.
Maar of u dan ook in staat zult zijn om het licht op uw volgelingen te laten
overgaan is een vraag, die u moeilijk kunt beantwoorden. U kunt nu nog in het
geheel niet vermoeden tot wat voor grote en omvattende wetenschappen en
kundigheden de mensen het mettertijd zullen brengen en hoezeer daardoor alle
bijgeloof onder de mensen verlicht wordt. Waar echter in de gehele wereld is er
nu wel sprake van een op de grondbeginselen van goed berekende waarheid
gevestigde zuivere wetenschap? En waar van een door zo'n wetenschap berekende
kunst? Waar er nu onder de mensen ook nog een wetenschap en een daarvan
afgeleide kunst bestaat, daar zijn er ook telkens meer dan drie vierde delen
blind bijgeloof bij.
Op zo'n onbetrouwbare vrucht van de
nog ongezegende Boom der Kennis laat zich geen hogere hemelse waarheid
plaatsen. Wilt u haar daarop plaatsen, dan zal daar een vrucht uit tevoorschijn
komen, die men wel de draak tot voer kan voorwerpen, maar niet aan mensen tot
voeding kan geven. En ziet en onthoudt het goed: Uit dergelijke vruchten zullen
ook de valse profeten met al hun dwaalleren en valse wondertekens voortkomen
en meer dan driekwart van de aarde verderven! Want men zal er naar streven om
Mijn zuivere waarheidsleer met de bij de mensen bestaande, met bijgeloof
gemengde wetenschappen en weinig presterende kunsten gevoelsmatig te verenigen,
opdat zij daardoor voor de mensen gemakkelijker aanvaardbaar zal zijn. Zo zal
men vanzelfsprekend Mijn leer steeds meer verontreinigen. En de wetenschappen
en kunsten vol bijgeloof zullen daardoor nog dieper in de oude nacht afzinken
dan dat zij vanaf het begin der mensheid ooit zijn gezonken. Zij zullen aan het
einde een tijdlang alleen met de hulp daarvan des te gemakkelijker het blind
gehouden volk voor zich kunnen winnen.
Maar zo zal het niet blijven. Want op
het juiste tijdstip zal Ik mensen opwekken voor de zuivere wetenschappen en
kunsten, en deze zullen de mensen vanaf de daken verkondigen hoe de dienaren
van Baäl hun wonderen tot stand brachten! Daardoor zullen de zuivere wetenschap
en ook de zuivere kunsten tot een onoverwinnelijke voorloper en voorvechter
voor Mij tegen het oude bijgeloof worden. Wanneer door hen de Augiasstal
gereinigd zal zijn, dan zal 1k gemakkelijk een uiterst doeltreffende wederkomst
op deze aarde hebben. Want met de alom zuivere wetenschap der mensen zal zich
Mijn zuivere levensleer ook gemakkelijk verenigen en een volledig levenslicht
aan de mensen geven, omdat de ene reinheid de andere nooit kan verontreinigen.
Om
mettertijd bij de mensen in de wetenschappen en de daaruit voortvloeiende
kundigheden een volledige reiniging te bewerkstelligen, moet hen tevoren Mijn leer
gepredikt zijn en de vele afgodsbeelden moeten samen met hun priesters en
tempels worden verwoest! Wanneer dat gebeurd is en Mijn evangelie aan de
mensen is gepredikt, ook al is het door valse profeten, dan pas zullen zij in
staat zijn om zich geleidelijk aan in de wetenschappen en kunsten te reinigen.
Deze zullen dan als een bliksem zijn die van de opgang tot de ondergang alles
wat er op de aarde is helder verlicht. Onder de opgang verstaat men dan het
geestelijke en onder de ondergang al het natuurlijke!
Een mens kan de diepere
bovenzinnelijke waarheden nooit volledig in volle omvang vatten, omdat hij de
bodem niet kent waarop hij gaat en staat, omdat hij zelf een natuurlijke mens
is! Ik zelf heb u daarom al veel verklaard op het gebied van de natuurlijke
bijzondere verschijningen in deze natuurlijke wereld en de maan, de zon, alle
planeten en de hele eindeloze sterrenhemel getoond. Ook heb ik u gezegd dat een
mens dan pas God volledig kan liefheb ben, wanneer hij Hem in Zijn talloos vele
werken steeds meer en meer en reiner en reiner heeft herkend. Maar de hoofdzaak
is en blijft het onophoudelijke streven naar de volledige wedergeboorte van de
geest in de ziel. Helemaal door haar alleen wordt de mens in alle waarheid en
wijsheid geheven. Hij heeft dan een volkomen samenhangend licht vanaf het
aardse tot in het zuiver geestelijk hemelse, en met dat licht ook het eeuwige
leven. Maar dat is dan eindeloos meer dan alle wetenschappen van alle dingen
der natuur! Wat zou het een mens baten wanneer hij in staat zou zijn om alle
dingen en verschijnselen in de hele natuurlijke wereld volkomen waar en precies
van het grootste tot het kleinste te kennen en te beoordelen, maar hij zou
ondanks dat daarbij van de wedergeboorte van de geest in de ziel zover af zijn als
deze aarde van de hemel! Zouden hem de vele wetenschappen soms het eeuwige
leven kunnen verschaffen?
De oude, innerlijke wetenschap der
gelijkenissen is slechts geschikt en toegankelijk voor die mensen, die in het
ware geloof en vertrouwen aan de ene en ware God nooit wankelend en zwak
geworden zijn, Hem altijd boven alles lief hadden en hun naaste als zichzelf.
En dat, omdat de genoemde wetenschap de innerlijke schrift en taal is van de
ziel en van de geest in die ziel. Wie deze taal heeft verloren verstaat de
schrift onmogelijk en haar taal komt hem in zijn dode wereld licht voor als een
dwaasheid. Want de levensomstandigheden van geest en ziel zijn van een andere
soort dan die van het lichaam. Zo is ook het geestelijke horen, zien, voelen,
denken, spreken en de schrift van een heel andere hoedanigheid als hier onder
de mensen in de natuurlijke wereld. Daarom kan dat, wat een geest doet en
spreekt alleen via de weg van de oude wetenschap der gelijkenissen aan de
natuurlijke mens begrijpelijk gemaakt worden. De mensen hebben deze wetenschap
door eigen schuld verloren. Daarmee hebben zij zichzelf buiten de omgang met
de geesten uit alle regionen en alle hemelen gesteld en daarom kunnen zij het
geestelijke in de schrift niet meer vatten en begrijpen. Zij lezen de
geschreven woorden volgens de blindelings geleerde klanken van de dode letter
en kunnen het niet eens begrijpen en bevatten, dat de letter dood is en niemand
hem tot leven kan brengen, maar dat het alleen de innerlijke verborgen zin is
die, zelf leven zijnde, alles levend maakt.
Wanneer u
dat begrijpt, streeft dan voor alles naar de wedergeboorte in de geest, opdat
het Rijk Gods in u levend en volop werkzaam wordt. Dan zult u ook weer tot de
wetenschap der gelijkenissen tussen materie en geest komen, zonder welke u,
evenmin als Mozes of enige andere profeet dit ooit kon, niet de diepte van de
levende waarheid kunt verstaan en waardoor u in ongeloof, twijfels en zonden
vervalt in plaats van te ontkomen aan de vele gevaren die u dreigen te verslinden!
'Ik heb u nu reeds voldoende duidelijk
getoond hoe en op welke wijze Ik weer op deze aarde tot de mensen zal komen.
Ik zal bij mijn tweede komst niet weer ergens als een kind uit een vrouw
geboren worden. Want Mijn lichaam blijft verheerlijkt evenals Ik als geest in
eeuwigheid, en zodoende heb Ik nooit meer een tweede lichaam nodig op de wijze
van nu op aarde. Maar ik zal eerst onzichtbaar komen in de wolken van de hemel,
hetgeen zoveel wil zeggen als: Ik zal vooreerst de mensen beginnen te naderen
door middel van waarachtige zieners, wijzen en nieuw opgewekte profeten. En er
zullen in die tijd ook jonge vrouwen voorspellingen doen en jonge mannen
zullen heldere dromen hebben, op grond waarvan zij de mensen Mijn komst zullen
verkondigen. Velen zullen naar hen luisteren en zich beteren, maar de wereld
zal hen voor krankzinnige fantasten uitmaken en hen niet geloven, zoals dat ook
met de profeten het geval was.
Evenzo zal Ik van tijd tot tijd mensen
opwekken, aan wie Ik al wat er gebeurt en gezegd wordt, zoals dat nu ook hier
bij Mijn aanwezigheid het geval is, zal doorgeven via het hart om het op te
schrijven. De mensen van die tijd, die over het algemeen zeer goed zullen
kunnen lezen en schrijven, zullen die nieuwe boeken ook kunnen lezen en begrijpen.
Deze manier van verspreiden van Mijn nieuwe en zuiver weergegeven leer uit de
hemelen zal dan vele malen vlugger en doelmatiger tot alle mensen op de hele
aarde gebracht kunnen worden dan nu door mijn boodschappers in Mijn Naam van
mond tot mond gebeurt.
Wanneer op deze manier Mijn leer onder
de mensen, die van goede wil en van een daadwerkelijk geloof zijn, gebracht
zal zijn en er tenminste een derde van de mensen kennis van zal hebben, dan zal
Ik ook hier en daar persoonlijk en in levenden lijve zichtbaar tot hen komen,
die Mij het meest lief hebben en naar Mijn wederkomst het grootste verlangen
en het volle levende geloof zullen hebben. En Ik Zelf zal uit hen gemeenten
vormen, waaraan geen macht ter wereld meer hinder of tegenstand zal kunnen
bieden. Want Ik zal hun leider en hun eeuwig onoverwinnelijke held zijn en
alle dode en blinde wereldmensen richten. En zo zal Ik de aarde reinigen van
haar oude vuil.
Ten tijde van de nieuwe zieners en
profeten zal er groot leed en een grote verdrukking onder de mensen zijn, zoals
er op deze aarde nog nooit is geweest. Maar dat zal omwille van Mijn
uitverkorenen slechts een korte tijd duren, opdat zij aan hun zaligwording geen
schade zullen lijden. Doch in dit land, waar Ik nu reeds van plaats tot plaats
door de tempeljoden als een misdadiger word achtervolgd, en dat in die tijd
door duistere heidenen zal worden vertrapt, zal Ik persoonlijk niet weer het
eerst optreden. Wel in de landen van een ander werelddeel, die nu door heidenen
bewoond worden, zal Ik een nieuw rijk stichten: een rijk van vrede, van
eendracht, van liefde en van een aanhoudend levend geloof. En de vrees voor de
dood van het lichaam zal niet meer bestaan onder die mensen, die in Mijn licht
wandelen en in een voortdurende omgang en relatie zullen staan met de engelen
van de hemel.
De aarde is
overal van Mij en Ik weet, waar Mijn wederkomst voor de hele aarde het meest
werkzaam zal zijn. In die tijd, waarin de mensen van het ene einde van de aarde
tot het andere elkaar zo snel als een bliksem kunnen inlichten en met
gebruikmaking van de in vuur en water gebonden geesten vlugger de grote
afstanden van de aardbodem kunnen overbruggen dan de hevigste storm, en ook de
schepen met behulp van diezelfde krachten de hele oceaan binnen de kortste tijd
zullen overvaren, zal de boodschap van Mijn persoonlijke wederkomst in heel
korte tijd gemakkelijk over de hele aarde verspreid kunnen worden, ook naar
Azië. Maar daar rijst de vraag: Zal die boodschap bij de blinde en dove
heidenen van dat werelddeel ook geloof vinden? Ik meen en zeg: Moeilijk eerder
dan dat het door een groot wereldoordeel gelouterd zal worden!
Maar er is een groot land in het verre
Westen, dat van alle kanten door de grote wereldoceaan is omgeven en nergens
over de zee met de oude wereld samenhangt. Uitgaande van dit land (Amerika)
zullen de mensen eerst grote dingen vernemen en deze zullen ook in het Westen
van Europa opduiken. Daaruit zal een helder stralen en tegenstralen ontstaan:
de lichten der hemelen zullen elkander ontmoeten, herkennen en elkander
ondersteunen. Uit deze lichten zal zich de zon des levens, dus het nieuwe
volkomen Jeruzalem vormen, en in deze zon zal Ik op deze aarde wederkomen. Deze
zichtbare hemel en deze aarde zullen in de loop der tijden vergaan, maar Mijn
woorden, die Ik tot u gesproken heb, zullen niet vergaan!'
3.
Een
ontwikkelingsbeeld der mensheid
Jezus
spreekt tot Zijn discipelen
over de
gebeurtenissen voor Zijn wederkomst.
Ontvangen
door Jakob Lorber
'Met Mijn geboorte is reeds overal het
oordeel der heidenen begonnen. Nu duurt het in verhoogde mate voort en het zal
nog tot het volle licht onder de mensen op deze aarde voortduren, bijna 2000
jaren!
Zoals u nu in de ochtendstreek ziet,
hoe zich allerlei wolken aan de horizon opstapelen, als wilden zij de opgang
van de zon verhinderen: zo zullen tegen de eens komende grote opgang van de
geestelijke en eeuwige zon der waarheid ook een grote massa van allerlei
hinderlijke wolken zich beginnen op te stapelen en onder de mensen veel schade
aanrichten. Maar de uiteindelijke grote opgang van de zon der waarheid zullen
zij toch niet kunnen verhinderen. U hebt van tevoren nog veel mooie sterren aan
de hemel zien stralen en bij de ondergang zag u ook sterren, die in de diepe
nacht gestraald hebben. Ziet, die gingen als goede boden voor de nog zichtbare
ochtendboden uit en werkten in de nacht. En dat is nu uw beroep!
Maar wanneer aan de geestelijke
ochtendhorizon de nog helderder ochtendboden zullen opgaan, dan zal dat een teken
zijn dat spoedig de grote en algemene Zon van het leven en de waarheid zal
volgen. Haar helderste licht zal een onverbiddelijk gericht zijn over alle
leugens en alle bedrog en de daaruit gevormde hoer van Babylon. Zij zal met al
haar volgelingen en vereerders en met heel haar grote wereldpraal naar beneden
geslingerd worden in de afgrond van de verachting, de gerechte toorn en de
vergetelheid. Dan zullen de verlichte mensen niet meer denken aan het bedrog
en het lange wachten op het oordeel.
Nu kan men al goed merken dat de eerst
zo dreigend zwarte wolken goudstralende randen beginnen te krijgen. Zo zult u
in die tijd ook gewaar worden, hoe mensen, die tot voor kort nog ware vijanden
van het licht waren, van alle kanten door de lichtstralen van de waarheid
steeds meer en helderder verlicht zullen worden en dan zelf stralend tot
vijanden van de oude leugen worden. En zulk een oplichten van de opkomende zon
der waarheid vanuit de hemelen zal Mijn teken zijn van de Mensenzoon aan alle
waarachtig en op aarde en van het begin van het einde van het grote oordeel
over de hoer van het nieuwe Babylon (Matth. 24:30).
Dan zullen zij die de waarheid
liefhebben luid jubelen en Mij lofprijzen, omdat Ik hen al van tevoren het
teken heb gezonden van Mijn opgang aan de hemel van de innerlijke dag van de
Geest! Maar de vijanden van de waarheid zullen huilen en met de tanden beginnen
te knarsen. Zij zullen zich, voorzover dat nog ergens mogelijk is, in duistere
hoeken trachten te verbergen met hun steeds geringer wordend aantal getrouwen,
wat hen niet zal baten. Want wanneer de volle zon der waarheid zal zijn
opgegaan, dan zal haar licht alle nog zo duistere gaten, hoeken en holen
doorstralen, en de vijanden van het licht zullen op de hele aarde geen
toevluchtsoord meer hebben.
Ik Zelf zal als de eeuwige waarheid in
die zon zijn, en door haar licht bij de mensen als heerser en leider van hun
leven en van hun tijdelijke en eeuwige lot. Dus Ik heb u nu volgens de volle
en begrijpelijke waarheid het grote oordeel getoond van het nieuwe en oude
heidendom. Dit was voor u; maar Ik zal u later voor de mensen nog een beeld
geven, dat u dan ook verder kunt mededelen, maar niet zonder de juiste
verklaring. Maar nu bezien wij verder het ochtendtafereel. Let goed op, wat er
allemaal nog voor de volledige zonsopgang te zien zal zijn! Want Ik wil, dat
ook u met uw ogen zult aanschouwen, hoe alles in de laatste periode van het
nieuwe heidendom zal gebeuren'.
(Allereerst zag men een dichte en
volkomen zwarte nevel ver weg aan de horizon opkomen. Toen deze nevel ongeveer
zeven maal de hoogte van het ver weg gelegen gebergte aan de horizon bereikte,
werd hij als gloeiend, want hij werd door een ontelbaar aantal bliksems
doorkliefd. En op de bovenste zwarte en door vele bliksems doorgloeide rand van
de nevelbank was een grote stad te zien.)
En Ik zei: 'Beziet het beeld van
het nieuwe Babylon. Dat is de ondergang van het oude en tegelijk het begin
van het nieuwe heidendom. Ongeveer reeds in vijf - tot zeshonderd jaar, vanaf
nu gerekend, zal het er daar letterlijk zo uitzien. Maar bekijk het beeld nu
verder!' Weer richtten allen hun aandacht op dat beeld, waarvan de taferelen
zich snel na elkaar ontwikkelden. En men zag grote volkeren trekken en vele
ernstige gevechten en oorlogen. In het midden van de stad zag men iets zich zo
hoog verheffen als een berg, en daarop stond een grote troon als van gloeiend
goud. Op die troon zat met een staf, waarvan het boveneinde versierd was met
een driedubbel kruis, een heerser met een driedubbele kroon op het hoofd. Uit
zijn mond gingen talloze pijlen uit. Uit zijn ogen en zijn borst flitsten ook
vele bliksems van de toorn en van de hoogmoed. En er trokken koningen naar hem
toe, van wie velen zich diep voor hem bogen. Hen, die dat deden, bekeek hij
vriendelijk, maar zij die niet voor hem bogen, werden door zijn pijlen en bliksems
erg vervolgd en toegetakeld.
Ik zei: 'Dat stelt geen speciale
heerser over vele landen en volkeren voor, maar alleen de zichtbare
persoonlijkheid van de Antichrist! Maar dat driedubbele kruis betekent
Mijnleer, die aldaar driedubbel vervalst aan de koningen en hun volken zal
worden opgedrongen, vals in het woord, vals in de waarheid en vals in de
levende toepassing.
Maar die koningen, die zich niet voor
hem buigen en die hij vervloekt, die zijn het, welke nog min of meer in de oude
leer volharden. Hen bereiken weliswaar zijn pijlen en bliksems,maar deze
kunnen hen desondanks geen schade van enige betekenis toebrengen. Geeft nu
verder acht op dat beeld; doch Ik kan u er slechts de hoofdmomenten van tonen!'
Nu keken allen er weer met verhoogde
aandacht naar. En zie, er verzamelen zich vele koningen, die zich eerst nog
diep voor hem op de troon hadden gebogen, met hun legerscharen en trekken
tegen hem op. Ziet, dat wordt een verbitterde strijd, en zijn verheven troon
zinkt reeds opmerkelijk diep omlaag naar de stad. Men ziet slechts enkele koningen,
die zich alleen nog voor de schijn voor hem buigen, terwijl door de andere
afgevallen koningen heel veel pijlen en bliksems naar hem worden teruggezonden.
Nu is er van hem haast helemaal niets meer te zien: dat zal reeds geschieden
over 1000 - 1500 - 1600 en 1700 jaar.
Kijk, nu maakt hij aanstalten om zich
wederom te verheffen, omgeven door zwarte benden. En enkele koningen reiken hem
hun handen, om hem te helpen; maar die dat doen, zullen spoedig helemaal
machteloos worden, en hun volken rukken hen de kroon van het hoofd en geven
die aan de sterke koningen! Ziet, nu zinkt zijn troon, en de sterke koningen
haasten zich naderbij en delen hem in meerdere stukken. Zo gaat voor hem nu al
zijn macht, hoogte en grootheid ten onder. Weliswaar slingert hij nog pijlen en
zwakke bliksems om zich heen, maar die deren niemand meer; want de meesten
keren tot hem zelf terug en verwonden hem en zijn zwakke en duistere horden'.
'Maar wat stellen de 'lichte wolken'
voor? Het zijn verenigingen van mensen, die door de Goddelijke waarheid
verlicht zijn. Nu komen deze verenigingen steeds dichter bij elkaar en vormen
zo een grote vereniging; en dat is de nieuwe aarde, waarover zich een nieuwe
hemel uitbreidt vol licht en klaarheid!
Maar men moet hierbij niet denken dat
deze natuurlijke aarde zou vergaan en in een nieuwe veranderd zou worden:
alleen de mensen zullen door het volledige opnemen van de Goddelijke waarheid
in hun harten als ware broeders en zusters in Mijn naam onder elkaar een nieuwe
geestelijke aarde scheppen.
Op deze nieuwe aarde zal Ik dan Zelf
zijn en heersen temidden van de Mijnen, en zij zullen met Mij omgang hebben
en Mij nimmer uit hun ogen verliezen.
Ziet, hoe uit deze nieuwe aarde in
steeds dichtere stromen lichten naar beneden op de oude aarde zweven en deze zo
aansteken dat zij als in volle vlam lijkt te staan! Daar ziet u heel veel
doden, hoe zij vanuit de graven naar het licht gaan, en hoe zij ook spoedig
bekleed worden met het gewaad van de waarheid en dan opwaarts zweven naar het
rijk van de nieuwe aarde.
Tegelijk is
te bespeuren, hoe een groot duister gedeelte tracht om het gewaad van het licht
over zijn zwarte aan te trekken, om daaruit
uit zelfzucht en heerszucht nog eens een nieuw antichristelijk heidendom te
scheppen. Maar Ik Zelf laat Mijn toorn op hen vallen, dat is het vuur van Mijn
waarheid. En Mijn engelen storten zich als met vlammende zwaarden op hen en
slaan iedere duistere poging in de afgrond van de volledige vernietiging. Dit
is dan het laatste en grootste oordeel, 1000 jaar later. Deze tijd zal genoemd
worden Mijn Duizendjarig Rijk op aarde, dat door dit allerlaatste oordeel voor
zeer korte tijd nog eenmaal een oorlogszuchtige onderbreking zal hebben. Maar
de overwinning zal een spoedige en voor alle tijden een volledige zijn. Vanaf
dan zal er uit de hemelen en uit de aarde één Herder en één kudde worden. De
Herder zal zoals altijd Ik zijn, en de kudde zullen vormen de mensen op aarde,
geheel in vereniging met de zaligen in Mijn hemelen. Deze laatsten zullen weer
zoals in de oertijd van de mensen zichtbaar met de mensen op aarde omgaan. Maar
eer dat zal geschieden, zal ook de natuurlijke aarde geweldige veranderingen ondergaan.
Grote landen en rijken, die nu nog door de grote en diepe zee worden bedekt,
worden als het meest vruchtbare land omhoog getild. Vele nu nog zeer hoge
bergen worden verlaagd en met hun afgebrokkelde toppen zullen diepe ravijnen en
dalen worden opgevuld en een vruchtbaar land vormen.
Omdat in die tijd de mensen niet meer
naar de aardse en vergankelijke schatten zullen hunkeren of deze begeren,
zullen op de aarde nog zo veel mensen als er nu op leven goed verzorgd en
gelukkig kunnen leven. Maar tegelijkertijd zullen ook alle boze, het vlees
hevig kwellende ziekten van de aarde verdwijnen. De mensen zullen een montere
en hoge leeftijd bereiken en veel goeds kunnen bewerkstelligen. Niemand zal
vrees hebben voor de dood van het lichaam, omdat hij met heldere blik het
eeuwige leven van de ziel voor zich zal zien.
De hoofdzaak van het weldoen zal in
die tijd bestaan in de juiste opvoeding van de kinderen, en dat de sterke met
alle liefde de fysiek zwakkere ouderdom met alle kracht zal ondersteunen. En
er zullen op de gelukkige aarde ook huwelijken gesloten worden, maar zoals in
de hemel volgens Mijn orde. En er zullen ook kinderen verwekt worden in groot
aantal, maar niet via de weg van louter wellust, maar via de weg van de ware
liefdesernst, en dat tot aan het einde der tijden van deze aarde.
Zo hebt u nu een getrouw beeld van het
laatste oordeel van alle heidenen op de hele aarde, dat u ook gemakkelijk en
goed kunt verstaan'.
Hier vragen Mij de discipelen: 'Heer
en Meester! Zullen wij vanuit het rijk der geesten dat ook allemaal mee kunnen
aanzien en meebeleven? En voor hoe lang zal dan die gelukkige aarde nog
voortbestaan tot aan het definitieve einde van haar tijd?'
Ik zei: 'Wat deze vraag betreft,
spreekt het vanzelf, dat u vanuit de hemelen dat alles niet slechts duidelijk
zult zien, horen en beleven, maar u zult de hoofdleiders ervan zijn en te allen
tijde erbij zijn; niet alleen op de nieuwe aarde, maar ook over heel de grote
mensheid der schepping, en ook over de eindeloos vele verenigingen van alle
hemelen, die eeuwig en nergens begrensd zijn. Daarom zeg ik u: dat geen mens
ooit heeft gezien of gehoord, en dat in geen enkel mensenhart ooit is
opgekomen, wat God voor hen heeft bereid, die Hem waarachtig liefhebben! Ik zou
u nu nog veel kunnen zeggen en tonen, maar u kunt het nu nog niet verdragen.
Maar wanneer de geest van alle waarheid en alle leven op u zal komen en u in
hem zult zijn wedergeboren, dan zal die u in alle diepten van Mijn licht
leiden en verheffen. Pas dan zult u begrijpen wat voor grote woorden Ik nu tot
u en door u tot alle mensen heb gesproken! Wat de tweede vraag betreft, die
getuigt werkelijk van nog weinig wijsheid. Want onze rekenmethode heeft niet
eens een getal waarmee men de overgrote veelheid van aardejaren zou kunnen
aangeven, welke tot het einde van haar tijd zullen vergaan. En al zou dat op
een of andere wijze toch mogelijk zijn, dan kan dat hen, die in de geest
voortleven, om het even zijn!
Wanneer u Mijn gebod van de ware en
reine naastenliefde goed in aanmerking neemt, zult u gemakkelijk begrijpen, dat
ieder echt en waar mens de hoogmoed van zijn naaste het meeste pijn doet.
Daarom zij eenieder vol zachtmoedigheid en deemoed, en u zult elkander
.daardoor wederzijds de grootste mensen eer bewijzen en in vrede en rust met
elkaar leven. Maar eerzucht en hoogmoed verwekken misnoegen, ergernis,
verachting, wrok, toorn en tenslotte wraak, oorlog en de boze nasleep daarvan.
De hoogmoedige en eerzuchtige is ook altijd vol zelfzucht en hebzucht. En
omdat hij alles alleen tot verhoging van zijn wereldse eer wil winnen, is dan
het treurige gevolg, dat duizenden om zijnentwil in armoede en nood moeten
leven, zoals dat ook het geval was ten tijde van Noach en in de laatste tijd
van het nieuwe heidendom nog meer het geval zal zijn.
Maar juist deze boze en helse toestand
onder de mensen zal het oordeel zijn, dat zij zichzelf zullen bezorgen. Veruit
de meerderheid van de armen en onderdrukten zal tenslotte opstaan tegen hun
hoogmoedige onderdrukkers en hen doden. Dat zal een tweede zondvloed zijn door
de gloeiende toorn van de tenslotte te zeer en te geweldig gekwelde armoede.
Maar ook
een natuurlijk vuur zal in die tijd vele plaatsen verwoesten. Want in die tijd
zullen de mensen uit te overdreven aards winstbejag als boze wormen
doordringen tot in de diepte der aarde en daarbinnen allerlei schatten zoeken
en ook vinden. Wanneer zij dan bij de enorme lagen begraven oerwouden van de
aarde komen en die voor verwarming zullen gebruiken, voor het smelten van
metalen en nog vele andere zaken, dan zal ook dat laatste oordeel, dat zij
zichzelf zullen bereiden, voor de deur staan. Het meeste zullen zij te lijden
hebben die zullen wonen in de grote steden van de dan heersende machten der
aarde. Blijft allen daarom steeds in de zachtmoedigheid en deemoed en daardoor
in de ware naastenliefde, dan zal geen oordeel over u verwekt worden. Want daar
waar in die tijd de mensen in Mijn orde zullen leven, daar zal geen laatste
oordeel verschijnen.
4.
Verklaringen
van teksten uit de Schrift
'Ik zal
u niet als wezen achterlaten, Ik kom tot u!' (Joh.14:18)
(Ontvangen
door Jakob Lorber)
Waaraan zal in de aangeduide tijd de
werking van de Heilige Geest te herkennen zijn? Misschien aan de menselijk
wijze staats - en oorlogswetten, of zelfs aan de menigvuldige kerkelijke
discipline wetten? Waarlijk niet! Omdat in dat alles niet Ik, maar de
wereldlijke voordelen der heersers de oorzaak zijn. Alles wil heersen, keizer,
koning, vorst en van hen naar beneden toe min of meer allen. Weliswaar moet er
een keizer zijn, een koning, een vorst; maar niet omwille van het heersen
zullen zij er zijn, maar opdat de volken door hun leiding tot Mij geleid
worden. Maar zo worden zij alleen maar van Mij weg geleid en naar de wereld gekeerd,
worden zij niet sterk maar slechts zwak gemaakt, opdat zij dan in hun zwakheid
des te gemakkelijker te overheersen zijn. Is dat soms de werking van de
Heilige Geest, wanneer de heerser in zijn onderdanen niets anders dan in zekere
zin lijfeigenen ziet, die zijn woord op ieder gewenst moment kan vernietigen,
wanneer hij het maar uitspreekt? De heerser moet een leider en trooster van
zijn volk zijn en dient het wetten te geven die op begrijpelijke wijze van de
Mijne zijn afgeleid. Dan zou hij een waarachtige regent zijn en de Heilige
Geest zou met hem samenwerken, zoals hij eerder met waardige regenten heeft
samengewerkt. Maar in de uitvinding van allerlei machines die de mensenhanden
overbodig maken, in de buitensporige opvoering van de industrie' in het
opstellen van grote krijgsmachten werkt de Heilige Geest in eeuwigheid niet! -
Dat alles was ook vóór de zondvloed ten tijde van Noach aan de orde van de dag
door de werking van de wereld geest, welke de duivel is in zijn volheid. Evenzo
ging het ook toe in Sodom en Gomorra en in Babylon.
Maar wie zal willen beweren dat de
Heilige Geest dat zou hebben bewerkstelligd? Daarom volgde dan ook op zulke aan
de Heilige Geest tegenstrijdige handelwijze, altijd een geweldig oordeel. Dat
houd Ik ook nu al gereed om u te tonen, dat Mijn Heilige Geest in de
tegenwoordige handelingen van de wereld beslist nergens aanwezig is, en derhalve
deze wereld er als een volkomen wees bijstaat.
Maar Ik
laat haar nog enige tijd stijgen, totdat zij de juiste valhoogte bereikt zal
hebben. Dan volgt een bliksem van de opgang tot de ondergang en in dat licht
zal blijken, hoe velen in de wereld aanwezig zijn! Als dat zo is, waar zijn dan
wel degenen, die Ik niet als wezen wil achterlaten? Ik zeg: Die zijn er
hier en daar ook wel, maar zij zijn nu haast zeldzamer geworden dan
kroondiamanten. Zij leven eenvoudig, van de wereld zo veel mogelijk
teruggetrokken; hun vreugde en het voorwerp van hun gesprekken ben Ik! Omdat de
mond overloopt waar het hart vol van is. Dezen zijn waarachtig geen wezen; want
Ik ben immers temidden van hen en beleer hen Zelf. Zij horen altijd Mijn stem
en herkennen haar als die van de goede herder en niet als die van een huurling,
die zij niet volgen, omdat het de stem van een valse profeet is. Dezen zijn het
ook, voor wie Mijn woord gesteld is. Ik behoef derhalve ook geen wereldse
geleerden en geen wereldse wetgevers, maar slechts deemoedige, Mij
liefhebbende harten. Waar Ik dat vind, daar zal Ik ook al het andere aan
toevoegen, en dat zeker op een betere manier dan dat de wereld het uitvindt.
Dan zal alles een werking van de Heilige Geest zijn, en er zullen geen wezen
meer in de wereld zijn. Waarlijk, het zijn in die tijd slechts zeer weinigen,
wier oor voor Mijn stem ontvankelijk is!
2.
Alsdan
zal aan de hemel verschijnen het teken van de Mensenzoon'
(Matth.
24:30)
Weet u dan niet, welk onderscheid
tussen de tekens en de Mensenzoon bestaat? En weet u niet wat er wordt verstaan
onder de 'hemel'? Waarlijk, u zoudt niets dwazers kunnen bedenken dan te
verwachten dat aan de sterrenhemel een kruisbeeld te zien zal zijn. Vraagt u
zelf: Wat zou de wereld er aan hebben, al zou men niet slechts één, maar een
heel legioen kruisbeelden aan de hemel zien? Zouden de mensen daardoor beter
worden in hun harten? Oh, wis en waarachtig niet! Zouden er niet spoedig
geleerden bij de hand zijn om al deze produkten te verklaren als produkten van
bedrog, en om te bewijzen dat al die aan de hemel zwevende kruisen geen andere
dan een aërostatische oorsprong hebben! Ziet, dit effect en nog vele andere
zou zo'n verschijning in de geleerde wereld tevoorschijn roepen. Ja, er zouden
zelfs wiskundigen zijn die trachten zulke verschijningen te verklaren langs de
weg van de optiek. Maar wat zou de gewone man ervan zeggen? Ik zeg u: hij zou
al spoedig als door bovenmatige angst verlamd verstommen. Want dan zou het voor
hem toch zeker zijn, volgens de verkeerd gegeven leer, dat het laatste oordeel
voor de deur staat. Dat zou dan het nut zijn van zulk een verschijning. Dat de
zaak zo zou verlopen, kunt u al daaruit afleiden, wanneer u met enige
opmerkzaamheid uw blikken richt op die tijdperken, waarvoor door zekere
waarheidszoekende profeten reeds meerdere wereldondergangen voorspeld werden.
Hoe daar de mensen deels vertwijfeld waren, deels lachten en zich deels hebben
overgegeven aan de veelvraat en andere soorten brasserijen! Maar wanneer lege
profetie en al zulke kwalijke toestanden teweeg brachten, wat zou dan wel een
reusachtig groot kruis onder de sterren teweeg brengen?
Er wordt
echter onder 'hemel' verstaan de gehele geloofswaarheid naar het woord,
hetgeen de kerk is in haar echtheid. En het teken van de Mensenzoon is de uit
deze kerk weer opnieuw ontwaakte liefde met al haar hemelse attributen, zoals:
barmhartigheid, geduld, zachtmoedigheid, deemoed, overgave, gehoorzaamheid en
het dulden van alle bezwaren van het kruis. Ziet, dit levende teken van de
Mensenzoon zal aan de hemel van het innerlijke eeuwige leven verschijnen, en
zal niet doden, maar boven alles bezielen. Weliswaar zullen bij die
gelegenheid de aan de wereld verslaafde geslachten van de aarde huilen,
jammeren en weeklagen, omdat al hun helse bedrog niet meer in tel zal zijn. Die
van Mijn teken zijn, zullen met de wereldhandelaren, de makelaars en bankiers
niet veel meer te doen hebben. Want zij zullen hun ogen alleen daarheen
richten, waar zij de Mensenzoon zullen zien komen op de wolken van de hemel met
grote macht en heerlijkheid: in het levende Woord in de harten der mensen,
hetgeen Mijn eeuwige liefde is in haar volheid en derhalve van grote macht en
heerlijkheid. En de 'wolken des hemels' is de eindeloze wijsheid zelf in dit
levende woord. Ziet, dit is dus in het kort de uitleg van deze schrifttekst.
Deze wolken zullen aan gene zijde u zelf opnemen in Mijn Rijk en zij zullen
voor eeuwig uw woning zijn. Dat betekent dat u pas daar in de hoogste zaligheid
de grote macht en heerlijkheid van de Mensenzoon volledig aanschouwelijk zult
herkennen.
3
'Zie, I
k ben bij u, alle dagen'
(Matth.
28:20).
'Niet slechts één teken, maar meerdere
zult u te allen tijde hebben, dat Ik in de geest altijd bij u, temidden van u
en in u tegenwoordig ben. En deze nooit bedriegen de tekens zullen altijd de
volgende zijn:
Ten eerste, dat u Mij meer liefhebt
dan al het andere op de wereld. Want wanneer iemand van het een of het ander op
de wereld meer houdt dan van Mij, die is Mij niet waard. Maar wie Mij werkelijk
boven alles lief heeft, die is door zulke ware liefde in Mij en Ik ben in hem.
Een tweede teken van Mijn tegenwoordigheid
bij u zal ook zijn, dat u uit liefde tot Mij uw naasten en medemensen jong en
oud even lief hebt als u zelf. Wie zijn naaste niet lief heeft, die hij ziet,
hoe kan die dan God in Mij liefhebben, die hij niet ziet? Al ziet en hoort u
Mij nu ook, u zult Mij vanaf nu op deze wereld toch niet meer zien. En wanneer
u Mij niet meer zult zien, zal dan uw liefde blijven, zoals die nu is, waar u
Mij ziet? Bij u zal de liefde inderdaad blijven; maar ziet erop toe, dat zij
ook bij uw nakomelingen zo zal blijven! Indien Mij iemand waarachtig in zijn
hart boven alles zal liefhebben daardoor, dat hij zal leven en handelen naar
Mijn hem geopenbaarde wil, tot hem zal Ik als persoonlijk in de geest komen en
Ik zal Mij aan hem als aanwezig openbaren.
Een derde teken van Mijn
tegenwoordigheid bij, in en temidden van u zal ook zijn, dat u altijd alles
gegeven wordt waarom u de Vader in Mij in Mijn naam ernstig zult vragen! Maar
het spreekt vanzelf, dat u Mij niet om nietige zaken van deze wereld zult
bidden. Want wanneer u dat zoudt doen, laat u duidelijk zien, dat u om zulke
zaken meer geeft dan om Mij; dat zou dan werkelijk geen teken zijn van Mijn
tegenwoordigheid bij u.
Een vierde teken van Mijn krachtige
tegenwoordigheid zal ook zijn, dat het, wanneer u de lichamelijk zieke mensen
uit ware naastenliefde in Mijn naam de handen zult opleggen, met hen beter zal
gaan, indien de beterschap tot heil van hun ziel nuttig zal zijn. Het spreekt
ook hier vanzelf, dat u daarbij altijd in het hart zegt: 'Heer, niet mijn, maar
slechts Uw wil geschiede!' Want u kunt niet weten of en wanneer de beterschap
van het lichaam voor het heil van een ziel van nut is. Een eeuwig leven op deze
aarde in het lichaam is voor geen mens weggelegd; ook kan het opleggen van
handen niet altijd en ieder mens van zijn lichaamskwalen bevrijden. Maar u
zult desondanks geen zonde doen, wanneer u iedere zieke de u getoonde liefde
bewijst: de helper zal Ik heus wel zijn, indien het voor het zieleheil der
mensen dienstig is, hetgeen alleen Ik kan weten.
Wanneer u
van verre hebt vernomen, dat een vriend van u ziek op bed ligt, dan bidt u voor
hem en legt hem in de geest de handen op, en hij zal zo ook beter
worden. En daarbij zal het slechts in het hart uit te spreken gebed bestaan uit
de volgende weinige woorden: 'Jezus, de Heer moge u helpen! Hij moge u genezen
door Zijn genade, liefde en barmhartigheid!' Wanneer u dat vol geloof en
vertrouwen in Mij over een zich nog zo ver af bevindende zieke zult uitspreken,
en daarbij over hem in de geest uw handen houdt, dan zal het met hem van stonde
af aan beter gaan, wanneer dat voor zijn zieleheil van nut is.
En een vijfde teken van Mijn
tegenwoordigheid zal ook zijn, wanneer u Mijn wil altijd doet, u in uzelf de
wedergeboorte van de geest zult bereiken. Dat zal een ware levensdoop zijn,
omdat u daarbij met Mijn geest wordt vervuld en daardoor in alle wijsheid
wordt ingeleid. Naar dit vijfde teken streve een ieder vooral! Aan wie zich dit
teken zal bewijzen, die zal reeds in deze wereld het eeuwige leven hebben. Die
zal dat kunnen doen en scheppen, wat Ik doe en schep, want hij zal één zijn met
Mij. Nu heb Ik u een teken van Mijn tegenwoordigheid getoond. Handel ernaar,
dan zult u bij, in en temidden van u Mijn geest binnenkort waarachtig gewaar
worden.
Ik zal in de geest, in het woord en in
de waarheid bij de Mijnen blijven! En wie zich bevinden in grote liefde tot
Mij, zullen Mij ook persoonlijk op momenten te zien krijgen. Zij, die naar Mijn
woord leven en zorgvuldig naar de innerlijke waarheid zoeken, met hen zal Ik
spreken door het begrip van hun hart, en Ik zal Mijn woorden leggen in hun
gemoed. De in Mijn naam goed opgevoede jongelingen en meisjes zullen gezichten
zien, waarin hen Mijn wezen, de hemelen en het eeuwige leven verklaard worden,
alsook het lot van de afvalligen en bozen. En zo zal Ik verblijven bij de
Mijnen tot aan het einde van deze aarde!'
5.
De
'Antichrist'
(ontvangen
door Gottfried Mayerhofer, 1871)
(Tekst:
Openbaring Johannes, Hoofdstuk 11.)
Ik wil u vooreerst duidelijk maken dat
in Mijn leer en woorden verreweg meer heil en zegen ligt, indien er ook naar
geleefd wordt, dan wanneer u alle schalen van toorn uit de profetieën van
Johannes zoudt kunnen uitleggen. Zo veel kan ik u zeggen, dat de aarde samen
met haar hele mensheid zich in het proces van scheiding bevindt. En dat alles,
wat er binnenkort gaat gebeuren, weliswaar in die profetieën beschreven staat,
maar niet in die zin in vervulling gaat, zoals u het wilt uitleggen. 'De dagen
verkorten' betekent - juist wegens de uitleg van Mijn woorden - de reiniging
der aarde van haar slechte elementen te bespoedigen, hetgeen al sinds geruime
tijd gebeurt; en u leest ook telkens van de 'Antichrist'. De meesten zijn van
mening dat dat een persoon is. Zouden zij de wereld slechts met open ogen
bezien, dan zouden zij heel veel 'Antichristen' zien, omdat er maar heel weinig
de eigenlijke navolgers van Christus of van Mijn leer zijn, en ook deze zijn
nog bij benadering niet zo als ze eigenlijk zouden moeten zijn.
De
eigenlijke 'Antichrist' is de algemeen heersende zucht naar heel andere dingen
dan Mijn leer predikt. Het is de heersende neiging van zovele mensen, van wie
alleen het hoofd werkt en het hart tot zwijgen is gedoemd. Dus moet u het 'hoofd' of het berekenende verstand
(als geestelijk principe) als 'Antichrist' beschouwen, die allang op aarde huis
houdt en met verleidelijke argumenten de mensen wil verklaren, dat alleen
datgene wat het verstand kan bevatten en belichten waar is. Maar dat wat het
hart voelt of vermoedt, zou alleen vluchtige neveldamp van een opgewonden
fantasie zijn! Daarvandaan de leer der materialisten als de laatste trap van de
verstandswijsheid. Daarvandaan de zucht naar genot en middelen om dat te kunnen
bevredigen. Vandaar de verachting van al het edele, goede en verhevene,
vandaar het 'weten en geen geloof!' En toch vergeten de mensen wat Ik eens
gezegd heb: 'Uw weten is allemaal half werk!'
Al deze beelden in de Apocalyps van Johannes zijn geestelijke
figuren, zijn heersende epidemische geestesziekten, die dan de mensen
drijven en regeren. Om deze openbaringen te willen ontcijferen moet een mens
zich op een heel wat hoger standpunt denken dan waartoe hij nu in staat is. Hij
moet vanuit Mijn standpunt de geestelijke, innerlijke wereld van de op deze
aarde in een lichaam gehulde zielen zien en begrijpen. Hij moet zien, hoe zich
de geestelijke stroming beweegt, hoe Ik die dan voor Mijn doelen gebruik, en
hoe in plaats van dat wat de mensen willen, slechts op Mijn grote doel wordt
aangestuurd! Kan hij zich tot dit standpunt verheffen, dan zal hij ook
begrijpen wat het betekent: 'Zij doodden de profeten en lieten ze 3 1/2 dag op
straat liggen'. Dat wil zeggen: Toen de mensheid de leer van Mijn uitverkorenen
hoorde, wilde zij die niet aannemen en ze hoonde Mijn schrijvers en knechten of
beschouwde ze als niet bestaand, als doden. Zij wees Mijn leer af of liet haar
'open op straat' liggen, niet aan haar gelovend, maar haar ook niet helemaal
verwerpend. Tot na een korte tijd (figuurlijk 3 1/2 dag) de waarheid toch weer
zegevierde, of de doodgewaande weer levend werd, daar zijn tehuis zocht, waar
hij vandaan was gekomen, namelijk tot Mij opsteeg. Wie de zin der woorden
begrijpt, te weten wat zij geestelijk betekenen, zal ook gemakkelijk de stad
'Babylon' of de 'plaats der geestelijke dwalingen' herkennen.
Wie zich in
Mijn armen werpt, kan rustig toezien, wat er ook moge komen. Hij weet dan dat
het voor de bestwil van de verdwaalde kinderen is. Wanneer hij uit Mijn woorden
kan aflezen dat de wereld zo niet kan bestaan, omdat Ik haar voor dit doel niet
heb geschapen, dan zal hij ook begrijpen, dat Ik moet wederkomen, om tenminste
te redden wat nog te redden is! Waarom ook hij geen ander doel zal nastreven
dan zich voor te bereiden, opdat hij waard zal worden bevonden om tot Mijn
'kinderen' te worden gerekend en niet met het overige vuil van de aarde zal
worden weggevaagd en verdelgd!
6.
De
huidige geestelijke zondvloed
(ontvangen
door Jacob Lorber, 1849)
Hier spreekt tot u, Die u heeft geschapen,
verlost en geheiligd door Zijn woord en door Zijn geest:
Over de aarde gaat nu een geestelijke
zondvloed, zoals eenmaal voor 4000 aardejaren ten tijde van Noach een materiële
is gegaan. Die doodde het vlees, maar deze doodt ziel en lichaam. Deze vloed
doodt de ziel door de geest van de heerszucht, welke zich nu - zoals eens de
watergolven uit het binnenste van de aarde en uit de lucht, te weten uit de
boze geesten ervan uitstort en de zielen welke erdoor worden overspoeld,
verderft met de heerszucht.
Deze vloed is als vuur, en is
hetzelfde vuur, waarvan geschreven staat (11 Petrus, hfdst.3), dat de wereld
daardoor voor de tweede keer algemeen geoordeeld zal worden. Maar wilt u door
deze erge vuurvloed niet gegrepen worden, blijft dan dicht bij Mij. Oordeelt
niet nu eens zus, dan weer zo, en zegt ook niet: Deze of gene, deze of die partij,
of de groten of de kleinen hebben gelijk. Want Ik zeg u: niemand heeft gelijk
dan alleen hij, die zich noch heen, noch weer buigt, maar recht en rotsvast bij
Mij blijft en alles aan Mij alleen overlaat. Wat daarboven gaat is zonde!
Dit moet allemaal zo komen omwille van
Gods woord, hetgeen is Mijn woord, dat Ik Zelf voor Jeruzalem heb gesproken
over Jeruzalem en hetzelfde over de hele wereld. Er zullen nog grote dingen
geschieden. Veel erge dingen zult u nog zien en ook erover horen praten. Het
ene volk zal het andere vervloeken en de ene partij zal voor de andere galgen
bouwen. Zij, die nog tot voor kort elkander als vrienden begroetten, zullen
elkaar verraden, de zoon de vader, en de vader de zoon! Maar velt over niemand
een oordeel, laat alles aan Mij alleen over, dan zult u zich in Mijn vredesark
bevinden, waarin u niets ergs van deze tijd zal kunnen bereiken.
Wie van u heeft dan macht, om iets te
bewerkstelligen in deze wereld? Wanneer hij oordeelt over de ene partij en die
overwint, zal zij hem dan niet grijpen en rekenschap vragen? En houdt hij het
op de andere en overwint de eerste, zal die dan niet net zo handelen met hem,
die tegen haar was? Omdat Ik tot nu toe nog voor geen partij de overwinning
heb voorbestemd dan alleen aan die, die het met Mij houdt, zo onthoudt u zich
dan ook van elke lof en van elk verwijt! Wie u moet loven, of wie u moet laken,
weet Ik alleen, en Ik zal eenieder geven naar zijn werk!
Wanneer er
een macht heeft overwonnen, dan gehoorzaamt die macht, die heeft overwonnen.
Want zij zou geen macht zijn, als zij het niet was uit Mij! Wanneer Ik het oordeel
van Pilatus heb aangenomen en Mij niet verzet heb, waar het toch om Mijn eigen
lichaam ging, mort u dan niet in uw veiligheid over datgene wat nu gebeurt.
Zonder Mijn wil valt geen spreeuw van het dak en zelfs al uw haren op uw hoofd
zijn geteld. Hoe zouden dan deze dingen kunnen gebeuren, helemaal zonder Mijn
wil? Maar wanneer het Mijn wil is daarom, omdat het de wereld zelf zo wilde en
nog wil, dan is het ook Mijn zorg, hen te behoeden, die aan Mij vasthouden en
alles aan Mij overlaten. Weet u dan niet, dat Mijn raadsbesluiten onpeilbaar en
ondoorgrondelijk zijn?
Ik hoef u niet weer te vertellen wat
er nog alles zal gebeuren. Want er kan nog heel veel gebeuren, maar ook heel
weinig, afhankelijk van de vraag of de mensen zich tot Mij of van Mij af zullen
wenden. Het zwaard heeft al erg huisgehouden, maar wanneer de mensen nog
langer in de vloed van de heerszucht zullen drijven, zal Ik nog een andere
engel zenden, namelijk de honger- en tevens pest engel. Deze lessen zullen de
mensen zeker heel andere begrippen bijbrengen dan die, waarmee zij nu behept
zijn.
Laat uw devies nu zijn: 'Geeft de
keizer wat van hem is, maar geef boven alles aan Mij, wat van Mij is'. Dan zult
u met de wereld en met Mij Zelf het allerbeste klaarkomen en zult u in alles
waarachtig Mijn kinderen zijn. Amen.
7.
De
krachten der hemelen zullen in beweging komen
Mijn kinderen! Er staat geschreven:
'En de krachten der hemelen zullen bewogen worden'. Er geloven veel mensen dat
de sterren van de hemel zullen vallen; maar dat zal niet gebeuren, want dit
heeft een heel andere betekenis.
Er zijn nu van vele planeten en
zonnewerelden zielen op de aarde geïncarneerd. Van deze zielen zijn er heel
veel in de ergste materie verzonken, waarin zij het geloof aan een hoogste,
persoonlijke God helemaal verloren hebben, terwijl zij juist omwille van het
zoeken naar deze God hierheen zijn gekomen. Hun familie, ja alle bewoners van
die werelden, bidden zonder ophouden voor hen, die zijn uitgegaan om de 'Grote
Geest' als de 'goede, liefdevolle Vader' te vinden, en hen bericht van Hem te
brengen. - Wat zal zo'n ziel dan wel moeten zeggen, wanneer zij terugkomt?
Velen keren niet eens terug na de dood van hun lichaam, omdat zij zich te vast
aan de materie hebben geklampt. Deze komen dan door Mijn barmhartigheid op een
andere plaats, waar zij geleidelijk aan gereinigd en vrij worden.
Maar nu
dienen toch zij, die van boven zijn gekomen, de weg tot Mij te vinden en die
ook aan hen van beneden te tonen. Doch vaak hebben juist degenen die van boven
zijn gekomen alle ellende op deze aarde gebracht. Nu komt de tijd, dat Ik de bewoners van de grote planeten en
zonnen het zicht op de aarde zal openen en hen het standpunt zal duidelijk
maken van hen, die zijn uitgegaan om Mij te zoeken en op deze aarde zijn
gekomen.
Dan zullen zij geweldig in opwinding
geraken en deze opwinding zal zich uitstrekken van Venus tot aan de Urka. Dan
zal het zijn, dat de 'krachten der hemelen in beweging komen', en er zal een
geweldige roep van alle kanten tot de bewoners van deze aarde gaan. Een geest
zal alles omwaaien, en er zal een stormwind gieren van Oost tot West en alle
starre en sterke geesten buigen, en niets zal weerstand kunnen bieden aan deze
sterke storm. Dan zal ook Ik tot de Mijnen komen als hun heilige Vader. Amen.
8.
Het
duizendjarige rijk
(ontvangen
door Jacob Lorber, 1864)
'Ik heb ervoor gezorgd, dat Ik als de
enige ware Christus bij de mensen tot ware innerlijke levensbetekenis zal worden.
En dat zal de ware rots zijn, die de macht van de hel niet kan overwinnen: Ik
zal zijn de hoeksteen, die de vele bouwers links en rechts hebben verworpen.
Wee hem, die zich zal stoten aan deze hoeksteen, hij zal barsten als een
breekbare pot. En op wie de hoeksteen zich zal storten, die wordt verpulverd
tot stof en as! En daarmee zal komen Mijn tot nu toe helemaal verkeerd begrepen
duizendjarige rijk.
Wie in het bijzonder de vorm van de
oude Arabische cijfers oplettend beziet, zal in hun gestalte, wat beeldspraak
betreft, heel iets anders zien dan alleen maar die duizend eenheden bij het
getal duizend.
Het getal
1000 stelt met haar één Mij voor in de menselijke persoonlijkheid; en de drie
op de één volgende nullen beelden Mij uit in de volheid van de goddelijke
drievuldigheid. En dus is de uitdrukking 'duizend jaar' zo te verstaan, dat het
getal 1000 Mij Zelf uitbeeldt in de volheid van Mijn Godheid. Maar het woord
'jaar' stelt de tijd voor, waarin Ik tot aan het einde aan de top van de
heerschappij zal blijven en ten dele Zelf, ten dele door velen van Mijn nieuw
gewekte knechten de volken van deze aarde zal leiden en aanvoeren. Zij (de
mensen in zulk een gezegende periode) zullen weliswaar ook hun vrijheids
levensproef moeten doorlopen. Evenals nu en zij zullen met de materie veel
strijd moeten leveren. Maar na doorstane gevechten zullen zij met het kleed der
onsterfelijkheid worden bekleed. Gij staat zo te zeggen in de grote
overgangstijd.
Gelukkig is hij, die dat in zijn hart
gelovig aanneemt en zich niet ergert over de vele in deze wereld voorkomende
duivelse praktijken. Die zullen niet lang duren, want Ik zal ze omwille van
Mijn uitverkorenen zeer bekorten, en zij zullen Mij daarvoor prijzen en zij
zullen jubelen. Ik zal rechtvaardige heersers niet van hun tronen stoten, maar
hen met Mijn geest vervullen, en het zal daardoor één kudde en één herder zijn,
opdat alles in vervulling zal gaan, wat Ik gedurende Mijn aardse leven aan de
mensen voorspeld heb.
9.
Over het
zevenvoudige komen des Heren
(uit:
'Haushaltung Gottes', hfdst. 46)
Oergeschiedenis
der mensheid
(ontvangen
door Jacob Lorber, 1840)
Ik zal zeven maal komen; maar de
zevende keer zal Ik komen in het vuur van Mijn heiligheid. Wee degenen, die dan
onzuiver bevonden zullen worden; die zullen voortaan nergens meer zijn, dan
alleen in het eeuwige vuur van Mijn toorn!
Ziet, eens
was Ik er al bij het begin van de wereld, om te scheppen alle dingen voor u, en
u voor Mij. Spoedig zal Ik wederkomen in grote waterstromen, om de pest van de
aarde af te spoelen; want de laagten van de aarde zijn Mij een gruwel geworden
vol vuile modder en vol pest, welke opgekomen is uit uw ongehoorzaamheid. Dan
zal Ik komen ter wille van u, opdat niet de hele wereld te gronde zal gaan en
er een lijn zal bestaan, waarvan Ik de laatste loot zal zijn. En zal voor de
derde maal veelvuldig tot u komen (Abraham, Mozes en de profeten. De uitg.),
zoals nu talloos vaak, soms zichtbaar, dan weer onzichtbaar in het woord van de
geest, om Mijn wegen voor te bereiden. En Ik zal voor de vierde keer komen in
grote nood, lichamelijk, in de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarna
voor de vijfde keer komen in de geest van de liefde en alle heiliging
(Pinksteren). En Ik zal voor de zesde keer innerlijk komen tot eenieder, die in
zijn hart naar Mij een waar, ernstig
verlangen zal dragen, en Ik zal een leider zijn van degenen, die zich vol
liefde gelovig door Mij zullen laten leiden tot het eeuwige leven. Dan zal Ik
echter ook verder van de wereld af zijn; maar wie wordt opgenomen, die zal
leven en Mijn rijk zal eeuwig met hem zijn.
En tenslotte zal Ik nog een keer
komen, zoals reeds gezegd; die laatste komst zal dan voor allen hoe dan ook een
blijvende komst zijn.
Hoort en
begrijpt het goed: blijft in de liefde; want die zal uw redder zijn. Hebt Mij
lief boven alles; dat zal uw leven zijn voor eeuwig. Maar hebt ook elkander
lief, opdat u het oordeel worde kwijtgescholden. - Mijn genade en Mijn eerste
liefde zij met u tot aan het einde der tijden! Amen.
10.
Het
grote en nieuwe Jeruzalem
(De
Heer:) 'De uit de hemelen op deze aarde teruggekeerde lichtzuil* (* Heeft
betrekking op een voorafgegane lichtverschijning, die de Heer aan Zijn
discipelen naar haar geestelijke betekenis uitlegt).ben Ik in de geest van Mijn
levend woord, dat Ik in de toekomst in de harten van die mensen zal leggen, die
Mij liefhebben en Mijn geboden zullen onderhouden. Tot hen zal Ik Zelf komen en
Ik zal Mij aan hen openbaren. En zo zullen zij allen opnieuw door God beleerd
zijn.
De deling van de zuil in talloos vele
delen betekent de openbaring van de innerlijke geestelijke zin van al Mijn
woorden en leren, welke Ik vanaf het begin van het mensengeslacht aan de mens
door de mond van de oervaders, van de profeten en zieners en nu Zelf heb
gegeven.
Uit vele
van zulke gedeeltelijke openbaringen van de innerlijke, geestelijke zin van
het woord Gods zal zich dan eerst een ware en grote licht- en levensleer samen
vormen, en deze leer zal dan het grote en nieuwe Jeruzalem zijn, dat uit de
hemelen tot de mensen zal neder komen. En zij die in de nieuwe leer zijn en
zullen leven, zij zullen wandelen in het nieuwe Jeruzalem en zij zullen er
eeuwig in wonen, en hun zaligheden zullen zonder grenzen zijn en nooit
ophouden. Want Ik Zelf zal bij hen zijn, en zij zullen de talloos vele
heerlijkheden aanschouwen van Mijn liefde, wijsheid en almacht.
Maar er zal vanaf de ondergang van
deze oude stad Jeruzalem tot aan de tijd van de nieuwe stad Gods op aarde
weinig licht onder de mensen op aarde zijn. Want er zullen maar al te vlug een
groot aantal valse profeten en priesters in Mijn naam opstaan en zij zullen
valse wonderen bewerken en de mensen verleiden en verblinden. Ja, de Antichrist
zal zulke dingen met behulp van de koningen der aarde doen, zodat zelfs Mijn
uitverkorenen, indien Ik het zou toelaten, verleid zouden kunnen worden om hun
knieën voor de nieuwe Baäl te buigen. Maar Ik zal dan weer een grote
verdrukking onder de mensen laten komen, zoals er nog niet een geweest is
onder de zon. Dan zal de Baäl gelijk de grote hoer van Babylon omver geworpen
worden en het licht van het levende woord in de harten van vele mensen zal dan
komen en de benauwden en gebogenen oprichten en verlossen en zij zullen zich
allen verheugen in het nieuwe licht en Mijn naam lofprijzen.
In die tijd zullen de mensen
veelvuldig contact hebben met de reine geesten van Mijn hemel, en deze zullen
hun leraren zijn en hen in alle geheimen van het eeuwige leven in God
onderwijzen, hetgeen u in derde verschijning aldus werd getoond, dat u door de
twaalf poorten mensen zag in - en uitgaan.
De twaalf poorten betekenen nu echter
niet meer, dat de stad gebouwd zou zijn uit de twaalf stammen van Israël, maar
uit de twaalf grondbeginselen van Mijn leer, en deze bestaan uit de tien
geboden van Mozes en uit Mijn twee nieuwe geboden der liefde; want deze zijn de
poorten, waardoor de toekomstige mensen in de nieuwe licht- en levensvolle
stad Gods zullen binnengaan.
Alleen wie deze Mijn geboden zal
onderhouden, die zal ook deze stad binnengaan en hem zal licht en leven gegeven
worden; maar wie de geboden niet zal onderhouden, die zal ook niet in deze
nieuwe stad kunnen komen. Aldus kenmerken ook de twaalf soorten edelsteen,
waaruit de muur om de grote stad gebouwd was, weer deze twaalf geboden. Deze
twaalf geboden zijn derhalve voor de mensen niet alleen de deuren tot het licht
en het leven, maar zij zijn ook de onverwoestbare bescherming en beschutting
ervan, die de poorten en machten van de hel of het materieel wereldse nooit
kunnen verwoesten of overwinnen.
Tegelijkertijd hebt u bij de
verschijning ook opgemerkt, hoe de stenen van de muur ook een fel licht in alle
kleuren uitstraalden. Dat gaf aan, dat in de aan u gegeven twaalf geboden ook
alle gradaties van de goddelijke wijsheid aanwezig zijn, en derhalve kan de
mens alleen door het onderhouden van de twaalf geboden tot volledige wijsheid
komen. Want de geboden bevatten alle wijsheid uit God, en omdat zij alle
wijsheid uit God bevatten, bevatten zij ook alle goddelijke macht en kracht en
wel daarom, omdat deze geboden de wijste en almachtigste wil en daardoor de
hoogste vrijheid inhouden.
Wie zich dus door het onderhouden van
de geboden de wil van God heeft eigen gemaakt, die heeft zich ook de goddelijke
macht en de goddelijke vrijheid eigen gemaakt en die heeft de toestand van de
ware wedergeboorte van de geest bereikt en is als een waar kind van God, zo
volkomen als de Vader in de hemel zelf.
En zo zeg
Ik u dan nu allen, dat u door een nauwkeurig naleven van de geboden ernaar
zoudt moeten streven om reeds hier op aarde zo volmaakt te worden als de Vader
in de hemel volmaakt is, dan zult u ook dat en nog grotere dingen kunnen doen dan Ik nu zelf doe. En
wanneer u zich in die toestand bevindt, dan zult u reeds van tevoren burgers
van het nieuwe Jeruzalem zijn.
(De Heer:) 'Dit is het wat Jesaja, de
zoon van Amoz, zag aangaande Juda en Jeruzalem: De berg, waarop het huis des
Heren is, zal in de laatste tijd hoger zijn dan alle bergen en boven alle
heuvelen verheven worden en alle volkeren zullen derwaarts stromen'. (Jes. 2 :
1 - 2)
Ziet, Ik ben de berg der bergen, waarop
het ware huis Gods staat. Maar wat is het huis? Dat is Mijn woord, dat Ik al
door alle profeten tot u, Joden, gedurende meerdere eeuwen heb gesproken en nu
Zelf door de mond van een mensenzoon spreek. Ik ben derhalve de berg, en Mijn
woord is het bewoonbare huis op die berg, en om ons heen staan de heidenen van
alle delen der aarde, die hierheen zijn gekomen, om de berg te zien en om
woning te nemen in zijn uiterst ruime huis. Maar voor de Joden, zoals die nu
zijn, is dat werkelijk de laatste tijd, omdat zij de berg en zijn huis schuwen
en de leiders het zelfs dreigen te verwoesten. Maar Jesaja spreekt dus verder:
'Vele volkeren zullen (d.w.z. in de toekomst) er heen gaan en zeggen: komt,
laat ons op de berg des Heren gaan en naar het huis van de God van Jacob, opdat
Hij ons Zijn wegen lere en wij dan wandelen op zijn paden; want van Sion zal de
wet uitgaan en van Jeruzalem Zijn woord!' (Jes.2:3)
Dat hier met Sion (Z'e on = Hij wil)
eveneens de berg, dus de Heer of Ik, en met Jeruzalem het huis Gods op de berg,
dus Mijn woord en Mijn leer is te verstaan voor nu en in alle toekomst, dat
zal nu wel niet meer aan twijfel onderhevig zijn.
Maar wie zijn dan wel de volkeren, die
zeggen: 'Komt, laat ons op de berg des Heren, d.w.z. tot de Mensenzoon of
Godmens, gaan en tot het huis van de God van Jacob, opdat Hij ons Zijn wegen
lere en wij dan wandelen op Zijn paden!'
Ziet, deze volkeren zijn die mensen,
die zich in alle toekomst tot Mij zullen bekeren, zich Mijn woord toeëigenen
en Mijn wil zullen doen; want Mijn woord wijst de wegen tot het leven, en de
voetsporen zijn Mijn wil, die door het woord aan de mensen is bekend gemaakt.
Het nauwkeurige opvolgen daarvan is uiteraard aanzienlijk moeilijker dan het
slechts luisteren naar Mijn woord, zoals het zeker ook heel wat gemakkelijker
is om op een brede en effen straat te wandelen, in plaats van op een smal en
vaak zeer steil pad.
Maar wie in zichzelf op de hoogste van
alle bergen wil komen en daar in Mijn levend woord, hetgeen het huis van God is
op die berg, die moet niet enkel op de weg, die naar de berg leidt wandelen en
daar op blijven staan, maar die moet zich ook op de smalle en vaak zeer steile
paden begeven; want alleen langs deze weg komt hij helemaal boven op de berg en
daar in het levende huis van God.
Wat dit betekent heb Ik u nu al
verklaard, zoals ook, wat de profeet eigenlijk met Z'e on en met Jeruzalem
bedoelt; want daarom zegt hij ook, dat van Z'e on de wet, dus Mijn wil, en van
Jeruzalem, of natuurlijk van Mijn mond, Mijn woord zal komen.
Wie dus Mijn woord, dat Ik te allen
tijde door de profeten tot de mensen heb gesproken, hoort, het aanneemt en ernaar
leeft, die komt daardoor tot Mij en dus ook tot het levende woord en zijn
kracht; want Ik Zelf ben immers het levende woord en zijn kracht, en alles, wat
de eindeloze ruimte bevat is ook slechts Mijn levend woord en zijn eeuwige
kracht en macht'.
Hierop zei een man van de groep
Farizeeërs, die op de Olijfberg naar Mij toe waren gekomen en die een
schriftgeleerde was: 'Heer en Meester, uw verklaring van de twee verzen was zo
helder als de zon van de middag, en mij werd alles begrijpelijk en duidelijk;
maar nu komt het vierde vers, en dat luidt als volgt:
'En de Heer zal richten onder de
heidenen en straffen de volkeren. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen
en hun spiesen tot sikkels vormen; want geen volk zal tegen het andere het
zwaard meer opheffen, en de mensen zullen voortaan niet meer oorlog leren
voeren',
Wie zijn nu de heidenen en wie de
volkeren die, nadat zij eenmaal bestraft zullen zijn, met elkaar geen oorlog
meer mogen voeren? Deze volkeren moeten nog in een verre toekomst geboren
worden; want de tegenwoordige generaties met hun trotse, hebzuchtige en
heerszuchtige koningen zullen oorlogen voeren tot aan het einde van de wereld',
Ik zei: 'U bent weliswaar een
schriftgeleerde die de wetten en alle profeten goed in het geheugen heeft, maar
van het begrijpen ervan in de ware geest is bij u nog nooit sprake geweest! U
hebt de brede, effen weg betreden; maar op het smalle pad, dat naar de berg van
de ware kennis leidt, hebt u nog geen voet gezet.
Wie door het handelen volgens de wet
niet op de volle hoogte van de berg des Heren en in het huis van God of tot
het innerlijke levende woord uit God en tot Gods levende woord in zichzelf komt,
die begrijpt ook niet de ware, innerlijke, levende geest van de wet en van de
profeten!'
De schriftgeleerde zei: 'Maar waarom
hebben toch alle profeten zo verborgen gesproken en geschreven? Er moest hen toch
het meest aan gelegen zijn, dat hun woorden door de mensen begrepen zouden
worden!'
Ik zei: 'Dergelijke tegenwerpingen
zijn enkele dagen geleden ook op de Olijfberg gemaakt, en Ik heb u de ongegrondheid
ervan duidelijk gemaakt; daarom hoef Ik hier het reeds eerder gezegde niet te
herhalen.
Wat voor een Godswoord zou dat wel
zijn, als het geen innerlijke betekenis had?! Of kunt u zich een mens voorstellen,
die geen ingewanden zou hebben? Leert toch allemaal eens echt wijs te denken!
Maar Ik zal u nu de hier aan de orde zijnde ware zin van het vierde vers van
Jesaja verklaren, en luister er nu dus goed naar!
'De Heer, die Ik ben in het woord, zal
richten onder de heidenen en straffen vele volkeren',
Wie zijn de
heidenen, en wie de volkeren? - De heidenen zijn al diegenen die de ene ware
God niet kennen en in plaats van Hem dode afgoden en de Mammon van deze wereld
aanbidden en het meest vereren. Door zulke mensen is het Jodendom aan alle
kanten ingesloten, waarheen u ook in de wereld wilt gaan - naar de richting van
de ochtend, de middag, naar de avond of
naar middernacht -, u zult alleen maar heidenen van alle soorten en geslacht
aantreffen! U weet echter, hoe nu van alle kanten van de wereld de heidenen van
hoge en lage stand en van heinde en verre tot Mij zijn gekomen. Zij hoorden
Mijn woord en zagen Mijn tekens, werden vol geloof, namen Mijn leer aan, en
Mijn woord richt en oordeelt onder hen, waardoor zij ophouden heidenen te zijn
en overgaan naar het getal der gezalfden van God en tot het getal van het ware
volk Gods. Maar ook zij zullen niet blijven zoals zij beleerd en toebereid
zijn; want er zullen alras valse profeten uit hen opstaan, die ook tekenen
zullen doen, vorsten en koningen in hun ban zullen trekken, zich spoedig een
grote wereldmacht zullen toeëigenen, en met vuur en zwaard de mensen zullen
vervolgen, die zich niet tot hen zullen willen bekennen en zij zullen zich
tenslotte splitsen in vele sekten en partijen, en dat zijn dus de vele volkeren
die Ik als de Heer zal straffen wegens hun liefdeloosheid, hun valsheid, hun
zelfzucht, hun hoogmoed, hun stijfkoppigheid, hun heerszucht en hun kwalijke
onmin en wederzijdse vervolgingen en oorlogen. Totdat die tijd zal komen, duurt
het nog een tijd, zoals het vanaf Noach tot nu toe heeft geduurd.
En zoals het was ten tijde van Noach,
waar de mensen vrijden en zich lieten vrijen, grote feesten en gastmalen
hielden, zich hoog lieten eren en verwoestende oorlogen voerden tegen hen, die
zich niet wilden buigen voor hun afgoden, waar dan spoedig de grote vloed kwam
die de daders van het euvel allen deed verdrinken, zo zal het ook zijn in die
toekomstige tijd.
Maar dan zal de Heer met het vuur van
Zijn ijver en van Zijn toorn komen en al de daders van het euvel van de aarde
vagen. Dan zal het zo ver komen, dat de ontziene rein en en goeden en de ware
vrienden van de waarheid en het licht uit God van de zwaarden ploegscharen, en
van de spiesen sikkels zullen maken en dat de kunst om oorlog te voeren
helemaal wordt opgegeven, en er zal dan voortaan geen waar gezalfd volk tegen
het andere nog een zwaard opheffen, behalve dan de nog ergens in de woestijnen
der aarde overgebleven heidenen; maar ook deze zullen gemaand en dan van de
aarde weggevaagd worden.
Dan zal de aarde opnieuw gezegend
worden. Haar bodem zal honderdvoudige vrucht dragen van alles, en aan de oudsten
zal de macht gegeven zijn over alle elementen.
Zie, aldus is volgens de geest voor
deze aarde het vierde vers te verstaan, dat u als schriftgeleerde nog wel voor
zo onbegrijpelijk hebt gehouden!
Maar binnen deze natuurlijke ware,
geestelijke zin is evenwel nog een diepere, zuiver geestelijke en hemelse zin
verborgen, die u nu met uw nog pure wereldverstand niet kunt bevatten, en die
ook niet met woorden is duidelijk te maken. Zodra u dan op de berg des Heren
het huis van God zult zijn binnengegaan en dan van dat 'huis van Jacob' zult
komen, waarover de profeet spreekt in het korte vijfde vers, dan pas zult u
wandelen in het ware licht van de geest uit God. - Zeg Mij, of u dat alles nu beter
begrijpt dan voordien!'
(De Heer:)
'De woorden van de profeet luiden verder: 'Maar Gij hebt uw volk, het huis van
Jacob, verstoten, want zij bedrijven (de goddeloosheid) meer dan die van het Oosten,
en zijn wichelaars gelijk de Filistijnen, en hebben behagen in de kinderen der
vreemden. Hun land is vol zilver en goud, en aan hun schatten is geen einde;
hun land is vol paarden en aan hun wagens is geen einde. Ook is hun land vol
afgoden, en zij aanbidden het werk hunner handen, hetwelk hun vingers gemaakt
hebben. Daar buigt zich de geringe neder, daar verootmoedigen zich de
aanzienlijken; dit zult Gij hun niet vergeven. Ga naar de steenrots en verberg
u in de aarde, voor de schrik des Heren en voor zijn heerlijke majesteit'.
(Jes. 2 : 6
-10)
Deze vijf verzen horen bij elkaar,
omdat zij de ellendige toestand van de kerk ofvan het huis van God op aarde aangeven,
zowel bij de Joden, die er voor deze tijd waren, als ook bij degenen, die na
ons zijn en zullen komen.
De traagheid in de naleving van de
geboden Gods is de reden waarom Ik het toelaat, dat Mijn volk het huis van
Jacob op de berg des Heren loslaat en het handelen der meest ruwe en trage
volkeren, die in de morgenlanden als wilde dieren huizen, heel getrouw nadoet.
En wat nu de Farizeeërs en
soortgelijke Joden doen, dat zullen ook onze nakomelingen doen: Zij zullen in
het volk een groot aantal dagen vaststellen, waaraan zij een bijzondere kracht
en werking zullen toedichten, en wie daar tegen zal getuigen, die zullen zij te
vuur en te zwaard bestrijden. Ook zullen zij wichelaars zijn, zij zullen voor
geld de mensen geluk en ongeluk voorspellen en zich daarvoor buitengewoon
laten prijzen en betalen; want zulk nutteloos werk brengt tenslotte toch nog
meer geld op dan ploeg en sikkel. Opdat hun gemakkelijke inkomsten nog groter
worden, zullen zij, zoals nu de Farizeeërs, hun apostelen uitzenden over de
hele wereld en de vreemdelingen tot hun kinderen maken. Deze waren reeds als
duistere heidenen niets tot nut; maar wanneer zij dan tot het ware
wereld-filisterdom geraken, dan zullen zij nog honderd maal erger worden dan
zij voordien al waren!
Daardoor zal hun duister land vol goud
en zilver worden, en hun begerigheid naar de schatten van deze wereld zal geen
einde en geen doel hebben, en zo ook hun heerszucht en oorlogswoede niet, -
hetgeen de profeet in het beeld door de talloze paarden en wagens onder woorden
brengt. Ook zal hun heersersterritorium vol afgoden en tempels zijn, zoals dat,
ondanks de persoonlijke waarschuwing van God, Salomo de wijze reeds heeft
gedaan, die ter wille van zijn vreemde vrouwen afgodentempels om Jeruzalem liet
bouwen. Voor zulke afgoden zullen de blinde dwazen buigen en zij zullen het
werk van hun eigen handen en vingers aanbidden in de domme veronderstelling God
daarmee aangenaam te worden. En wie dat niet zal doen, die wordt lichamelijk op
leven en dood vervolgd. Want er zullen veel koningen zijn die zich voor de
grotere glans van hun tronen zullen bezighouden met de onzin van de
wereldfilistijnen en zij zullen te vuur en te zwaard de altijd weinige vrienden
van het licht en de levende waarheid vervolgen.
En zie, de Heer zal komen en zulke
volkeren straffen, die in Zijn naam zovele mensen hebben verdrukt!
Dan zal opeens van alle kanten het
ware, levende licht opduiken en de vrienden van de nacht zullen voor altijd
verslagen worden. Zij (de groten en machtigen der aarde) zullen weliswaar
vluchten naar de rotsen en zich onder hun onvruchtbare aarde begraven, uit
vrees voor de waarheid en de majesteit van de Heer, maar het zal hun weinig
baten. Nu spreekt de profeet weer verder en zegt luid:
'Want de
hoogheid van der mensen ogen zal vernederd, en der lieden trotsheid zal gebogen
worden, en de Heer alleen zal hoog zijn in die tijd. Want de dag des Heren
Zebaoth zal gaan over alles wat hovaardig en hoog, en over alles wat verheven
is, opdat het vernederd worde; ook over alle hoge en verheven cederen op de
Libanon, en over alle eiken van Basan; over alle hoge bergen, en over alle
verheven heuvelen; over alle hoge torens, en over alle vaste muren; over alle
schepen van Tarsis, en over alle kostelijke arbeid; zodat alle hoogheid der
mensen vernederd en alle trotsheid der lieden gebogen worde, en de Heer alleen
hoog zij in die tijd. En met de afgoden zal het geheel uit zijn. Dan zal men in
de holen der steenrotsen gaan en in de kloven der aarde voor de schrik des
Heren en voor zijn heerlijke majesteit, wanneer Hij zich opmaken zal om de
aarde te verschrikken. In die tijd zal ieder zijn zilveren en gouden afgoden,
die hij zich had laten maken om ze te aanbidden, wegwerpen in de holen der
mollen en voor de vleermuizen, om te gaan in de reten en kloven der
steenrotsen, voor de schrik des Heren en voor zijn heerlijke majesteit, wanneer
Hij zich opmaken zal om de aarde te verschrikken. Zo laat nu af van de mens,
in wiens neus adem is; want hoe hoog is hij te achten? (Jes. 2 : 11 - 22)
Wel, hier hebt u de hele, gemakkelijk
te begrijpen verklaring van het hele tweede, hoogst opmerkelijke hoofdstuk van
de profeet Jesaja! De laatste verzen spreken voor zich zelf, als men de
betekenis van de voorgaande goed begrepen heeft. Maar Ik zeg u, dat het
waarlijk zo zal gebeuren reeds nu in deze tijd en dan na ongeveer
negentienhonderd jaar weer in volle omvang; want er bestaat zelfs in Mijn raad
geen ander middel, omdat de mens de volste vrijheid van wil gelaten moet
worden, dan alleen dit ene, waarmee men van tijd tot tijd de menselijke
traagheid vruchtdragend kan tegemoet treden. Zij is de wortel van alle zonden
en ondeugden. - Hebt u dat goed begrepen?
U zult er nu wel minder vreugde in u
over gevoelen, - maar de komende volkeren een des te grotere, wanneer hun opnieuw
deze boodschap gegeven wordt in hun grote verdrukking en in die tijd, waarin
zich het ene volk tegen het andere zal verheffen om het te verdelgen. - Maar
hierover zal ons nog het volgende hoofdstuk meer licht verschaffen! Nu zegt
Mij, hoe u deze van het grootste belang zijnde zaak hebt opgevat! Ik zeg 'van
het grootste belang', omdat Ik u dat, als Mijn aanstaande opvolgers, vooral op
het hart wil drukken, om u zelf en al uw discipelen voor de traagheid te
behoeden' .
Verklaring
van het 3 e hoofdstuk van Jesaja
De
toestanden in een geordende gemeente
(De Heer:) 'Ook dit volgende hoofdstuk
heeft zijn profeterende geldigheid voor nu en voor het vervolg van die tijden,
die Ik u al eerder heb bekend gemaakt.
Aldus luidt het eerste,
veelbetekenende vers van de profeet: 'Zie, de Heer Zebaoth zal van Jeruzalem
wegnemen allerlei voorraden en zo ook van heel Juda, alle voorraad van brood en
alle voorraad van water!'
De
uitdrukking 'Jeruzalem' betekent hier het tegenwoordige Jodendom, hoe het nu
is en allang voordien ook al was; maar met 'Juda' zijn bedoeld de toekomstige
generaties, die dan door het aannemen van Mijn leer tot de stam der Joden
gerekend worden. Deze zullen door hun traagheid ook in nog hogere mate
hetzelfde lot moeten ondergaan als nu in mindere mate de Joden.
Met het wegnemen van de broodvoorraad
wordt bedoeld: het wegnemen van de liefde en barmhartigheid, en met het
wegnemen van de watervoorraad wordt bedoeld: het wegnemen van de ware wijsheid
uit God, en het gevolg daarvan zal zijn, dat zij allen in grote dwaling en
duisternis van de ziel zullen wandelen en dat niemand de ander raad zal kunnen
geven; en wanneer de een de ander raad zal geven, dan zal degene die raad
vraagt en licht behoeft het toch niet vertrouwen en hij zal zeggen: 'Hoe kun
je tegen mij over het licht spreken, je bevindt je in dezelfde duisternis als
ik'. Dat dan de mensen door hun eigen schuld ten gevolge van hun traagheid
volledig hulpeloos zullen zijn, verkondigt de profeet getrouwelijk in de
volgende verzen, waarin hij zegt:
‘Alzo zullen hen ontnomen worden
helden en krijgslieden, rechters, profeten, waarzeggers en oudsten; raadslieden
en wijze werkmeesters en schrandere welsprekende mannen en aanvoerders over
vijftig en aanzienlijke lieden'.
Ik zet hier opzettelijk de aanvoerders
en aanzienlijke lieden aan het einde, in plaats van meteen bij het begin van
het derde vers, en Ik heb daar Mijn reden voor. En verneemt nu de toelichting!
Wie zijn dan wel die helden en
krijgslieden? Dat zijn zulke mensen als eens David was, vol geloof en
vertrouwen in Mij, en de krijgslieden zijn mensen, die door het geloof en vertrouwen
van hen helemaal geestdriftig worden, zodat zij altijd de overwinning behalen
op alle vijanden van het goede en ware uit God.
Maar wanneer bij de mensen het
volledige gebrek aan het levende water uit de hemelen een feit is geworden en
alle vlees zich met zijn zielen in de grootste duisternis bevindt, wie zal dan
onder de mensen een goede en rechtvaardige rechter zijn? Wie zal de gave der
profetie hebben? En ook als iemand die nog voor zich zou hebben, wie zal hem geloven
zonder innerlijk verstand, dat het zo is? Wie zal voor de geestelijk blinden en
doven kunnen waarzeggen? En wie zal de duistere mensheid wegens voortreffelijke
wijsheid tot een ware oudste kiezen en tot hun herder willen maken? Begrijp dus
deze zaak goed!
Van wie brood en water in de
geestelijke betekenis is weggenomen, die is daardoor alles ontnomen; want wie
God met geestelijke blindheid straft en tuchtigt, die is het meest gestraft en
getuchtigd. Want die is daardoor alles ontnomen en hij staat er volledig
radeloos en hulpeloos bij. Dat is dan ook wel het uiterste middel, waarmee de
te sterk toegenomen traagheid van de mensen en al hun vele ondeugden steeds
het meest doelmatig tegemoet getreden kan worden. Dat de mensen zich met het
wegnemen van het geestelijke brood en water werkelijk in de grootste ellende
moeten bevinden, en wat hen daardoor verder nog ontnomen is, daarvan getuigt
de profeet nog verder in het derde vers, waar hij nadrukkelijk zegt: De mensen
zal genomen worden ook de raden of raadgevers en de wijze werkmeesters op alle
gebieden van de menselijke behoeften, dus ook de verstandige sprekers, die
anders met hun wijsheid veel goeds hebben gebracht.
Maar het
kwalijkste van de zaak is het wegnemen van zo'n vijftig aanvoerders! Wie zijn
deze, en wat heeft het getal vijftig ermee te maken? Dat zullen we nu spoedig
zien. Wanneer wij ons een zeer grote en volkomen geordende gemeenschap van
mensen voorstellen, dan moet die, wanneer zij op alle gebied goed verzorgd wil
zijn, alles bij elkaar van ouds her voor haar levensbehoeften zo'n vijftig
taken verzorgen. Wat daar bovenuit gaat, behoort reeds tot de hovaardij, en wat
daar onder is, dat is reeds zwakte, tekort en armzaligheid. Opdat iedere
afzonderlijke taak van de genoemde behoeften nuttig vervuld en onderhouden
wordt, moet zij ook een kundige
aanvoerder als opzichter en leider aan de top hebben, die op het terrein waarop
hij werkzaam is van het begin tot het einde goed bekend is; ontbreekt deze en
staat er op zijn plaats een ondeskundige, dan zal deze tak van de behoeften
spoedig voor de hele gemeente slechte of helemaal geen vruchten meer dragen.
Maar hoe kan een grote gemeenschap nog bestaan, wanneer zij door haar
traagheid en slordigheid tenslotte alle vijftig aanvoerders kwijt zal zijn? Ik
zal het u zeggen: net zo, als de grote gemeenschap van Joden nu bestaat, waarin
alleen zekere dieven en rovers nog iets bezitten en zich ten koste van de
armsten vol mesten en voor hun buiken zorgen, waarvoor dan duizenden in de
diepste armoede hulpeloos versmachten. Want waar is de wijze aanvoerder, die
voor hen zou zorgen en hen brood en werk zou kunnen geven in een of andere tak
van handwerk? Zie, deze is er niet in heel veel takken, en dus is er ook al het
andere niet! Er zijn ook nu weliswaar nog bepaalde aanvoerders, die aan het
hoofd staan van verschillende takken, maar niet voor het volk, alleen voor zich
zelf; dat zijn daarom slechts dieven en rovers en geen goede aanvoerders zoals
ten tijde van Mijn richteren.
U hebt nu gezien hoe het uiterlijke en
innerlijke welzijn van de mensen van een grote gemeenschap afhankelijk is van
de aanvoerders in de verschillende takken van behoeften; maar van wie hangt
een juiste benoeming van de genoemde aanvoerders af in een grote
mensengemeenschap, in een land dat geregeerd wordt door een vorst of een koning?
Dat is van een wijze koning!
Wat zegt nu de profeet, wat de Heer
voor de trage, goddeloze gemeenschappen nog zal doen?
Hoort, zijn woorden luiden aldus: 'Ik,
spreekt de Heer, zal hen jongemannen tot vorsten geven, en kinderen zullen over
hen heersen! En de volkeren zullen elkaar en ieder zal zijn naaste verdrukken,
en de jongere zal zich verheffen tegen de oudere, en de verachte tegen de aanzienlijke'.
(Jes. 3 : 4 - 5).
De woorden van de profeet spreken hier
voor zich en zijn zo duidelijk en waar, dat zij geen nadere verklaring behoeven;
slechts op de grote en klaarblijkelijk meest boze gevolgen kan Ik u wijzen,
hoewel die ook gemakkelijk vanzelf te vinden zijn. Wanneer bij zo'n wirwar in
een land op zo'n moment alle levensomstandigheden in de grootste wanorde
verkeren en alle mensen van een gemeenschap door de nood tot de grootste
ontevredenheid zijn geraakt, dan zal er ook voortdurend niets ontziende
verontwaardiging zijn. Het volk ontwaakt, staat op en jaagt de vorsten en de
zelfzuchtige aanvoerders op de vlucht of zal ze zelfs wurgen. En dan is
waarheid geworden, zoals men zegt: 'Het ene volk trekt tegen het andere op'.
Want de mens laat zich door zijn trage
aard zó lang alle druk welgevallen, als hij in zijn blindheid nog zijn maag met
hoe schrale kost dan ook kan vullen; maar wanneer eens ook dat ophoudt en hij
niets dan de hongerdood voor ogen heeft, dan ontwaakt hij zeker en wordt tot
een van honger in woede ontstoken hyena. En zo ver moet het komen, opdat de
mensheid tot ontwaken kome.'
De
ineenstorting van de valse godsdienstgebouwen verklaard uit Jesaja 3 : 6 - 27
(De Heer:) 'Nu is alles verwoest en
afgemaakt. Ieder die op een of andere manier ervan kan worden beschuldigd, dat
ook hij door zijn onbarmhartige zelfzucht tot het algemene ongeluk der volkeren
heeft bijgedragen, valt helaas ten offer aan de volkswraak. Maar wat dan? De
mensen hebben nu geen, helemaal geen enkele leider meer, geen goede en geen
kwade. Zij bevinden zich in volkomen anarchie, waarin tenslotte iedereen kan
doen en laten wat hij wil; maar een ander, een sterker iemand, kan hem op zijn
beurt ook weer naar hartelust straffen!
Dan zullen de meer verstandigen bij
elkaar komen en zeggen: 'Zo gaat het niet, en zo kan het ook niet blijven!
Wij, die wijzer en machtiger zijn, willen tot overeenstemming komen en het volk
ertoe brengen dat het met ons een wijs hoofd zal kiezen. En het is een groot
huis, waarin twee broeders zijn met veel ervaring!' Wat gebeurt daar verder? De
profeet zal het ons heel duidelijk zeggen! En wat zegt de profeet?
Luister! Hij zegt: 'Dan zal iemand
zijn broeder uit zijns vaders huis aangrijpen en zeggen: Jij hebt kleren
(kennis en ervaring), wees onze vorst en geef uitkomst in deze wanorde!' Maar
hij zal in die tijd zeggen en zweren: Hoort, ik ben geen arts, en er is noch
brood (geloofswaarden), noch kleed (geloofswaarheid) in mijn huis! Stelt mij
derhalve niet tot vorst aan over het volk! Want Jeruzalem neigt ten val, en
Juda (de latere tijd) ligt eveneens te neer; want haar tong en haar daden zijn
tegen de Heer en zij weerstreven het licht van Zijn wijsheid. Dat is voor
iedereen zichtbaar en duidelijk. Zij schamen zich niet over hun daden en zij
beroemen zich op hun zonde als ten tijde van Sodom en Gomorra en zij verbergen
ze niet. Wee hun ziel, want zij brengen zich zelf in alle ongeluk!'
Maar de gekozen vorst, die Ik ook Zelf
zou kunnen zijn, zegt verder: 'Gaat heen en predikt eerst aan de rechtvaardigen,
dat zij goed worden, en zij zullen dan de vruchten van hun werken eten! Maar
wee de tragen en goddelozen; want die zijn altijd boos, en het zal hen
vergolden worden naar hun werken, en zoals zij het hebben verdiend. Hoort,
daarom zijn kinderen vorsten van Mijn volk, en zelfs vrouwen heersen over hen.
Mijn volk, uw (valse) troosters verleiden u (zie Rome!) en verwoesten de weg
die gij moet gaan. De Heer staat daar om te richten, en is (nu) opgetreden, om
de volkeren te berechten. En de Heer komt naar de rechtbank met de oudsten van
Zijn volk (de Schrift) en met Zijn vorsten (de ontwaakten van de laatste tijd);
want gij (Farizeeërs en Romeinen) hebt de wijnberg bedorven, en de roof van de
armen is in uw huis.
Waarom vertrapt gij Mijn volk, en
waarom slaat gij nog meer de persoon van de ellendigen? Aldus spreekt (nu) in
volle ernst de Heer.
En de Heer spreekt verder: Daarom,
omdat de dochters van Sion trots zijn (de valse leren van de hoer van Babylon)
en met opgericht hoofd en met geschminkte aangezichten gaan, trots rondlopen en
(gelijk een hongerige hond) kwispelen en kostbare schoenen aan hun voeten
hebben, daarom zal de Heer de kruinen van de dochters van Sion kaal maken (het
verstand nemen), en Hij zal haar tooisel wegnemen.
In die tijd
zal de Heer hen ook de sieraden van de kostbare schoenen (de blindelingse
gelovigen) wegnemen en de haakjes (trouwe aanhangers) en de spangen (de
verschillende medailles), de kettingen, armbanden en de sluiers (als het bijgeloof),
de lovertjes, de borduurselen, alle gouden koortjes, reukballetjes, de
oorringen, de ringen en haarlinten, de feestkleren, de mantels, de gewaden en
de (grote) buidels, de spiegels, de versierde kragen, de boorden en de kielen
(allemaal de glinsterende ceremonie van de hoer van Babylon). Dan zal er in de
plaats van goede reuk stank zijn, in de plaats van de goede ceintuur een losse
band, in de plaats van krullend haar (slangenslimheid van de hoer van Babylon)
een kaal hoofd, en in de plaats van een wijde mantel zal een nauwe zak komen;
en dat alles zal zij krijgen in plaats van haar veronderstelde schoonheid.
Uw gepeupel zal door het zwaard
vallen, en uw soldaten in de strijd. En haar poorten zullen treuren en klagen
(omdat er niemand meer onderdoor zou willen gaan), en zij zal jammerlijk
zitten op de grond. En in die tijd zullen de oorlogen de mannen zo schaars
maken, dat dan zeven vrouwen één man zullen grijpen (of uit de zeven
sacramenten wordt er maar een) en zullen zeggen: Wij willen ons zelf voeden en
kleden, maar laat ons slechts naar uw naam genoemd worden, opdat onze schande
van ons worde afgenomen!'
En zo ziet dan, Mijn vrienden: wat de
profeet daar heeft gezegd, dat zal zeker zo in vervulling gaan, zo zeker en
waar als Ik u dat nu zelf heb verklaard. Want de mensen kunnen over een grote
lengte van tijd de waarheid niet verdragen, worden moe en zakken altijd weer
terug in hun oude, oordeel en dood brengende traagheid, en er valt dan werkelijk
niets anders te doen dan de mensen door uiterste middelen weer te wekken en ze
weer in de oude werkzaamheid op de wegen en paden van het licht en van het
leven te zetten.
Daarom zeg ik het u nu nog eens:
Waarschuwt de mensen vooral voor de geestelijke traagheid; want met haar treden
dan alle euvels in werking, waarvan de profeet heeft gesproken, en 1 k moet
het helaas toelaten! Denkt erover na!'
(De Heer:) 'Ik wil u een maat
aangeven, waarnaar u en ieder ander kan weten, hoe hij zal omgaan met de eigenliefde,
hoe met de liefde tot de naaste en hoe met de liefde tot God.
Neem het getal 666, dat in goede en
slechte verhoudingen of een volmaakte mens of een volmaakte duivel voorstelt.
Deel nu de liefde in de mens precies
in 666 delen. Geef God daarvan 600, de naaste 60 en uzelf 6, dan hebt u de
verhouding van de volmaakte mens. Maar wilt u een volmaakte duivel zijn, geef
dan God 6, de naaste 60 en uzelf 600!'
11.
De
openbaring van Johannes
Tekst: En er verscheen een groot teken
in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten, en op
haar hoofd een kroon van twaalf sterren. En zij werd zwanger, schreeuwde in
barensnood en had pijn en weeën van de geboorte. - En zij baarde een kind, een
zoon, die alle volkeren zou gaan regeren met ijzeren scepter. En haar kind werd
ontrukt tot God en Zijn troon.
Hfdst. 12 : 1, 2, 5
(Ontvangen
door Jacob Lorber)
Wat
zou die 'vrouw' toch zijn, die in de hemel met de zon bekleed verschijnt? Die
'vrouw' is het edele beeld van een mens zonder voortplantingskracht, maar wel
in staat tot voortbrengen en ontvankelijk. Dus is deze vrouw een volkomen
evenbeeld van de mens en derhalve geen karikatuur, geen vertekend beeld van de
mens.
Zo is ook Mijn leer, die toch zeker wel
in de meest volkomen hemel verschijnt, omdat zij in Mij is en uit Mij voortvloeit,
evenals de vrouw een meest volkomen evenbeeld van de geestelijke mens is, op
zich zelf niet tot voortplanting in staat, maar de mens wordt door haar bereid
al het goede uit liefde te ontvangen, hetgeen is de reine, hemelse, goddelijke
liefde als het eeuwige geestelijke leven uit Mij, hetwelk is het 'kind',
waarmee Mijn leer bevrucht wordt in het hart van de mens.
Er is hier echter beslist alleen van
Mijn zuivere leer sprake als van een volmaakte, hemelse vrouw, dus niet van een
dwaalleer en niet van een apewijfje. Dat deze volmaakte vrouw of Mijn zuivere
leer zeker met de zon of met Mijn Licht van alle licht bekleed is, omdat zij
uit Mij Zelf voortkomt, dat zal toch zeker wel heel natuurlijk zijn!
Maar omdat deze meest volmaakte,
hemelse vrouw of Mijn zuivere leer slechts tot opneming van de hemelse liefde
uit Mij in staat is, treedt zij de maan, zijnde het symbool van de eigen - of
wereldliefde, met de voeten als een aan haar hemelse aard volledig
tegengestelde polariteit. En zo is zij ook getooid met twaalf 'sterren' of met
de tien geboden van Mozes en daarboven met de twee geboden der (Christen -)
liefde, en zeker niet met de twaalf apostelen en ook niet met de twaalf stammen
van Israël, maar - zoals gezegd getooid met alle twaalf wetten van het eeuwige
leven.
De vrouw, of de daadwerkelijke liefde
uit Mij in de mens wordt en is reeds zwanger. Waarmee? - Hebt u nooit iets over
de wedergeboorte gehoord? Staat er niet: 'Wie niet wordt wedergeboren uit de
geest, die kan in het rijk Gods niet ingaan!?'
Ziet: het kind, waarvan de vrouw
zwanger is, is de zuivere goddelijke liefde, die echter door de veelvuldige
zelfverloochening de uiterlijke mens veel pijn doet, totdat deze hemelse
liefde in de geest van de mensen door zichzelf rijpt tot de heerlijke
wedergeboorte voor het eeuwige leven.
Men moet zich echter niet voorstellen
dat de leer naar de letter als de genoemde vrouw zwanger zou worden, want
alleen de levende, daadwerkelijke leer, in het geloof van de mensen opgenomen,
is de genoemde zwangere vrouw, uit wie de goddelijke liefde als een nieuw kind
wordt geboren, en dat is dan de wedergeboorte tot het eeuwige leven.
Dat kind is
dus een jongen! Waarom dan geen meisje, dus een vrouw in wording? - Omdat in
deze liefde, zoals in de man en niet in de vrouw, de scheppende voortplantingskracht
ligt en liggen moet.
Dit kind,
of de uit Mijn leer geboren goddelijke liefde in de geest van de mens, zal dan
met ijzeren scepter of met de meest onbuigzame goddelijke kracht alle volkeren
of alle uitdagingen en zinnelijke hartstochten van de wereld temmen; het zal
daardoor uit Mijn kracht de geest van de mens, al zijn genegenheid tot Mij
trekken, en hij zal zijn gelukzaligheid putten aan Mijn troon, welke eeuwig de
ware wijsheid uit Mij is! .
Ziet, dat is de zeer begrijpelijke zin
van deze verzen; zo moet alles in dit enige ware licht worden gezien en begrepen.
12.
Verklaring van de openbaring van
Johannes
(Ontvangen
door Gottfried Mayerhofer, 1875)
De openbaring van Johannes is een
afspiegeling van het menselijk gedrag op aarde vanaf Mijn overgang naar de
geestelijke wereld tot nu toe en tot aan Mijn Wederkomst. Deze openbaring is al
door zo velen verklaard, onderzocht en ontleed. En toch heeft nog niemand de
goede sleutel om de boeken van dit heilige Woord te ontsluiten gevonden, of om
de gebeurtenissen en tijdstippen juist te beoordelen, die alle na Mijn heengaan
moesten komen, zolang de mens als vrij schepsel de eigen heer van zijn daden
was. Thans, nu we bijna aan het eind van de hele profetie staan en het meeste
al voorbij is, wil Ik u stap voor stap deze openbaring verklaren. Daarmee kunt
u dan zelf beoordelen, hoe ver allen van de eigenlijke betekenis verwijderd
waren, die alleen letterlijk wilden ontdekken, wat uitsluitend door gelijkenissen
kan worden verklaard.
Zo lang de mens de verklaring of de
geestelijke betekenis van de woorden - wat men gelijkenissen noemt - niet begrijpt,
is het zinloos Mijn woorden in de meest innerlijke betekenis te willen vatten.
Zelfs de grote hoeveelheid nieuwe woorden, die u tot nu toe hebt ontvangen,
getuigen van hetzelfde. Want hoe vaker men ze leest, des te geestelijker, vaak
ook des te verschillender ten opzichte van vroeger, begrijpt men de inhoud. Men
moet van het grondbeginsel uit gaan, dat Ik als hoogste Geest alleen geestelijk
kan denken en spreken. En ook, dat Ik overeenkomstig het standpunt van de
menselijke geest gedachten en ideeën in voor u begrijpelijke woorden kleed.
Maar daarom is bij deze woorden - zoals u ze uitlegt en leest - dat nog lang
niet hun laatste verklaring.
Zo liet Ik ook eens Johannes dit
verhaal opschrijven, terwijl Ik Mijn ideeën aanpaste aan zijn bevattingsvermogen.
Had Ik anders met hem gesproken, dan had hij Mij niet verstaan, Mijn woorden
verkeerd geduid, of deze niet eens durven opschrijven - uit vrees het
slachtoffer van een vergissing te worden.
Dus zijn in deze openbaring slechts
symbolische beelden te vinden! Er staat de 'toorn Gods', de 'plagen' en nog
meer van dat soort uitdrukkingen, die in die tijd zelfs bij de profeten vaker
werden gebezigd, maar die niet letterlijk opgevat hadden moeten worden. Ik, de
God van liefde, kan noch toorn, noch haat of wraak oefenen; dat is beslist niet
mogelijk, hoewel Ik als God door plotselinge vernietiging of door morele dwang
alles onmiddellijk in de goede orde zou kunnen brengen.
Zou Ik soms in vuur en vlam geraken
over zaken, die Ik Zelf zo en niet anders heb geschapen? Zou Ik soms een vloek
uitspreken over schepselen, die - juist omdat Ik ze als vrije schepselen schiep
- moesten falen en vallen, opdat zij de grote goddelijke eigenschappen en hun
waarde door het tegendeel zouden leren kennen! Hoe zou men het licht naar
waarde kunnen schatten, als men van schaduwen duisternis niets zou weten! Hoe
de weldadige kracht van de warmte, als men koude niet kende! Hoe de verheven
deugd, zedelijkheid, morele gevoelens begrijpen, wanneer er niet de
tegenstellingen van zouden bestaan! Hoe de gedachte van de eigen vooruitgang
begrijpen, wanneer men niet de weg naar beneden wist?
Ziet, daaruit blijkt dat in alle
geschriften van het Oude en Nieuwe Testament nogal wat voorkomt, dat niet zo
bedoeld is, als de letter aangeeft, maar aangepast aan de opvattingen van die
tijd desalniettemin voor altijd de grote kiem van het geestelijke bevat. Daarom
zullen de geesten in het hoogste hiernamaals en zelfs de geesten der engelen
nog altijd iets hogers erin vinden, naar mate zij zelf hoger staan en naar mate
hun eigen geestelijk inzicht groter is. Zo zijn al Mijn woorden voor altijd een
rijke vindplaats van geestelijke schatten, die nooit een einde zullen nemen,
omdat Ik als oneindige geest alleen het oneindige kon denken en spreken en
door Mijn knechten kon laten opschrijven. Nu zullen we dus een stap verder
gaan en met de eerste hoofdstukken van de openbaring beginnen.
Deze eerste hoofdstukken houden zich met de zeven gemeenten
bezig, die na Mijn overgang bestonden en die het eerst en het best tot basis
zouden dienen om Mijn godsdienst of de verklaring en uitlegging van de Joodse
godsdienstcultus te bewaren. Zij zouden aantonen hoe men van het formele en
ceremoniële geleidelijk aan naar het geestelijke begrip zal overgaan om de in
de Joodse religie neergelegde grondwaarheden hun echte, eigenlijke waarde
terug te geven.
Deze gemeenten, die slechts uit weinig
uitverkorenen bestonden, waren als beginners - afgezien van vervolgingen door
anders gelovigen - ook nog blootgesteld aan de fout van verkeerde uitleg van Mijn woorden.
Daarvandaan de symbolische vermelding, dat de leden van de afzonderlijke
gemeenten zich aan hun leiders zouden vasthouden, die hen als sterren of
lichten de weg zouden wijzen die zij moesten gaan. En ook dat de gemeenten (en
de enkelingen), één met hun leiders, dan zelf 'lichten' of wegwijzers voor
anderen mochten worden die nog in duisternis wandelden. In de volgende
hoofdstukken volgen dan de vermaningen aan de afzonderlijke gemeenten. Zoals
bij allen kwamen daar valse profeten, overijverige verspreiders en alle mogelijke
dwalingen van het menselijke hart voor, omdat de betekenis van Mijn woord door
verschillende mensen ook verschillend werd opgevat. Verder verkeerden deze gemeenten
ook niet alle in dezelfde omstandigheden, gedeeltelijk onder elkaar,
gedeeltelijk met hen, met wie zij moesten leven, en waren zo aan allerlei
verzoekingen blootgesteld.
U zult in deze zeven gemeenten alle
mogelijke verhoudingen aantreffen, die bij vrij denkende mensen moeten
plaatsvinden: het ijverige aanhangen van een geloofsleer alsook het ten dele
afvallen daarvan, het enthousiaste opnemen alsook het misverstaan, het
weifelen tussen geestelijke en wereldse richting. Precies zoals u zelf, waar u
toch ook een gemeente vormt, zelf kunt waarnemen, dat 'noch koud noch warm' bij
u even toepasselijk is als eens voor meer dan duizend jaar. Zo zult ook u met
de u omringende wereld in strijd geraken, hoe meer u Mijn leer wilt aanhangen
en uw doen en laten dan met de overige wereld in tegenstelling is. Zo was het
met het stichten van iedere nieuwe godsdienstsekte, die van mening was een
betere weg te zijn opgegaan. En zo is het nu bij u en zal het nog bij vele
anderen zijn, die Mijn woorden graag aan de wereld dienstbaar zouden willen
maken.
Iets is nog bij deze eerste
hoofdstukken van veel betekenis, namelijk dat juist het getal zeven als
geestelijk symbool is genoemd (Zeven sterren, zeven gemeenten, enz.).
Om het getal zeven wat dichter bij uw
geestelijk oog te brengen, moet Ik u erop wijzen dat u toch reeds alle oneven
getallen aan een nadere beschouwing dient te onderwerpen, opdat u het
belangrijke van deze en vervolgens de getallen 3 of 7 beter kunt verstaan.
Ziet, wanneer men de zeven of de drie
opmerkzaam bekijkt, zal opvallen, wil men iets symmetrisch beoordelen, dat bij
de drie twee (afzonderlijke) elementen elk aan een kant, en bij de zeven drie
elementen aan elke kant komen te staan:
(
---*---)
Want geestelijk gezien is slechts
harmonie mogelijk, wanneer er zich ergens een basis of een middelpunt bevindt,
waaromheen zich alles beweegt, ervan afhankelijk is en erop steunt. Welnu, er
is bij de drie steeds het middelste getal als middelpunt te plaatsen, waarvan
de anderen relatief afhankelijk zijn en eruit voortkomen of pas door hem tot
betekenis zijn gekomen. Evenzo met de zeven, waar drie aan elke kant de
opbouwende, aanvullende en verbindende factoren van het geheel zijn.
Neemt Mijn zeven eigenschappen, dan
vindt men de orde in het midden; want zonder orde kan niets bestaan, en zo is
deze de steunpilaar van al het geschapene, indien het behouden zal worden. U
ziet, dat hierbij, hoewel orde uit liefde, wijsheid en wil is voortgekomen,
toch de orde de basis moet zijn van de ervoor en erna komende eigenschappen,
namelijk de basis van de ernst, het geduld en de barmhartigheid.
Neemt de eerste drie eigenschappen:
liefde, wijsheid en wil, dan is weer de wijsheid evenals de orde de steunpilaar
van de voorgaande. En neemt men de laatste drie, dan is geduld de hoofdzaak tussen
ernst en barmhartigheid. Want wanneer Ik vrije schepselen naar Mijn evenbeeld
heb geschapen, dan moet vooreerst toch het geduld er zijn, opdat Ik niet Mijn
eigen werk zou gaan verwoesten.
Wat Ik u hier van Mijn eigenschappen
voorleg, kan men ook te weten komen in de wetten van de zeven kleuren en de
zeven tonen, welke eveneens materiële gelijkenissen zijn van Mijn geestelijke
eigenschappen.
Wij zullen nu overgaan tot de volgende
hoofdstukken. Zoals de Openbaring grootse afbeeldingen van alle fasen van Mijn
godsdienstleer voorstelt, zo moeten de verklaringen aantonen, hoe alles in
zijn werk is gegaan. Hoe nu spoedig het duizendjarige rijk die harmonie zal
bewerkstelligen, die eens tussen Mij en Mijn discipelen heerste, en die later
tussen Mij en de hele mensheid gesticht wordt, opdat er slechts één herder en
één kudde zal zijn.
Het volgende hoofdstuk bespreekt een
visioen van Johannes, dat hem de Heer en Schepper toont als de hoogste der
hemelen. Precies in de voorstelling, zoals de toen levenden het gewend waren te
zien: zittend op een troon, omgeven door de oudsten en de hoogsten, die met
gouden kronen getooid waren. Hier zien we weer, dat Ik, om begrijpelijk te
zijn, Mij van de intelligentie van Johannes moest bedienen. Zo is ook het
aantal van de oudsten 24, het aantal, dat in Jeruzalem voor de opperpriesters
gold, waar de hele raad inclusief de hogepriester uit 25 personen bestond.
Wat betreft de vier dieren en
de glazen zee, de dieren zelf zijn de belichaamde attributen van Mijn Eigen Ik:
de leeuw als sterkte of almacht, het kalf als zinnebeeld van zachtmoedigheid,
de mens als geestelijke potentie, en de adelaar als heerser over de universele
ether. Wanneer deze dieren met veel ogen getooid zijn en ook vleugels als
adelaars hebben, dan betekent dat de algemene heerschappij over hemel en
aarde. De glazen zee betekent dan de alwetendheid, wat wil zeggen: Voor het oog
van God is alles doorzichtig, en met de snelheid van een adelaar doorvliegt
Zijn blik het hele universum. Met de kracht van de leeuw regeert Hij alles, met
de zachtmoedigheid van een kalf vereffent Hij alle misstanden, en met de geest,
gelijk een mens naar Zijn evenbeeld, veredelt en vergeestelijkt Hij alles,
opdat zelfs het materiële eens daarheen komt, vanwaar het is uitgegaan. En
nadat alle krachten van de schepping bewust en onbewust zich voor de Enige Heer
bogen, vielen ook de oudsten op hun knieën, welke de geestelijke wereld in het
hiernamaals voorstellen om de Schepper de verschuldigde eer te betonen.
Zo werd Johannes eerst in figuurlijke
gelijkenis getoond, wat de majesteit van God is, voordat hij in staat was te begrijpen,
wie Diegene was, die Hij op deze kleine aarde liet afdalen, om de mensen te
redden voor het volledige verlies van hun geestelijke waardigheid. Dit is het
begin van het grote gistingsproces, dat geestelijk op deze aarde werd ingeleid,
opdat de zuivere leer in feite gesticht zou worden, waard, dat de Heer als
menselijke aardezoon door Zijn grootste vernedering aan de aardbewoners opnieuw
de hoogste menselijke waardigheid gaf.
Wat zich nu in het verloop der tijden
daartegen teweer stelde en wat het eindresultaat van dat alles zal zijn, dat
beschrijven de navolgende hoofdstukken in overeenkomstige beelden.
Zo, als het werkelijk gebeurde, dat het
Goddelijke door de mensen eerst verheven, dan vernederd werd, - maar tenslotte
als geestelijke overwinning over de materie een blijvend rijk van vrede en van
rust zal brengen.
Het volgende hoofdstuk laat aan
Johannes een boek zien, aan alle kanten beschreven, met zeven zegels
vergrendeld. Dit betekent Mijn enige en ware leer, die Ik de mensen begrijpelijk
in twee geboden gaf. Deze verkondiging door de Mensenzoon als 'Lam' -
zinnebeeld van onschuld en geduld, betekent het 'ontsluiten' van het levensboek,
dat met Mijn zeven eigenschappen is, vastgemaakt, opdat Hij het aan de
hele schepping en in het bijzonder aan de aardemensen bekend zou maken.
Het eerste zegel laat het beeld zien, hoe uit het boek een
wit paard opsteeg als zinnebeeld van Mijn alomvattende liefde, gekroond
door alle andere eigenschappen, en met een boog, om ook de hardste harten te
verwonden, opdat zich alles eens in liefde zou oplossen. Uit liefde werd de
wereld geschapen, uit liefde kwam Ik naar de aarde, en uit liefde zal de eerste
grondsteen bestaan, die Mijn goddelijke leer op aarde zal stichten, en die
nooit te overwinnen zal zijn.
Het tweede zegel bracht een rood paard, zinnebeeld van
de wijsheid of menselijk gezegd, van het verstand, de oordeelskracht,
die kritisch alles wil afwegen. Zij zal de goddelijke, hemelse leer met het
materiële bestaan vergelijken en zal daardoor de verschillen zichtbaar maken.
Derhalve zal niet vrede, maar strijd het resultaat zijn, hoe de menselijke
hartstochten met de principes van de geestelijke zielemens in conflict komen,
waardoor dan fanatisme aan de ene alsook aan de andere kant, godsdienstoorlogen
in het uiterlijke en gewetensstrijd in het innerlijke verwekt worden - als noodzakelijk
gevolg, waar twee uitersten als tegenstellingen tegenover elkaar staan.
Het derde paard, dat te voorschijn komt, was zwart en
had een weegschaal in de hand. Het was de vaste en gerechte wil, die
zich had voorgenomen het einddoel ongestoord door alle hindernissen na te
streven. De wil is ook gelijk aan de gerechtigheid, die de daden afweegt, en
waar de goeden zichzelf belonen en de slechten zichzelf bestraffen. Gerechtigheid
zou overal moeten heersen, in geloofsaangelegenheden alsook in het sociale
leven. Ik als Christus leerde de mensen om hun ontvangen leer beter te
verstaan. Ik leerde hen de liefde en de wijsheid, welke de liefde in de juiste
maat 'wijst'. Ik leerde hen tolerantie of gerechtigheid jegens allen, en
derhalve zijn deze drie zegels de sleutel, hoe Mijn leer zich zou moeten
uitbreiden, wanneer zij de veredeling van het mensengeslacht wilde bereiken.
Het vierde zegel toont u een vaal paard, d.w.z. van
onbepaalde kleur, niet koud en niet warm, of figuurlijk, zoals het daar heet,
de dood. Want de dood betekent immers niet het einde, maar slechts verandering.
En zo is ook de kleur van het paard gelijk aan de weg bij de verandering door
Mijn leer, hetzij opwaarts of nederwaarts te gaan; opwaarts tot hogere
vergeestelijking bij het aannemen daarvan, en nederwaarts bij verdierlijking
van de edelste eigenschappen, die Ik als Schepper in het menselijke hart heb
gelegd. Dit zegel is gelijk aan de orde of de wetmatige gang van al het
geschapene.
Het leidt dan heel vanzelfsprekend
naar de verklaring van het vijfde zegel, waar de offers ook figuurlijk
zijn uitgebeeld, die ter wille van de leer door de hartstochten van de mens
materieel gebracht worden. Hierbij is ook reeds de overwinning aangegeven,
welke eenieder ten deel valt, die aan het geestelijke zijn hoogste goed op
aarde, zijn eigen natuur en zijn eigen materiële lichaam offert. Zo waren,
zoals voordien bij de weegschaal de rechtvaardigheid, hier op overeenkomstige
wijze de beloning en de hoogste vreugden uitgebeeld, welke hen ten deel
vallen, die midden in de strijd de banier van hun God en Zijn leer kunnen
hooghouden en beschermen.
Het zesde zegel toont u een volledige revolutie op de
hele aardbol, hetgeen betekent: De drang tot de geestelijke leer zal alle
sociale verhoudingen willen veranderen. De ijverige haast dat ene te bereiken,
zal de tegenstander tot een even grote haast aansporen. Er zat oorlog en
verwoesting komen in het innerlijke en het uiterlijke. Machthebbers zullen
tegen zwakke volkeren en de volkeren tegen machthebbers aanstormen, wanneer
hun rechten teveel worden beperkt. Zo zal de godsdienst van de liefde, de vrede
en het geduld in de strijd om haar eigen behoud slechts het tegenovergestelde
oproepen, en deze machten zullen elkander zo lang bestrijden, totdat het
geestelijke zal overwinnen. Dit zesde zegel is dus gelijk aan het geduld, wat
niets anders betekent dan: alle verzet is tevergeefs! Waar God Zijn goddelijk
recht wil laten gelden, moeten zelfs de stenen toegeven, want aan Hem is het
recht en de glorie in eeuwigheid!
En zie, de met het zegel getekenden
zijn gelijk aan hen die overwonnen hadden, en die de zaligheden ten deel
vielen, waarvan Ik eens zei: 'Die Mijn woord geloven en ernaar handelen, die
zullen zaligheden in het hiernamaals genieten, die geen menselijk oog ooit
heeft gezien en die geen menselijk oor ooit heeft gehoord!' Deze zaligheden
zijn al met het witte kleed, als symbool van onschuld, aangeduid. En de
getekenden zullen de prijs ontvangen voor alle leed en droefenis, die zij voor
Mij en in de naam van Mijn godsdienst verdragen hebben.
Zo zal zich geleidelijk aan het
schilderij ontwikkelen, waarop vanaf het eerste woord van liefde tot aan alle
godsdienstoorlogen, vervolgingen en fanatieke priesteroffers de hele
geschiedenis van Mijn leer in bepaalde tijdperken zal worden uitgebeeld.
Het openen van het zevende zegel of
het einde van het ontwikkelingsproces, waar ondanks alle plagen en verschrikkingen
toch alleen maar de barmhartigheid haar laatste taak uitoefent, is met
de zeven bazuinstoten en de daarop volgende plagen uitgebeeld, welke slechts
zuiveringsmiddelen zullen zijn om de mensen tot het beste terug te voeren. De
bazuin stoten zijn eveneens vele gelijkenissen van de moreel geestelijke
veranderingen, die in het menselijke gemoed plaatsvinden, zodra het
tweesnijdend zwaard van de twijfel ingrijpt en het wantrouwen van het ongeloof
zijn gesel zwaait.
Zo werd figuurlijk het reukwerk
(offer) op het altaar van de liefde een plaag voor de zelfzuchtige mensheid.
Zoals figuurlijk alles verdorde, zo sloot de mens in het algemeen voor alle
edele eigenschappen zijn hart, hij wilde van geen godsdienst weten die
opofferingen eist en zijn aardse hartstochten wil intomen.
Zoals
figuurlijk vuur alles verwoest, zo verwoestten ook de zelfzuchtige hartstochten
weer al het goede. Vervolgingen kwamen in de plaats van tolerantie in
geloofszaken, men trachtte met bloed te delgen wat slechts van geestelijke aard
en derhalve onverdelgbaar was. Zo was het nog gedurende de eerste Christelijke
tijd onder de Romeinen, waar alle denkbare gruwelen van fanatieke
godsdienstrituelen der heidense priesters bestonden, waardoor deze laatsten het
stempel van religieuze wijding werd opgedrukt.
Wat de enkeling overkwam, werd later
over grote massa's uitgebreid: hoe meer het aantal gelovigen groeide, des te
meer vervolgingen kwamen ertegen hen; hoe groter de ijver voor de zuivere leer,
des te groter de offers van de martelarendood. En zo namen na het verval van
het Romeinse rijk de nieuwe toestanden gestalte aan, waar twee bisschoppen op
de troon zaten, de ene in Byzantium, de andere in Rome. Terwijl zij het
onderling nooit eens waren, steunden zij toch altijd deze disharmonie omwille
van het eigen voordeel. Zoals er vroeger Christenvervolgingen bij de heidenen
waren, zo werden nu door de pausen massaal mensen vervolgd, die niet
geloofden wat zij voor juist hielden, of wat hen op dat moment net van pas kwam
om voor juist te verklaren.
Vanaf de tijd der deling van het
Romeinse rijk, toen later de bisschop van Rome paus werd, beginnen de
godsdienstoorlogen, de onenigheden van de concilies, de vervolgingen door
kerkelijke inquisities, de knechting van de koningen door de pausen en
tenslotte de kruistochten. Vervolgens de reformatiepogingen en de bloedige
gevolgen daarvan in alle landen, alsook door de vermenging van de menselijke
rassen de ontwikkeling van de verschillende ziekten, zoals de pest, enz. Dat
alles wordt door de bazuinstoten alsook door de toornschalen figuurlijk
uitgebeeld, evenals het overeenkomstige geestelijke beeld van 'De strijd van
de vrouw met de draak': Uitbeelding van de strijd der menselijke hartstochten
en wereldse interessen met de geestelijke vooruitgang en de leer van de
liefde, verder ook de barensnood om het eens begonnen werk tot een einde te
brengen, en ook de heftige strijd, die het boze tegen allen deed oplaaien, die
zich tot het geestelijke wendden.
Al deze door Johannes aanschouwde
beelden drukken niets anders uit dan de heftige weerstand die Mijn leer moest
oproepen en de natuurlijke voortgang, hoe tussen goed en kwaad het goede
tenslotte moet en zal overwinnen. Stoort u niet aan de vorm van de beelden; zij
waren aangepast aan de opvattingen en de schrijfwijze van toen. Ander kon over
een periode van vele eeuwen niet op de mensheid ingewerkt worden, die weinig
liefde kende en hoogstens voor de vrees opzij ging. Had Ik het hele
ontwikkelingsproces tot heden toe in een voor u gangbare taal laten schrijven,
dan was de klank van Mijn woorden weggestorven en om de geestelijke zin ervan
had zich niemand bekommerd.
De schorpioenen, de draken met 7 koppen, 10 horens en gouden
kronen betekenen de veelzijdige uitleg van Mijn leer, hoe zij soms door
wereldse macht gesteund de mensen dwong bepaalde religieuze dogma's en
ceremonies aan te nemen, waaruit dan vele godsdienstige sekten zijn ontstaan.
De beelden tonen de uit de
geschiedenis bekende heerschappij van de kerk en de middelen, die zij
hanteerde om aan de macht te komen, en hoe daar mensen massaal aan het
fanatisme van de Roomse Kerk en haar inquisiteurs ten offer zijn gevallen. De
latere beschrijving hoe tenslotte de godsdienstige stemming geleidelijk aan
weer minder wordt en het materiële schijnbaar de overwinning behaalt, hoe goud
en zilver nu meer gezocht worden dan geestelijke rijkdom, dat kunt u in de
volgende hoofdstukken lezen; het zegevierende stijgen van het boze onder het
mom van religieuze cultus, dan door de ontdekkingen van de wetenschappen het
dalen van de eerstgenoemde, maar ook van alle godsdienstigheid en de overgang
naar het materialisme. Zo is in deze beelden de val van de Roomse Kerk
voorspeld, maar niet alsof Ik haar zou verwerpen, maar zoals zij zichzelf
heeft overgegeven aan de ondergang en uit eigen werken haar loon moet hebben.
De gedode profeten wijzen op het martelaarschap in vroegere
tijden, waar zo menige godsvruchtige man de brandstapel moest bestijgen. In
geen eeuw liet Ik het achterwege om opwekkende profeten te zenden, opdat de
mensheid zich niet helemaal in de geestelijke slaap zou laten wiegen. De toornschalen
en de verschillende werkingen daarvan betekenen pestilentiën en oorlogen,
welke de mensen deels door hun eigen tegennatuurlijke leven tevoorschijn hebben
geroepen, deels als moedwillige gruwel zelf veroorzaakte. Nu nog kunt u zelf
vaststellen hoe de uitwerkingen van het egoïsme, het materialisme, van de
ongeremde hartstochten in het algemeen, alsook elk afzonderlijk, ongelukken van
uiteenlopende aard tevoorschijn roepen: ongelukken te land en ter zee,
ongelukken door natuurrampen, veroorzaakt door het slecht beheren door de
mensen van hun eigen aarde, zelfmoorden en moorden in alle vormen als resultaat
van gebrek aan religieus gevoel, gebrek aan geloof aan een andere wereld, enz.
Neemt dit alles te samen en schrijft
het op in de figuurlijke taal van het Oosten, zoals eens Mijn discipel
Johannes dat heeft gedaan, en u zou aan de zeven toornschalen nog andere kunnen
toevoegen, die een even verschrikkelijke toestand zouden beschrijven.
Zo ging Mijn leer door alle fasen,
waartoe het menselijke gemoed in staat is, van de zuiverste piëteit tot het
meest krasse ongeloof en de verwerping van al wat gegeven werd. Vanaf het
strenge opvolgen van Mijn geboden, het pedante uitleggen van Mijn woorden, tot
aan het volledige verwerpen van al het door duizend stemmen in de zichtbare en
onzichtbare natuur gepredikte geestelijke ziet u als beeld voor u. Het werd
gegeven in de vorm van vermaningen en bazuinstoten, waarop echter, bij niet
opvolging, de dood of straf op de voet volgde. Van de toornschalen en hun uitstorting
- als symbool dat het boze en het moreel en fysiek onnatuurlijke zichzelf moet
straffen - ziet u alles duidelijk voor u: Hoe Mijn zeven eigenschappen
geleidelijk aan tot het beste aanzetten, hoe de vrije natuur van de mens zich
daartegen verzet, hoe dwalingen op dwalingen, fouten op fouten volgen. Hoe alle
moeite om de mensheid Mijn woorden volledig uit het hoofd te praten tevergeefs
is en hoe zelfs het ergste nog tot het beste moet en zal leiden.
Deze langdurige strijd van de draak
met de hemel, het vervolgen van de vrouw met het kind Christus als vredesstichter,
dat alles zal u nu helder voor ogen staan. Het zal daarnaast ook duidelijk
zijn, dat er na het langdurig heen en weer golven een beslissing moet vallen,
waarbij bepaald wordt wie de overwinnaar en wie de verliezer is! Deze tijd gaat
u nu tegemoet. Zij is in de vorm van het duizendjarig rijk voorgesteld als
geestelijk leven in vrede, dat diegenen ten deel valt, die niet met het teken
van het beest maar met het teken van God zijn gemerkt.
Zoals voor Mijn
komst op aarde reeds een geestelijke strijd heerste tussen het geestelijke en
het materiële in gematigde vormen, en zoals na Mijn heengaan dit
scheidingsproces ook tot een eindresultaat moet leiden, zo zal nu na deze meer
dan duizendjarige strijd een tijd van vrede aanbreken. De mensen zullen
beginnen weer mensen te zijn, zoals Ik ze heb geschapen en wil hebben, willen
zij Mijn kinderen genoemd kunnen worden.
Dit zal de tijd van
de vergelding zijn, de tijd, waarin het geestelijke het materiële heeft overwonnen.
Waar de mens als burger van twee werelden zich thuis zal voelen, zowel in de
ene als ook in de andere, opdat eindelijk Mijn woorden verstaan worden en Mijn
toenmalige komst op uwaarde in het volle licht van de goddelijke roeping
daarvan gewaardeerd wordt en er met liefde gehoor aan gegeven zal worden. Dat
zal een tijd zijn, waarin de draak verslagen en gevangen zal zijn en de tien
geboden van Mozes en Mijn eigen twee geboden in hun volle betekenis zullen
worden begrepen. In deze tijd van vrede en rust zal ook het geestenrijk zijn
daadwerkelijk aandeel kunnen leveren, opdat de achtergeblevenen, zich warmend
aan het voorbeeld van de levende mensen, gemakkelijker vooruit komen dan zij
tot nu toe konden.
Deze tijd staat in de openbaring
genoemd onder de titel 'het duizendjarig rijk' of 'het nieuwe Jeruzalem'. Want
eens was Jeruzalem de plaats, waar in de tempel de heilige Ark des Verbonds
werd bewaard, waar het eeuwige vuur brandde en slechts psalmen en reukwerk aan
het offeraltaar getuigden van de zuivere godsdienst voor IEOUA. Dit Jeruzalem,
dat door zijn eigen priesters werd verontreinigd en ontwijd en dat zich door
Mijn daar beleefde dood als mens in plaats van met zegen met een vloek heeft
beladen,
dit Jeruzalem, waarvan de ondergang
door profeten werd voorspeld en door Mij bevestigd, - zal weer geestelijk afdalen
naar uw aarde. Het zal komen zoals in de glans van zijn eerste tijd, vrede en
rust brengend aan allen, die in Hem geloven, die eens in die stad heeft
gepredikt, geleden heeft en gekruisigd werd, maar die weer is opgestaan. Deze
stad als symbool van de eerste gemeenschap van de Schepper met zijn schepselen
zal nederdalen met de palm van vrede voor allen, die na strijd en lijden zich
het kind schap van God hebben verworven.
Zoals de Joden eens slechts één
Jeruzalem kenden, net zó zal er dan ook slechts één kerk zijn. Er zal één
herder en één kudde zijn! De godsdienstsekten zullen verdwijnen, de God,
Schepper en Heer, die eens als mens op aarde wandelde, zal als zodanig herkend
worden als Hij was, is en eeuwig zijn zal, als uw leider en vader van allen.
De gemeenschap van de geestelijke
wereld zal nog daarmee verhoogd worden. dat Ik Zelf in persoon tot Mijn
kinderen zichtbaar zal komen, om hen te troosten en metterdaad te bewijzen, dat
alles wat Ik eens zei, wat Mijn apostelen schreven, en wat Johannes in zijn
openbaring zei, vervuld zal worden. Wanneer alle geestelijke en materiële
oorlogen opgehouden zijn, dan zullen allen Mij gemakkelijk verstaan en ook Mijn
geboden gewillig onderhouden, die beginnen met naastenliefde en eindigen met de
liefde tot God.
Maar ook op dát duizendjarige rijk zal
nog een andere periode volgen, waarin de menselijk dierlijke natuur zich haar
laatste inspanning zal getroosten en de gevallen grote geest zijn afstammelingen
zal willen opeisen. Maar tevergeefs zal zijn streven zijn, en er zal dan ook
voor hem de vraag komen, of vooruit of terug, wat zijn verdere bestaan of
niet-bestaan zal bepalen!
Dat alles is de eigenlijke grondstof
van de openbaring van Johannes. Figuurlijk gegeven, maar met geestelijke
ogen en in de taal der gelijkenissen gelezen, zal het u duidelijk laten zien,
hoe deze kleine bloem van liefde, die Ik in de harten van de mensen heb geplant, nooit is uit te
roeien. En hoe ondanks alle plannen van de machthebbers in geestelijke of
materiële zin deze kiem van goddelijke oorsprong nooit te vernietigen was. De
liefde maakt toch de grondeigenschap van Mijn eigen Ik uit en was het Waarom,
waaruit Ik het hele universum te voorschijn heb geroepen! Hoe zou deze vonk
verloren kunnen gaan, zich kunnen laten verwoesten? Tevergeefs rammelden allen
aan dit gebouw, tevergeefs trachtten de mensen Mijn woorden verkeerd uit te
leggen. Alles viel weer op henzelf terug en zij moesten oogsten wat zij hadden
gezaaid. Zo ziet u nu geleidelijk aan alle wetenschappen en spitsvondige
verklaringen van de liefde woorden der Heilige Schrift als sneeuw voor de zon
van de waarheid vergaan.
Hoe groter de weerstand aan de ene
kant is, des te vlugger voltrekt zich het proces aan de andere kant. En zo zal
ook het eindresultaat van alle doen en laten slechts Mijn leer bevorderen, meer
in het juiste licht plaatsen en zo steeds meer de overgang naar het
duizendjarige rijk voorbereiden. Dan zal het nieuwe Jeruzalem als symbolische tempel
van de vrede de verbinding tussen Mij, de mensheid en de geestelijke wereld
weer herstellen, waar noch bazuinstoten noch toornschalen verwoestende
uitwerkingen zullen oproepen, maar waar zelfs uw aardbol, de daarop levende
wezens, alsook het dieren - en plantenrijk, dezelfde soort liefde aannemen, als
de mensen zelf die zullen hebber!. Een heel mensengeslacht, door banden van
liefde verbonden, zal elkander helpend onder de armen grijpen, waar niet de
heer, niet de knecht, maar de band van broeder - en zusterliefde hele volken
heeft samen geketend, waar territoriale grenzen verdwenen zijn en machthebbers
en pausen er niet meer op uit zijn om, de een de fysieke, de ander de geestelijke
krachten aan zich dienstbaar te maken.
Ook in hun binnenste door een
rationele godsdienst geleid, zullen zij naar de influisteringen van andere
geesten en zelfs naar Mijn stem eerder luisteren en er geloof aan hechten. Zo
is dan zelfs de omgang met de geestelijke wereld een bindmiddel geworden, dat
de dood met zijn verschrikkingen op deze wereld verbant en u de andere wereld
zó voorstelt, als zij werkelijk is.
Hier hebt u dus een geestelijke,
verstrekkende verklaring van de openbaring van Johannes. Weliswaar niet zo, als
de wereld die van Mij verwacht, maar zó, dat de wereld haar zou kunnen
verstaan, wanneer zij eerst zelf met geestelijke ogen heeft leren lezen.
Beelden blijven beelden, en aan ieder beeld ligt een gedachte ten grondslag,
die zich dan door middel van vormen individueel tracht uit te drukken. Zo
moeten de beelden van de Apocalyps worden opgevat, niet letterlijk; dan zou men
niet tot resultaten komen, omdat daar talloze tegenstrijdigheden uit
voortkomen.
U moet ook nog aannemen, dat in het
geestelijke rijk een andere associatie van ideeën en gedachten heerst dan bij u
hier levende mensen. En dat derhalve visioenen, zoals die door Johannes zijn
gezien, een ander karakter moeten hebben dan uw nu aangenomen, goed geordende
rede. Ziet, reeds in de oudste tijden was de uitdrukking van de gedachte niet
de taal van woorden, maar meer beeldspraak; De oude Egyptenaren schreven hun
monumenten zelfs vol met dat soort tekens.
Nu nog
bestaat in de Oosterse talen het gebruik van de beeldspraak. Deze is een
overblijfsel uit lang vervlogen tijd, waarin de mensheid dichter bij haar
oorsprong stond, en waarin ook haar manier van uitdrukken dichter bij de geestelijke
wereld stond.
Al deze proeven bewijzen, dat ook na
de overgang naar een hoger leven, al naar gelang de trap van geestelijke
vooruitgang, de taal en de communicatie tussen geesten een andere zal zijn
dan die via het langzame woord, waarvan u er vaak veel nodig hebt om een enkele
gedachte uit te drukken. Zelfs Mijn hele schepping, wat is zij dan anders voor
u dan een beeldspraak? En zij zal dat net zo lang blijven totdat u het dieper
liggende geestelijke Waarom kunt inzien, waarom alles zo en niet anders is
geschapen. En zoals u nu uw taal hebt, zoals Ik de Mijne in de zichtbare natuur
heb, zo hebben ook geesten in hogere regionen hun communicatie, die zich schijnbaar
anders laat aanhoren, dan naar wat er feitelijk in haar verborgen is. Vandaar
de vergeefse moeite van uw geleerden, om beelden van geestelijke aard in wereldse
woorden in te kleden. En vandaar ook Mijn woorden van nu, om u naast de
verklaring van een grote openbaring nog terloops een stap verder in Mijn
huishouding te leiden. Ik wil het u alleen overlaten de vredige beelden te
verstaan en slechts de strengere beelden van de openbaring verklaren, waar
schijnbaar alleen de toorn van God en onverbiddelijke vergelding heersen -
opdat u de God, die alleen liefde is, ook in deze beelden niet zult
misverstaan. Er nadert een tijd, waarin de geestelijke wind, die zich nu al in
zijn bewegingen kenbaar maakt, sterker zal waaien. Waar u zich dan niet gelijk
rietstengels nu eens hierheen, dan daarheen zult neigen, maar precies de weg
zult gaan, die Ik u heb voorgeschreven. Er zullen, zoals het figuurlijk in de
Bijbel staat, valse profeten opstaan. Er zal misbruik gemaakt worden van de
zuiverste leer, van de communicatie met geesten, ja van alles, opdat het de
mensen dient tot bevrediging van hun dierlijke hartstochten. En alvorens het
rijk van vrede kan naderen, zal nog menige toornschaal over de mensheid worden
uitgegoten door de mensen zelf, omdat de partijen zich geestelijk en materieel
steeds ongenaakbaarder tegenover elkaar zullen opstellen, naarmate de tijd tot
beëindiging dringt. Door deze strijd zullen ook de laatste toornschalen in
vervulling gaan, waarna, wanneer tegenstand niet meer zal baten, neerslachtigheid,
ellende en gehuil zullen volgen. Sommigen zullen troosteloos, anderen met goede
moed het einde en ook de overwinning van de goede zaak afwachten.
Het grootste deel van de openbaring
als ontwikkelingscrisis is voorbij, het ergste moet nog komen. Maar hebt geduld
en vertrouwen in Mij! U wilt Mijn kinderen zijn of worden. Toont u dan die naam
waard en de zegepalm, zoals de openbaring zelf haar noemt, zal u niet
ontbreken. Bereidt u op alles voor! Niet Ik, maar de dierlijke aard der mensen,
hun kunstmatig verwekte ongeloof, hun ontembare heerszucht en geldzucht zal ook
deze toornschalen en bazuinbeelden helpen vervullen.
Er moet toch heel natuurlijk, voordat
Ik Zelf uw aardbol weer betreed, een reinigingsproces komen. Zoals bij zwoel
weer het onweer de lucht reinigt, doordat het met geweld alle schadelijke
dampen neerslaat, opdat er weer zuivere lucht kan waaien, zo is het ook bij het
geestelijke reinigingsproces: omdat de weerstand sterk is, moet het ook tot
sterke uitbarstingen komen, zonder welke geen vereffening mogelijk is. Bij u
op aarde zal iedere strijd ermee eindigen, dat alle partijen hun onmacht en
Mijn almacht erkennen, waartegen elke weerstand tevergeefs is.
Vat dus
deze verklaring van de openbaring op als een schilderij, dat u alle fasen laat
zien, die een Godsidee moet doorlopen, om tot haar eigenlijke waarde te komen.
Neemt deze beelden als gelijkenis, hoeveel het kost tot het goede overwint en
het boze zich gewonnen geeft! Neemt als geestelijke denkers deze beelden als
overeenkomstige aanwijzingen. Want zoals Johannes geestelijk het verloop van
het Christendom zag, zo vindt in de levensloop van ieder mens hetzelfde
plaats in geestelijk en materieel opzicht.
Zulke
gevechten, zulke bazuin stoten en toornschalen worden geleegd over ideeën. Wel
degene, die, ook het bitterste benuttend, toch iets heilzaams daaruit weet te
halen. Het geestelijke louterings- en ontwikkelingsproces blijft overal
dezelfde strijd van de geestelijke tegen de dierlijke aard; opoffering van
zichzelf, tolerantie jegens anderen. En laat zo ieder zijn eigen leven zien,
dan vindt hij in deze openbaringsbeelden zijn eigen levensgeschiedenis min of
meer opgetekend!