DE WEDERKOMST VAN CHRISTUS
Een ontwikkelingsbeeld der mensheid
Jakob Lorber
Uitgeverij De Ster - Breda
Ginnekenweg 124,4818 JK Breda, Tel.: 076 - 226700.
Oorspronkelijke
titel: 'De Wiederkunft Christi, Ein Entwicklungsbild der Menschheit', AuswahI
aus den Werken Jakob Lorbers, Lorber- Verlag Bietigheim/Württemberg 1978.
Vertaling:
B.A.Finkelnberg.
ISBN 90
6556211 7
1 Ilustratie
omslag: De maaItijd te Emmaüs, Rembrandt. Copyrights @ 1985 Uitgeverij De Ster
- Breda.
Inhoud
Wie was Jakob Lorber?
Voorwoord
1. Het
grote Morgenrood - voorafgaande aan de komst des Heren
2. Over de persoonlijke wederkomst van de Heer
3. Een ontwikkelingsbeeld van de mensheid.
4. Verklaringen van teksten uit de Schrift.
5. De Antichrist
6. De
huidige geestelijke zondvloed.
7. De
krachten der hemelen zullen in beweging komen
8. Het duizendjarige rijk
9. Over
het zevenvoudige komen des Heren.
10. Het
grote en nieuwe Jeruzalem.
Het getal
666
11. De
openbaring van Johannes.
12.
Verklaring van de openbaring van Johannes.
Wie was Jakob Lorber ?
(1800 -1864)
De
uiterlijke gebeurtenissen in het leven van Jakob Lorber, die in Oostenrijk
geboren werd en zich als muziekleraar, musicus en componist vestigde in Graz,
bleven bescheiden tegenover zijn roeping tot 'schrijfknecht Gods', die hij in
zijn veertigste levensjaar door het innerlijke Woord ontving en waaraan hij
vervolgens tot aan het einde van zijn leven in onwankelbare trouw gehoorzaamde.
Zijn
biograaf en vriend gedurende tientallen jaren Karl Ritter von Leitner bericht
daarover: 'Het gezicht rustig en luisterend, ononderbroken schrijvend, nooit
stokkend, nooit zich bezinnend, gleed zijn pen over het papier'. Zo ontstond in
een tijdsverloop van 24 jaren een uniek reuzenwerk, dat heden 25 banden van
500 bladzijden vult, de kleinere geschriften niet meegerekend.
Er is voor deze stille, oneindig bescheiden en deemoedige
man Jakob Lorber beslist geen voorbeeld te noemen en geen 'categorie', of we
hem nu als mysticus of als ziener dan wel, zoals in zijn tijd het geval was,
als een mediamiek genie beschouwen. Zeker is echter dat hij een verbazingwekkende
en onvatbare menselijke geest was, die alle bekende grote ingewijden overtreft.
Als resultaat van deze Goddelijke inspiratie liet Jakob
Lorber een met niets gelijksoortigs te vergelijken oeuvre na van kosmische grootte
en reikwijdte, dat de grondthema's van al het zijnde omvat: het wezen Gods, het
wereld-al en de mensen en hun onderlinge betrekkingen. Daarmede ontving de
mensheid een werkelijk omvattend antwoord op haar duizenden jaren oude vragen
naar het vanwaar, het waarheen en het waarom van het leven.
In het
centrum van dit grandioze wereldbeeld van het oerbegin der schepping tot aan
haar toekomstige voleinding staat het elfbandige 'Grote Evangelie van
Johannes', dat, geheel wortelend op de bodem van het christelijke geloofsgoed,
ons in de grondige behandeling van het leven en de leer van Jezus een
ongehoorde verruiming en vergeestelijking van de christelijke schat van
openbaringen schenkt.
Maar ook
voor een zinvol samenwerken van religie en wetenschap, tot een synthese dus
van belevenis van het hart en verstandelijk inzicht ontsluit ons het universele
geestelijk goed van Jacob Lorber de diepste bronnen. Zijn werken zijn
evenzeer tijdloos als actueel.
Wie, al
lezende, meer zou willen weten van deze bijzondere profeet Jakob Lorber, kan
zich wenden tot de uitgever, of tot de heer en mevrouw J.E.Bos, Burg. de
Millylaan 1, 7231 DP Warnsveld (tel.: 05750 - 21803).
Dit boek
kreeg als titel mee 'De Wederkomst van Christus', omdat we niet meer aan het
begin van de grote adventstijd staan, in afwachting van de grote ommekeer van
de mensheid naar de Geest, maar we ons al midden in een beginnende
ochtendschemering bevinden, die aan de opkomst van de nieuwe geestelijke zon
moet voorafgaan. Daarvan blijven we ons, ondanks het chaotische van onze dagen,
waarin alle donkere nevelen sterk komen opzetten, toch steeds bewust.
Hoe
scherper de tegenstellingen tussen licht en duisternis zich aftekenen, des te
duidelijker voltrekt zich ook de scheiding der geesten binnen de totale
mensheid. En des te helderder wijzen alle tekenen des tijds op een zeer nabije
laatste eindstrijd, waarbij de wil tot het goede of tot het kwade op
beslissende wijze tegenover elkaar komen te staan. Slechts een groot ontwaken
in de mensheid is in staat om de overwinning van de goddelijke Geest over al
het demonische en levensvijandige dichterbij te brengen, dat zich - vanwege de
vrije wil - nog eenmaal in toenemende mate kan uitleven, om daarbij zijn
laatste krachten te laten wegstromen.
De grote profetieën van Jezus, tot stand gekomen
door het innerlijke Woord, zoals dat werd ontvangen door Jakob Lorber en
eveneens door Gottfried Mayerhofer, vormen de inhoud van dit boek. Zij laten
bij de ontvankelijke lezer geen twijfel over de uiteindelijke overwinning van
de Geest over de antigeest en ze zijn in staat om slechts die innerlijke rust
te schenken die de mens van tegenwoordig van zijn grote wereldangst bevrijdt en
hem vol vertrouwen laat zijn met betrekking tot alle komende gebeurtenissen.
Ieder wereldgericht als gevolg van menselijke tegenwerking wordt door de
goddelijke liefde in een zegen veranderd.
Niet de
ondergang van de wereld, maar een grote zuivering van de mensheid zal en moet
voorafgaan aan die 'Wederkomst van Christus in de geesten der mensen', die het
woord van de openbaring van Johannes over een 'nieuwe aarde en een nieuwe
hemel' zal vervullen. Wie de hier opnieuw aangeboden profetische woorden over
onze eindtijd vol vertrouwen in het hart opneemt, verkrijgt daarmee toegang
tot een geestelijke ark, die hem over alle hoge vloedgolven van toekomstige
natuur - en wereldgebeurtenissen heen tilt naar een nieuwe tijd, waarvan het
aangezicht gekenmerkt zal worden door de geestelijke wederkomst van Christus
met al zijn gelukkig makende en wezenlijke gevolgen. Moge dit geschrift licht
en kracht schenken en het besef van de zin van het grote gebeuren, waar wij nu
midden in staan.
1.
Het Grote Morgenrood voorafgaande aan de komst des Heren
(Ontvangen door Jakob Lorber in 1849)
Wie een
lamp heeft, plaatse deze niet onder een tafel met een kleed erover, waar zij
tevergeefs brandt. Maar ieder die over licht beschikt, plaatse zijn lampje op
de tafel en laat het branden en de tafel en de kamer verlichten. Wanneer op
deze wijze op de tafel vele lichtjes branden, wordt het zó licht, dat iedere
binnenkomende gast daarover verwonderd zal vragen: 'Hoe komt het dat het zo
licht is en hoe goed doet ons deze helderheid, nadat wij door een lange nacht
zijn getrokken! Ja, het komt ons voor als morgenrood'.
Licht
verkwikt het leven en is waarlijk opwekkend, zelfs als het op een kunstmatige
wijze wordt teweeggebracht, d.w.z. langs de weg van het zuivere verstand en het
gelouterde begrip. Hoezeer is het daarom nodig dat in deze tijd eenieder, die
een of ander goed en bruikbaar lampje bezit, dat nu voor de dag haalt. Hij moet
het goed reinigen, rijkelijk van olie voorzien en het dan aangestoken op de
tafel van de ware kennis plaatsen, alwaar het allen verlicht die aan deze tafel
aanzitten of zich ergens in deze kamer bevinden.
De loop van deze tijd toont duidelijk aan waaraan het
momenteel het meest ontbreekt, namelijk aan licht. Wat heeft het dan voor zin
om over de liefde te praten of over het onderhouden van de geboden van God,
wanneer zij, voor wie gepredikt wordt, zich in de diepste duisternis bevinden!
Zouden zij de predikers niet in het gezicht zeggen: 'Wat kletsen jullie toch de
hele nacht en wat willen jullie me toch dingen laten geloven die jullie nooit
gezien en ervaren hebben? Plaats liever een licht op de tafel en geef precies
aan wat jullie zien en bemerken. Dan zal ik jullie gemakkelijk kunnen geloven,
want het licht van jullie lampen zal ook mijn kamertje verlichten! Dus steek
eerst zelf een licht aan voordat je preekt, dan zullen ook wij geloven wat je
ons nu in de meest volstrekte duisternis wilt laten geloven'.
Daarom
moet hier niet alleen tot allen die het betere willen en verlangen naar de leer
van het waarachtige leven, maar ook tot alle leraren worden gezegd: Wanneer de
lampjes rijkelijk van olie voorzien zijn, moeten ze direct worden aangestoken
en op de gastvrije tafel van het juiste inzicht en de ware kennis worden
geplaatst. Want de dag is gekomen waarop de laatste, grote belofte in
vervulling zal gaan! Er staat over deze tijd geschreven, hoe zij zijn zal. De
voorspelde verschijnselen zijn nu volop aanwezig. Wie kan ze ontkennen?
Wanneer
echter de voorspelde verschijnselen ondubbelzinnig begonnen zijn, wie kan er
dan verder nog aan twijfelen dat nu ook binnenkort die grote dag zal
aanbreken, die een laatste, en daarom blijvende komst van de Heer zal brengen!
Zeiden niet de beide engelen des hemels op de plaats waar Hij opvoer naar Zijn
Rijk tot degenen die treurend achter bleven: 'Wat staat gij daar bedroefd en
staart gij naar de hemel naar Hem, die opgevaren is naar Zijn Rijk? Gaat
getroost naar huis, want deze Jezus, die gij nu hebt zien opvaren naar de hemel
der hemelen zal eens zo, zoals Hij nu is opgevaren, weer naar de aarde komen en
alle geslachten der aarde oordelen. Gelukkig zijn degenen die Hij als
rechtvaardigen zal aantreffen; deze zullen Zijn kinderen zijn en Hij zal hun
heer en vader zijn. Wee echter allen, die verstokt zijn in ongerechtigheid;
waarlijk, hun verantwoording zal hen als een molensteen om de hals zijn!' Wat
deze beide engelen van God, en wat I k als de Heer en God Zelf over de
toekomstige wederkomst van Christus heb voorspeld, is nu tot rijping gekomen en
zal spoedig plaatsvinden. De voorbereidingen daartoe zijn al bijna alle in
werking gesteld. De harten van de mensen zien er nu uit als deze tijden met hun
huiveringwekkende verschijnselen. Ze zijn vol heerszucht, begeerte, nijd,
vraatzucht, zwelgerij en hoererij, vol twist, ruzie, kwaadsprekerij, vol roof,
oorlog, moord en pest van iedere aard. Onvrede, liefdeloosheid en kille
onbarmhartigheid hebben zich van hen meester gemaakt, waardoor nu zo'n ellende
over de mensheid is gekomen, als de aarde nog nooit gedragen en geproefd
heeft. Het is daarom nodig dat aan deze ellendige tijd spoedig een einde wordt
gemaakt, omdat anders zij, die tot op heden tot de uitverkorenen behoren, nog
schipbreuk zouden kunnen lijden.
Voordat
Ik echter als de Heer en Schepper van alle leven kan wederkomen, moet de
aardbodem volledig van alle onkruid gezuiverd worden, en dat gebeurt nu steeds
meer op alle punten van de aarde. Wie nu wezenlijk ziek is aan zijn ziel en
niet probeert om zijn ziel te genezen, die zal niet veel tijd meer hebben
voordat hij te gronde gaat.
De tijd der zuivering echter zal hoogstens vier weken
duren; want er zullen dan uren zijn, waarin meer zal gebeuren dan vroeger in een
eeuw. Een langer tijdperk zal vier maanden duren; want er zullen nu dagen zijn,
waarvan er één meer betekenis zal hebben dan vroeger een hele eeuw. Nog een
ander tijdperk is gesteld op vier maal een kwart jaar; want er zal dan in een
week meer gebeuren dan in vroeger tijden in een hele eeuw. En het langste
tijdperk zal vier jaren duren en nog iets langer; want er zullen dan maanden
komen, waarin meer zal gebeuren dan in vroeger tijden in zeven eeuwen!
Deze tijd
echter is nu als een morgenrood voor die dag, die zal aanbreken tot heil voor
de rechtvaardigen en voor allen die zachtaardig en goed van hart zijn en die
hun broeders en zusters liefhebben in Mijn Naam. Maar deze dag zal ook komen
als een dief voor allen die Mij niet achten, die een hard en trots hart hebben
en die zichzelf hoger achten en beter dan hun broeders.
Wie zich
ergens voor beter houdt dan zijn broeder, die zal op deze komende dag zeer in
verderf geraken. Want van deze dag af zal alle uiterlijk onderscheid ophouden
te bestaan. Slechts zij zullen zeer in ere zijn, die nu omwille van mijn naam
veracht of slechts medelijdend als eerlijke mensen geduld worden. Zulke mensen
zullen echter op deze dag groot en glorierijk naar voren komen, terwijl de
tegenwoordige eerzuchtigen als zeer klein beschouwd zullen worden. Mijn
uitverkorenen zullen echter schitteren, meer dan de middagzon.
Een
morgenrood in de natuur kondigt echter geen mooie dag aan. Men zegt: 'Het
morgenrood is des daags nood en des avonds dood'! Zo zal het echter bij het geestelijke
morgenrood niet zijn, maar precies omgekeerd. Want zoals het natuurlijke
morgenrood alle harten verkwikt, zo zal dit geestelijke morgenrood alle harten
met grote angst en bangheid vervullen. Want het zal haar kleur ontlenen aan
het bloed en aan grote wereldbranden, waaronder we grote en kleine oorlogen
moeten verstaan.
Zoals het
natuurlijke morgenrood een ongunstig teken is voor de aanbrekende dag, zo zal
echter het op zich zelf verontrustende geestelijke morgenrood beschouwd moeten
worden als een zeer gunstige voorloper van de aanbrekende grote dag des heils.
Dit alles heb Ik zo geregeld en laat nu alles zo gebeuren als het gebeurt.
Wie
echter wil Mij in de weg gaan staan en zeggen: Heer, U bent een wrede God, U
hebt vreugde in het bloed van vermoorden en U handelt als een eeuwige tiran!
Tegen hem wil Ik zeggen: De Meester is er niet om geoordeeld te worden door
zijn werken, maar Hij zal over hen oordelen wat juist en rechtvaardig is. Gij
zult daarom ook niet zeggen: Zie, dit volk heeft gelijk en dat volk ongelijk,
of deze veldheer doet dingen die afschuwelijker zijn dan zijn voorgangers
deden. Ook moet ge niet blij zijn of bedroefd dat deze of gene partij gewonnen
heeft ofwel de nederlaag heeft geleden. Gij moet u helemaal niet zoveel zorgen
erover maken of datgene, wat nu gebeurt, juist of onjuist is. Want Ik laat dat
alles zo gebeuren en Ik meen dat Ik toch genoeg Heer ben, en genoeg wijs ben en
goed! Maar als iemand meent wijzer te zijn, laat hij dan ook de natuurkrachten
beheersen, de sterren hun baan voorschrijven en meester zijn over de winden,
de zee en het machtige vuur in het binnenste der aarde!
Ik zeg u: Bemoei u met niets en blijf maar rustig thuis,
opdat Ik, wanneer Ik spoedig kom, u ook thuis aantref en u kracht geef en
opneem in Mijn nieuw op te richten Rijk op aarde en in alle sterren! Wanneer Ik
u echter niet thuis zal treffen, dan moet gij het aan uzelf toeschrijven,
wanneer gij aan mijn grootste en laatste komst helemaal geen, of maar een zeer
klein aandeel zult hebben.
Er
bestaat voor Mij in allerdiepste wezen eigenlijk maar één enkele zonde, die de
moeder van alle andere is en deze zonde heet: hoogmoed! Uit de hoogmoed komt
al het andere wat zonde heet voort: zelfzucht, heerszucht, eigenliefde, nijd,
afgunst, woeker, bedrog, diefstal, roof, woede, moord, traagheid om het goede
te doen, ledigheid en neiging tot genot, grootheidswaan, wellust, ontucht,
hoererij en tenslotte vervreemding van God. Vaak ook wel een totale
goddeloosheid en daarmee de totale ongehoorzaamheid aan alle wetten die van God
afstammen.
Onderzoekt
ieder van deze hoofdzonden apart en gij zult aan de wortel van elk de hoogmoed
zien. Wie dus met één klap van al zijn vermeende duizend zonden bevrijd wil
zijn, die moet er alleen maar voor zorgen dat hij los komt van zijn hoogmoed,
hoe deze er ook uitziet. Dan zal hij ook vrij zijn van al zijn andere zonden,
omdat hoogmoed de enige oorzaak voor deze zonden is. Zonden echter, die zonder
hoogmoed worden begaan, zijn geen zonden, omdat ze de oorzaak tot zonde niet
in zich dragen.
Laat
eenieder zich nu door dit morgenrood scherp doorlichten en zorgvuldig in de
hoeken en gaten van zijn leven speuren of hij niet iets kan vinden wat ook maar
enigszins zou kunnen lijken op hoogmoed. Vindt hij zoiets in zijn binnenste,
laat hij er dan zo snel mogelijk met alle kracht naar streven dat hij zijn nog
zo klein lijkende hoogmoed kwijtraakt. Anders zal deze mettertijd groeien en de
voor het overige edele mens geestelijk net zo te gronde richten als de
parasietplant dat doet met een voor het overige geheel gezonde boom. Hoogmoed,
hoe deze er ook uit ziet, is voor ziel en geest de allergiftigste verstikkende
lucht uit de hel, waardoor in korte tijd alle leven te gronde moet gaan. Daarom
nogmaals:
Hoedt u
vóór alles voor de hoogmoed, wanneer gij als rechtvaardige voor Mij wilt
verschijnen en u wilt verheugen op de komende grote dag van Mijn zichtbare
aanwezigheid! Maar indien slechts één atoom van een of andere soort hoogmoed in
u is, dan zal Ik toch niet in u komen, omdat gij niet overal dit fundamentele
kwaad hebt afgezworen. Weliswaar weet gij veel, wat miljoenen niet eens kunnen
vermoeden, maar daarom zijt gij nog geen haar beter dan zij, die allemaal geen
vermoeden hebben van wat bij u reeds een weten op grond van ervaringen, ja vaak
zelfs een werkelijk schouwen is geworden.
Slechts
als gij met uw weten ook de echte Deemoed verenigt, dan zal u in
grote mate het diepe weten op het terrein van het zuiver geestelijke van
onvoorstelbaar groot nut zijn.
Ik zeg u:
zoekt, waarin dan ook, nooit de roem van de wereld! Deze is een pest voor ziel
en geest en haar gevolgen komen vroeg of laat op verwoestende wijze
tevoorschijn. Kijk naar de oorlogen, waarin miljoenen zich terwille van de roem
moeten laten vermoorden. Wanneer heersers, legeraanvoerders en hun volkeren in
plaats van de hoogmoed de hemelse deemoed zouden dienen, zouden die volkeren
dan ooit in zo'n wederzijdss woede ontstoken kunnen raken? Waarlijk, bij
deemoedige volkeren zou een oorlog een volslagen onmogelijkheid zijn. Omdat
bij alle volkeren echter alleen de hoogmoed is opgegroeid, ten gevolge waarvan
het ene volk zich voor beter, belangrijker, ouder en met meer rechten houdt dan
het andere, daarom zijn ook de alles vernietigende oorlogen een natuurlijk
gevolg van de grootheidswaan van de hoogmoed.
Iets
anders zou het zijn, wanneer ergens een hebzuchtige of kwaadwillende vijand in
een vreedzaam, door louter deemoedige en zeer verdraagzame mensen bewoond land
zou binnen vallen, om buit te verwerven. Dan zouden de bewoners van zo'n land
het recht hebben om zo'n schandelijke vijand in alle ernst te ontvangen en op
de meest gevoelige wijze te tuchtigen, bij welke gelegenheid Ik als de Heer
dan direct aan het hoofd zou willen gaan staan. De boosaardige vijand zou dan
al zeer snel ervaren wat voor loon zijn daad verdiende! Waarschijnlijk zou hij
nooit meer de moed hebben om zo'n land te overvallen. Maar helaas is het zo
niet gesteld. Het ene volk wil groter zijn dan het andere, het ene rijk
machtiger dan het andere.
De hoogmoed
der volkeren heeft alle maat overschreden, tot aan de hoogste hemel steeg al de
rook van de hel! De aarde zelf smeekte Mij om het boosaardige satansgebroed
toch eindelijk eens te verdelgen! En zie, de tijd is daar, onthuld voor uw
ogen: het ene volk trekt op tegen het andere! Vraagt gij naar het waarom, dan
zeg ik u: uit pure hoogmoed! Ik zeg u ook: de tijden zijn voorbij dat het
zwaard de scheidsrechter was tussen eer en schande, tussen deugd en ondeugd.
Want nooit was het zwaard een wapen van de deemoed, maar altijd slechts van de
eer van een maar al te vaak tirannieke heerschappij.
In de
toekomst zal het zo niet langer zijn! In de toekomst zal slechts de deemoed met
de wapens der liefde de volkeren beheersen. Maar slechts die volkeren die voor
deze wapens uit de hemel waardig bevonden zullen worden; de onwaardigen
zullen echter in deze tijd zonder meer het loon ontvangen dat zij al lange tijd
verdiend hebben. Ik zal wel steeds het betere en meer rechtvaardige deel
deelachtig laten worden aan de overwinning; maar zo dit daarna hoogmoedig
wordt, dan wee ook dat deel!
Van nu af
zal niemand meer ontzien worden, die slechts een vonkje hoogmoed als drijfveer
voor zijn handelingen in zich draagt. Iedere handeling, waarin iets van
eerzucht valt te bespeuren, zal voortaan zonder zegen blijven. Iedere handeling
echter, die vanwege de nuttigheid wordt begaan met een deemoedig gemoed, zal
door Mij in het bijzonder gezegend worden. Nu moet een andere ordening onder de
mensen worden ingevoerd. Zij, die zich deze ordening echter niet van gans er
harte zullen laten welgevallen en daarbij nog altijd oude bedenkingen in
zichzelf laten opkomen, zij zullen door de bitterste gevolgen binnenkort
voldoende wijzer worden gemaakt over de vraag of zij daardoor vóór of tegen
Mijn ordening waren.
Ik zeg u
in deze tijd: wie nu dit of dat goede zal nalaten omwille van de wereld, die
moet dan, omwille van de wereld, maar doen wat hem goed dunkt. Wanneer hij dan
echter tot Mij zal komen met de goede getuigenis der wereld, zal Ik tot hem
zeggen: Ga naar degene die u deze goede getuigenis gaf, en vraag hem uw loon;
want Mijn naam staat in deze getuigenis niet geschreven! Ge hebt omwille
van de wereld dit en dat gedaan en ge wilde niet de Mij alleen welgevallige weg
van de deemoed bewandelen. Het streelde uw eerzucht, wanneer de wereld over u
zei: 'Kijk, dat is een achtenswaardig man!' Dan zal het u ook moeten bevallen
dat u in Mijn rijk waarlijk tot zeer gering aanzien zult komen. Ik wil daarmee
echter niet zeggen dat iemand daarom zo moet handelen dat de wereld met
minachting naar hem wijst. Oh, dat verlang Ik helemaal niet! Maar dát verlang
Ik, dat gij het waarachtig goede - wat de wereld daarover ook zegt - zonder de
minste vrees voor haar volbrengt. En wel daarom, omdat het goed is en omdat Ik
het zo wil hebben!
Hebt gij
dan vergeten dat Ik, als de eeuwige, almachtige Schepper van alle hemelen en
werelden, van alle engelen en mensen, Zelf slechts in het kleed van de grootste
eenvoud in deze wereld kwam? Ik leerde de mensen door levende woorden en
duidelijke daden, dat zij, zoals Ik - wanneer ze mijn kinderen willen zijn -
de wereld met haar pracht en praal moeten ontvluchten en niet het brede pad van
de aardse schittering moeten bewandelen, die altijd vergaat, maar het smalle
pad van de deemoed, dat naar het eeuwige leven voert!
En dat op
de tweede plaats alles wat voor de wereld groot is, voor Mij een gruwel is? Dat
Ik slechts het kleine, dat door de wereld veracht wordt, wil zien en dat Ik wat
zich groot acht eeuwig van Mij af wijs?
Voordat
het laatste atoom van de hoogmoed uw harten zal hebben verlaten, zult gij Mijn
aangezicht niet aanschouwen. Waarlijk, zo zal het zijn! Elke zondaar zal door
Mij met meer geduld worden behandeld dan iemand die zijn duidelijke hoogmoed niet
met echt berouwen de meest diepe afkeer voor altijd uit zijn hart verbant! Zo
gij zonden bezit even talrijk als het gras op aarde en het zand aan de oevers
van de zee, maar daarbij echter geen spoor van hoogmoed, dan zouden al deze
zonden niets voor Mij te betekenen hebben! Want waar geen hoogmoed is, daar
is de liefde, die alle deemoed in zich bergt. Liefde en deemoed echter
delgen alle tekortkomingen en zonden, al zouden het er nog zoveel zijn. Maar,
wanneer slechts één atoom hoogmoed achter de andere zonden steekt, die de
mensen begaan in de tijd van de beproeving van hun vrijwording, dan doet dit
atoom alle zonden ontstaan, ja zelfs de kleinste. Zulke geesten zullen eens,
zoals ook hier al, zeer hevig moeten strijden om ook slechts dat ene atoom hoogmoed
kwijt te raken.
Atomen
van hoogmoed zijn voldoende reden dat Ik bij mensen, al zouden die voor het
overige ook zeer waardevol van aard zijn, zó lang niet zal kunnen binnenkomen,
als niet het laatste atoom daarvan uit hun hart zal wijken. Daarin ligt in het
bijzonder in deze tijd ook de reden waarom er maar zo weinigen Mij te zien
krijgen en door Mij Zelf onderwezen tot Mijn kinderen zullen kunnen worden
opgevoed.
Zegt ook
niet meer: 'Dit huis, deze grond en dit vermogen behoort mij toe. In mijn huis
ben ik de baas en op mijn grond heb ik het voor het zeggen'! Ziet, in zulke
uitspraken schuilt een grote portie hoogmoed! Waarlijk, zij die zo denken,
praten en handelen, bij hen zal ik nooit binnen treden, omdat zij Mij niet als
de Heer, aan wie alleen alles in waarheid toebehoort, maar slechts zichzelf als
heer beschouwen van een zaak, die Ik hen slechts voor een korte tijd geleend
heb. Daarin ligt een grote hoogmoed, die de enige veroorzaker is van alle
oorlogen, zowel in het klein als in het groot. In Mijn toekomstige rijk zal dat
heel anders moeten worden ingericht: daar zullen geen huis - of grondeigenaren
meer zijn, want daar zal Ik Alles zijn. En het beste zal hij eraan toe zijn,
bij wie Ik zal wonen!
Maar Ik
zeg u nu ook, dat voor Mijn komst op deze aarde nog zeer veel onkruid en dor
gras met de grootst mogelijke rechtvaardigheid verdelgd zal worden. Waar er
twee zijn, zal er één aangenomen en de ander uitgeworpen worden; dus een enorme
schifting tot over de helft! Nog eenmaal waarschuw Ik u ernstig, dat gij in
deze tijd noch links noch rechts partij moet kiezen! Wie moet en zal overwinnen,
staat alleen in Mijn hand! Laat niemand van u zeggen: deze strijdt terecht, die
ten onrechte, maar uw zaak is het om te bidden voor vriend en vijand.
Wat verder gaat is zonde, want door zo'n partij kiezen bevordert gij de
hoogmoed van de partij, die naar uw wensen moet overwinnen en gij wenst
daarmee voor de tegenpartij de volledige ondergang. Vraagt daarbij echter aan
uw hart of zij, die moeten ondergaan, niet evenzogoed uw broeders zijn als
zij, voor wie gij de overwinning wenst?
Hoe
verdraagt zich echter zo'n wens vol geheime wraaklust en leedvermaak met Mijn
Woorden? Ik Zelf leerde alle mensen toch uitdrukkelijk om voor hén te bidden
die u haten, om hén te zegenen die u vervloeken en aan hén goed te doen, die
het kwaad met u menen. Laat hen daarom maar strijden die daar strijden! Bidt
voor allen en schept nooit vreugde in de nederlaag van anderen, dan zult gij
zijn gelijk Mijn engelen in de hemel, die hun aangezicht bedekken wanneer hun
broeders op aarde elkaar afmaken.
Let
echter hier op: Dit morgenrood voor Mijn komst zal nog veel roder worden dan
het nu is. En er zal eerst aan het eind van alle strijd blijken dat noch de ene
noch de andere partij uit de strijd een eigenlijke overwinning zal behalen,
want de werkelijke overwinnaar zal nog komen. Waar nu de hoogmoed
strijdt, zal dan de deemoed beginnen te strijden. Aan haar zwaard zal geen
tiran ontkomen en geen rechter die zijn aanzien probeerde te vestigen ten koste
van het bloed van onschuldige gevangenen.
Ik, als u
eeuwige Vader, die al zoveel gegeven heb, geef u nu ook dit voor uw toekomstig
welzijn en heil zo belangrijke woord. Houdt u er trouwen precies aan, dan zult
gij alle goeds ondervinden, zowel in het tijdelijke als in het eeuwige. Wanneer
gij het echter voor iets onbelangrijks zult houden en daarbij ook nog zult
handelen naar uw oude gewoonten en zeden, dan zult gij het ook aan u zelf te
wijten hebben, wanneer gij aan Mijn wederkomst ofwel slechts een zeer gering,
ofwel helemaal geen deel zult hebben.
Wat hier
door Mijn dienaar geschreven staat zal onherroepelijk in vervulling gaan. Moge
het tot heil zijn van u en ieder die deze waarschuwingen niet in de wind zal
slaan. Waarlijk, in diens huis zal Ik nu en dan binnen treden!
Wie
echter deze waarschuwing en soortgelijke onderrichtingen op vele andere
plaatsen weinig gehoor en opvolging zal schenken, in diens huis zal het er
spoedig doods, treurig en verlaten uitzien. Want als Ik kom, dan zal Ik slechts
komen tot hen die waarachtig de Mijnen zijn en Ik zal hen persoonlijk zegenen
geheel en al en voor eeuwig!
Wee
echter hem, wiens huis mijn voeten niet zullen betreden: zijn aandeel zal
slechts het treurige en noodlottige morgenrood zijn en blijven, maar de heilige
stralen van de komende grote dag zullen niet over hem komen!
Dat zeg
Ik, die daar komen zal. Amen.
2.
Over de persoonlijke wederkomst van de Heer
Uittreksel
uit de bekendmakingen van de leer en de daden van Jezus in de tijd van Zijn
openbaar optreden. Ontleend aan het Grote Evangelie van Johannes, waar de Heer
over het onderhavige thema tot zijn discipelen als volgt sprak:
Ontvangen door Jakob Lorber
Ik toonde hun, hoe in afzienbare tijd de geheime vorst
van de wereld geoordeeld zal worden en kort daarna alles wat tot zijn aanhang
behoort. Tegelijk liet Ik hun ook het einde van de wereld* (* Onder het einde
van de 'wereld' wordt hier niet verstaan de ondergang van de aarde, maar het ophouden
van het overwicht van het materialisme en de heerschappij daarvan, als ook het
egoïsme, de heerszucht, enz., en het begin van het tot zijn recht gekomen
spiritualisme, d.w.z. van een positief-geestelijke levensbeschouwing, zoals dat
als ideaal in de zuivere leer van Jezus en in Zijn leven en werken is gegeven.
(de uitg.) ) zien en een algemeen oordeel als ten tijde van Noach. Zij vroegen
mij in grote verbazing wanneer en hoe dat zou geschieden. Maar Ik zei tot hen:
Zo als het was ten tijde van Noach, zo zal het ook dan zijn: de liefde zal
afnemen en volledig verkillen. Het geloof aan een uit de hemelen aan de mensen
geopenbaarde zuivere levensleer en het Godsbesef zal tot een duister, dood
bijgeloof vol leugen en bedrog veranderd worden. De machthebbers zullen wederom
de mensen als dieren behandelen en zullen ze koelbloedig en gewetenloos laten
afslachten, indien zij zich niet zonder enige tegenspraak aan de wil van de
machthebbers onderwerpen.
De
machtigen zullen de armen plagen met allerlei druk en iedere vrije geest met
alle middelen vervolgen en onderdrukken. Daardoor zal een leed over de mensen
komen, zoals er op aarde nog nooit is geweest. Maar dan zullen de dagen worden
gekort vanwege de vele uitverkorenen, die zich onder de armen zullen bevinden;
want wanneer dit niet zou geschieden, zouden zelfs de uitverkorenen te gronde
kunnen gaan! - Maar er zullen tot dan vanaf nu nog duizend en niet nog eens
duizend jaren voorbij gaan! - Maar dan zal Ik dezelfde engelen, zoals u die nu
hier ziet*, (* Er waren zichtbaar engelen aanwezig, d.w.z. in volkomen
menselijke vorm gematerialiseerde volmaakte zeer hoge geesten, zoals bijv.
Gabriël, Raphaël, Zuriël en anderen (zie Joh. l:51):'Waarlijk ik zeg u: van nu
af aan zult gij de hemelen open en de engelen Gods op en af zien gaan', enz.
(de uitg.) ) met grote schallende bazuinen onder de arme mensen zenden. Zij
zullen de naar de geest doodgemaakte mensen van de aarde als het ware uit de
graven van hun nacht doen ontwaken. En gelijk een vuurkolom rolt van het ene
einde der wereld tot het andere, zo zullen deze vele miljoenen gewekten zich
storten op al die wereldmachten, en niemand zal hen nog weerstand kunnen
bieden.
Vanaf die
tijd zal de aarde weer tot een paradijs worden, en Ik zal Mijn kinderen altijd
op de rechte weg leiden. Maar gerekend vanaf die tijd wordt na verloop van
duizend jaren de vorst van de nacht nog een keer voor een zeer korte tijd van
zeven jaren en enige maanden en dagen vrij omwille van hem zelf, óf voor de
volledige val, óf voor de mogelijke terugkeer. In het eerste geval zal de
aarde dan tot een eeuwige kerker, wat betreft haar binnenste delen, worden
veranderd, maar de buitenkant van de aarde zal een paradijs blijven.
In het tweede geval zou de aarde tot hemel herschapen
worden en de dood van het vlees en de ziel voor eeuwig verdwijnen! - Maar hoe
en of dat zal zijn, dat mag vooralsnog niet eens de eerste engel der hemelen
weten; dat weet alleen de Vader! . . . '
Wanneer
er dan op aarde eenmaal veel genotzieke mensen zullen zijn, dan zal ook
spoedig een algemeen wereldgericht over alle mensen op deze aarde door God
worden toegelaten. Dan zullen we eens zien of er daarna weer mensen zullen
opstaan, die met het meetlint in de hand de moed hebben om tegen hun medemensen
te zeggen: 'Kijk, dit grote stuk land heb ik afgemeten, deze grenspalen
heb ik neergezet en ik verklaar het tot mijn onaantastbaar eigendom. En
wie het waagt mij iets te betwisten, of alleen maar zegt 'vriend, ieder heeft
hetzelfde recht, als hij maar macht en middelen heeft om jou je ingebeelde
recht uit je handen te rukken!', die bestraf Ik met de dood!' - Ik zeg u: zo'n
mens zal er niet meer zijn! - Want wanneer Ik de volgende keer op deze aarde
zal komen om recht te spreken over zulke genotzoekers, maar ook om het loon des
levens te geven aan ieder die veel ellende en nood heeft geleden uit liefde tot
God en zijn naaste - dan zal niemand meer de aarde met een meetlint gaan
opmeten tot nut van één enkel persoon. Waar men zal staan, daar zal men ook
oogsten en in zijn behoeften kunnen voorzien. Wel zullen de mensen elkaar
steunen, maar niemand zal zeggen: 'Kijk, dit is mijn eigendom en ik ben
er heer en meester over'.
Dan
zullen de mensen inzien dat Ik alleen de Heer ben en zij allen broeders en
zusters.
Weliswaar
zou dat ook nu zo onder de mensen moeten zijn. Maar in deze middelste
ontwikkelingsperiode van de mensen, die nog niet door het grote levensvuur
gereinigd zijn, zal dat toegelaten blijven, doch vanaf nu niet meer geheel 2000
jaren. Daarna zal de geest bij de mensen het grote overwicht krijgen en men zal
op de aarde geen afgemeten mijn en dijn meer zien. Vanuit God behoort de hele
aarde, zoals dat in het begin het geval was, aan alle mensen gelijk toe. Wijze
mensen zouden haar moeten indelen naar de behoeften der mensen en zouden hen
moeten leren de aarde te bebouwen. En de vruchten zouden dan door wijze mensen
gedeeltelijk verdeeld moeten worden en het overschot zou in daarvoor gebouwde
voorraadschuren bewaard moeten worden, opdat niemand in de gemeenschap nood
zou hoeven te lijden. .
'Het vuur
voor Mijn aankomst zal heten: grote en algemene nood, ellende en tegenspoed,
zoals de aarde nog nooit heeft gezien. Het geloof zal uitdoven, de liefde
verkillen en alle arme geslachten zullen klagen en versmachten. Maar de groten
en machtigen, de koningen van deze wereld, zullen de vragenden desondanks niet
helpen vanwege de te grote hoogmoed en daardoor ook te grote hardheid hunner
harten! Dan zal zich ook het ene volk verheffen tegen het andere en zullen
zij elkaar bestrijden met vuurwapens.
Daardoor zullen de heersers in schulden geraken en zullen
zij hun onderdanen met niet op te brengen belastingen kwellen. Daardoor zal
buitensporige duurte ontstaan, hongersnood, vele boosaardige ziekten,
epidemieën en pestilentiën onder de mensen, de dieren en zelfs de planten. Ook
zullen er grote stormen op het droge land zijn en op de zee en aardbevingen. De
zee zal op vele plaatsen de oevers overstromen, dan zullen de mensen in grote
angst en vrees geraken in afwachting der dingen, die over de aarde zullen
komen! Dat alles zal worden toegelaten om de mensen af te wenden van hun
hoogmoed, hun zelfzucht en hun traagheid. Zie, dat is het eerste soort vuur,
waardoor de mensen voor Mijn wederkomst gelouterd zullen worden.
Maar
tezelfdertijd zal ook het natuurlijke vuur een geweldige taak toebedeeld
krijgen: het vuur zal de schepen op alle zeeën met de snelheid van de wind
voortdrijven. Ook zullen de mensen door hun scherpe verstand ijzeren wagens en
straten maken en in plaats van trekdieren voor de wagen zullen zij vuur
inspannen en met het geweld daarvan zich snel als een afgeschoten pijl over
grote afstanden verplaatsen. Ook zullen zij de bliksem (elektriciteit) weten
te temmen, en hem tot de vlugste overbrenger van hun wil maken, van het ene
einde van de aarde tot het andere. En wanneer de trotse en hebzuchtige koningen
met elkaar oorlog zullen voeren, dan zal daarbij ook het vuur de meest
beslissende rol spelen. Want door zijn geweld zullen ijzeren massa's in kogel -
(en cilinder -) vorm, zwaar aan gewicht, met de snelheid van de bliksem tegen
de vijand, tegen de steden en vestigingen worden geslingerd en grote verwoestingen
veroorzaken. De vindingrijke mensen zullen het met deze wapens zo ver drijven,
dat dan spoedig geen volk meer tegen het andere een oorlog zal kunnen beginnen.
Want indien twee volkeren elkaar met zulke wapens te lijf gaan, dan zullen zij
spoedig tot de laatste man vernietigd zijn, hetgeen zeker geen van beide
partijen een werkelijke overwinning en winst zal opleveren. De koningen en hun
legeraanvoerders zullen dat ook gauw inzien en derhalve liever in vrede en
goede vriendschap elkaar verdragen. En wanneer zich een of andere zeer trotse
en eerzuchtige rustverstoorder zou verheffen en tegen zijn buurland ten
strijde zou trekken, dan zullen zich de vredelievend en verenigen en hem
tuchtigen. Op deze manier zal dan geleidelijk aan de oude vrede onder de
volkeren wederkeren en zich duurzaam vestigen. Onder de nog meer wilde
volkeren der aarde zullen nog wel oorlogen voorkomen, maar die zullen ook daar
vrij spoedig tot een onmogelijkheid worden. Ik zal hen door Mijn gerechte
koningen en legeraanvoerders paarsgewijs samen laten gaan en over hen Mijn
licht laten uitgieten, en zij zullen dan ook in vredelievende en lichtvriendelijke
volkeren worden veranderd. Zie, dat is het tweede soort vuur, waardoor de
mensen gelouterd zullen worden!
Een derde soort vuur zal daaruit bestaan, dat Ik reeds
ettelijke honderden jaren daarvoor steeds sterker verlichte zieners, profeten
en knechten zal opwekken *, (* Bijv. de hervormers, Böhme, Swedenborg, en nu
'het nieuwe licht'; ook het licht van de wetenschap. (de uitg.)) die in Mijn
naam de volkeren overal duidelijk en naar waarheid over alles zullen beleren.
Daardoor zullen zij hen bevrijden van allerlei waan, bedrog en leugens, die
zich via valse profeten en priesters zelfs in Mijn naam zullen richten op hun
ondergang en die daarmee binnen niet al te lange tijd zullen beginnen en hier
en daar reeds in deze tijd van Mij zijn begonnen. Deze zullen valse tekenen en
wonderen doen gelijk de heidense priesters. Zij zullen veel mensen verleiden en
zich daarbij grote aardse schatten, rijkdommen, macht en hoog aanzien
verwerven. Maar door het derde vuur en het zeer heldere licht daarvan zullen
zij alles kwijt raken en volledig te gronde gaan. De koningen en vorsten die
hen willen helpen, zullen daarbij al hun macht, vermogen en hun tronen
verliezen. Want Ik zal dan Mijn koningen en legeraanvoerders tegen hen opwekken
en hen de overwinning geven, en dan zal de oude macht van de hel en haar
boodschappers op aarde onder de mensen een einde nemen. - Door het derde soort
vuur uit de hemelen zal de leugen in de strijd met het licht van de waarheid
evenmin de overwinning kunnen behalen als de natuurlijke nacht zich kan
verzetten tegen het opgaan van de zon!! Zij moet vluchten in haar donkerste
holen en diepten; en zij die eenmaal in het licht staan, zullen de nacht niet
meer opzoeken.
En nu wil
Ik u dan ook nog een vierde soort vuur laten zien, waardoor de aarde en de
mensen en de hele schepping bij Mijn tweede komst zullen worden gelouterd. Dit
soort vuur zal bestaan uit grote natuurlijke aardrevoluties van uiteenlopende
aard, in het bijzonder op die punten op aarde, waarop de mensen te grote en
prachtige steden gebouwd zullen hebben, want daar zal de grootste hoogmoed,
liefdeloosheid, kwalijke zeden, valse rechtspraak, macht, aanzien en
traagheid heersen en daarbij de grootste armoede, allerlei nood en ellende,
veroorzaakt door het te groot geworden verlangen naar genot van de groten en
machtigen. In zulke steden zullen ook allerlei fabrieken van het grootste
formaat worden opgericht, en daarin werken, in plaats van mensenhanden, vuur en
water in combinatie met duizenden verschillende, kunstig uit erts vervaardigde
machines. Het stoken zal door middel van de oeroude steenkolen gebeuren, die
de mensen van die tijd zich in overgrote hoeveelheden uit de diepten van de
aarde zullen weten te verschaffen.
Wanneer
zulk handelen door het geweld van het vuur eens het hoogste punt bereikt zal
hebben, dan zal zich de aardlucht op zulke punten te sterk met de brandbare
ethersoorten vullen, welke dan eens hier en dan weer daar zullen ontploffen en
deze steden en gebieden in puin en as zullen veranderen te samen met velen van
hun bewoners. Dat zal dan ook een grote en doeltreffende loutering zijn! Maar
wat het op deze wijze ontstane vuur niet zal bereiken, dat zullen andere grote
aardse stormen van verschillende aard bereiken, vanzelfsprekend juist daar
waar het nodig zal zijn; want zonder noodzaak zal er niets verbrand en verwoest
worden. Daardoor zal dan de aardse lucht van haar kwalijke dampen en
natuurgeesten bevrijd worden, hetgeen dan op alle andere schepselen van de
aarde een zegenrijke invloed zal uitoefenen. Ook zal dat de natuurlijke
gezondheid van de mensen zozeer dienen, dat al die vele en boze ziekten van
het lichaam ophouden en de mensen in gezondheid en kracht een hoge leeftijd
zullen kunnen bereiken.
Omdat de zo gelouterde mensen in Mijn licht staan en levend
en naar waarheid de geboden van de liefde voor altijd in acht zullen nemen, zal
ook het aardse grondbezit zo verdeeld zijn onder de mensen, dat iedereen
zoveel zal hebben, dat hij met de juiste ijver nooit nood zal hoeven lijden. De
hoofden van de gemeenten alsook de koningen zullen, volledig staande onder
Mijn wil en licht, ervoor zorgen dat in hun land bij de bevolking nooit een
tekort is. En Ik Zelf zal spoedig nu eens hier dan daar de mensen bezoeken en
hen sterken en oprichten, waar zij het grootste verlangen en de grootste liefde
voor Mij zullen hebben. Weliswaar is deze profetie voor een nog tamelijk verre
toekomst, maar die zal niet onvervuld blijven. Want alles kan eerder vergaan,
zelfs deze aarde en de hele zichtbare hemel, dan dat één van Mijn woorden en
beloften onvervuld zou blijven! Er zullen in die tijd vele nieuwe plaatsen,
landen en volkeren ontstaan, die nu nog geen naam hebben. Dat Ik echter alleen
in zulk een plaats weer naar de aarde zal komen, waar onder de mensen nog het
meeste en meest levende geloof en de meeste ware liefde tot God en de naaste
zal bestaan, dat kan men voor zeker en waar aannemen. Maar wanneer Ik wederkom,
dan zal Ik niet alleen komen, maar al de Mijnen, die reeds lang in Mijn
hemelrijk bij Mij zullen zijn, zullen met Mij in overgrote scharen komen en hun
nog op aarde in het vlees wandelende broeders sterken. En er zal zo een ware
gemeenschap tussen de reeds geheel zalige geesten der hemelen en de mensen van
deze aarde bestaan, wat de mensen van die tijd zeker tot de meest grote troost
zal strekken. - En nu weet u alles wat voor u te weten nodig was. Handel
ernaar, dan zult u het eeuwige leven oogsten; want Ik zal u opwekken op de
Jongste Dag!'
'Het
jaar, de dag en het uur van Mijn wederkomst kan Ik u daarom niet zeker zeggen,
omdat alles op deze aarde van de volkomen vrije wil der mensen afhankelijk is.
Daarom weet dat ook geen engel in de hemel, maar slechts de Vader alleen, en
zij, aan wie Hij het wil openbaren. Bovendien is dat precies vooruit weten
voor het heil van de ziel volstrekt niet van nut. Voor een zeer gering aantal
in de geest volledig wedergeborenen wel, maar voor talloos velen zou het een
groot euvel zijn! Daarom is het voor de mens beter dat hij niet alles precies
vooruit weet, wat, hoe en wanneer hem in deze wereld het een en ander kan overkomen
en ook overkomen moet. Ik zeg u: De tijd zal komen dat u (in het nakomen van uw
geloof) zult vragen, zoals nu hier het geval is, wanneer de dag van de
Mensenzoon zal zijn. U zult begerig zijn om Hem te zien en Hem desondanks niet
zien naar uw begeren. En er zullen zich in die tijd velen verheffen en met een
wijs gezicht zeggen: Zie hier, zie daar, en dan is het de dag! Maar gaat daar
niet heen en volgt zulke profeten niet! De dag van Mijn wederkomst zal zijn gelijk
een bliksem, die van de opgang tot aan de ondergang van de wolkenhemel gaat en
over alles straalt wat onder de hemel is.
Maar
voordat dat gebeurt zal de Mensenzoon veel lijden. Hij zal geheel verworpen
worden door dit geslacht, te weten door de Joden en Farizeeën, en in later
tijden door hen, die men nieuwe 'Joden en Farizeeën' zal noemen. En zoals het
gebeurde ten tijde van Noach, zo zal het ook gebeuren ten tijde van de
wederkomst van de Mensenzoon. Zij aten en dronken welgemoed, zij vrijden en
lieten zich vrijen tot op de dag dat Noach in de ark stapte en dan de vloed
kwam en allen deed verdrinken. Evenzo ook als gebeurde ten tijde van Lot: zij
aten en dronken en bouwden en verbouwden. Maar op de dag dat Lot uit Sodom
ging, regende het reeds vuur en zwavel uit de hemel en dit bracht hen allen om.
Welnu, zo zal het ook gebeuren in die tijd, dat de Mensenzoon opnieuw
geopenbaard zal worden. Wie op die dag op het dak is en zorg heeft om de
huisraad in het huis, die zal niet naar beneden gaan om het te halen. Dat is
als volgt te verstaan: Wie het juiste begrip heeft, die zal volharden in dat
begrip en er niet van afstappen uit angst, dat hij soms zijn wereldse voordelen
erdoor zou kunnen inboeten! Want dezulken zullen te gronde gaan. Zo nog een
voorbeeld: Wie zich bevindt op het veld (van bevrijdende kennis en inzicht),
die zal niet omzien naar dat, wat achter hem is (zoals oude drogleren en de
instellingen daarvan), maar hij zal denken aan de vrouw van Lot en in de
waarheid voorwaarts gaan.
Ik zeg u
nog iets: In die tijd zullen er twee in een molen zijn en hetzelfde werk doen.
De een wordt aangenomen, d.w.z. de rechtschapen arbeider, en de ongerechte,
zelfzuchtige zal verlaten worden. Want wie probeert zijn ziel omwille van de
wereld te behouden, die zal haar verliezen, maar wie haar omwille van de wereld
zal verliezen, die zal haar in leven houden en haar tot het ware eeuwige leven
helpen.
En nog
meer zeg Ik u: In een en dezelfde nacht van de ziel zullen er twee in een en
hetzelfde bed liggen; ook daar zal de een worden aangenomen en de ander zal
verlaten worden. Dat betekent: Twee zullen zich weliswaar uiterlijk in dezelfde
sfeer van de geloofsbekentenis bevinden. Maar de een zal zijn in het levende
geloof van de daad en zal daarom ook aangenomen worden in het levende,
lichtvolle rijk van God. De ander zal alleen aan het uiterlijke ritueel
vasthouden, wat geen innerlijke levenswaarde voor ziel en geest heeft. Hij zal,
omdat zijn geloof er als één zonder de werken der naastenliefde dood bijstaat,
niet in het levende en lichtvolle rijk van God opgenomen worden. En verder
zullen zich er ook twee op het veld der arbeiders bevinden: de een, die zal
werken in het levende geloof uit liefde tot God en uit liefde tot de naaste
zonder zelfzucht, zal ook in het ware rijk Gods worden opgenomen. Maar wie daar
op hetzelfde veld zal werken gelijk de Farizeeën, zonder innerlijk levend
geloof, uit pure zelfzucht, die wordt verlaten en in het levende, lichtvolle
rijk Gods niet opgenomen. - Ziet, zo zal het toegaan bij de wederkomst van de
Mensenzoon! Maar indien u van Mijn geest in het vervolg dieper zult zijn
doordrongen, dan zal ook al hetgeen ik heb gezegd een helder begrijpen voor u
worden; maar nu kan Ik dat niet helderder en duidelijker verkondigen.
Maar
wanneer u het wanneer en waar beslist nader bepaald wilt zien, weet dan: Waar
een aas is, daar verzamelen zich alras de vrije adelaars! Bezie nu het rotte
Farizeeërdom zonder geloof, en u ziet het aas; Maar Ik en allen, die aan Mij
geloven, Joden en heidenen, zijn de adelaars, die het aas zullen verorberen.
Dus is de zondige nacht van de ziel een aas, waaromheen het licht van het leven
zich begint uit te breiden en het aas vernietigt, zoals de ochtend de nacht
met al haar nevels en drogbeelden. Maar zoals dat nu voor onze ogen gebeurt met
het rotte Jodendom zonder waarheid en geloof, dat beslist een geweldig aas is
geworden en dat na ongeveer 50 aardse jaren tot een einde zal komen, zo zal het
in een latere tijd met de leer en de kerk gaan, die Ik nu sticht. Ook die zal
tot een nog veel erger aas worden dan nu het Jodendom is. Daarom zullen zich
dan ook de vrije licht- en levensadelaars van alle kanten op hen storten en hen
als een de hele wereld verpestend aas verteren met het vuur van de ware liefde
en de macht van haar waarheidslicht. En dat kan nog wel eerder gebeuren, dan
er na Mij, zoals Ik nu lijfelijk bij u ben, twee volle duizend aardse jaren
zullen voorbij gaan, wat Ik u ook reeds eerder bij andere gelegenheden te
verstaan heb gegeven.
Wanneer
echter reeds in deze tijd, waarin Ik nog in het vlees op deze aarde onder u
wandel en leer, er zich sommigen hebben opgemaakt om in Mijn naam rond te
trekken en tot hun eigen materieel voordeel Mijn leer te verspreiden, maar
daar doorheen hun eigen onzuiver zaad mengen, waaruit tussen de magere tarwe
spoedig veel kwalijk onkruid zal opgroeien: moet men er zich dan over verbazen
dat in latere tijden, wanneer er in Mijn naam nog meer valse, ongeroepen
leraren en profeten zullen opstaan en met geweldige stem en met het zwaard in
de hand tegen de mensen zullen schreeuwen: 'Ziet, hier is Christus', of 'daar
is Hij'! Wanneer u en later uw ware opvolgers dat zullen horen, gelooft dan
zulke schreeuwers niet! Want aan hun werken zullen zij even gemakkelijk te
herkennen zijn als de bomen aan hun vruchten. Een goede boom brengt ook goede
vruchten voort, maar op doornstruiken groeien geen druiven, en op distels geen
vijgen.
Waaruit
het rijk Gods bestaat, en hoe en waar het zich slechts in de mens zelf ontplooit,
dat heb Ik u al eerder gezegd. En zo zult u ook wel begrijpen dat men hen niet
moet geloven die dan zullen roepen: Zie hier, zie daar! Want zoals de geest
inwendig is in de mens en al het leven, denken, voelen, weten en willen
oorspronkelijk van hem uitgaat, zo is ook het rijk Gods, als het ware het
levensrijk van de geest, alleen maar inwendig in de mens en niet ergens
uitwendig of buiten de mens. Wie dat naar de volle levende waarheid begrijpt,
die zal een valse profeet in alle eeuwigheid niet kunnen deren. Maar wie in
zijn gemoed lijkt op een weerhaan of rietstengel, die zal natuurlijk moeilijk
de rustige en door waarheid verlichte haven van het leven kunnen vinden! Wees
derhalve dan ook ware levensrotsen, die stormen en vloedgolven niets kunnen
maken!
Weliswaar
is het rijk Gods in Mij tot u gekomen en bevindt het zich bij u in uw midden.
Maar dat is niet voldoende voor het bereiken en het volledig instandhouden van
het eeuwige leven van de ziel, omdat het rijk Gods in Mij wel tot u is
gekomen, maar daarom nog niet in uw binnenste is gedrongen. Dat kan en zal pas
dan geschieden, wanneer u zonder rekening te houden met de wereld Mijn leer
helemaal in uw wil en daarmee ook in de volle werkzaamheid hebt opgenomen.
Wanneer dat het geval zal zijn, dan zult u niet meer zeggen: Christus, en met
Hem het rijk Gods, is tot ons gekomen en woont bij ons. Maar u zult zeggen:
Nu leef niet ik, maar Christus leeft in mij! Wanneer dat bij u het geval zal
zijn, dan zult u ook volop levendig begrijpen, hoe het rijk Gods niet met
uiterlijk vertoon tot en in de mens komt, maar zich uitsluitend inwendig in de
mens ontplooit en de ziel in zijn eeuwig leven trekt'.
'Maar wat
betreft Mijn woorden over de stand van het geloof bij de mensen in de verre
toekomst, wanneer de Mensenzoon weer op deze aarde zal komen, zeg Ik u, dat
Hij in het algemeen nog minder levend geloof zal vinden dan nu. Want in die
tijd zullen de mensen door onvermoeibaar onderzoek en rekenen onder de ver
uitgegroeide takken van de boom der kennis in vele wetenschappen en kunsten
zeer ver komen. Zij zullen met de in de natuur van de aarde aanwezige krachten,
die nu voor de mensen nog helemaal verborgen zijn, wonderbaarlijke dingen tot
stand brengen en zeggen: Ziet! Dat is God, en verder is er geen! Het geloof van
deze mensen zal derhalve zo goed als helemaal verdwenen zijn. Bij deze mensen
zal Ik bij Mijn wederkomst geen geloof meer vinden.
Een ander, eveneens groot gedeelte van de mensen zal zich
in een nog vele malen groter en donkerder bijgeloof bevinden dan nu alle
heidenen van de gehele aarde. Deze zullen geruime tijd hun leraren,
vertegenwoordigers en beschermers hebben in de groten en machtigen der aarde.
Maar de met alle wetenschappen en kunsten wel toegeruste kinderen van de
wereld zullen dat bijgeloof met alle geweld onderdrukken en daardoor de groten
en machtigen van de aarde in een bovenmatige verlegenheid brengen. Want door de
wetenschap en allerlei kundigheden zal het lange tijd en met alle geweld in
blindheid gehouden volk beginnen in te zien, dat het alleen omwille van de
wereldse roem en het goede leven van de
groten en machtigen, die zelf geen geloof hadden, in knechtschap gehouden werd.
En wanneer Ik dan zal komen, dan zal Ik ook bij de mensen van die tijd geen
geloof vinden! Zijn de blinden echter eenmaal door de wetenschap ziende
geworden, dan zijn zij ook aanhangers van hen, die hen voor het grootste deel
van de harde knechtschap der groten en machtigen bevrijd hebben. En wanneer Ik
dan zou komen en zou zeggen: Hoort, gij volkeren der aarde! Ik ben nu weer tot
u gekomen en wil u opnieuw de goede weg naar het eeuwige leven van uw zielen
tonen! Wat zouden die van ieder geloof gespeende mensen daarop zeggen? Zij
zouden Mij tot antwoord geven:
'Vriend,
wie Gij ook moogt zijn, laat varen die oude, versleten en gelukkig ook
vervlogen domheid, waarvoor sinds de tijden van haar ontstaan vaak vele stromen
van het meest onschuldige bloed hebben gevloeid. Wij houden ons nu aan de vele
wetenschappen en kundigheden en wij leven daarbij in vrede en rust, stellig ook
maar tijdelijk. Ons is een tijdelijk, maar vreedzaam en rustig leven heel wat
liever dan een door ontelbaar leed gekochte en daarbij toch nog in twijfel
getrokken hemel met al zijn zaligheden!'
Gij zult
zeggen: 'Heer, laat dan die valse profeten in Uw naam nooit opstaan! Maar wilt
U het Zelf zo hebben, dan moet het U ook goed zijn, wanneer U bij Uw
toekomstige wederkomst op deze aarde onder de mensen geen geloof meer vindt!'
Maar Ik zeg hierop: 'het kortzichtige mensenverstand oordeelt daar weliswaar
naar het eigen inzicht heel juist, en er is daar van deze kant van de wereld
helemaal niet veel tegen in te brengen. Maar God, als de schepper en eeuwige
instandhouder van alle dingen en wezens heeft weer heel andere meningen en
plannen met alles wat Hij uit Zich heeft geschapen! En zo weet Hij ook het
allerbeste waarom Hij dit of dat onder de mensen van deze aarde toelaat. Pas
aan het einde zal alle bijgeloof met de wapens van wetenschap en kunst
van de aardbodem worden weggevaagd, waarbij desondanks geen mens in zijn eigen
vrije wil ook maar in het minst in de war wordt gebracht. Daardoor zal er
mettertijd wel een volle geloofsleer onder de mensen zijn, maar zulk een
toestand zal maar een heel korte tijd duren. Pas in die tijd zal Ik de oude
Boom der Kennis zegenen en zal de Boom des Levens in de mens weer zijn oude
kracht bereiken. Dan zal er slechts Een herder en Een kudde zijn! Zulk een
geloof zoals er nu is zal Ik in die toekomende tijd wel niet meer vinden; maar
een ander! Maar waaruit dat zal bestaan, daarvan kunt u zich nu nog geen
voorstelling maken. Desalniettemin zal het ooit zo komen, zoals Ik het u
vooruit heb gezegd!
De leer,
die Ik u nu geef, is Gods woord en blijft eeuwig. Daarom zullen die mensen ook
slechts deze van Mij krijgen, die u van Mij hebt ontvangen. Maar in die tijd
zal zij hen niet verhuld, maar geheel in de hemelse en geestelijke zin onthuld
gegeven worden. Daarin zal het nieuwe Jeruzalem bestaan, dat uit de hemelen op
deze aarde zal komen. In dat licht zal de mensen pas duidelijk worden, hoezeer
hun voorgangers door de valse profeten, zoals ook de Joden nu door de
Farizeeërs, bedrogen geworden zijn! Zij zullen dan niet meer Mij en Mijn leer
de schuld van het vele onheil op aarde in de schoenen schuiven, maar de hoogst
zelf - en heerszuchtige valse leraren en profeten, in wie zij precies herkend
zullen hebben, wiens geesteskinderen zij waren. Maar wanneer het helderste
licht van het nieuwe Jeruzalem over de hele wereld zal schijnen, dan worden de
leugenaars en bedriegers volledig onthuld en het loon voor hun arbeid zal hun gegeven worden. Hoe hoger
iemand van hen meent te staan, des te dieper zal ook zijn val zijn'.
'Ik zou u
nog heel veel kunnen zeggen en onthullen, maar u kunt dat nog niet verdragen.
Maar wanneer de geest van de waarheid uit Mij over u zal komen, zal die u in
alle waarheid en wijsheid leiden en u zult u dan volledig in het licht van het
nieuwe Jeruzalem bevinden. Maar of u dan ook in staat zult zijn om het licht op
uw volgelingen te laten overgaan is een vraag, die u moeilijk kunt
beantwoorden. U kunt nu nog in het geheel niet vermoeden tot wat voor grote en
omvattende wetenschappen en kundigheden de mensen het mettertijd zullen
brengen en hoezeer daardoor alle bijgeloof onder de mensen verlicht wordt. Waar
echter in de gehele wereld is er nu wel sprake van een op de grondbeginselen
van goed berekende waarheid gevestigde zuivere wetenschap? En waar van een
door zo'n wetenschap berekende kunst? Waar er nu onder de mensen ook nog een
wetenschap en een daarvan afgeleide kunst bestaat, daar zijn er ook telkens
meer dan drie vierde delen blind bijgeloof bij.
Op zo'n
onbetrouwbare vrucht van de nog ongezegende Boom der Kennis laat zich geen
hogere hemelse waarheid plaatsen. Wilt u haar daarop plaatsen, dan zal daar een
vrucht uit tevoorschijn komen, die men wel de draak tot voer kan voorwerpen,
maar niet aan mensen tot voeding kan geven. En ziet en onthoudt het goed: Uit
dergelijke vruchten zullen ook de valse profeten met al hun dwaalleren en
valse wondertekens voortkomen en meer dan driekwart van de aarde verderven!
Want men zal er naar streven om Mijn zuivere waarheidsleer met de bij de mensen
bestaande, met bijgeloof gemengde wetenschappen en weinig presterende kunsten
gevoelsmatig te verenigen, opdat zij daardoor voor de mensen gemakkelijker
aanvaardbaar zal zijn. Zo zal men vanzelfsprekend Mijn leer steeds meer
verontreinigen. En de wetenschappen en kunsten vol bijgeloof zullen daardoor
nog dieper in de oude nacht afzinken dan dat zij vanaf het begin der mensheid
ooit zijn gezonken. Zij zullen aan het einde een tijdlang alleen met de hulp
daarvan des te gemakkelijker het blind gehouden volk voor zich kunnen winnen.
Maar zo
zal het niet blijven. Want op het juiste tijdstip zal Ik mensen opwekken voor
de zuivere wetenschappen en kunsten, en deze zullen de mensen vanaf de daken
verkondigen hoe de dienaren van Baäl hun wonderen tot stand brachten! Daardoor
zullen de zuivere wetenschap en ook de zuivere kunsten tot een onoverwinnelijke
voorloper en voorvechter voor Mij tegen het oude bijgeloof worden. Wanneer door
hen de Augiasstal gereinigd zal zijn, dan zal 1k gemakkelijk een uiterst doeltreffende
wederkomst op deze aarde hebben. Want met de alom zuivere wetenschap der mensen
zal zich Mijn zuivere levensleer ook gemakkelijk verenigen en een volledig
levenslicht aan de mensen geven, omdat de ene reinheid de andere nooit kan
verontreinigen.
Om mettertijd bij de mensen in de wetenschappen en de
daaruit voortvloeiende kundigheden een volledige reiniging te bewerkstelligen,
moet hen tevoren Mijn leer gepredikt zijn en de vele afgodsbeelden moeten
samen met hun priesters en tempels worden verwoest! Wanneer dat gebeurd is en
Mijn evangelie aan de mensen is gepredikt, ook al is het door valse profeten,
dan pas zullen zij in staat zijn om zich geleidelijk aan in de wetenschappen en
kunsten te reinigen. Deze zullen dan als een bliksem zijn die van de opgang tot
de ondergang alles wat er op de aarde is helder verlicht. Onder de opgang
verstaat men dan het geestelijke en onder de ondergang al het natuurlijke!
Een mens
kan de diepere bovenzinnelijke waarheden nooit volledig in volle omvang vatten,
omdat hij de bodem niet kent waarop hij gaat en staat, omdat hij zelf een
natuurlijke mens is! Ik zelf heb u daarom al veel verklaard op het gebied van
de natuurlijke bijzondere verschijningen in deze natuurlijke wereld en de maan,
de zon, alle planeten en de hele eindeloze sterrenhemel getoond. Ook heb ik u
gezegd dat een mens dan pas God volledig kan liefheb ben, wanneer hij Hem in
Zijn talloos vele werken steeds meer en meer en reiner en reiner heeft herkend.
Maar de hoofdzaak is en blijft het onophoudelijke streven naar de volledige
wedergeboorte van de geest in de ziel. Helemaal door haar alleen wordt de mens
in alle waarheid en wijsheid geheven. Hij heeft dan een volkomen samenhangend
licht vanaf het aardse tot in het zuiver geestelijk hemelse, en met dat licht
ook het eeuwige leven. Maar dat is dan eindeloos meer dan alle wetenschappen
van alle dingen der natuur! Wat zou het een mens baten wanneer hij in staat zou
zijn om alle dingen en verschijnselen in de hele natuurlijke wereld volkomen
waar en precies van het grootste tot het kleinste te kennen en te beoordelen,
maar hij zou ondanks dat daarbij van de wedergeboorte van de geest in de ziel
zover af zijn als deze aarde van de hemel! Zouden hem de vele wetenschappen
soms het eeuwige leven kunnen verschaffen?
De oude,
innerlijke wetenschap der gelijkenissen is slechts geschikt en toegankelijk
voor die mensen, die in het ware geloof en vertrouwen aan de ene en ware God
nooit wankelend en zwak geworden zijn, Hem altijd boven alles lief hadden en
hun naaste als zichzelf. En dat, omdat de genoemde wetenschap de innerlijke
schrift en taal is van de ziel en van de geest in die ziel. Wie deze taal heeft
verloren verstaat de schrift onmogelijk en haar taal komt hem in zijn dode
wereld licht voor als een dwaasheid. Want de levensomstandigheden van geest en
ziel zijn van een andere soort dan die van het lichaam. Zo is ook het
geestelijke horen, zien, voelen, denken, spreken en de schrift van een heel
andere hoedanigheid als hier onder de mensen in de natuurlijke wereld. Daarom
kan dat, wat een geest doet en spreekt alleen via de weg van de oude wetenschap
der gelijkenissen aan de natuurlijke mens begrijpelijk gemaakt worden. De
mensen hebben deze wetenschap door eigen schuld verloren. Daarmee hebben zij
zichzelf buiten de omgang met de geesten uit alle regionen en alle hemelen
gesteld en daarom kunnen zij het geestelijke in de schrift niet meer vatten en
begrijpen. Zij lezen de geschreven woorden volgens de blindelings geleerde
klanken van de dode letter en kunnen het niet eens begrijpen en bevatten, dat
de letter dood is en niemand hem tot leven kan brengen, maar dat het alleen de
innerlijke verborgen zin is die, zelf leven zijnde, alles levend maakt.
Wanneer u dat begrijpt, streeft dan voor alles naar de wedergeboorte
in de geest, opdat het Rijk Gods in u levend en volop werkzaam wordt. Dan zult
u ook weer tot de wetenschap der gelijkenissen tussen materie en geest komen,
zonder welke u, evenmin als Mozes of enige andere profeet dit ooit kon, niet de
diepte van de levende waarheid kunt verstaan en waardoor u in ongeloof,
twijfels en zonden vervalt in plaats van te ontkomen aan de vele gevaren die u
dreigen te verslinden!
'Ik heb u
nu reeds voldoende duidelijk getoond hoe en op welke wijze Ik weer op deze
aarde tot de mensen zal komen. Ik zal bij mijn tweede komst niet weer ergens
als een kind uit een vrouw geboren worden. Want Mijn lichaam blijft
verheerlijkt evenals Ik als geest in eeuwigheid, en zodoende heb Ik nooit meer
een tweede lichaam nodig op de wijze van nu op aarde. Maar ik zal eerst
onzichtbaar komen in de wolken van de hemel, hetgeen zoveel wil zeggen als: Ik
zal vooreerst de mensen beginnen te naderen door middel van waarachtige
zieners, wijzen en nieuw opgewekte profeten. En er zullen in die tijd ook jonge
vrouwen voorspellingen doen en jonge mannen zullen heldere dromen hebben, op
grond waarvan zij de mensen Mijn komst zullen verkondigen. Velen zullen naar
hen luisteren en zich beteren, maar de wereld zal hen voor krankzinnige
fantasten uitmaken en hen niet geloven, zoals dat ook met de profeten het
geval was.
Evenzo
zal Ik van tijd tot tijd mensen opwekken, aan wie Ik al wat er gebeurt en
gezegd wordt, zoals dat nu ook hier bij Mijn aanwezigheid het geval is, zal
doorgeven via het hart om het op te schrijven. De mensen van die tijd, die over
het algemeen zeer goed zullen kunnen lezen en schrijven, zullen die nieuwe
boeken ook kunnen lezen en begrijpen. Deze manier van verspreiden van Mijn
nieuwe en zuiver weergegeven leer uit de hemelen zal dan vele malen vlugger en
doelmatiger tot alle mensen op de hele aarde gebracht kunnen worden dan nu
door mijn boodschappers in Mijn Naam van mond tot mond gebeurt.
Wanneer
op deze manier Mijn leer onder de mensen, die van goede wil en van een
daadwerkelijk geloof zijn, gebracht zal zijn en er tenminste een derde van de
mensen kennis van zal hebben, dan zal Ik ook hier en daar persoonlijk en in
levenden lijve zichtbaar tot hen komen, die Mij het meest lief hebben en naar
Mijn wederkomst het grootste verlangen en het volle levende geloof zullen
hebben. En Ik Zelf zal uit hen gemeenten vormen, waaraan geen macht ter wereld
meer hinder of tegenstand zal kunnen bieden. Want Ik zal hun leider en hun
eeuwig onoverwinnelijke held zijn en alle dode en blinde wereldmensen richten.
En zo zal Ik de aarde reinigen van haar oude vuil.
Ten tijde
van de nieuwe zieners en profeten zal er groot leed en een grote verdrukking
onder de mensen zijn, zoals er op deze aarde nog nooit is geweest. Maar dat zal
omwille van Mijn uitverkorenen slechts een korte tijd duren, opdat zij aan hun
zaligwording geen schade zullen lijden. Doch in dit land, waar Ik nu reeds van
plaats tot plaats door de tempeljoden als een misdadiger word achtervolgd, en
dat in die tijd door duistere heidenen zal worden vertrapt, zal Ik persoonlijk
niet weer het eerst optreden. Wel in de landen van een ander werelddeel, die nu
door heidenen bewoond worden, zal Ik een nieuw rijk stichten: een rijk van
vrede, van eendracht, van liefde en van een aanhoudend levend geloof. En de
vrees voor de dood van het lichaam zal niet meer bestaan onder die mensen, die
in Mijn licht wandelen en in een voortdurende omgang en relatie zullen staan
met de engelen van de hemel.
De aarde is overal van Mij en Ik weet, waar Mijn wederkomst
voor de hele aarde het meest werkzaam zal zijn. In die tijd, waarin de mensen
van het ene einde van de aarde tot het andere elkaar zo snel als een bliksem
kunnen inlichten en met gebruikmaking van de in vuur en water gebonden geesten
vlugger de grote afstanden van de aardbodem kunnen overbruggen dan de hevigste
storm, en ook de schepen met behulp van diezelfde krachten de hele oceaan
binnen de kortste tijd zullen overvaren, zal de boodschap van Mijn
persoonlijke wederkomst in heel korte tijd gemakkelijk over de hele aarde
verspreid kunnen worden, ook naar Azië. Maar daar rijst de vraag: Zal die
boodschap bij de blinde en dove heidenen van dat werelddeel ook geloof vinden?
Ik meen en zeg: Moeilijk eerder dan dat het door een groot wereldoordeel
gelouterd zal worden!
Maar er
is een groot land in het verre Westen, dat van alle kanten door de grote
wereldoceaan is omgeven en nergens over de zee met de oude wereld samenhangt.
Uitgaande van dit land (Amerika) zullen de mensen eerst grote dingen vernemen
en deze zullen ook in het Westen van Europa opduiken. Daaruit zal een helder
stralen en tegenstralen ontstaan: de lichten der hemelen zullen elkander
ontmoeten, herkennen en elkander ondersteunen. Uit deze lichten zal zich de zon
des levens, dus het nieuwe volkomen Jeruzalem vormen, en in deze zon zal Ik op
deze aarde wederkomen. Deze zichtbare hemel en deze aarde zullen in de loop der
tijden vergaan, maar Mijn woorden, die Ik tot u gesproken heb, zullen niet
vergaan!'
3.
Een ontwikkelingsbeeld der mensheid
Jezus spreekt tot Zijn discipelen
over de gebeurtenissen voor Zijn wederkomst.
Ontvangen door Jakob Lorber
'Met Mijn
geboorte is reeds overal het oordeel der heidenen begonnen. Nu duurt het in
verhoogde mate voort en het zal nog tot het volle licht onder de mensen op deze
aarde voortduren, bijna 2000 jaren!
Zoals u
nu in de ochtendstreek ziet, hoe zich allerlei wolken aan de horizon
opstapelen, als wilden zij de opgang van de zon verhinderen: zo zullen tegen de
eens komende grote opgang van de geestelijke en eeuwige zon der waarheid ook
een grote massa van allerlei hinderlijke wolken zich beginnen op te stapelen
en onder de mensen veel schade aanrichten. Maar de uiteindelijke grote opgang
van de zon der waarheid zullen zij toch niet kunnen verhinderen. U hebt van
tevoren nog veel mooie sterren aan de hemel zien stralen en bij de ondergang
zag u ook sterren, die in de diepe nacht gestraald hebben. Ziet, die gingen als
goede boden voor de nog zichtbare ochtendboden uit en werkten in de nacht. En
dat is nu uw beroep!
Maar
wanneer aan de geestelijke ochtendhorizon de nog helderder ochtendboden zullen
opgaan, dan zal dat een teken zijn dat spoedig de grote en algemene Zon van
het leven en de waarheid zal volgen. Haar helderste licht zal een onverbiddelijk
gericht zijn over alle leugens en alle bedrog en de daaruit gevormde hoer van
Babylon. Zij zal met al haar volgelingen en vereerders en met heel haar grote
wereldpraal naar beneden geslingerd worden in de afgrond van de verachting, de
gerechte toorn en de vergetelheid. Dan zullen de verlichte mensen niet meer
denken aan het bedrog en het lange wachten op het oordeel.
Nu kan
men al goed merken dat de eerst zo dreigend zwarte wolken goudstralende randen
beginnen te krijgen. Zo zult u in die tijd ook gewaar worden, hoe mensen, die
tot voor kort nog ware vijanden van het licht waren, van alle kanten door de
lichtstralen van de waarheid steeds meer en helderder verlicht zullen worden
en dan zelf stralend tot vijanden van de oude leugen worden. En zulk een
oplichten van de opkomende zon der waarheid vanuit de hemelen zal Mijn teken
zijn van de Mensenzoon aan alle waarachtig en op aarde en van het begin van het
einde van het grote oordeel over de hoer van het nieuwe Babylon (Matth. 24:30).
Dan
zullen zij die de waarheid liefhebben luid jubelen en Mij lofprijzen, omdat Ik
hen al van tevoren het teken heb gezonden van Mijn opgang aan de hemel van de
innerlijke dag van de Geest! Maar de vijanden van de waarheid zullen huilen en
met de tanden beginnen te knarsen. Zij zullen zich, voorzover dat nog ergens
mogelijk is, in duistere hoeken trachten te verbergen met hun steeds geringer
wordend aantal getrouwen, wat hen niet zal baten. Want wanneer de volle zon der
waarheid zal zijn opgegaan, dan zal haar licht alle nog zo duistere gaten,
hoeken en holen doorstralen, en de vijanden van het licht zullen op de hele
aarde geen toevluchtsoord meer hebben.
Ik Zelf
zal als de eeuwige waarheid in die zon zijn, en door haar licht bij de mensen
als heerser en leider van hun leven en van hun tijdelijke en eeuwige lot. Dus
Ik heb u nu volgens de volle en begrijpelijke waarheid het grote oordeel
getoond van het nieuwe en oude heidendom. Dit was voor u; maar Ik zal u later
voor de mensen nog een beeld geven, dat u dan ook verder kunt mededelen, maar
niet zonder de juiste verklaring. Maar nu bezien wij verder het ochtendtafereel.
Let goed op, wat er allemaal nog voor de volledige zonsopgang te zien zal zijn!
Want Ik wil, dat ook u met uw ogen zult aanschouwen, hoe alles in de laatste
periode van het nieuwe heidendom zal gebeuren'.
(Allereerst
zag men een dichte en volkomen zwarte nevel ver weg aan de horizon opkomen.
Toen deze nevel ongeveer zeven maal de hoogte van het ver weg gelegen gebergte
aan de horizon bereikte, werd hij als gloeiend, want hij werd door een
ontelbaar aantal bliksems doorkliefd. En op de bovenste zwarte en door vele
bliksems doorgloeide rand van de nevelbank was een grote stad te zien.)
En Ik
zei: 'Beziet het beeld van het nieuwe Babylon. Dat is de ondergang van
het oude en tegelijk het begin van het nieuwe heidendom. Ongeveer reeds in vijf
- tot zeshonderd jaar, vanaf nu gerekend, zal het er daar letterlijk zo
uitzien. Maar bekijk het beeld nu verder!' Weer richtten allen hun aandacht op
dat beeld, waarvan de taferelen zich snel na elkaar ontwikkelden. En men zag
grote volkeren trekken en vele ernstige gevechten en oorlogen. In het midden
van de stad zag men iets zich zo hoog verheffen als een berg, en daarop stond
een grote troon als van gloeiend goud. Op die troon zat met een staf, waarvan
het boveneinde versierd was met een driedubbel kruis, een heerser met een driedubbele
kroon op het hoofd. Uit zijn mond gingen talloze pijlen uit. Uit zijn ogen en
zijn borst flitsten ook vele bliksems van de toorn en van de hoogmoed. En er
trokken koningen naar hem toe, van wie velen zich diep voor hem bogen. Hen, die
dat deden, bekeek hij vriendelijk, maar zij die niet voor hem bogen, werden
door zijn pijlen en bliksems erg vervolgd en toegetakeld.
Ik zei:
'Dat stelt geen speciale heerser over vele landen en volkeren voor, maar alleen
de zichtbare persoonlijkheid van de Antichrist! Maar dat driedubbele
kruis betekent Mijnleer, die aldaar driedubbel vervalst aan de koningen en hun
volken zal worden opgedrongen, vals in het woord, vals in de waarheid en vals
in de levende toepassing.
Maar die
koningen, die zich niet voor hem buigen en die hij vervloekt, die zijn het,
welke nog min of meer in de oude leer volharden. Hen bereiken weliswaar zijn
pijlen en bliksems,maar deze kunnen hen desondanks geen schade van enige
betekenis toebrengen. Geeft nu verder acht op dat beeld; doch Ik kan u er
slechts de hoofdmomenten van tonen!'
Nu keken
allen er weer met verhoogde aandacht naar. En zie, er verzamelen zich vele
koningen, die zich eerst nog diep voor hem op de troon hadden gebogen, met hun
legerscharen en trekken tegen hem op. Ziet, dat wordt een verbitterde strijd,
en zijn verheven troon zinkt reeds opmerkelijk diep omlaag naar de stad. Men
ziet slechts enkele koningen, die zich alleen nog voor de schijn voor hem
buigen, terwijl door de andere afgevallen koningen heel veel pijlen en bliksems
naar hem worden teruggezonden. Nu is er van hem haast helemaal niets meer te
zien: dat zal reeds geschieden over 1000 - 1500 - 1600 en 1700 jaar.
Kijk, nu
maakt hij aanstalten om zich wederom te verheffen, omgeven door zwarte benden.
En enkele koningen reiken hem hun handen, om hem te helpen; maar die dat doen,
zullen spoedig helemaal machteloos worden, en hun volken rukken hen de kroon
van het hoofd en geven die aan de sterke koningen! Ziet, nu zinkt zijn troon,
en de sterke koningen haasten zich naderbij en delen hem in meerdere stukken.
Zo gaat voor hem nu al zijn macht, hoogte en grootheid ten onder. Weliswaar
slingert hij nog pijlen en zwakke bliksems om zich heen, maar die deren niemand
meer; want de meesten keren tot hem zelf terug en verwonden hem en zijn zwakke
en duistere horden'.
'Maar wat
stellen de 'lichte wolken' voor? Het zijn verenigingen van mensen, die door de
Goddelijke waarheid verlicht zijn. Nu komen deze verenigingen steeds dichter
bij elkaar en vormen zo een grote vereniging; en dat is de nieuwe aarde,
waarover zich een nieuwe hemel uitbreidt vol licht en klaarheid!
Maar men
moet hierbij niet denken dat deze natuurlijke aarde zou vergaan en in een
nieuwe veranderd zou worden: alleen de mensen zullen door het volledige opnemen
van de Goddelijke waarheid in hun harten als ware broeders en zusters in Mijn
naam onder elkaar een nieuwe geestelijke aarde scheppen.
Op deze
nieuwe aarde zal Ik dan Zelf zijn en heersen temidden van de Mijnen, en zij
zullen met Mij omgang hebben en Mij nimmer uit hun ogen verliezen.
Ziet, hoe
uit deze nieuwe aarde in steeds dichtere stromen lichten naar beneden op de
oude aarde zweven en deze zo aansteken dat zij als in volle vlam lijkt te
staan! Daar ziet u heel veel doden, hoe zij vanuit de graven naar het licht
gaan, en hoe zij ook spoedig bekleed worden met het gewaad van de waarheid en
dan opwaarts zweven naar het rijk van de nieuwe aarde.
Tegelijk is te bespeuren, hoe een groot duister gedeelte
tracht om het gewaad van het licht over zijn zwarte aan te trekken, om daaruit uit zelfzucht en
heerszucht nog eens een nieuw antichristelijk heidendom te scheppen. Maar Ik
Zelf laat Mijn toorn op hen vallen, dat is het vuur van Mijn waarheid. En Mijn
engelen storten zich als met vlammende zwaarden op hen en slaan iedere duistere
poging in de afgrond van de volledige vernietiging. Dit is dan het laatste en
grootste oordeel, 1000 jaar later. Deze tijd zal genoemd worden Mijn
Duizendjarig Rijk op aarde, dat door dit allerlaatste oordeel voor zeer korte
tijd nog eenmaal een oorlogszuchtige onderbreking zal hebben. Maar de overwinning
zal een spoedige en voor alle tijden een volledige zijn. Vanaf dan zal er uit
de hemelen en uit de aarde één Herder en één kudde worden. De Herder zal zoals
altijd Ik zijn, en de kudde zullen vormen de mensen op aarde, geheel in
vereniging met de zaligen in Mijn hemelen. Deze laatsten zullen weer zoals in
de oertijd van de mensen zichtbaar met de mensen op aarde omgaan. Maar eer dat
zal geschieden, zal ook de natuurlijke aarde geweldige veranderingen ondergaan.
Grote landen en rijken, die nu nog door de grote en diepe zee worden bedekt,
worden als het meest vruchtbare land omhoog getild. Vele nu nog zeer hoge
bergen worden verlaagd en met hun afgebrokkelde toppen zullen diepe ravijnen en
dalen worden opgevuld en een vruchtbaar land vormen.
Omdat in
die tijd de mensen niet meer naar de aardse en vergankelijke schatten zullen
hunkeren of deze begeren, zullen op de aarde nog zo veel mensen als er nu op
leven goed verzorgd en gelukkig kunnen leven. Maar tegelijkertijd zullen ook
alle boze, het vlees hevig kwellende ziekten van de aarde verdwijnen. De mensen
zullen een montere en hoge leeftijd bereiken en veel goeds kunnen bewerkstelligen.
Niemand zal vrees hebben voor de dood van het lichaam, omdat hij met heldere
blik het eeuwige leven van de ziel voor zich zal zien.
De hoofdzaak
van het weldoen zal in die tijd bestaan in de juiste opvoeding van de kinderen,
en dat de sterke met alle liefde de fysiek zwakkere ouderdom met alle kracht
zal ondersteunen. En er zullen op de gelukkige aarde ook huwelijken gesloten
worden, maar zoals in de hemel volgens Mijn orde. En er zullen ook kinderen
verwekt worden in groot aantal, maar niet via de weg van louter wellust, maar
via de weg van de ware liefdesernst, en dat tot aan het einde der tijden van
deze aarde.
Zo hebt u
nu een getrouw beeld van het laatste oordeel van alle heidenen op de hele
aarde, dat u ook gemakkelijk en goed kunt verstaan'.
Hier
vragen Mij de discipelen: 'Heer en Meester! Zullen wij vanuit het rijk
der geesten dat ook allemaal mee kunnen aanzien en meebeleven? En voor hoe lang
zal dan die gelukkige aarde nog voortbestaan tot aan het definitieve einde van
haar tijd?'
Ik zei:
'Wat deze vraag betreft, spreekt het vanzelf, dat u vanuit de hemelen dat alles
niet slechts duidelijk zult zien, horen en beleven, maar u zult de hoofdleiders
ervan zijn en te allen tijde erbij zijn; niet alleen op de nieuwe aarde, maar
ook over heel de grote mensheid der schepping, en ook over de eindeloos vele
verenigingen van alle hemelen, die eeuwig en nergens begrensd zijn. Daarom zeg
ik u: dat geen mens ooit heeft gezien of gehoord, en dat in geen enkel
mensenhart ooit is opgekomen, wat God voor hen heeft bereid, die Hem waarachtig
liefhebben! Ik zou u nu nog veel kunnen zeggen en tonen, maar u kunt het nu nog
niet verdragen. Maar wanneer de geest van alle waarheid en alle leven op u zal
komen en u in hem zult zijn wedergeboren, dan zal die u in alle diepten van
Mijn licht leiden en verheffen. Pas dan zult u begrijpen wat voor grote woorden
Ik nu tot u en door u tot alle mensen heb gesproken! Wat de tweede vraag
betreft, die getuigt werkelijk van nog weinig wijsheid. Want onze rekenmethode
heeft niet eens een getal waarmee men de overgrote veelheid van aardejaren zou
kunnen aangeven, welke tot het einde van haar tijd zullen vergaan. En al zou
dat op een of andere wijze toch mogelijk zijn, dan kan dat hen, die in de geest
voortleven, om het even zijn!
Wanneer u
Mijn gebod van de ware en reine naastenliefde goed in aanmerking neemt, zult u
gemakkelijk begrijpen, dat ieder echt en waar mens de hoogmoed van zijn naaste
het meeste pijn doet. Daarom zij eenieder vol zachtmoedigheid en deemoed, en u
zult elkander .daardoor wederzijds de grootste mensen eer bewijzen en in vrede
en rust met elkaar leven. Maar eerzucht en hoogmoed verwekken misnoegen,
ergernis, verachting, wrok, toorn en tenslotte wraak, oorlog en de boze nasleep
daarvan. De hoogmoedige en eerzuchtige is ook altijd vol zelfzucht en
hebzucht. En omdat hij alles alleen tot verhoging van zijn wereldse eer wil
winnen, is dan het treurige gevolg, dat duizenden om zijnentwil in armoede en
nood moeten leven, zoals dat ook het geval was ten tijde van Noach en in de
laatste tijd van het nieuwe heidendom nog meer het geval zal zijn.
Maar
juist deze boze en helse toestand onder de mensen zal het oordeel zijn, dat zij
zichzelf zullen bezorgen. Veruit de meerderheid van de armen en onderdrukten
zal tenslotte opstaan tegen hun hoogmoedige onderdrukkers en hen doden. Dat zal
een tweede zondvloed zijn door de gloeiende toorn van de tenslotte te zeer en
te geweldig gekwelde armoede.
Maar ook een natuurlijk vuur zal in die tijd vele
plaatsen verwoesten. Want in die tijd zullen de mensen uit te overdreven aards
winstbejag als boze wormen doordringen tot in de diepte der aarde en daarbinnen
allerlei schatten zoeken en ook vinden. Wanneer zij dan bij de enorme lagen
begraven oerwouden van de aarde komen en die voor verwarming zullen gebruiken,
voor het smelten van metalen en nog vele andere zaken, dan zal ook dat laatste
oordeel, dat zij zichzelf zullen bereiden, voor de deur staan. Het meeste
zullen zij te lijden hebben die zullen wonen in de grote steden van de dan
heersende machten der aarde. Blijft allen daarom steeds in de zachtmoedigheid
en deemoed en daardoor in de ware naastenliefde, dan zal geen oordeel over u
verwekt worden. Want daar waar in die tijd de mensen in Mijn orde zullen leven,
daar zal geen laatste oordeel verschijnen.
4.
Verklaringen van teksten uit de Schrift
'Ik zal u niet als wezen achterlaten, Ik kom tot u!'
(Joh.14:18)
(Ontvangen door Jakob Lorber)
Waaraan
zal in de aangeduide tijd de werking van de Heilige Geest te herkennen zijn?
Misschien aan de menselijk wijze staats - en oorlogswetten, of zelfs aan de
menigvuldige kerkelijke discipline wetten? Waarlijk niet! Omdat in dat alles
niet Ik, maar de wereldlijke voordelen der heersers de oorzaak zijn. Alles wil
heersen, keizer, koning, vorst en van hen naar beneden toe min of meer allen.
Weliswaar moet er een keizer zijn, een koning, een vorst; maar niet omwille van
het heersen zullen zij er zijn, maar opdat de volken door hun leiding tot Mij
geleid worden. Maar zo worden zij alleen maar van Mij weg geleid en naar de
wereld gekeerd, worden zij niet sterk maar slechts zwak gemaakt, opdat zij dan
in hun zwakheid des te gemakkelijker te overheersen zijn. Is dat soms de
werking van de Heilige Geest, wanneer de heerser in zijn onderdanen niets
anders dan in zekere zin lijfeigenen ziet, die zijn woord op ieder gewenst
moment kan vernietigen, wanneer hij het maar uitspreekt? De heerser moet een
leider en trooster van zijn volk zijn en dient het wetten te geven die op
begrijpelijke wijze van de Mijne zijn afgeleid. Dan zou hij een waarachtige
regent zijn en de Heilige Geest zou met hem samenwerken, zoals hij eerder met
waardige regenten heeft samengewerkt. Maar in de uitvinding van allerlei
machines die de mensenhanden overbodig maken, in de buitensporige opvoering van
de industrie' in het opstellen van grote krijgsmachten werkt de Heilige Geest
in eeuwigheid niet! - Dat alles was ook vóór de zondvloed ten tijde van Noach
aan de orde van de dag door de werking van de wereld geest, welke de duivel is
in zijn volheid. Evenzo ging het ook toe in Sodom en Gomorra en in Babylon.
Maar wie
zal willen beweren dat de Heilige Geest dat zou hebben bewerkstelligd? Daarom
volgde dan ook op zulke aan de Heilige Geest tegenstrijdige handelwijze, altijd
een geweldig oordeel. Dat houd Ik ook nu al gereed om u te tonen, dat Mijn
Heilige Geest in de tegenwoordige handelingen van de wereld beslist nergens
aanwezig is, en derhalve deze wereld er als een volkomen wees bijstaat.
Maar Ik laat haar nog enige tijd stijgen, totdat zij de
juiste valhoogte bereikt zal hebben. Dan volgt een bliksem van de opgang tot de
ondergang en in dat licht zal blijken, hoe velen in de wereld aanwezig zijn!
Als dat zo is, waar zijn dan wel degenen, die Ik niet als wezen wil
achterlaten? Ik zeg: Die zijn er hier en daar ook wel, maar zij zijn nu haast
zeldzamer geworden dan kroondiamanten. Zij leven eenvoudig, van de wereld zo
veel mogelijk teruggetrokken; hun vreugde en het voorwerp van hun gesprekken
ben Ik! Omdat de mond overloopt waar het hart vol van is. Dezen zijn waarachtig
geen wezen; want Ik ben immers temidden van hen en beleer hen Zelf. Zij horen
altijd Mijn stem en herkennen haar als die van de goede herder en niet als die
van een huurling, die zij niet volgen, omdat het de stem van een valse profeet
is. Dezen zijn het ook, voor wie Mijn woord gesteld is. Ik behoef derhalve ook
geen wereldse geleerden en geen wereldse wetgevers, maar slechts deemoedige,
Mij liefhebbende harten. Waar Ik dat vind, daar zal Ik ook al het andere aan
toevoegen, en dat zeker op een betere manier dan dat de wereld het uitvindt.
Dan zal alles een werking van de Heilige Geest zijn, en er zullen geen wezen
meer in de wereld zijn. Waarlijk, het zijn in die tijd slechts zeer weinigen,
wier oor voor Mijn stem ontvankelijk is!
2.
Alsdan zal aan de hemel verschijnen het teken van de
Mensenzoon'
(Matth. 24:30)
Weet u
dan niet, welk onderscheid tussen de tekens en de Mensenzoon bestaat? En weet u
niet wat er wordt verstaan onder de 'hemel'? Waarlijk, u zoudt niets dwazers
kunnen bedenken dan te verwachten dat aan de sterrenhemel een kruisbeeld te
zien zal zijn. Vraagt u zelf: Wat zou de wereld er aan hebben, al zou men niet
slechts één, maar een heel legioen kruisbeelden aan de hemel zien? Zouden de
mensen daardoor beter worden in hun harten? Oh, wis en waarachtig niet! Zouden
er niet spoedig geleerden bij de hand zijn om al deze produkten te verklaren
als produkten van bedrog, en om te bewijzen dat al die aan de hemel zwevende
kruisen geen andere dan een aërostatische oorsprong hebben! Ziet, dit effect
en nog vele andere zou zo'n verschijning in de geleerde wereld tevoorschijn
roepen. Ja, er zouden zelfs wiskundigen zijn die trachten zulke verschijningen
te verklaren langs de weg van de optiek. Maar wat zou de gewone man ervan
zeggen? Ik zeg u: hij zou al spoedig als door bovenmatige angst verlamd
verstommen. Want dan zou het voor hem toch zeker zijn, volgens de verkeerd
gegeven leer, dat het laatste oordeel voor de deur staat. Dat zou dan het nut
zijn van zulk een verschijning. Dat de zaak zo zou verlopen, kunt u al daaruit
afleiden, wanneer u met enige opmerkzaamheid uw blikken richt op die tijdperken,
waarvoor door zekere waarheidszoekende profeten reeds meerdere
wereldondergangen voorspeld werden. Hoe daar de mensen deels vertwijfeld waren,
deels lachten en zich deels hebben overgegeven aan de veelvraat en andere
soorten brasserijen! Maar wanneer lege profetie en al zulke kwalijke
toestanden teweeg brachten, wat zou dan wel een reusachtig groot kruis onder de
sterren teweeg brengen?
Er wordt echter onder 'hemel' verstaan de gehele geloofswaarheid
naar het woord, hetgeen de kerk is in haar echtheid. En het teken van de
Mensenzoon is de uit deze kerk weer opnieuw ontwaakte liefde met al haar
hemelse attributen, zoals: barmhartigheid, geduld, zachtmoedigheid, deemoed,
overgave, gehoorzaamheid en het dulden van alle bezwaren van het kruis. Ziet,
dit levende teken van de Mensenzoon zal aan de hemel van het innerlijke eeuwige
leven verschijnen, en zal niet doden, maar boven alles bezielen. Weliswaar
zullen bij die gelegenheid de aan de wereld verslaafde geslachten van de aarde
huilen, jammeren en weeklagen, omdat al hun helse bedrog niet meer in tel zal
zijn. Die van Mijn teken zijn, zullen met de wereldhandelaren, de makelaars en
bankiers niet veel meer te doen hebben. Want zij zullen hun ogen alleen
daarheen richten, waar zij de Mensenzoon zullen zien komen op de wolken van de
hemel met grote macht en heerlijkheid: in het levende Woord in de harten der
mensen, hetgeen Mijn eeuwige liefde is in haar volheid en derhalve van grote
macht en heerlijkheid. En de 'wolken des hemels' is de eindeloze wijsheid zelf
in dit levende woord. Ziet, dit is dus in het kort de uitleg van deze
schrifttekst. Deze wolken zullen aan gene zijde u zelf opnemen in Mijn Rijk en
zij zullen voor eeuwig uw woning zijn. Dat betekent dat u pas daar in de
hoogste zaligheid de grote macht en heerlijkheid van de Mensenzoon volledig
aanschouwelijk zult herkennen.
3
'Zie, I k ben bij u, alle dagen'
(Matth. 28:20).
'Niet
slechts één teken, maar meerdere zult u te allen tijde hebben, dat Ik in de
geest altijd bij u, temidden van u en in u tegenwoordig ben. En deze nooit
bedriegen de tekens zullen altijd de volgende zijn:
Ten
eerste, dat u Mij meer liefhebt dan al het andere op de wereld. Want wanneer
iemand van het een of het ander op de wereld meer houdt dan van Mij, die is Mij
niet waard. Maar wie Mij werkelijk boven alles lief heeft, die is door zulke
ware liefde in Mij en Ik ben in hem.
Een
tweede teken van Mijn tegenwoordigheid bij u zal ook zijn, dat u uit liefde tot
Mij uw naasten en medemensen jong en oud even lief hebt als u zelf. Wie zijn
naaste niet lief heeft, die hij ziet, hoe kan die dan God in Mij liefhebben,
die hij niet ziet? Al ziet en hoort u Mij nu ook, u zult Mij vanaf nu op deze
wereld toch niet meer zien. En wanneer u Mij niet meer zult zien, zal dan uw
liefde blijven, zoals die nu is, waar u Mij ziet? Bij u zal de liefde inderdaad
blijven; maar ziet erop toe, dat zij ook bij uw nakomelingen zo zal blijven!
Indien Mij iemand waarachtig in zijn hart boven alles zal liefhebben daardoor,
dat hij zal leven en handelen naar Mijn hem geopenbaarde wil, tot hem zal Ik
als persoonlijk in de geest komen en Ik zal Mij aan hem als aanwezig
openbaren.
Een derde
teken van Mijn tegenwoordigheid bij, in en temidden van u zal ook zijn, dat u
altijd alles gegeven wordt waarom u de Vader in Mij in Mijn naam ernstig zult
vragen! Maar het spreekt vanzelf, dat u Mij niet om nietige zaken van deze
wereld zult bidden. Want wanneer u dat zoudt doen, laat u duidelijk zien, dat u
om zulke zaken meer geeft dan om Mij; dat zou dan werkelijk geen teken zijn van
Mijn tegenwoordigheid bij u.
Een
vierde teken van Mijn krachtige tegenwoordigheid zal ook zijn, dat het, wanneer
u de lichamelijk zieke mensen uit ware naastenliefde in Mijn naam de handen
zult opleggen, met hen beter zal gaan, indien de beterschap tot heil van hun
ziel nuttig zal zijn. Het spreekt ook hier vanzelf, dat u daarbij altijd in het
hart zegt: 'Heer, niet mijn, maar slechts Uw wil geschiede!' Want u kunt niet
weten of en wanneer de beterschap van het lichaam voor het heil van een ziel
van nut is. Een eeuwig leven op deze aarde in het lichaam is voor geen mens
weggelegd; ook kan het opleggen van handen niet altijd en ieder mens van zijn
lichaamskwalen bevrijden. Maar u zult desondanks geen zonde doen, wanneer u
iedere zieke de u getoonde liefde bewijst: de helper zal Ik heus wel zijn,
indien het voor het zieleheil der mensen dienstig is, hetgeen alleen Ik kan
weten.
Wanneer u van verre hebt vernomen, dat een vriend van u
ziek op bed ligt, dan bidt u voor hem en legt hem in de geest de handen
op, en hij zal zo ook beter worden. En daarbij zal het slechts in het hart uit
te spreken gebed bestaan uit de volgende weinige woorden: 'Jezus, de Heer moge
u helpen! Hij moge u genezen door Zijn genade, liefde en barmhartigheid!'
Wanneer u dat vol geloof en vertrouwen in Mij over een zich nog zo ver af
bevindende zieke zult uitspreken, en daarbij over hem in de geest uw handen
houdt, dan zal het met hem van stonde af aan beter gaan, wanneer dat voor zijn
zieleheil van nut is.
En een
vijfde teken van Mijn tegenwoordigheid zal ook zijn, wanneer u Mijn wil altijd
doet, u in uzelf de wedergeboorte van de geest zult bereiken. Dat zal een ware
levensdoop zijn, omdat u daarbij met Mijn geest wordt vervuld en daardoor in
alle wijsheid wordt ingeleid. Naar dit vijfde teken streve een ieder vooral!
Aan wie zich dit teken zal bewijzen, die zal reeds in deze wereld het eeuwige
leven hebben. Die zal dat kunnen doen en scheppen, wat Ik doe en schep, want
hij zal één zijn met Mij. Nu heb Ik u een teken van Mijn tegenwoordigheid
getoond. Handel ernaar, dan zult u bij, in en temidden van u Mijn geest
binnenkort waarachtig gewaar worden.
Ik zal in
de geest, in het woord en in de waarheid bij de Mijnen blijven! En wie zich
bevinden in grote liefde tot Mij, zullen Mij ook persoonlijk op momenten te
zien krijgen. Zij, die naar Mijn woord leven en zorgvuldig naar de innerlijke
waarheid zoeken, met hen zal Ik spreken door het begrip van hun hart, en Ik
zal Mijn woorden leggen in hun gemoed. De in Mijn naam goed opgevoede
jongelingen en meisjes zullen gezichten zien, waarin hen Mijn wezen, de hemelen
en het eeuwige leven verklaard worden, alsook het lot van de afvalligen en
bozen. En zo zal Ik verblijven bij de Mijnen tot aan het einde van deze aarde!'
5.
De 'Antichrist'
(ontvangen door Gottfried Mayerhofer, 1871)
(Tekst: Openbaring Johannes, Hoofdstuk 11.)
Ik wil u
vooreerst duidelijk maken dat in Mijn leer en woorden verreweg meer heil en
zegen ligt, indien er ook naar geleefd wordt, dan wanneer u alle schalen van
toorn uit de profetieën van Johannes zoudt kunnen uitleggen. Zo veel kan ik u
zeggen, dat de aarde samen met haar hele mensheid zich in het proces van
scheiding bevindt. En dat alles, wat er binnenkort gaat gebeuren, weliswaar in
die profetieën beschreven staat, maar niet in die zin in vervulling gaat,
zoals u het wilt uitleggen. 'De dagen verkorten' betekent - juist wegens de
uitleg van Mijn woorden - de reiniging der aarde van haar slechte elementen te
bespoedigen, hetgeen al sinds geruime tijd gebeurt; en u leest ook telkens van
de 'Antichrist'. De meesten zijn van mening dat dat een persoon is. Zouden zij
de wereld slechts met open ogen bezien, dan zouden zij heel veel 'Antichristen'
zien, omdat er maar heel weinig de eigenlijke navolgers van Christus of van
Mijn leer zijn, en ook deze zijn nog bij benadering niet zo als ze eigenlijk
zouden moeten zijn.
De eigenlijke 'Antichrist' is de algemeen heersende zucht
naar heel andere dingen dan Mijn leer predikt. Het is de heersende neiging van
zovele mensen, van wie alleen het hoofd werkt en het hart tot zwijgen is
gedoemd. Dus moet u het 'hoofd' of het
berekenende verstand (als geestelijk principe) als 'Antichrist' beschouwen, die
allang op aarde huis houdt en met verleidelijke argumenten de mensen wil
verklaren, dat alleen datgene wat het verstand kan bevatten en belichten waar
is. Maar dat wat het hart voelt of vermoedt, zou alleen vluchtige neveldamp
van een opgewonden fantasie zijn! Daarvandaan de leer der materialisten als de
laatste trap van de verstandswijsheid. Daarvandaan de zucht naar genot en
middelen om dat te kunnen bevredigen. Vandaar de verachting van al het edele,
goede en verhevene, vandaar het 'weten en geen geloof!' En toch vergeten de
mensen wat Ik eens gezegd heb: 'Uw weten is allemaal half werk!'
Al deze beelden
in de Apocalyps van Johannes zijn geestelijke figuren, zijn heersende
epidemische geestesziekten, die dan de mensen drijven en regeren. Om deze
openbaringen te willen ontcijferen moet een mens zich op een heel wat hoger
standpunt denken dan waartoe hij nu in staat is. Hij moet vanuit Mijn standpunt
de geestelijke, innerlijke wereld van de op deze aarde in een lichaam gehulde
zielen zien en begrijpen. Hij moet zien, hoe zich de geestelijke stroming
beweegt, hoe Ik die dan voor Mijn doelen gebruik, en hoe in plaats van dat wat
de mensen willen, slechts op Mijn grote doel wordt aangestuurd! Kan hij zich
tot dit standpunt verheffen, dan zal hij ook begrijpen wat het betekent: 'Zij
doodden de profeten en lieten ze 3 1/2 dag op straat liggen'. Dat wil zeggen:
Toen de mensheid de leer van Mijn uitverkorenen hoorde, wilde zij die niet
aannemen en ze hoonde Mijn schrijvers en knechten of beschouwde ze als niet
bestaand, als doden. Zij wees Mijn leer af of liet haar 'open op straat'
liggen, niet aan haar gelovend, maar haar ook niet helemaal verwerpend. Tot na
een korte tijd (figuurlijk 3 1/2 dag) de waarheid toch weer zegevierde, of de
doodgewaande weer levend werd, daar zijn tehuis zocht, waar hij vandaan was
gekomen, namelijk tot Mij opsteeg. Wie de zin der woorden begrijpt, te weten
wat zij geestelijk betekenen, zal ook gemakkelijk de stad 'Babylon' of de
'plaats der geestelijke dwalingen' herkennen.
Wie zich in Mijn armen werpt, kan rustig toezien, wat er
ook moge komen. Hij weet dan dat het voor de bestwil van de verdwaalde kinderen
is. Wanneer hij uit Mijn woorden kan aflezen dat de wereld zo niet kan
bestaan, omdat Ik haar voor dit doel niet heb geschapen, dan zal hij ook begrijpen,
dat Ik moet wederkomen, om tenminste te redden wat nog te redden is! Waarom ook
hij geen ander doel zal nastreven dan zich voor te bereiden, opdat hij waard
zal worden bevonden om tot Mijn 'kinderen' te worden gerekend en niet met het
overige vuil van de aarde zal worden weggevaagd en verdelgd!
6.
De huidige geestelijke zondvloed
(ontvangen door Jacob Lorber, 1849)
Hier
spreekt tot u, Die u heeft geschapen, verlost en geheiligd door Zijn woord en
door Zijn geest:
Over de
aarde gaat nu een geestelijke zondvloed, zoals eenmaal voor 4000 aardejaren
ten tijde van Noach een materiële is gegaan. Die doodde het vlees, maar deze
doodt ziel en lichaam. Deze vloed doodt de ziel door de geest van de
heerszucht, welke zich nu - zoals eens de watergolven uit het binnenste van de
aarde en uit de lucht, te weten uit de boze geesten ervan uitstort en de zielen
welke erdoor worden overspoeld, verderft met de heerszucht.
Deze
vloed is als vuur, en is hetzelfde vuur, waarvan geschreven staat (11 Petrus,
hfdst.3), dat de wereld daardoor voor de tweede keer algemeen geoordeeld zal
worden. Maar wilt u door deze erge vuurvloed niet gegrepen worden, blijft dan
dicht bij Mij. Oordeelt niet nu eens zus, dan weer zo, en zegt ook niet: Deze
of gene, deze of die partij, of de groten of de kleinen hebben gelijk. Want Ik
zeg u: niemand heeft gelijk dan alleen hij, die zich noch heen, noch weer
buigt, maar recht en rotsvast bij Mij blijft en alles aan Mij alleen overlaat.
Wat daarboven gaat is zonde!
Dit moet
allemaal zo komen omwille van Gods woord, hetgeen is Mijn woord, dat Ik Zelf
voor Jeruzalem heb gesproken over Jeruzalem en hetzelfde over de hele wereld.
Er zullen nog grote dingen geschieden. Veel erge dingen zult u nog zien en ook
erover horen praten. Het ene volk zal het andere vervloeken en de ene partij
zal voor de andere galgen bouwen. Zij, die nog tot voor kort elkander als
vrienden begroetten, zullen elkaar verraden, de zoon de vader, en de vader de
zoon! Maar velt over niemand een oordeel, laat alles aan Mij alleen over, dan
zult u zich in Mijn vredesark bevinden, waarin u niets ergs van deze tijd zal
kunnen bereiken.
Wie van u
heeft dan macht, om iets te bewerkstelligen in deze wereld? Wanneer hij
oordeelt over de ene partij en die overwint, zal zij hem dan niet grijpen en
rekenschap vragen? En houdt hij het op de andere en overwint de eerste, zal
die dan niet net zo handelen met hem, die tegen haar was? Omdat Ik tot nu toe
nog voor geen partij de overwinning heb voorbestemd dan alleen aan die, die
het met Mij houdt, zo onthoudt u zich dan ook van elke lof en van elk verwijt!
Wie u moet loven, of wie u moet laken, weet Ik alleen, en Ik zal eenieder geven
naar zijn werk!
Wanneer er een macht heeft overwonnen, dan gehoorzaamt
die macht, die heeft overwonnen. Want zij zou geen macht zijn, als zij het niet
was uit Mij! Wanneer Ik het oordeel van Pilatus heb aangenomen en Mij niet
verzet heb, waar het toch om Mijn eigen lichaam ging, mort u dan niet in uw
veiligheid over datgene wat nu gebeurt. Zonder Mijn wil valt geen spreeuw van
het dak en zelfs al uw haren op uw hoofd zijn geteld. Hoe zouden dan deze
dingen kunnen gebeuren, helemaal zonder Mijn wil? Maar wanneer het Mijn wil is
daarom, omdat het de wereld zelf zo wilde en nog wil, dan is het ook Mijn zorg,
hen te behoeden, die aan Mij vasthouden en alles aan Mij overlaten. Weet u dan
niet, dat Mijn raadsbesluiten onpeilbaar en ondoorgrondelijk zijn?
Ik hoef u
niet weer te vertellen wat er nog alles zal gebeuren. Want er kan nog heel
veel gebeuren, maar ook heel weinig, afhankelijk van de vraag of de mensen zich
tot Mij of van Mij af zullen wenden. Het zwaard heeft al erg huisgehouden,
maar wanneer de mensen nog langer in de vloed van de heerszucht zullen drijven,
zal Ik nog een andere engel zenden, namelijk de honger- en tevens pest engel.
Deze lessen zullen de mensen zeker heel andere begrippen bijbrengen dan die,
waarmee zij nu behept zijn.
Laat uw
devies nu zijn: 'Geeft de keizer wat van hem is, maar geef boven alles aan Mij,
wat van Mij is'. Dan zult u met de wereld en met Mij Zelf het allerbeste
klaarkomen en zult u in alles waarachtig Mijn kinderen zijn. Amen.
7.
De krachten der hemelen zullen in beweging komen
Mijn
kinderen! Er staat geschreven: 'En de krachten der hemelen zullen bewogen
worden'. Er geloven veel mensen dat de sterren van de hemel zullen vallen; maar
dat zal niet gebeuren, want dit heeft een heel andere betekenis.
Er zijn
nu van vele planeten en zonnewerelden zielen op de aarde geïncarneerd. Van deze
zielen zijn er heel veel in de ergste materie verzonken, waarin zij het geloof
aan een hoogste, persoonlijke God helemaal verloren hebben, terwijl zij juist
omwille van het zoeken naar deze God hierheen zijn gekomen. Hun familie, ja
alle bewoners van die werelden, bidden zonder ophouden voor hen, die zijn uitgegaan
om de 'Grote Geest' als de 'goede, liefdevolle Vader' te vinden, en hen bericht
van Hem te brengen. - Wat zal zo'n ziel dan wel moeten zeggen, wanneer zij
terugkomt? Velen keren niet eens terug na de dood van hun lichaam, omdat zij
zich te vast aan de materie hebben geklampt. Deze komen dan door Mijn
barmhartigheid op een andere plaats, waar zij geleidelijk aan gereinigd en vrij
worden.
Maar nu dienen toch zij, die van boven zijn gekomen, de
weg tot Mij te vinden en die ook aan hen van beneden te tonen. Doch vaak
hebben juist degenen die van boven zijn gekomen alle ellende op deze aarde
gebracht. Nu komt de tijd, dat Ik de
bewoners van de grote planeten en zonnen het zicht op de aarde zal openen en
hen het standpunt zal duidelijk maken van hen, die zijn uitgegaan om Mij te
zoeken en op deze aarde zijn gekomen.
Dan
zullen zij geweldig in opwinding geraken en deze opwinding zal zich uitstrekken
van Venus tot aan de Urka. Dan zal het zijn, dat de 'krachten der hemelen in
beweging komen', en er zal een geweldige roep van alle kanten tot de bewoners
van deze aarde gaan. Een geest zal alles omwaaien, en er zal een stormwind
gieren van Oost tot West en alle starre en sterke geesten buigen, en niets zal
weerstand kunnen bieden aan deze sterke storm. Dan zal ook Ik tot de Mijnen
komen als hun heilige Vader. Amen.
8.
Het duizendjarige rijk
(ontvangen door Jacob Lorber, 1864)
'Ik heb
ervoor gezorgd, dat Ik als de enige ware Christus bij de mensen tot ware
innerlijke levensbetekenis zal worden. En dat zal de ware rots zijn, die de
macht van de hel niet kan overwinnen: Ik zal zijn de hoeksteen, die de vele
bouwers links en rechts hebben verworpen. Wee hem, die zich zal stoten aan deze
hoeksteen, hij zal barsten als een breekbare pot. En op wie de hoeksteen zich
zal storten, die wordt verpulverd tot stof en as! En daarmee zal komen Mijn tot
nu toe helemaal verkeerd begrepen duizendjarige rijk.
Wie in
het bijzonder de vorm van de oude Arabische cijfers oplettend beziet, zal in
hun gestalte, wat beeldspraak betreft, heel iets anders zien dan alleen maar
die duizend eenheden bij het getal duizend.
Het getal 1000 stelt met haar één Mij voor in de
menselijke persoonlijkheid; en de drie op de één volgende nullen beelden Mij
uit in de volheid van de goddelijke drievuldigheid. En dus is de uitdrukking
'duizend jaar' zo te verstaan, dat het getal 1000 Mij Zelf uitbeeldt in de
volheid van Mijn Godheid. Maar het woord 'jaar' stelt de tijd voor, waarin Ik
tot aan het einde aan de top van de heerschappij zal blijven en ten dele Zelf,
ten dele door velen van Mijn nieuw gewekte knechten de volken van deze aarde
zal leiden en aanvoeren. Zij (de mensen in zulk een gezegende periode) zullen
weliswaar ook hun vrijheids levensproef moeten doorlopen. Evenals nu en zij
zullen met de materie veel strijd moeten leveren. Maar na doorstane gevechten
zullen zij met het kleed der onsterfelijkheid worden bekleed. Gij staat zo te
zeggen in de grote overgangstijd.
Gelukkig
is hij, die dat in zijn hart gelovig aanneemt en zich niet ergert over de vele
in deze wereld voorkomende duivelse praktijken. Die zullen niet lang duren,
want Ik zal ze omwille van Mijn uitverkorenen zeer bekorten, en zij zullen Mij
daarvoor prijzen en zij zullen jubelen. Ik zal rechtvaardige heersers niet van
hun tronen stoten, maar hen met Mijn geest vervullen, en het zal daardoor één
kudde en één herder zijn, opdat alles in vervulling zal gaan, wat Ik gedurende
Mijn aardse leven aan de mensen voorspeld heb.
9.
Over het zevenvoudige komen des Heren
(uit: 'Haushaltung Gottes', hfdst. 46)
Oergeschiedenis der mensheid
(ontvangen door Jacob Lorber, 1840)
Ik zal
zeven maal komen; maar de zevende keer zal Ik komen in het vuur van Mijn
heiligheid. Wee degenen, die dan onzuiver bevonden zullen worden; die zullen
voortaan nergens meer zijn, dan alleen in het eeuwige vuur van Mijn toorn!
Ziet, eens was Ik er al bij het begin van de wereld, om
te scheppen alle dingen voor u, en u voor Mij. Spoedig zal Ik wederkomen in
grote waterstromen, om de pest van de aarde af te spoelen; want de laagten van
de aarde zijn Mij een gruwel geworden vol vuile modder en vol pest, welke
opgekomen is uit uw ongehoorzaamheid. Dan zal Ik komen ter wille van u, opdat
niet de hele wereld te gronde zal gaan en er een lijn zal bestaan, waarvan Ik
de laatste loot zal zijn. En zal voor de derde maal veelvuldig tot u komen
(Abraham, Mozes en de profeten. De uitg.), zoals nu talloos vaak, soms
zichtbaar, dan weer onzichtbaar in het woord van de geest, om Mijn wegen voor
te bereiden. En Ik zal voor de vierde keer komen in grote nood, lichamelijk,
in de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarna voor de vijfde keer komen in
de geest van de liefde en alle heiliging (Pinksteren). En Ik zal voor de zesde
keer innerlijk komen tot eenieder, die in zijn hart naar Mij een waar, ernstig verlangen zal dragen, en Ik
zal een leider zijn van degenen, die zich vol liefde gelovig door Mij zullen
laten leiden tot het eeuwige leven. Dan zal Ik echter ook verder van de wereld
af zijn; maar wie wordt opgenomen, die zal leven en Mijn rijk zal eeuwig met
hem zijn.
En
tenslotte zal Ik nog een keer komen, zoals reeds gezegd; die laatste komst zal
dan voor allen hoe dan ook een blijvende komst zijn.
Hoort en begrijpt het goed: blijft in de liefde; want die
zal uw redder zijn. Hebt Mij lief boven alles; dat zal uw leven zijn voor
eeuwig. Maar hebt ook elkander lief, opdat u het oordeel worde kwijtgescholden.
- Mijn genade en Mijn eerste liefde zij met u tot aan het einde der tijden!
Amen.
10.
Het grote en nieuwe Jeruzalem
(De Heer:) 'De uit de hemelen op deze aarde teruggekeerde
lichtzuil* (* Heeft betrekking op een voorafgegane lichtverschijning, die de
Heer aan Zijn discipelen naar haar geestelijke betekenis uitlegt).ben Ik in de
geest van Mijn levend woord, dat Ik in de toekomst in de harten van die mensen
zal leggen, die Mij liefhebben en Mijn geboden zullen onderhouden. Tot hen zal
Ik Zelf komen en Ik zal Mij aan hen openbaren. En zo zullen zij allen opnieuw
door God beleerd zijn.
De deling
van de zuil in talloos vele delen betekent de openbaring van de innerlijke
geestelijke zin van al Mijn woorden en leren, welke Ik vanaf het begin van het
mensengeslacht aan de mens door de mond van de oervaders, van de profeten en
zieners en nu Zelf heb gegeven.
Uit vele van zulke gedeeltelijke openbaringen van de
innerlijke, geestelijke zin van het woord Gods zal zich dan eerst een ware en
grote licht- en levensleer samen vormen, en deze leer zal dan het grote en
nieuwe Jeruzalem zijn, dat uit de hemelen tot de mensen zal neder komen. En zij
die in de nieuwe leer zijn en zullen leven, zij zullen wandelen in het nieuwe
Jeruzalem en zij zullen er eeuwig in wonen, en hun zaligheden zullen zonder
grenzen zijn en nooit ophouden. Want Ik Zelf zal bij hen zijn, en zij zullen de
talloos vele heerlijkheden aanschouwen van Mijn liefde, wijsheid en almacht.
Maar er
zal vanaf de ondergang van deze oude stad Jeruzalem tot aan de tijd van de
nieuwe stad Gods op aarde weinig licht onder de mensen op aarde zijn. Want er
zullen maar al te vlug een groot aantal valse profeten en priesters in Mijn
naam opstaan en zij zullen valse wonderen bewerken en de mensen verleiden en
verblinden. Ja, de Antichrist zal zulke dingen met behulp van de koningen der
aarde doen, zodat zelfs Mijn uitverkorenen, indien Ik het zou toelaten, verleid
zouden kunnen worden om hun knieën voor de nieuwe Baäl te buigen. Maar Ik zal
dan weer een grote verdrukking onder de mensen laten komen, zoals er nog niet
een geweest is onder de zon. Dan zal de Baäl gelijk de grote hoer van Babylon
omver geworpen worden en het licht van het levende woord in de harten van vele mensen
zal dan komen en de benauwden en gebogenen oprichten en verlossen en zij zullen
zich allen verheugen in het nieuwe licht en Mijn naam lofprijzen.
In die
tijd zullen de mensen veelvuldig contact hebben met de reine geesten van Mijn
hemel, en deze zullen hun leraren zijn en hen in alle geheimen van het eeuwige
leven in God onderwijzen, hetgeen u in derde verschijning aldus werd getoond,
dat u door de twaalf poorten mensen zag in - en uitgaan.
De twaalf
poorten betekenen nu echter niet meer, dat de stad gebouwd zou zijn uit de
twaalf stammen van Israël, maar uit de twaalf grondbeginselen van Mijn leer, en
deze bestaan uit de tien geboden van Mozes en uit Mijn twee nieuwe geboden der
liefde; want deze zijn de poorten, waardoor de toekomstige mensen in de nieuwe
licht- en levensvolle stad Gods zullen binnengaan.
Alleen
wie deze Mijn geboden zal onderhouden, die zal ook deze stad binnengaan en hem
zal licht en leven gegeven worden; maar wie de geboden niet zal onderhouden,
die zal ook niet in deze nieuwe stad kunnen komen. Aldus kenmerken ook de
twaalf soorten edelsteen, waaruit de muur om de grote stad gebouwd was, weer
deze twaalf geboden. Deze twaalf geboden zijn derhalve voor de mensen niet
alleen de deuren tot het licht en het leven, maar zij zijn ook de
onverwoestbare bescherming en beschutting ervan, die de poorten en machten van
de hel of het materieel wereldse nooit kunnen verwoesten of overwinnen.
Tegelijkertijd
hebt u bij de verschijning ook opgemerkt, hoe de stenen van de muur ook een fel
licht in alle kleuren uitstraalden. Dat gaf aan, dat in de aan u gegeven twaalf
geboden ook alle gradaties van de goddelijke wijsheid aanwezig zijn, en
derhalve kan de mens alleen door het onderhouden van de twaalf geboden tot
volledige wijsheid komen. Want de geboden bevatten alle wijsheid uit God, en
omdat zij alle wijsheid uit God bevatten, bevatten zij ook alle goddelijke
macht en kracht en wel daarom, omdat deze geboden de wijste en almachtigste wil
en daardoor de hoogste vrijheid inhouden.
Wie zich
dus door het onderhouden van de geboden de wil van God heeft eigen gemaakt, die
heeft zich ook de goddelijke macht en de goddelijke vrijheid eigen gemaakt en
die heeft de toestand van de ware wedergeboorte van de geest bereikt en is als
een waar kind van God, zo volkomen als de Vader in de hemel zelf.
En zo zeg Ik u dan nu allen, dat u door een nauwkeurig
naleven van de geboden ernaar zoudt moeten streven om reeds hier op aarde zo
volmaakt te worden als de Vader in de hemel volmaakt is, dan zult u ook dat en nog
grotere dingen kunnen doen dan Ik nu
zelf doe. En wanneer u zich in die toestand bevindt, dan zult u reeds van
tevoren burgers van het nieuwe Jeruzalem zijn.
(De
Heer:) 'Dit is het wat Jesaja, de zoon van Amoz, zag aangaande Juda en
Jeruzalem: De berg, waarop het huis des Heren is, zal in de laatste tijd hoger
zijn dan alle bergen en boven alle heuvelen verheven worden en alle volkeren
zullen derwaarts stromen'. (Jes. 2 : 1 - 2)
Ziet, Ik
ben de berg der bergen, waarop het ware huis Gods staat. Maar wat is het huis?
Dat is Mijn woord, dat Ik al door alle profeten tot u, Joden, gedurende
meerdere eeuwen heb gesproken en nu Zelf door de mond van een mensenzoon
spreek. Ik ben derhalve de berg, en Mijn woord is het bewoonbare huis op die
berg, en om ons heen staan de heidenen van alle delen der aarde, die hierheen
zijn gekomen, om de berg te zien en om woning te nemen in zijn uiterst ruime
huis. Maar voor de Joden, zoals die nu zijn, is dat werkelijk de laatste tijd,
omdat zij de berg en zijn huis schuwen en de leiders het zelfs dreigen te
verwoesten. Maar Jesaja spreekt dus verder: 'Vele volkeren zullen (d.w.z. in de
toekomst) er heen gaan en zeggen: komt, laat ons op de berg des Heren gaan en
naar het huis van de God van Jacob, opdat Hij ons Zijn wegen lere en wij dan
wandelen op zijn paden; want van Sion zal de wet uitgaan en van Jeruzalem Zijn
woord!' (Jes.2:3)
Dat hier
met Sion (Z'e on = Hij wil) eveneens de berg, dus de Heer of Ik, en met
Jeruzalem het huis Gods op de berg, dus Mijn woord en Mijn leer is te verstaan
voor nu en in alle toekomst, dat zal nu wel niet meer aan twijfel onderhevig
zijn.
Maar wie
zijn dan wel de volkeren, die zeggen: 'Komt, laat ons op de berg des Heren, d.w.z.
tot de Mensenzoon of Godmens, gaan en tot het huis van de God van Jacob, opdat
Hij ons Zijn wegen lere en wij dan wandelen op Zijn paden!'
Ziet,
deze volkeren zijn die mensen, die zich in alle toekomst tot Mij zullen
bekeren, zich Mijn woord toeëigenen en Mijn wil zullen doen; want Mijn woord
wijst de wegen tot het leven, en de voetsporen zijn Mijn wil, die door het
woord aan de mensen is bekend gemaakt. Het nauwkeurige opvolgen daarvan is
uiteraard aanzienlijk moeilijker dan het slechts luisteren naar Mijn woord,
zoals het zeker ook heel wat gemakkelijker is om op een brede en effen straat
te wandelen, in plaats van op een smal en vaak zeer steil pad.
Maar wie
in zichzelf op de hoogste van alle bergen wil komen en daar in Mijn levend
woord, hetgeen het huis van God is op die berg, die moet niet enkel op de weg,
die naar de berg leidt wandelen en daar op blijven staan, maar die moet zich
ook op de smalle en vaak zeer steile paden begeven; want alleen langs deze weg
komt hij helemaal boven op de berg en daar in het levende huis van God.
Wat dit
betekent heb Ik u nu al verklaard, zoals ook, wat de profeet eigenlijk met Z'e
on en met Jeruzalem bedoelt; want daarom zegt hij ook, dat van Z'e on de wet,
dus Mijn wil, en van Jeruzalem, of natuurlijk van Mijn mond, Mijn woord zal
komen.
Wie dus
Mijn woord, dat Ik te allen tijde door de profeten tot de mensen heb gesproken,
hoort, het aanneemt en ernaar leeft, die komt daardoor tot Mij en dus ook tot
het levende woord en zijn kracht; want Ik Zelf ben immers het levende woord en
zijn kracht, en alles, wat de eindeloze ruimte bevat is ook slechts Mijn levend
woord en zijn eeuwige kracht en macht'.
Hierop
zei een man van de groep Farizeeërs, die op de Olijfberg naar Mij toe waren
gekomen en die een schriftgeleerde was: 'Heer en Meester, uw verklaring van de
twee verzen was zo helder als de zon van de middag, en mij werd alles
begrijpelijk en duidelijk; maar nu komt het vierde vers, en dat luidt als
volgt:
'En de
Heer zal richten onder de heidenen en straffen de volkeren. Dan zullen zij hun
zwaarden tot ploegscharen en hun spiesen tot sikkels vormen; want geen volk zal
tegen het andere het zwaard meer opheffen, en de mensen zullen voortaan niet
meer oorlog leren voeren',
Wie zijn
nu de heidenen en wie de volkeren die, nadat zij eenmaal bestraft zullen zijn,
met elkaar geen oorlog meer mogen voeren? Deze volkeren moeten nog in een verre
toekomst geboren worden; want de tegenwoordige generaties met hun trotse,
hebzuchtige en heerszuchtige koningen zullen oorlogen voeren tot aan het einde
van de wereld',
Ik zei:
'U bent weliswaar een schriftgeleerde die de wetten en alle profeten goed in
het geheugen heeft, maar van het begrijpen ervan in de ware geest is bij u nog
nooit sprake geweest! U hebt de brede, effen weg betreden; maar op het smalle
pad, dat naar de berg van de ware kennis leidt, hebt u nog geen voet gezet.
Wie door
het handelen volgens de wet niet op de volle hoogte van de berg des Heren en
in het huis van God of tot het innerlijke levende woord uit God en tot Gods
levende woord in zichzelf komt, die begrijpt ook niet de ware, innerlijke,
levende geest van de wet en van de profeten!'
De
schriftgeleerde zei: 'Maar waarom hebben toch alle profeten zo verborgen gesproken
en geschreven? Er moest hen toch het meest aan gelegen zijn, dat hun woorden
door de mensen begrepen zouden worden!'
Ik zei:
'Dergelijke tegenwerpingen zijn enkele dagen geleden ook op de Olijfberg
gemaakt, en Ik heb u de ongegrondheid ervan duidelijk gemaakt; daarom hoef Ik
hier het reeds eerder gezegde niet te herhalen.
Wat voor
een Godswoord zou dat wel zijn, als het geen innerlijke betekenis had?! Of kunt
u zich een mens voorstellen, die geen ingewanden zou hebben? Leert toch allemaal
eens echt wijs te denken! Maar Ik zal u nu de hier aan de orde zijnde ware zin
van het vierde vers van Jesaja verklaren, en luister er nu dus goed naar!
'De Heer,
die Ik ben in het woord, zal richten onder de heidenen en straffen vele
volkeren',
Wie zijn de heidenen, en wie de volkeren? - De heidenen
zijn al diegenen die de ene ware God niet kennen en in plaats van Hem dode
afgoden en de Mammon van deze wereld aanbidden en het meest vereren. Door zulke
mensen is het Jodendom aan alle kanten ingesloten, waarheen u ook in de wereld
wilt gaan - naar de richting van de
ochtend, de middag, naar de avond of naar middernacht -, u zult alleen
maar heidenen van alle soorten en geslacht aantreffen! U weet echter, hoe nu
van alle kanten van de wereld de heidenen van hoge en lage stand en van heinde
en verre tot Mij zijn gekomen. Zij hoorden Mijn woord en zagen Mijn tekens,
werden vol geloof, namen Mijn leer aan, en Mijn woord richt en oordeelt onder
hen, waardoor zij ophouden heidenen te zijn en overgaan naar het getal der gezalfden
van God en tot het getal van het ware volk Gods. Maar ook zij zullen niet
blijven zoals zij beleerd en toebereid zijn; want er zullen alras valse
profeten uit hen opstaan, die ook tekenen zullen doen, vorsten en koningen in
hun ban zullen trekken, zich spoedig een grote wereldmacht zullen toeëigenen,
en met vuur en zwaard de mensen zullen vervolgen, die zich niet tot hen zullen
willen bekennen en zij zullen zich tenslotte splitsen in vele sekten en
partijen, en dat zijn dus de vele volkeren die Ik als de Heer zal straffen
wegens hun liefdeloosheid, hun valsheid, hun zelfzucht, hun hoogmoed, hun
stijfkoppigheid, hun heerszucht en hun kwalijke onmin en wederzijdse
vervolgingen en oorlogen. Totdat die tijd zal komen, duurt het nog een tijd,
zoals het vanaf Noach tot nu toe heeft geduurd.
En zoals
het was ten tijde van Noach, waar de mensen vrijden en zich lieten vrijen,
grote feesten en gastmalen hielden, zich hoog lieten eren en verwoestende
oorlogen voerden tegen hen, die zich niet wilden buigen voor hun afgoden, waar
dan spoedig de grote vloed kwam die de daders van het euvel allen deed
verdrinken, zo zal het ook zijn in die toekomstige tijd.
Maar dan
zal de Heer met het vuur van Zijn ijver en van Zijn toorn komen en al de daders
van het euvel van de aarde vagen. Dan zal het zo ver komen, dat de ontziene
rein en en goeden en de ware vrienden van de waarheid en het licht uit God van
de zwaarden ploegscharen, en van de spiesen sikkels zullen maken en dat de
kunst om oorlog te voeren helemaal wordt opgegeven, en er zal dan voortaan geen
waar gezalfd volk tegen het andere nog een zwaard opheffen, behalve dan de nog
ergens in de woestijnen der aarde overgebleven heidenen; maar ook deze zullen
gemaand en dan van de aarde weggevaagd worden.
Dan zal
de aarde opnieuw gezegend worden. Haar bodem zal honderdvoudige vrucht dragen
van alles, en aan de oudsten zal de macht gegeven zijn over alle elementen.
Zie,
aldus is volgens de geest voor deze aarde het vierde vers te verstaan, dat u
als schriftgeleerde nog wel voor zo onbegrijpelijk hebt gehouden!
Maar
binnen deze natuurlijke ware, geestelijke zin is evenwel nog een diepere,
zuiver geestelijke en hemelse zin verborgen, die u nu met uw nog pure
wereldverstand niet kunt bevatten, en die ook niet met woorden is duidelijk te
maken. Zodra u dan op de berg des Heren het huis van God zult zijn binnengegaan
en dan van dat 'huis van Jacob' zult komen, waarover de profeet spreekt in het
korte vijfde vers, dan pas zult u wandelen in het ware licht van de geest uit God.
- Zeg Mij, of u dat alles nu beter begrijpt dan voordien!'
(De Heer:) 'De woorden van de profeet luiden verder:
'Maar Gij hebt uw volk, het huis van Jacob, verstoten, want zij bedrijven (de
goddeloosheid) meer dan die van het Oosten, en zijn wichelaars gelijk de
Filistijnen, en hebben behagen in de kinderen der vreemden. Hun land is vol
zilver en goud, en aan hun schatten is geen einde; hun land is vol paarden en
aan hun wagens is geen einde. Ook is hun land vol afgoden, en zij aanbidden het
werk hunner handen, hetwelk hun vingers gemaakt hebben. Daar buigt zich de
geringe neder, daar verootmoedigen zich de aanzienlijken; dit zult Gij hun niet
vergeven. Ga naar de steenrots en verberg u in de aarde, voor de schrik des
Heren en voor zijn heerlijke majesteit'.
(Jes. 2 : 6 -10)
Deze vijf
verzen horen bij elkaar, omdat zij de ellendige toestand van de kerk ofvan het
huis van God op aarde aangeven, zowel bij de Joden, die er voor deze tijd
waren, als ook bij degenen, die na ons zijn en zullen komen.
De
traagheid in de naleving van de geboden Gods is de reden waarom Ik het toelaat,
dat Mijn volk het huis van Jacob op de berg des Heren loslaat en het handelen
der meest ruwe en trage volkeren, die in de morgenlanden als wilde dieren
huizen, heel getrouw nadoet.
En wat nu
de Farizeeërs en soortgelijke Joden doen, dat zullen ook onze nakomelingen
doen: Zij zullen in het volk een groot aantal dagen vaststellen, waaraan zij
een bijzondere kracht en werking zullen toedichten, en wie daar tegen zal
getuigen, die zullen zij te vuur en te zwaard bestrijden. Ook zullen zij
wichelaars zijn, zij zullen voor geld de mensen geluk en ongeluk voorspellen
en zich daarvoor buitengewoon laten prijzen en betalen; want zulk nutteloos
werk brengt tenslotte toch nog meer geld op dan ploeg en sikkel. Opdat hun
gemakkelijke inkomsten nog groter worden, zullen zij, zoals nu de Farizeeërs,
hun apostelen uitzenden over de hele wereld en de vreemdelingen tot hun
kinderen maken. Deze waren reeds als duistere heidenen niets tot nut; maar
wanneer zij dan tot het ware wereld-filisterdom geraken, dan zullen zij nog
honderd maal erger worden dan zij voordien al waren!
Daardoor
zal hun duister land vol goud en zilver worden, en hun begerigheid naar de
schatten van deze wereld zal geen einde en geen doel hebben, en zo ook hun
heerszucht en oorlogswoede niet, - hetgeen de profeet in het beeld door de
talloze paarden en wagens onder woorden brengt. Ook zal hun heersersterritorium
vol afgoden en tempels zijn, zoals dat, ondanks de persoonlijke waarschuwing
van God, Salomo de wijze reeds heeft gedaan, die ter wille van zijn vreemde
vrouwen afgodentempels om Jeruzalem liet bouwen. Voor zulke afgoden zullen de
blinde dwazen buigen en zij zullen het werk van hun eigen handen en vingers
aanbidden in de domme veronderstelling God daarmee aangenaam te worden. En wie
dat niet zal doen, die wordt lichamelijk op leven en dood vervolgd. Want er
zullen veel koningen zijn die zich voor de grotere glans van hun tronen zullen
bezighouden met de onzin van de wereldfilistijnen en zij zullen te vuur en te
zwaard de altijd weinige vrienden van het licht en de levende waarheid
vervolgen.
En zie,
de Heer zal komen en zulke volkeren straffen, die in Zijn naam zovele mensen
hebben verdrukt!
Dan zal
opeens van alle kanten het ware, levende licht opduiken en de vrienden van de
nacht zullen voor altijd verslagen worden. Zij (de groten en machtigen der
aarde) zullen weliswaar vluchten naar de rotsen en zich onder hun onvruchtbare
aarde begraven, uit vrees voor de waarheid en de majesteit van de Heer, maar
het zal hun weinig baten. Nu spreekt de profeet weer verder en zegt luid:
'Want de hoogheid van der mensen ogen zal vernederd, en
der lieden trotsheid zal gebogen worden, en de Heer alleen zal hoog zijn in die
tijd. Want de dag des Heren Zebaoth zal gaan over alles wat hovaardig en hoog,
en over alles wat verheven is, opdat het vernederd worde; ook over alle hoge en
verheven cederen op de Libanon, en over alle eiken van Basan; over alle hoge
bergen, en over alle verheven heuvelen; over alle hoge torens, en over alle
vaste muren; over alle schepen van Tarsis, en over alle kostelijke arbeid;
zodat alle hoogheid der mensen vernederd en alle trotsheid der lieden gebogen
worde, en de Heer alleen hoog zij in die tijd. En met de afgoden zal het geheel
uit zijn. Dan zal men in de holen der steenrotsen gaan en in de kloven der
aarde voor de schrik des Heren en voor zijn heerlijke majesteit, wanneer Hij
zich opmaken zal om de aarde te verschrikken. In die tijd zal ieder zijn
zilveren en gouden afgoden, die hij zich had laten maken om ze te aanbidden,
wegwerpen in de holen der mollen en voor de vleermuizen, om te gaan in de reten
en kloven der steenrotsen, voor de schrik des Heren en voor zijn heerlijke
majesteit, wanneer Hij zich opmaken zal om de aarde te verschrikken. Zo laat
nu af van de mens, in wiens neus adem is; want hoe hoog is hij te achten? (Jes.
2 : 11 - 22)
Wel, hier
hebt u de hele, gemakkelijk te begrijpen verklaring van het hele tweede, hoogst
opmerkelijke hoofdstuk van de profeet Jesaja! De laatste verzen spreken voor
zich zelf, als men de betekenis van de voorgaande goed begrepen heeft. Maar Ik
zeg u, dat het waarlijk zo zal gebeuren reeds nu in deze tijd en dan na
ongeveer negentienhonderd jaar weer in volle omvang; want er bestaat zelfs in
Mijn raad geen ander middel, omdat de mens de volste vrijheid van wil gelaten
moet worden, dan alleen dit ene, waarmee men van tijd tot tijd de menselijke
traagheid vruchtdragend kan tegemoet treden. Zij is de wortel van alle zonden
en ondeugden. - Hebt u dat goed begrepen?
U zult er
nu wel minder vreugde in u over gevoelen, - maar de komende volkeren een des te
grotere, wanneer hun opnieuw deze boodschap gegeven wordt in hun grote verdrukking
en in die tijd, waarin zich het ene volk tegen het andere zal verheffen om het
te verdelgen. - Maar hierover zal ons nog het volgende hoofdstuk meer licht
verschaffen! Nu zegt Mij, hoe u deze van het grootste belang zijnde zaak hebt
opgevat! Ik zeg 'van het grootste belang', omdat Ik u dat, als Mijn aanstaande
opvolgers, vooral op het hart wil drukken, om u zelf en al uw discipelen voor
de traagheid te behoeden' .
Verklaring van het 3 e hoofdstuk van Jesaja
De toestanden in een geordende gemeente
(De
Heer:) 'Ook dit volgende hoofdstuk heeft zijn profeterende geldigheid voor nu
en voor het vervolg van die tijden, die Ik u al eerder heb bekend gemaakt.
Aldus
luidt het eerste, veelbetekenende vers van de profeet: 'Zie, de Heer Zebaoth
zal van Jeruzalem wegnemen allerlei voorraden en zo ook van heel Juda, alle
voorraad van brood en alle voorraad van water!'
De uitdrukking 'Jeruzalem' betekent hier het tegenwoordige
Jodendom, hoe het nu is en allang voordien ook al was; maar met 'Juda' zijn
bedoeld de toekomstige generaties, die dan door het aannemen van Mijn leer tot
de stam der Joden gerekend worden. Deze zullen door hun traagheid ook in nog
hogere mate hetzelfde lot moeten ondergaan als nu in mindere mate de Joden.
Met het
wegnemen van de broodvoorraad wordt bedoeld: het wegnemen van de liefde en
barmhartigheid, en met het wegnemen van de watervoorraad wordt bedoeld: het wegnemen
van de ware wijsheid uit God, en het gevolg daarvan zal zijn, dat zij allen in
grote dwaling en duisternis van de ziel zullen wandelen en dat niemand de ander
raad zal kunnen geven; en wanneer de een de ander raad zal geven, dan zal degene
die raad vraagt en licht behoeft het toch niet vertrouwen en hij zal zeggen:
'Hoe kun je tegen mij over het licht spreken, je bevindt je in dezelfde
duisternis als ik'. Dat dan de mensen door hun eigen schuld ten gevolge van hun
traagheid volledig hulpeloos zullen zijn, verkondigt de profeet getrouwelijk
in de volgende verzen, waarin hij zegt:
‘Alzo
zullen hen ontnomen worden helden en krijgslieden, rechters, profeten,
waarzeggers en oudsten; raadslieden en wijze werkmeesters en schrandere
welsprekende mannen en aanvoerders over vijftig en aanzienlijke lieden'.
Ik zet
hier opzettelijk de aanvoerders en aanzienlijke lieden aan het einde, in plaats
van meteen bij het begin van het derde vers, en Ik heb daar Mijn reden voor. En
verneemt nu de toelichting!
Wie zijn
dan wel die helden en krijgslieden? Dat zijn zulke mensen als eens David was,
vol geloof en vertrouwen in Mij, en de krijgslieden zijn mensen, die door het
geloof en vertrouwen van hen helemaal geestdriftig worden, zodat zij altijd de
overwinning behalen op alle vijanden van het goede en ware uit God.
Maar
wanneer bij de mensen het volledige gebrek aan het levende water uit de hemelen
een feit is geworden en alle vlees zich met zijn zielen in de grootste
duisternis bevindt, wie zal dan onder de mensen een goede en rechtvaardige
rechter zijn? Wie zal de gave der profetie hebben? En ook als iemand die nog
voor zich zou hebben, wie zal hem geloven zonder innerlijk verstand, dat het
zo is? Wie zal voor de geestelijk blinden en doven kunnen waarzeggen? En wie
zal de duistere mensheid wegens voortreffelijke wijsheid tot een ware oudste
kiezen en tot hun herder willen maken? Begrijp dus deze zaak goed!
Van wie
brood en water in de geestelijke betekenis is weggenomen, die is daardoor
alles ontnomen; want wie God met geestelijke blindheid straft en tuchtigt, die
is het meest gestraft en getuchtigd. Want die is daardoor alles ontnomen en hij
staat er volledig radeloos en hulpeloos bij. Dat is dan ook wel het uiterste
middel, waarmee de te sterk toegenomen traagheid van de mensen en al hun vele
ondeugden steeds het meest doelmatig tegemoet getreden kan worden. Dat de
mensen zich met het wegnemen van het geestelijke brood en water werkelijk in de
grootste ellende moeten bevinden, en wat hen daardoor verder nog ontnomen is,
daarvan getuigt de profeet nog verder in het derde vers, waar hij nadrukkelijk
zegt: De mensen zal genomen worden ook de raden of raadgevers en de wijze
werkmeesters op alle gebieden van de menselijke behoeften, dus ook de
verstandige sprekers, die anders met hun wijsheid veel goeds hebben gebracht.
Maar het kwalijkste van de zaak is het wegnemen van zo'n
vijftig aanvoerders! Wie zijn deze, en wat heeft het getal vijftig ermee te
maken? Dat zullen we nu spoedig zien. Wanneer wij ons een zeer grote en
volkomen geordende gemeenschap van mensen voorstellen, dan moet die, wanneer
zij op alle gebied goed verzorgd wil zijn, alles bij elkaar van ouds her voor
haar levensbehoeften zo'n vijftig taken verzorgen. Wat daar bovenuit gaat,
behoort reeds tot de hovaardij, en wat daar onder is, dat is reeds zwakte,
tekort en armzaligheid. Opdat iedere afzonderlijke taak van de genoemde
behoeften nuttig vervuld en onderhouden
wordt,
moet zij ook een kundige aanvoerder als opzichter en leider aan de top hebben,
die op het terrein waarop hij werkzaam is van het begin tot het einde goed
bekend is; ontbreekt deze en staat er op zijn plaats een ondeskundige, dan zal
deze tak van de behoeften spoedig voor de hele gemeente slechte of helemaal
geen vruchten meer dragen. Maar hoe kan een grote gemeenschap nog bestaan, wanneer
zij door haar traagheid en slordigheid tenslotte alle vijftig aanvoerders kwijt
zal zijn? Ik zal het u zeggen: net zo, als de grote gemeenschap van Joden nu
bestaat, waarin alleen zekere dieven en rovers nog iets bezitten en zich ten
koste van de armsten vol mesten en voor hun buiken zorgen, waarvoor dan
duizenden in de diepste armoede hulpeloos versmachten. Want waar is de wijze
aanvoerder, die voor hen zou zorgen en hen brood en werk zou kunnen geven in
een of andere tak van handwerk? Zie, deze is er niet in heel veel takken, en
dus is er ook al het andere niet! Er zijn ook nu weliswaar nog bepaalde
aanvoerders, die aan het hoofd staan van verschillende takken, maar niet voor
het volk, alleen voor zich zelf; dat zijn daarom slechts dieven en rovers en
geen goede aanvoerders zoals ten tijde van Mijn richteren.
U hebt nu
gezien hoe het uiterlijke en innerlijke welzijn van de mensen van een grote
gemeenschap afhankelijk is van de aanvoerders in de verschillende takken van
behoeften; maar van wie hangt een juiste benoeming van de genoemde
aanvoerders af in een grote mensengemeenschap, in een land dat geregeerd wordt
door een vorst of een koning? Dat is van een wijze koning!
Wat zegt
nu de profeet, wat de Heer voor de trage, goddeloze gemeenschappen nog zal
doen?
Hoort,
zijn woorden luiden aldus: 'Ik, spreekt de Heer, zal hen jongemannen tot
vorsten geven, en kinderen zullen over hen heersen! En de volkeren zullen
elkaar en ieder zal zijn naaste verdrukken, en de jongere zal zich verheffen
tegen de oudere, en de verachte tegen de aanzienlijke'.
(Jes. 3 :
4 - 5).
De
woorden van de profeet spreken hier voor zich en zijn zo duidelijk en waar, dat
zij geen nadere verklaring behoeven; slechts op de grote en klaarblijkelijk
meest boze gevolgen kan Ik u wijzen, hoewel die ook gemakkelijk vanzelf te
vinden zijn. Wanneer bij zo'n wirwar in een land op zo'n moment alle
levensomstandigheden in de grootste wanorde verkeren en alle mensen van een
gemeenschap door de nood tot de grootste ontevredenheid zijn geraakt, dan zal
er ook voortdurend niets ontziende verontwaardiging zijn. Het volk ontwaakt,
staat op en jaagt de vorsten en de zelfzuchtige aanvoerders op de vlucht of
zal ze zelfs wurgen. En dan is waarheid geworden, zoals men zegt: 'Het ene volk
trekt tegen het andere op'.
Want de
mens laat zich door zijn trage aard zó lang alle druk welgevallen, als hij in
zijn blindheid nog zijn maag met hoe schrale kost dan ook kan vullen; maar
wanneer eens ook dat ophoudt en hij niets dan de hongerdood voor ogen heeft,
dan ontwaakt hij zeker en wordt tot een van honger in woede ontstoken hyena. En
zo ver moet het komen, opdat de mensheid tot ontwaken kome.'
De ineenstorting van de valse godsdienstgebouwen verklaard
uit Jesaja 3 : 6 - 27
(De
Heer:) 'Nu is alles verwoest en afgemaakt. Ieder die op een of andere manier
ervan kan worden beschuldigd, dat ook hij door zijn onbarmhartige zelfzucht tot
het algemene ongeluk der volkeren heeft bijgedragen, valt helaas ten offer aan
de volkswraak. Maar wat dan? De mensen hebben nu geen, helemaal geen enkele
leider meer, geen goede en geen kwade. Zij bevinden zich in volkomen anarchie,
waarin tenslotte iedereen kan doen en laten wat hij wil; maar een ander, een
sterker iemand, kan hem op zijn beurt ook weer naar hartelust straffen!
Dan
zullen de meer verstandigen bij elkaar komen en zeggen: 'Zo gaat het niet, en
zo kan het ook niet blijven! Wij, die wijzer en machtiger zijn, willen tot
overeenstemming komen en het volk ertoe brengen dat het met ons een wijs hoofd
zal kiezen. En het is een groot huis, waarin twee broeders zijn met veel
ervaring!' Wat gebeurt daar verder? De profeet zal het ons heel duidelijk
zeggen! En wat zegt de profeet?
Luister!
Hij zegt: 'Dan zal iemand zijn broeder uit zijns vaders huis aangrijpen en
zeggen: Jij hebt kleren (kennis en ervaring), wees onze vorst en geef uitkomst
in deze wanorde!' Maar hij zal in die tijd zeggen en zweren: Hoort, ik ben
geen arts, en er is noch brood (geloofswaarden), noch kleed (geloofswaarheid)
in mijn huis! Stelt mij derhalve niet tot vorst aan over het volk! Want
Jeruzalem neigt ten val, en Juda (de latere tijd) ligt eveneens te neer; want
haar tong en haar daden zijn tegen de Heer en zij weerstreven het licht van
Zijn wijsheid. Dat is voor iedereen zichtbaar en duidelijk. Zij schamen zich
niet over hun daden en zij beroemen zich op hun zonde als ten tijde van Sodom
en Gomorra en zij verbergen ze niet. Wee hun ziel, want zij brengen zich zelf
in alle ongeluk!'
Maar de
gekozen vorst, die Ik ook Zelf zou kunnen zijn, zegt verder: 'Gaat heen en
predikt eerst aan de rechtvaardigen, dat zij goed worden, en zij zullen dan de
vruchten van hun werken eten! Maar wee de tragen en goddelozen; want die zijn
altijd boos, en het zal hen vergolden worden naar hun werken, en zoals zij het
hebben verdiend. Hoort, daarom zijn kinderen vorsten van Mijn volk, en zelfs
vrouwen heersen over hen. Mijn volk, uw (valse) troosters verleiden u (zie
Rome!) en verwoesten de weg die gij moet gaan. De Heer staat daar om te
richten, en is (nu) opgetreden, om de volkeren te berechten. En de Heer komt
naar de rechtbank met de oudsten van Zijn volk (de Schrift) en met Zijn vorsten
(de ontwaakten van de laatste tijd); want gij (Farizeeërs en Romeinen) hebt de
wijnberg bedorven, en de roof van de armen is in uw huis.
Waarom
vertrapt gij Mijn volk, en waarom slaat gij nog meer de persoon van de
ellendigen? Aldus spreekt (nu) in volle ernst de Heer.
En de
Heer spreekt verder: Daarom, omdat de dochters van Sion trots zijn (de valse
leren van de hoer van Babylon) en met opgericht hoofd en met geschminkte
aangezichten gaan, trots rondlopen en (gelijk een hongerige hond) kwispelen en
kostbare schoenen aan hun voeten hebben, daarom zal de Heer de kruinen van de
dochters van Sion kaal maken (het verstand nemen), en Hij zal haar tooisel wegnemen.
In die tijd zal de Heer hen ook de sieraden van de kostbare
schoenen (de blindelingse gelovigen) wegnemen en de haakjes (trouwe aanhangers)
en de spangen (de verschillende medailles), de kettingen, armbanden en de
sluiers (als het bijgeloof), de lovertjes, de borduurselen, alle gouden
koortjes, reukballetjes, de oorringen, de ringen en haarlinten, de
feestkleren, de mantels, de gewaden en de (grote) buidels, de spiegels, de
versierde kragen, de boorden en de kielen (allemaal de glinsterende ceremonie
van de hoer van Babylon). Dan zal er in de plaats van goede reuk stank zijn, in
de plaats van de goede ceintuur een losse band, in de plaats van krullend haar
(slangenslimheid van de hoer van Babylon) een kaal hoofd, en in de plaats van
een wijde mantel zal een nauwe zak komen; en dat alles zal zij krijgen in
plaats van haar veronderstelde schoonheid.
Uw
gepeupel zal door het zwaard vallen, en uw soldaten in de strijd. En haar
poorten zullen treuren en klagen (omdat er niemand meer onderdoor zou willen
gaan), en zij zal jammerlijk zitten op de grond. En in die tijd zullen de oorlogen
de mannen zo schaars maken, dat dan zeven vrouwen één man zullen grijpen (of
uit de zeven sacramenten wordt er maar een) en zullen zeggen: Wij willen ons
zelf voeden en kleden, maar laat ons slechts naar uw naam genoemd worden, opdat
onze schande van ons worde afgenomen!'
En zo
ziet dan, Mijn vrienden: wat de profeet daar heeft gezegd, dat zal zeker zo in
vervulling gaan, zo zeker en waar als Ik u dat nu zelf heb verklaard. Want de
mensen kunnen over een grote lengte van tijd de waarheid niet verdragen, worden
moe en zakken altijd weer terug in hun oude, oordeel en dood brengende
traagheid, en er valt dan werkelijk niets anders te doen dan de mensen door
uiterste middelen weer te wekken en ze weer in de oude werkzaamheid op de
wegen en paden van het licht en van het leven te zetten.
Daarom
zeg ik het u nu nog eens: Waarschuwt de mensen vooral voor de geestelijke
traagheid; want met haar treden dan alle euvels in werking, waarvan de profeet
heeft gesproken, en 1 k moet het helaas toelaten! Denkt erover na!'
(De
Heer:) 'Ik wil u een maat aangeven, waarnaar u en ieder ander kan weten,
hoe hij zal omgaan met de eigenliefde, hoe met de liefde tot de naaste en hoe
met de liefde tot God.
Neem het
getal 666, dat in goede en slechte verhoudingen of een volmaakte mens of een
volmaakte duivel voorstelt.
Deel nu
de liefde in de mens precies in 666 delen. Geef God daarvan 600, de naaste 60
en uzelf 6, dan hebt u de verhouding van de volmaakte mens. Maar wilt u een
volmaakte duivel zijn, geef dan God 6, de naaste 60 en uzelf 600!'
11.
De openbaring van Johannes
Tekst: En
er verscheen een groot teken in de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de
maan onder haar voeten, en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. En zij
werd zwanger, schreeuwde in barensnood en had pijn en weeën van de geboorte. -
En zij baarde een kind, een zoon, die alle volkeren zou gaan regeren met
ijzeren scepter. En haar kind werd ontrukt tot God en Zijn troon.
Hfdst. 12
: 1, 2, 5
(Ontvangen door Jacob Lorber)
Wat zou die 'vrouw' toch zijn, die in de hemel met de zon
bekleed verschijnt? Die 'vrouw' is het edele beeld van een mens zonder
voortplantingskracht, maar wel in staat tot voortbrengen en ontvankelijk. Dus
is deze vrouw een volkomen evenbeeld van de mens en derhalve geen karikatuur,
geen vertekend beeld van de mens.
Zo is ook
Mijn leer, die toch zeker wel in de meest volkomen hemel verschijnt, omdat zij
in Mij is en uit Mij voortvloeit, evenals de vrouw een meest volkomen
evenbeeld van de geestelijke mens is, op zich zelf niet tot voortplanting in
staat, maar de mens wordt door haar bereid al het goede uit liefde te
ontvangen, hetgeen is de reine, hemelse, goddelijke liefde als het eeuwige
geestelijke leven uit Mij, hetwelk is het 'kind', waarmee Mijn leer bevrucht
wordt in het hart van de mens.
Er is
hier echter beslist alleen van Mijn zuivere leer sprake als van een volmaakte,
hemelse vrouw, dus niet van een dwaalleer en niet van een apewijfje. Dat deze
volmaakte vrouw of Mijn zuivere leer zeker met de zon of met Mijn Licht van
alle licht bekleed is, omdat zij uit Mij Zelf voortkomt, dat zal toch zeker
wel heel natuurlijk zijn!
Maar
omdat deze meest volmaakte, hemelse vrouw of Mijn zuivere leer slechts tot
opneming van de hemelse liefde uit Mij in staat is, treedt zij de maan, zijnde
het symbool van de eigen - of wereldliefde, met de voeten als een aan haar
hemelse aard volledig tegengestelde polariteit. En zo is zij ook getooid met
twaalf 'sterren' of met de tien geboden van Mozes en daarboven met de twee
geboden der (Christen -) liefde, en zeker niet met de twaalf apostelen en ook
niet met de twaalf stammen van Israël, maar - zoals gezegd getooid met alle
twaalf wetten van het eeuwige leven.
De vrouw,
of de daadwerkelijke liefde uit Mij in de mens wordt en is reeds zwanger.
Waarmee? - Hebt u nooit iets over de wedergeboorte gehoord? Staat er niet: 'Wie
niet wordt wedergeboren uit de geest, die kan in het rijk Gods niet ingaan!?'
Ziet: het
kind, waarvan de vrouw zwanger is, is de zuivere goddelijke liefde, die echter
door de veelvuldige zelfverloochening de uiterlijke mens veel pijn doet,
totdat deze hemelse liefde in de geest van de mensen door zichzelf rijpt tot de
heerlijke wedergeboorte voor het eeuwige leven.
Men moet
zich echter niet voorstellen dat de leer naar de letter als de genoemde vrouw
zwanger zou worden, want alleen de levende, daadwerkelijke leer, in het geloof
van de mensen opgenomen, is de genoemde zwangere vrouw, uit wie de goddelijke
liefde als een nieuw kind wordt geboren, en dat is dan de wedergeboorte tot het
eeuwige leven.
Dat kind is dus een jongen! Waarom dan geen meisje, dus
een vrouw in wording? - Omdat in deze liefde, zoals in de man en niet in de
vrouw, de scheppende voortplantingskracht ligt en liggen moet.
Dit kind, of de uit Mijn leer geboren goddelijke liefde
in de geest van de mens, zal dan met ijzeren scepter of met de meest onbuigzame
goddelijke kracht alle volkeren of alle uitdagingen en zinnelijke hartstochten
van de wereld temmen; het zal daardoor uit Mijn kracht de geest van de mens,
al zijn genegenheid tot Mij trekken, en hij zal zijn gelukzaligheid putten aan
Mijn troon, welke eeuwig de ware wijsheid uit Mij is! .
Ziet, dat
is de zeer begrijpelijke zin van deze verzen; zo moet alles in dit enige ware
licht worden gezien en begrepen.
12. Verklaring van de openbaring van Johannes
(Ontvangen door Gottfried Mayerhofer, 1875)
De
openbaring van Johannes is een afspiegeling van het menselijk gedrag op aarde
vanaf Mijn overgang naar de geestelijke wereld tot nu toe en tot aan Mijn
Wederkomst. Deze openbaring is al door zo velen verklaard, onderzocht en
ontleed. En toch heeft nog niemand de goede sleutel om de boeken van dit
heilige Woord te ontsluiten gevonden, of om de gebeurtenissen en tijdstippen
juist te beoordelen, die alle na Mijn heengaan moesten komen, zolang de mens als
vrij schepsel de eigen heer van zijn daden was. Thans, nu we bijna aan het eind
van de hele profetie staan en het meeste al voorbij is, wil Ik u stap voor stap
deze openbaring verklaren. Daarmee kunt u dan zelf beoordelen, hoe ver allen
van de eigenlijke betekenis verwijderd waren, die alleen letterlijk wilden
ontdekken, wat uitsluitend door gelijkenissen kan worden verklaard.
Zo lang
de mens de verklaring of de geestelijke betekenis van de woorden - wat men
gelijkenissen noemt - niet begrijpt, is het zinloos Mijn woorden in de meest
innerlijke betekenis te willen vatten. Zelfs de grote hoeveelheid nieuwe
woorden, die u tot nu toe hebt ontvangen, getuigen van hetzelfde. Want hoe
vaker men ze leest, des te geestelijker, vaak ook des te verschillender ten
opzichte van vroeger, begrijpt men de inhoud. Men moet van het grondbeginsel
uit gaan, dat Ik als hoogste Geest alleen geestelijk kan denken en spreken. En
ook, dat Ik overeenkomstig het standpunt van de menselijke geest gedachten en
ideeën in voor u begrijpelijke woorden kleed. Maar daarom is bij deze woorden -
zoals u ze uitlegt en leest - dat nog lang niet hun laatste verklaring.
Zo liet
Ik ook eens Johannes dit verhaal opschrijven, terwijl Ik Mijn ideeën aanpaste
aan zijn bevattingsvermogen. Had Ik anders met hem gesproken, dan had hij Mij
niet verstaan, Mijn woorden verkeerd geduid, of deze niet eens durven
opschrijven - uit vrees het slachtoffer van een vergissing te worden.
Dus zijn
in deze openbaring slechts symbolische beelden te vinden! Er staat de 'toorn
Gods', de 'plagen' en nog meer van dat soort uitdrukkingen, die in die tijd
zelfs bij de profeten vaker werden gebezigd, maar die niet letterlijk opgevat
hadden moeten worden. Ik, de God van liefde, kan noch toorn, noch haat of wraak
oefenen; dat is beslist niet mogelijk, hoewel Ik als God door plotselinge
vernietiging of door morele dwang alles onmiddellijk in de goede orde zou
kunnen brengen.
Zou Ik
soms in vuur en vlam geraken over zaken, die Ik Zelf zo en niet anders heb
geschapen? Zou Ik soms een vloek uitspreken over schepselen, die - juist omdat
Ik ze als vrije schepselen schiep - moesten falen en vallen, opdat zij de grote
goddelijke eigenschappen en hun waarde door het tegendeel zouden leren kennen!
Hoe zou men het licht naar waarde kunnen schatten, als men van schaduwen
duisternis niets zou weten! Hoe de weldadige kracht van de warmte, als men
koude niet kende! Hoe de verheven deugd, zedelijkheid, morele gevoelens
begrijpen, wanneer er niet de tegenstellingen van zouden bestaan! Hoe de
gedachte van de eigen vooruitgang begrijpen, wanneer men niet de weg naar
beneden wist?
Ziet,
daaruit blijkt dat in alle geschriften van het Oude en Nieuwe Testament nogal
wat voorkomt, dat niet zo bedoeld is, als de letter aangeeft, maar aangepast
aan de opvattingen van die tijd desalniettemin voor altijd de grote kiem van
het geestelijke bevat. Daarom zullen de geesten in het hoogste hiernamaals en
zelfs de geesten der engelen nog altijd iets hogers erin vinden, naar mate zij
zelf hoger staan en naar mate hun eigen geestelijk inzicht groter is. Zo zijn
al Mijn woorden voor altijd een rijke vindplaats van geestelijke schatten, die
nooit een einde zullen nemen, omdat Ik als oneindige geest alleen het oneindige
kon denken en spreken en door Mijn knechten kon laten opschrijven. Nu zullen
we dus een stap verder gaan en met de eerste hoofdstukken van de openbaring
beginnen.
Deze
eerste hoofdstukken houden zich met de zeven gemeenten bezig, die na Mijn
overgang bestonden en die het eerst en het best tot basis zouden dienen om Mijn
godsdienst of de verklaring en uitlegging van de Joodse godsdienstcultus te
bewaren. Zij zouden aantonen hoe men van het formele en ceremoniële geleidelijk
aan naar het geestelijke begrip zal overgaan om de in de Joodse religie neergelegde
grondwaarheden hun echte, eigenlijke waarde terug te geven.
Deze
gemeenten, die slechts uit weinig uitverkorenen bestonden, waren als beginners
- afgezien van vervolgingen door anders gelovigen - ook nog blootgesteld aan de
fout van verkeerde uitleg van Mijn
woorden. Daarvandaan de symbolische vermelding, dat de leden van de
afzonderlijke gemeenten zich aan hun leiders zouden vasthouden, die hen als
sterren of lichten de weg zouden wijzen die zij moesten gaan. En ook dat de
gemeenten (en de enkelingen), één met hun leiders, dan zelf 'lichten' of
wegwijzers voor anderen mochten worden die nog in duisternis wandelden. In de
volgende hoofdstukken volgen dan de vermaningen aan de afzonderlijke gemeenten.
Zoals bij allen kwamen daar valse profeten, overijverige verspreiders en alle
mogelijke dwalingen van het menselijke hart voor, omdat de betekenis van Mijn
woord door verschillende mensen ook verschillend werd opgevat. Verder
verkeerden deze gemeenten ook niet alle in dezelfde omstandigheden, gedeeltelijk
onder elkaar, gedeeltelijk met hen, met wie zij moesten leven, en waren zo aan
allerlei verzoekingen blootgesteld.
U zult in
deze zeven gemeenten alle mogelijke verhoudingen aantreffen, die bij vrij
denkende mensen moeten plaatsvinden: het ijverige aanhangen van een geloofsleer
alsook het ten dele afvallen daarvan, het enthousiaste opnemen alsook het
misverstaan, het weifelen tussen geestelijke en wereldse richting. Precies
zoals u zelf, waar u toch ook een gemeente vormt, zelf kunt waarnemen, dat
'noch koud noch warm' bij u even toepasselijk is als eens voor meer dan duizend
jaar. Zo zult ook u met de u omringende wereld in strijd geraken, hoe meer u
Mijn leer wilt aanhangen en uw doen en laten dan met de overige wereld in
tegenstelling is. Zo was het met het stichten van iedere nieuwe
godsdienstsekte, die van mening was een betere weg te zijn opgegaan. En zo is
het nu bij u en zal het nog bij vele anderen zijn, die Mijn woorden graag aan
de wereld dienstbaar zouden willen maken.
Iets is
nog bij deze eerste hoofdstukken van veel betekenis, namelijk dat juist het
getal zeven als geestelijk symbool is genoemd (Zeven sterren, zeven gemeenten,
enz.).
Om het
getal zeven wat dichter bij uw geestelijk oog te brengen, moet Ik u erop wijzen
dat u toch reeds alle oneven getallen aan een nadere beschouwing dient te
onderwerpen, opdat u het belangrijke van deze en vervolgens de getallen 3 of
7 beter kunt verstaan.
Ziet,
wanneer men de zeven of de drie opmerkzaam bekijkt, zal opvallen, wil men iets
symmetrisch beoordelen, dat bij de drie twee (afzonderlijke) elementen elk aan
een kant, en bij de zeven drie elementen aan elke kant komen te staan:
( ---*---)
Want
geestelijk gezien is slechts harmonie mogelijk, wanneer er zich ergens een
basis of een middelpunt bevindt, waaromheen zich alles beweegt, ervan
afhankelijk is en erop steunt. Welnu, er is bij de drie steeds het middelste
getal als middelpunt te plaatsen, waarvan de anderen relatief afhankelijk zijn
en eruit voortkomen of pas door hem tot betekenis zijn gekomen. Evenzo met de
zeven, waar drie aan elke kant de opbouwende, aanvullende en verbindende
factoren van het geheel zijn.
Neemt
Mijn zeven eigenschappen, dan vindt men de orde in het midden; want zonder orde
kan niets bestaan, en zo is deze de steunpilaar van al het geschapene, indien
het behouden zal worden. U ziet, dat hierbij, hoewel orde uit liefde,
wijsheid en wil is voortgekomen, toch de orde de basis moet zijn van de ervoor
en erna komende eigenschappen, namelijk de basis van de ernst, het geduld en de
barmhartigheid.
Neemt de
eerste drie eigenschappen: liefde, wijsheid en wil, dan is weer de wijsheid
evenals de orde de steunpilaar van de voorgaande. En neemt men de laatste drie,
dan is geduld de hoofdzaak tussen ernst en barmhartigheid. Want wanneer Ik
vrije schepselen naar Mijn evenbeeld heb geschapen, dan moet vooreerst toch
het geduld er zijn, opdat Ik niet Mijn eigen werk zou gaan verwoesten.
Wat Ik u
hier van Mijn eigenschappen voorleg, kan men ook te weten komen in de wetten
van de zeven kleuren en de zeven tonen, welke eveneens materiële gelijkenissen
zijn van Mijn geestelijke eigenschappen.
Wij
zullen nu overgaan tot de volgende hoofdstukken. Zoals de Openbaring grootse
afbeeldingen van alle fasen van Mijn godsdienstleer voorstelt, zo moeten de
verklaringen aantonen, hoe alles in zijn werk is gegaan. Hoe nu spoedig het
duizendjarige rijk die harmonie zal bewerkstelligen, die eens tussen Mij en
Mijn discipelen heerste, en die later tussen Mij en de hele mensheid gesticht
wordt, opdat er slechts één herder en één kudde zal zijn.
Het
volgende hoofdstuk bespreekt een visioen van Johannes, dat hem de Heer en
Schepper toont als de hoogste der hemelen. Precies in de voorstelling, zoals de
toen levenden het gewend waren te zien: zittend op een troon, omgeven door de
oudsten en de hoogsten, die met gouden kronen getooid waren. Hier zien we weer,
dat Ik, om begrijpelijk te zijn, Mij van de intelligentie van Johannes moest
bedienen. Zo is ook het aantal van de oudsten 24, het aantal, dat in Jeruzalem
voor de opperpriesters gold, waar de hele raad inclusief de hogepriester uit 25
personen bestond.
Wat
betreft de vier dieren en de glazen zee, de dieren zelf zijn de
belichaamde attributen van Mijn Eigen Ik: de leeuw als sterkte of almacht, het
kalf als zinnebeeld van zachtmoedigheid, de mens als geestelijke potentie, en
de adelaar als heerser over de universele ether. Wanneer deze dieren met veel
ogen getooid zijn en ook vleugels als adelaars hebben, dan betekent dat de
algemene heerschappij over hemel en aarde. De glazen zee betekent dan de
alwetendheid, wat wil zeggen: Voor het oog van God is alles doorzichtig, en met
de snelheid van een adelaar doorvliegt Zijn blik het hele universum. Met de
kracht van de leeuw regeert Hij alles, met de zachtmoedigheid van een kalf
vereffent Hij alle misstanden, en met de geest, gelijk een mens naar Zijn
evenbeeld, veredelt en vergeestelijkt Hij alles, opdat zelfs het materiële eens
daarheen komt, vanwaar het is uitgegaan. En nadat alle krachten van de
schepping bewust en onbewust zich voor de Enige Heer bogen, vielen ook de
oudsten op hun knieën, welke de geestelijke wereld in het hiernamaals
voorstellen om de Schepper de verschuldigde eer te betonen.
Zo werd
Johannes eerst in figuurlijke gelijkenis getoond, wat de majesteit van God is,
voordat hij in staat was te begrijpen, wie Diegene was, die Hij op deze kleine
aarde liet afdalen, om de mensen te redden voor het volledige verlies van hun
geestelijke waardigheid. Dit is het begin van het grote gistingsproces, dat
geestelijk op deze aarde werd ingeleid, opdat de zuivere leer in feite
gesticht zou worden, waard, dat de Heer als menselijke aardezoon door Zijn
grootste vernedering aan de aardbewoners opnieuw de hoogste menselijke
waardigheid gaf.
Wat zich
nu in het verloop der tijden daartegen teweer stelde en wat het eindresultaat
van dat alles zal zijn, dat beschrijven de navolgende hoofdstukken in overeenkomstige
beelden.
Zo, als
het werkelijk gebeurde, dat het Goddelijke door de mensen eerst verheven, dan
vernederd werd, - maar tenslotte als geestelijke overwinning over de materie
een blijvend rijk van vrede en van rust zal brengen.
Het
volgende hoofdstuk laat aan Johannes een boek zien, aan alle kanten beschreven,
met zeven zegels vergrendeld. Dit betekent Mijn enige en ware leer, die Ik de
mensen begrijpelijk in twee geboden gaf. Deze verkondiging door de Mensenzoon
als 'Lam' - zinnebeeld van onschuld en geduld, betekent het 'ontsluiten' van
het levensboek, dat met Mijn zeven eigenschappen is, vastgemaakt, opdat
Hij het aan de hele schepping en in het bijzonder aan de aardemensen bekend
zou maken.
Het
eerste zegel laat het beeld zien, hoe uit het boek een wit paard
opsteeg als zinnebeeld van Mijn alomvattende liefde, gekroond door alle
andere eigenschappen, en met een boog, om ook de hardste harten te verwonden,
opdat zich alles eens in liefde zou oplossen. Uit liefde werd de wereld
geschapen, uit liefde kwam Ik naar de aarde, en uit liefde zal de eerste grondsteen
bestaan, die Mijn goddelijke leer op aarde zal stichten, en die nooit te
overwinnen zal zijn.
Het
tweede zegel bracht een rood paard, zinnebeeld van de wijsheid of
menselijk gezegd, van het verstand, de oordeelskracht, die kritisch alles wil
afwegen. Zij zal de goddelijke, hemelse leer met het materiële bestaan
vergelijken en zal daardoor de verschillen zichtbaar maken. Derhalve zal niet
vrede, maar strijd het resultaat zijn, hoe de menselijke hartstochten met de
principes van de geestelijke zielemens in conflict komen, waardoor dan
fanatisme aan de ene alsook aan de andere kant, godsdienstoorlogen in het
uiterlijke en gewetensstrijd in het innerlijke verwekt worden - als noodzakelijk
gevolg, waar twee uitersten als tegenstellingen tegenover elkaar staan.
Het derde
paard, dat te voorschijn komt, was zwart en had een weegschaal
in de hand. Het was de vaste en gerechte wil, die zich had voorgenomen
het einddoel ongestoord door alle hindernissen na te streven. De wil is ook
gelijk aan de gerechtigheid, die de daden afweegt, en waar de goeden zichzelf
belonen en de slechten zichzelf bestraffen. Gerechtigheid zou overal moeten
heersen, in geloofsaangelegenheden alsook in het sociale leven. Ik als
Christus leerde de mensen om hun ontvangen leer beter te verstaan. Ik leerde
hen de liefde en de wijsheid, welke de liefde in de juiste maat 'wijst'. Ik
leerde hen tolerantie of gerechtigheid jegens allen, en derhalve zijn deze drie
zegels de sleutel, hoe Mijn leer zich zou moeten uitbreiden, wanneer zij de veredeling
van het mensengeslacht wilde bereiken.
Het
vierde zegel toont u een vaal paard, d.w.z. van onbepaalde kleur,
niet koud en niet warm, of figuurlijk, zoals het daar heet, de dood. Want de
dood betekent immers niet het einde, maar slechts verandering. En zo is ook de
kleur van het paard gelijk aan de weg bij de verandering door Mijn leer, hetzij
opwaarts of nederwaarts te gaan; opwaarts tot hogere vergeestelijking bij het
aannemen daarvan, en nederwaarts bij verdierlijking van de edelste eigenschappen,
die Ik als Schepper in het menselijke hart heb gelegd. Dit zegel is gelijk aan
de orde of de wetmatige gang van al het geschapene.
Het leidt
dan heel vanzelfsprekend naar de verklaring van het vijfde zegel, waar
de offers ook figuurlijk zijn uitgebeeld, die ter wille van de leer door de
hartstochten van de mens materieel gebracht worden. Hierbij is ook reeds de
overwinning aangegeven, welke eenieder ten deel valt, die aan het geestelijke
zijn hoogste goed op aarde, zijn eigen natuur en zijn eigen materiële lichaam
offert. Zo waren, zoals voordien bij de weegschaal de rechtvaardigheid, hier
op overeenkomstige wijze de beloning en de hoogste vreugden uitgebeeld, welke
hen ten deel vallen, die midden in de strijd de banier van hun God en Zijn leer
kunnen hooghouden en beschermen.
Het zesde
zegel toont u een volledige revolutie op de hele aardbol,
hetgeen betekent: De drang tot de geestelijke leer zal alle sociale
verhoudingen willen veranderen. De ijverige haast dat ene te bereiken, zal de
tegenstander tot een even grote haast aansporen. Er zat oorlog en verwoesting
komen in het innerlijke en het uiterlijke. Machthebbers zullen tegen zwakke
volkeren en de volkeren tegen machthebbers aanstormen, wanneer hun rechten
teveel worden beperkt. Zo zal de godsdienst van de liefde, de vrede en het
geduld in de strijd om haar eigen behoud slechts het tegenovergestelde
oproepen, en deze machten zullen elkander zo lang bestrijden, totdat het
geestelijke zal overwinnen. Dit zesde zegel is dus gelijk aan het geduld, wat
niets anders betekent dan: alle verzet is tevergeefs! Waar God Zijn goddelijk
recht wil laten gelden, moeten zelfs de stenen toegeven, want aan Hem is het
recht en de glorie in eeuwigheid!
En zie,
de met het zegel getekenden zijn gelijk aan hen die overwonnen hadden, en die
de zaligheden ten deel vielen, waarvan Ik eens zei: 'Die Mijn woord geloven en
ernaar handelen, die zullen zaligheden in het hiernamaals genieten, die geen
menselijk oog ooit heeft gezien en die geen menselijk oor ooit heeft gehoord!'
Deze zaligheden zijn al met het witte kleed, als symbool van onschuld,
aangeduid. En de getekenden zullen de prijs ontvangen voor alle leed en
droefenis, die zij voor Mij en in de naam van Mijn godsdienst verdragen
hebben.
Zo zal
zich geleidelijk aan het schilderij ontwikkelen, waarop vanaf het eerste woord
van liefde tot aan alle godsdienstoorlogen, vervolgingen en fanatieke
priesteroffers de hele geschiedenis van Mijn leer in bepaalde tijdperken zal
worden uitgebeeld.
Het
openen van het zevende zegel of het einde van het ontwikkelingsproces,
waar ondanks alle plagen en verschrikkingen toch alleen maar de barmhartigheid
haar laatste taak uitoefent, is met de zeven bazuinstoten en de daarop
volgende plagen uitgebeeld, welke slechts zuiveringsmiddelen zullen zijn om de
mensen tot het beste terug te voeren. De bazuin stoten zijn eveneens vele
gelijkenissen van de moreel geestelijke veranderingen, die in het menselijke
gemoed plaatsvinden, zodra het tweesnijdend zwaard van de twijfel ingrijpt en het
wantrouwen van het ongeloof zijn gesel zwaait.
Zo werd
figuurlijk het reukwerk (offer) op het altaar van de liefde een plaag voor de
zelfzuchtige mensheid. Zoals figuurlijk alles verdorde, zo sloot de mens in
het algemeen voor alle edele eigenschappen zijn hart, hij wilde van geen
godsdienst weten die opofferingen eist en zijn aardse hartstochten wil
intomen.
Zoals figuurlijk vuur alles verwoest, zo verwoestten ook
de zelfzuchtige hartstochten weer al het goede. Vervolgingen kwamen in de
plaats van tolerantie in geloofszaken, men trachtte met bloed te delgen wat
slechts van geestelijke aard en derhalve onverdelgbaar was. Zo was het nog
gedurende de eerste Christelijke tijd onder de Romeinen, waar alle denkbare
gruwelen van fanatieke godsdienstrituelen der heidense priesters bestonden,
waardoor deze laatsten het stempel van religieuze wijding werd opgedrukt.
Wat de
enkeling overkwam, werd later over grote massa's uitgebreid: hoe meer het
aantal gelovigen groeide, des te meer vervolgingen kwamen ertegen hen; hoe
groter de ijver voor de zuivere leer, des te groter de offers van de martelarendood.
En zo namen na het verval van het Romeinse rijk de nieuwe toestanden gestalte
aan, waar twee bisschoppen op de troon zaten, de ene in Byzantium, de andere in
Rome. Terwijl zij het onderling nooit eens waren, steunden zij toch altijd deze
disharmonie omwille van het eigen voordeel. Zoals er vroeger
Christenvervolgingen bij de heidenen waren, zo werden nu door de pausen
massaal mensen vervolgd, die niet geloofden wat zij voor juist hielden, of wat
hen op dat moment net van pas kwam om voor juist te verklaren.
Vanaf de
tijd der deling van het Romeinse rijk, toen later de bisschop van Rome paus
werd, beginnen de godsdienstoorlogen, de onenigheden van de concilies, de
vervolgingen door kerkelijke inquisities, de knechting van de koningen door de
pausen en tenslotte de kruistochten. Vervolgens de reformatiepogingen en de
bloedige gevolgen daarvan in alle landen, alsook door de vermenging van de
menselijke rassen de ontwikkeling van de verschillende ziekten, zoals de pest,
enz. Dat alles wordt door de bazuinstoten alsook door de toornschalen
figuurlijk uitgebeeld, evenals het overeenkomstige geestelijke beeld van 'De
strijd van de vrouw met de draak': Uitbeelding van de strijd der menselijke
hartstochten en wereldse interessen met de geestelijke vooruitgang en de leer
van de liefde, verder ook de barensnood om het eens begonnen werk tot een einde
te brengen, en ook de heftige strijd, die het boze tegen allen deed oplaaien,
die zich tot het geestelijke wendden.
Al deze
door Johannes aanschouwde beelden drukken niets anders uit dan de heftige
weerstand die Mijn leer moest oproepen en de natuurlijke voortgang, hoe tussen
goed en kwaad het goede tenslotte moet en zal overwinnen. Stoort u niet aan de
vorm van de beelden; zij waren aangepast aan de opvattingen en de schrijfwijze
van toen. Ander kon over een periode van vele eeuwen niet op de mensheid
ingewerkt worden, die weinig liefde kende en hoogstens voor de vrees opzij ging.
Had Ik het hele ontwikkelingsproces tot heden toe in een voor u gangbare taal
laten schrijven, dan was de klank van Mijn woorden weggestorven en om de
geestelijke zin ervan had zich niemand bekommerd.
De
schorpioenen, de draken met 7 koppen, 10 horens en gouden kronen betekenen de
veelzijdige uitleg van Mijn leer, hoe zij soms door wereldse macht gesteund de
mensen dwong bepaalde religieuze dogma's en ceremonies aan te nemen, waaruit
dan vele godsdienstige sekten zijn ontstaan.
De
beelden tonen de uit de geschiedenis bekende heerschappij van de kerk en de
middelen, die zij hanteerde om aan de macht te komen, en hoe daar mensen
massaal aan het fanatisme van de Roomse Kerk en haar inquisiteurs ten offer
zijn gevallen. De latere beschrijving hoe tenslotte de godsdienstige stemming
geleidelijk aan weer minder wordt en het materiële schijnbaar de overwinning
behaalt, hoe goud en zilver nu meer gezocht worden dan geestelijke rijkdom,
dat kunt u in de volgende hoofdstukken lezen; het zegevierende stijgen van het
boze onder het mom van religieuze cultus, dan door de ontdekkingen van de
wetenschappen het dalen van de eerstgenoemde, maar ook van alle
godsdienstigheid en de overgang naar het materialisme. Zo is in deze beelden de
val van de Roomse Kerk voorspeld, maar niet alsof Ik haar zou verwerpen, maar
zoals zij zichzelf heeft overgegeven aan de ondergang en uit eigen werken
haar loon moet hebben.
De gedode
profeten wijzen op het martelaarschap in vroegere tijden, waar zo
menige godsvruchtige man de brandstapel moest bestijgen. In geen eeuw liet Ik
het achterwege om opwekkende profeten te zenden, opdat de mensheid zich niet
helemaal in de geestelijke slaap zou laten wiegen. De toornschalen en de
verschillende werkingen daarvan betekenen pestilentiën en oorlogen, welke de
mensen deels door hun eigen tegennatuurlijke leven tevoorschijn hebben
geroepen, deels als moedwillige gruwel zelf veroorzaakte. Nu nog kunt u zelf
vaststellen hoe de uitwerkingen van het egoïsme, het materialisme, van de
ongeremde hartstochten in het algemeen, alsook elk afzonderlijk, ongelukken van
uiteenlopende aard tevoorschijn roepen: ongelukken te land en ter zee,
ongelukken door natuurrampen, veroorzaakt door het slecht beheren door de
mensen van hun eigen aarde, zelfmoorden en moorden in alle vormen als resultaat
van gebrek aan religieus gevoel, gebrek aan geloof aan een andere wereld, enz.
Neemt dit
alles te samen en schrijft het op in de figuurlijke taal van het Oosten, zoals
eens Mijn discipel Johannes dat heeft gedaan, en u zou aan de zeven
toornschalen nog andere kunnen toevoegen, die een even verschrikkelijke
toestand zouden beschrijven.
Zo ging
Mijn leer door alle fasen, waartoe het menselijke gemoed in staat is, van de
zuiverste piëteit tot het meest krasse ongeloof en de verwerping van al wat
gegeven werd. Vanaf het strenge opvolgen van Mijn geboden, het pedante
uitleggen van Mijn woorden, tot aan het volledige verwerpen van al het door
duizend stemmen in de zichtbare en onzichtbare natuur gepredikte geestelijke
ziet u als beeld voor u. Het werd gegeven in de vorm van vermaningen en
bazuinstoten, waarop echter, bij niet opvolging, de dood of straf op de voet
volgde. Van de toornschalen en hun uitstorting - als symbool dat het boze en
het moreel en fysiek onnatuurlijke zichzelf moet straffen - ziet u alles
duidelijk voor u: Hoe Mijn zeven eigenschappen geleidelijk aan tot het beste
aanzetten, hoe de vrije natuur van de mens zich daartegen verzet, hoe dwalingen
op dwalingen, fouten op fouten volgen. Hoe alle moeite om de mensheid Mijn woorden
volledig uit het hoofd te praten tevergeefs is en hoe zelfs het ergste nog tot
het beste moet en zal leiden.
Deze
langdurige strijd van de draak met de hemel, het vervolgen van de vrouw met
het kind Christus als vredesstichter, dat alles zal u nu helder voor ogen
staan. Het zal daarnaast ook duidelijk zijn, dat er na het langdurig heen en
weer golven een beslissing moet vallen, waarbij bepaald wordt wie de
overwinnaar en wie de verliezer is! Deze tijd gaat u nu tegemoet. Zij is in de
vorm van het duizendjarig rijk voorgesteld als geestelijk leven in vrede, dat
diegenen ten deel valt, die niet met het teken van het beest maar met het teken
van God zijn gemerkt.
Zoals voor Mijn komst op aarde reeds een geestelijke
strijd heerste tussen het geestelijke en het materiële in gematigde vormen, en
zoals na Mijn heengaan dit scheidingsproces ook tot een eindresultaat moet
leiden, zo zal nu na deze meer dan duizendjarige strijd een tijd van vrede
aanbreken. De mensen zullen beginnen weer mensen te zijn, zoals Ik ze heb
geschapen en wil hebben, willen zij Mijn kinderen genoemd kunnen worden.
Dit zal de tijd van de vergelding zijn, de tijd, waarin het geestelijke het
materiële heeft overwonnen. Waar de mens als burger van twee werelden zich
thuis zal voelen, zowel in de ene als ook in de andere, opdat eindelijk Mijn
woorden verstaan worden en Mijn toenmalige komst op uwaarde in het volle
licht van de goddelijke roeping daarvan gewaardeerd wordt en er met liefde
gehoor aan gegeven zal worden. Dat zal een tijd zijn, waarin de draak verslagen
en gevangen zal zijn en de tien geboden van Mozes en Mijn eigen twee geboden in
hun volle betekenis zullen worden begrepen. In deze tijd van vrede en rust zal
ook het geestenrijk zijn daadwerkelijk aandeel kunnen leveren, opdat de
achtergeblevenen, zich warmend aan het voorbeeld van de levende mensen,
gemakkelijker vooruit komen dan zij tot nu toe konden.
Deze tijd
staat in de openbaring genoemd onder de titel 'het duizendjarig rijk' of 'het
nieuwe Jeruzalem'. Want eens was Jeruzalem de plaats, waar in de tempel de
heilige Ark des Verbonds werd bewaard, waar het eeuwige vuur brandde en
slechts psalmen en reukwerk aan het offeraltaar getuigden van de zuivere
godsdienst voor IEOUA. Dit Jeruzalem, dat door zijn eigen priesters werd
verontreinigd en ontwijd en dat zich door Mijn daar beleefde dood als mens in
plaats van met zegen met een vloek heeft beladen,
dit
Jeruzalem, waarvan de ondergang door profeten werd voorspeld en door Mij
bevestigd, - zal weer geestelijk afdalen naar uw aarde. Het zal komen zoals in
de glans van zijn eerste tijd, vrede en rust brengend aan allen, die in Hem
geloven, die eens in die stad heeft gepredikt, geleden heeft en gekruisigd
werd, maar die weer is opgestaan. Deze stad als symbool van de eerste
gemeenschap van de Schepper met zijn schepselen zal nederdalen met de palm van
vrede voor allen, die na strijd en lijden zich het kind schap van God hebben
verworven.
Zoals de
Joden eens slechts één Jeruzalem kenden, net zó zal er dan ook slechts één kerk
zijn. Er zal één herder en één kudde zijn! De godsdienstsekten zullen
verdwijnen, de God, Schepper en Heer, die eens als mens op aarde wandelde, zal
als zodanig herkend worden als Hij was, is en eeuwig zijn zal, als uw leider en
vader van allen.
De
gemeenschap van de geestelijke wereld zal nog daarmee verhoogd worden. dat Ik
Zelf in persoon tot Mijn kinderen zichtbaar zal komen, om hen te troosten en
metterdaad te bewijzen, dat alles wat Ik eens zei, wat Mijn apostelen schreven,
en wat Johannes in zijn openbaring zei, vervuld zal worden. Wanneer alle
geestelijke en materiële oorlogen opgehouden zijn, dan zullen allen Mij
gemakkelijk verstaan en ook Mijn geboden gewillig onderhouden, die beginnen met
naastenliefde en eindigen met de liefde tot God.
Maar ook
op dát duizendjarige rijk zal nog een andere periode volgen, waarin de
menselijk dierlijke natuur zich haar laatste inspanning zal getroosten en de
gevallen grote geest zijn afstammelingen zal willen opeisen. Maar tevergeefs
zal zijn streven zijn, en er zal dan ook voor hem de vraag komen, of vooruit of
terug, wat zijn verdere bestaan of niet-bestaan zal bepalen!
Dat alles
is de eigenlijke grondstof van de openbaring van Johannes. Figuurlijk
gegeven, maar met geestelijke ogen en in de taal der gelijkenissen gelezen, zal
het u duidelijk laten zien, hoe deze kleine bloem van liefde, die Ik in de
harten van de mensen heb geplant, nooit
is uit te roeien. En hoe ondanks alle plannen van de machthebbers in
geestelijke of materiële zin deze kiem van goddelijke oorsprong nooit te
vernietigen was. De liefde maakt toch de grondeigenschap van Mijn eigen Ik uit
en was het Waarom, waaruit Ik het hele universum te voorschijn heb geroepen!
Hoe zou deze vonk verloren kunnen gaan, zich kunnen laten verwoesten?
Tevergeefs rammelden allen aan dit gebouw, tevergeefs trachtten de mensen Mijn
woorden verkeerd uit te leggen. Alles viel weer op henzelf terug en zij moesten
oogsten wat zij hadden gezaaid. Zo ziet u nu geleidelijk aan alle wetenschappen
en spitsvondige verklaringen van de liefde woorden der Heilige Schrift als
sneeuw voor de zon van de waarheid vergaan.
Hoe
groter de weerstand aan de ene kant is, des te vlugger voltrekt zich het proces
aan de andere kant. En zo zal ook het eindresultaat van alle doen en laten
slechts Mijn leer bevorderen, meer in het juiste licht plaatsen en zo steeds
meer de overgang naar het duizendjarige rijk voorbereiden. Dan zal het nieuwe
Jeruzalem als symbolische tempel van de vrede de verbinding tussen Mij, de
mensheid en de geestelijke wereld weer herstellen, waar noch bazuinstoten noch
toornschalen verwoestende uitwerkingen zullen oproepen, maar waar zelfs uw
aardbol, de daarop levende wezens, alsook het dieren - en plantenrijk, dezelfde
soort liefde aannemen, als de mensen zelf die zullen hebber!. Een heel
mensengeslacht, door banden van liefde verbonden, zal elkander helpend onder de
armen grijpen, waar niet de heer, niet de knecht, maar de band van broeder - en
zusterliefde hele volken heeft samen geketend, waar territoriale grenzen
verdwenen zijn en machthebbers en pausen er niet meer op uit zijn om, de een de
fysieke, de ander de geestelijke krachten aan zich dienstbaar te maken.
Ook in
hun binnenste door een rationele godsdienst geleid, zullen zij naar de
influisteringen van andere geesten en zelfs naar Mijn stem eerder luisteren en
er geloof aan hechten. Zo is dan zelfs de omgang met de geestelijke wereld een
bindmiddel geworden, dat de dood met zijn verschrikkingen op deze wereld
verbant en u de andere wereld zó voorstelt, als zij werkelijk is.
Hier hebt
u dus een geestelijke, verstrekkende verklaring van de openbaring van Johannes.
Weliswaar niet zo, als de wereld die van Mij verwacht, maar zó, dat de wereld
haar zou kunnen verstaan, wanneer zij eerst zelf met geestelijke ogen heeft
leren lezen. Beelden blijven beelden, en aan ieder beeld ligt een gedachte ten
grondslag, die zich dan door middel van vormen individueel tracht uit te
drukken. Zo moeten de beelden van de Apocalyps worden opgevat, niet letterlijk;
dan zou men niet tot resultaten komen, omdat daar talloze tegenstrijdigheden
uit voortkomen.
U moet
ook nog aannemen, dat in het geestelijke rijk een andere associatie van ideeën
en gedachten heerst dan bij u hier levende mensen. En dat derhalve visioenen,
zoals die door Johannes zijn gezien, een ander karakter moeten hebben dan uw
nu aangenomen, goed geordende rede. Ziet, reeds in de oudste tijden was de
uitdrukking van de gedachte niet de taal van woorden, maar meer beeldspraak;
De oude Egyptenaren schreven hun monumenten zelfs vol met dat soort tekens.
Nu nog bestaat in de Oosterse talen het gebruik van de
beeldspraak. Deze is een overblijfsel uit lang vervlogen tijd, waarin de
mensheid dichter bij haar oorsprong stond, en waarin ook haar manier van
uitdrukken dichter bij de geestelijke wereld stond.
Al deze
proeven bewijzen, dat ook na de overgang naar een hoger leven, al naar gelang
de trap van geestelijke vooruitgang, de taal en de communicatie tussen geesten
een andere zal zijn dan die via het langzame woord, waarvan u er vaak veel
nodig hebt om een enkele gedachte uit te drukken. Zelfs Mijn hele schepping,
wat is zij dan anders voor u dan een beeldspraak? En zij zal dat net zo lang
blijven totdat u het dieper liggende geestelijke Waarom kunt inzien, waarom
alles zo en niet anders is geschapen. En zoals u nu uw taal hebt, zoals Ik de
Mijne in de zichtbare natuur heb, zo hebben ook geesten in hogere regionen hun
communicatie, die zich schijnbaar anders laat aanhoren, dan naar wat er
feitelijk in haar verborgen is. Vandaar de vergeefse moeite van uw geleerden,
om beelden van geestelijke aard in wereldse woorden in te kleden. En vandaar
ook Mijn woorden van nu, om u naast de verklaring van een grote openbaring nog
terloops een stap verder in Mijn huishouding te leiden. Ik wil het u alleen
overlaten de vredige beelden te verstaan en slechts de strengere beelden van de
openbaring verklaren, waar schijnbaar alleen de toorn van God en onverbiddelijke
vergelding heersen - opdat u de God, die alleen liefde is, ook in deze
beelden niet zult misverstaan. Er nadert een tijd, waarin de geestelijke wind,
die zich nu al in zijn bewegingen kenbaar maakt, sterker zal waaien. Waar u
zich dan niet gelijk rietstengels nu eens hierheen, dan daarheen zult neigen,
maar precies de weg zult gaan, die Ik u heb voorgeschreven. Er zullen, zoals
het figuurlijk in de Bijbel staat, valse profeten opstaan. Er zal misbruik
gemaakt worden van de zuiverste leer, van de communicatie met geesten, ja van
alles, opdat het de mensen dient tot bevrediging van hun dierlijke
hartstochten. En alvorens het rijk van vrede kan naderen, zal nog menige
toornschaal over de mensheid worden uitgegoten door de mensen zelf, omdat de
partijen zich geestelijk en materieel steeds ongenaakbaarder tegenover elkaar
zullen opstellen, naarmate de tijd tot beëindiging dringt. Door deze strijd
zullen ook de laatste toornschalen in vervulling gaan, waarna, wanneer
tegenstand niet meer zal baten, neerslachtigheid, ellende en gehuil zullen
volgen. Sommigen zullen troosteloos, anderen met goede moed het einde en ook de
overwinning van de goede zaak afwachten.
Het
grootste deel van de openbaring als ontwikkelingscrisis is voorbij, het ergste
moet nog komen. Maar hebt geduld en vertrouwen in Mij! U wilt Mijn kinderen
zijn of worden. Toont u dan die naam waard en de zegepalm, zoals de openbaring
zelf haar noemt, zal u niet ontbreken. Bereidt u op alles voor! Niet Ik, maar
de dierlijke aard der mensen, hun kunstmatig verwekte ongeloof, hun ontembare
heerszucht en geldzucht zal ook deze toornschalen en bazuinbeelden helpen
vervullen.
Er moet
toch heel natuurlijk, voordat Ik Zelf uw aardbol weer betreed, een
reinigingsproces komen. Zoals bij zwoel weer het onweer de lucht reinigt,
doordat het met geweld alle schadelijke dampen neerslaat, opdat er weer zuivere
lucht kan waaien, zo is het ook bij het geestelijke reinigingsproces: omdat de
weerstand sterk is, moet het ook tot sterke uitbarstingen komen, zonder welke
geen vereffening mogelijk is. Bij u op aarde zal iedere strijd ermee eindigen,
dat alle partijen hun onmacht en Mijn almacht erkennen, waartegen elke
weerstand tevergeefs is.
Vat dus deze verklaring van de openbaring op als een
schilderij, dat u alle fasen laat zien, die een Godsidee moet doorlopen, om
tot haar eigenlijke waarde te komen. Neemt deze beelden als gelijkenis, hoeveel
het kost tot het goede overwint en het boze zich gewonnen geeft! Neemt als
geestelijke denkers deze beelden als overeenkomstige aanwijzingen. Want zoals
Johannes geestelijk het verloop van het Christendom zag, zo vindt in de
levensloop van ieder mens hetzelfde plaats in geestelijk en materieel opzicht.
Zulke gevechten, zulke bazuin stoten en toornschalen worden
geleegd over ideeën. Wel degene, die, ook het bitterste benuttend, toch iets
heilzaams daaruit weet te halen. Het geestelijke louterings- en
ontwikkelingsproces blijft overal dezelfde strijd van de geestelijke tegen de
dierlijke aard; opoffering van zichzelf, tolerantie jegens anderen. En laat zo
ieder zijn eigen leven zien, dan vindt hij in deze openbaringsbeelden zijn
eigen levensgeschiedenis min of meer opgetekend!
UpToDate 2024-2025