Wedergeboorte
De
Hebreeuwse uitdrukking voor ‘hergeboorte’ heet reďncarnatie en het woord
daarvoor is GiLGuL [3-30-3-30=33+33=66] of gilgal, het rad dat ronddraait. Er
blijkt steeds hetzelfde moment terug te komen in een andere hoedanigheid, een andere
vorm van herhaling. Hetzelfde herhaalt zich opnieuw in een ander jasje.
Elk
jaar worden we ‘jarig’
en er is opnieuw een ‘jaar’ voorbij. In het Hebreeuws betekent ‘jaar’ ShaNaH
[300-50-5=355], iets dat oud is, maar terugkomt. Maar nooit hetzelfde; er
staat wat tegenover, iets wat er eigenlijk al is. Reďncarnatie staat enerzijds
aan de kant van gevangenschap, terwijl verlossing aan de andere kant staat: de
vrijheid. Beide aspecten werken in de mens door.
De
leeftijd van de mens kan volgens de Bijbel wel tot 120 jaar oplopen, maar op
andere plaatsen in de Bijbel – in de Psalmen – wordt gezegd 80 jaar. Het leven
schijnt een bepaalde maat te hebben, maar er blijft een grens. 120 is dus de grens!
In
het Jodendom gaan er verhalen rond, vertellingen van een mens die sterft, maar
ook weer gewoon wakker wordt, zonder te weten dat hij gestorven is, en dan in
een wereld aankomt waarin hij iedereen terugziet. De gestorvene is zich eerst
niet daarvan bewust dat hij eigenlijk ‘dood’ is en het wordt met ‘de slaap’
vergeleken. De mens is ingeslapen, gestorven. De nieuwe JONGSTE dag is daar,
waarin je wakker wordt en een nieuwe wereld openbaart zich.
Jakob,
de zoon van Isaac, zag een ladder die tot aan de hemel reikte – de SuLaM
=[60-30-40] = 130
en dit getal gaat voorbij het aards meetbare getal 120. Daarentegen
betekent 130 ‘een niet aardse sfeer’ – een
geestelijke sfeer buiten de meetbare tijd. In Romeinen staat: ‘zeg niet: wie
zal tot de hemel opstijgen, of wie zal het van de overzijde der zee brengen?’ [dat zegt
Paulus]
Bron:
Jakob-Lorber-Bulletin-International, 06-2018, nr. 32: www.zelfbeschouwing.info
UpToDate 2022