In ‘Hemel en Hel’ wordt
door Lorber over Robert Blum geschreven, vooral in de eerste zes verzen, waarin
RB de heilige Vader vraagt om de verschrikkelijke tijden, waarin wij nog leven,
in te korten:
Alle profeten en apostelen
komen naar Mij toe en zeggen: 'Ja, amen! Uw naam worde geheiligd, zowel hier in
Uw hemelen alsook op Uw aarde, de waarachtige leerschool voor de geslachten die
voor een eeuwig bestaan ontkiemen onder Uw hart. Alleen dat ene, heilige Vader,
vragen wij U als uit één hart en één mond: laat
het eindelijk eens afgelopen zijn met het snode werk van de satan! Neem
weg van Uw aarde het purper en laat goud, zilver en edelstenen verdwijnen,
opdat de mensen niet meer azen op de
glans van deze onzalige dingen, maar enkel streven naar zuivere liefde en
waarheid. Hoeveel schatten van de geest moeten er wel ten grave gedragen
worden, omdat het jagen naar al deze ijdele dingen de mensheid hindert om haar
geest volgens Uw orde op te wekken en daaruit onvergankelijke rijkdommen te
putten voor tijd en eeuwigheid! [Hemel en Hel-2-190-1]
Maak toch eens een einde aan de
praktijken van satan! Met het verdwijnen van zijn invloed op de sfeer van het
menselijk handelen moet de mensheid meer geneigd zijn tot het goede en het
ware; zoniet, dan zal de mensheid zich steeds dieper in het verderf storten.
Wel zijn Uw raadsbesluiten onnaspeurlijk en Uw wegen ondoorgrondelijk. Het is
niemand bekend hoe U te werk gaat om tenslotte alles naar de beste bestemming
te leiden. Voor vele wezens is wel een zeer lange tijdsduur vereist voor ze
hun uiteindelijke bestemming bereiken. Dus het bekorten van de lange weg en
de tijdsduur, zoals U, o Heer, het Zelf aan Uw volkeren hebt beloofd, is wel de
vurigste wens van ons, die God goedgezind zijn! [Hemel en Hel-2-190-2]
Het is werkelijk jammer
voor Uw mooie Aarde, dat zij niet in staat is de haar telkens opnieuw
toegebrachte wonden te genezen, als U haar de steeds eendere kwelgeesten niet
van het lijf houdt. Wat U, Heer en
Vader, echter doen zult, doe dat spoedig, want anders worden de mensen verteerd
door te grote angst voor de te verwachten dingen die de Aarde nog zullen
overkomen! Wij hier hebben natuurlijk
gemakkelijk wachten, daar vanwege onze grote zaligheid bij U, heilige Vader,
ook voor ons duizend aardjaren gelijk zijn aan een vluchtige lentedag, maar
voor de nog in sterfelijke omhulling levende broeders op Aarde worden bange
minuten tot jaren, en jaren tot eeuwigheden. Daarom, o Vader, open Uw rijke
bron van liefde en genade, beproef de armen op Aarde genadig en bekort deze
slechte tijd! Uw heiligste wil geschiede
altijd!' [Hemel en Hel-2-190-3]
Ik zeg: 'Jullie doen er goed aan zo te
vragen, maar het vergaat jullie met je vragen zoals diegenen die overal te laat
kwamen en daarom ook voor Mij steeds te laat moeten komen omdat Ik overal en in
alles de Eerste ben. Jullie zijn als de ledematen van Mijn lichaam, die niet in
staat zijn eerder te handelen dan wanneer Mijn geest ze tot handelen aanzet.
Als jullie echter bij alles Mijn geest nodig hebben, hoe kunnen jullie dan
denken dat Ik eerst door jullie verzoek ertoe bewogen moet worden om iets te
bewerkstelligen, waarvan Ik de noodzaak al heb ingezien nog voordat een geest
uit Mij zich verheugde over een vrij bewustzijn! Wanneer jullie pas over een
zaak beginnen na te denken, heb Ik al zo'n duizend jaar lang
voorzorgsmaatregelen getroffen en alles zo op gang gebracht, dat de uitwerking
precies zo aan het licht moet treden. Anders zou tenslotte het algemene
hoofddoel onmogelijk bereikt kunnen
worden, namelijk jullie eeuwige, vrij scheppende leven in Mijn goddelijke
tegenwoordigheid. [Hemel en Hel-2-190-4]
Moet Ik dan alle hiërarchieën door een
vuur uit de hemel in één klap verdelgen? Na het grote werk van de verlossing
gaat dat nu juist niet meer! Geen algemene zondvloed en geen ondergang van
Sodom en Gomorra meer! [Hemel en Hel-2-190-5]
Maar ieder kwaad op Aarde is nu zijn
eigen rechter en de straf volgt de zonde op de voet. De hiërarchen verlangden
naar hun oude, wrede priestervrijheid, en zie, zij is hun gegeven, maar zonder
materiële macht! Als de hiërarchen in het vervolg echter gebruik zullen blijven
maken van hun wrede vrijheid, dan zullen ze daardoor duizenden ertoe aanzetten
om van hun slechte parochie over te gaan naar een betere. Terwijl jullie Mij
hier staan te vragen, zijn er al duizenden van Rome afgevallen! Kan de tijd dan
nog meer verkort worden? Is niet alles gedaan voor haar ondergang, die nu
spoedig noodzakelijk zal zijn geworden? [Hemel en Hel-2-190-6]
Hoe zou Ik ooit weer op Aarde kunnen
komen, als er niet op doelmatige wijze een eind zou worden gemaakt aan de
aloude praktijken van de slechte hiërarchie? Zou Ik echter als God komen, wel,
jullie begrijpen zeker, dat de hele Aarde dan gericht zou worden en er
geen wezen op haar nog in staat zou zijn om vrij adem te halen? [Hemel en
Hel-2-190-7]
Wanneer Ik echter naar de Aarde kom,
kan Ik alleen maar naar de armen komen. Dan pas is er op Aarde een juiste vereffening
van al het heerszuchtige streven mogelijk en daarnaast ook Mijn tegemoet
snellen naar de verlorenen. [Hemel en Hel-2- 190-8]
..[…] 'Maar God de Heer zal eerst nog
allen oproepen, ook de meest verworpenen.
De Heer zal Zelf in het geestenrijk komen en zal zich kenbaar maken aan
allen, die door hun nacht gevangen worden gehouden. Zij die zich tot Hem zullen
wenden, zal Hij ook behouden. Maar Zijn knechten Petrus, Paulus en Johannes
zullen Hem voorgaan en zullen de gevangenen het licht verkondigen dat uit de
naam van de almachtige God komt. Zij die deze naam in hun hart zullen opnemen,
zullen zelf een nieuwe naam krijgen en de Heer zal hun halfvergane vestingen en
hun vervallen burchten weer oprichten. [Hemel en Hel-2-207-3]
…[…] Weliswaar zal Ik deze wereld
binnenkort verlaten, en in de tijd dat Ik voor het oog afwezig ben zullen de
leugen en haar valse en kwade dingen nog een tijdlang voortwoekeren onder de
mensen op Aarde; maar dan zal Ik op de juiste tijd met alle macht en kracht
naar jullie mensen terugkomen en een einde maken aan de heerschappij van de
leugen en het bedrog! [GJE9-69-12]
… […] De leerlingen vroegen Jezus: ‘Zeg ons nu toch ook eens wat meer
concreets over Uw wederkomst! In welke tijd zult U wederkomen, en waar en
hoe?....' [GJE9-70-1]
…[…] Het jaar, de dag en het uur kan Ik jullie niet met zekerheid zeggen,
omdat dat op deze Aarde immers allemaal van de volkomen vrije wil van de mensen
afhangt. Daarom weet ook geen engel in de hemel het, maar alleen de Vader
en ook degene aan wie Hij het wil openbaren. Bovendien is het voor het heil van
de ziel niet absoluut noodzakelijk om het heel precies van tevoren te weten.
[GJE9-70-2]
De
dag van Mijn tweede wederkomst zal zijn als een bliksem, die van het oosten naar het westen hoog langs de
bewolkte hemel schiet en alles verlicht wat onder de hemel is. [Lukas 17:25] Voordat dat zal
gebeuren, zal -zoals Ik jullie al verscheidene malen heb verkondigd - de Zoon
des mensen nog veel moeten lijden en geheel en al verworpen worden door dit
geslacht [Lukas 17:25], namelijk door de Joden en Farizeeën, en in later
tijden door degenen die men nieuwe Joden en Farizeeën zal noemen. [GJE9-70-5]
Zoals
het ging ten tijde van Noach, zal het ook gaan in de tijd van de tweede komst
van de Mensenzoon. [GJE9-70-6] – (Lukas 17:26 e.v. en
Matth. 24).
bron:
Jakob-Lorber-Bulletin-International, 09-2016, nr.11: www.zelfbeschouwing.info
UpToDate 2022