Voorwoord van de
HEER
De
schrijver van het voor ons liggende werk zocht oprecht en vond wat hij zocht.
Hij bad en het werd hem gegeven; en omdat hij op de juiste deur klopte, werd
die voor hem opengedaan en door hem ook voor al degenen die een goed hart
hebben en van goede wil zijn. Maar degenen die niet met hun hart, maar steeds
alleen met hun zogenaamde zuivere wereldse verstand zoeken en onderzoeken en
kritiseren en in plaats van bij de levende naam van de eeuwige Gever van alle
goede gaven aan te kloppen, slechts aan de harde en dode schil van de materie
kloppen, zal niets worden gegeven en voor hen zal de deur niet worden
opengedaan. Want de geest van de Heer openbaart zich niet aan het verstand van
de verstandigen van de wereld, maar alleen aan het hart van de eenvoudigen,
die in de wereld van de verstandigen als dwazen gelden en bekend staan; het
verstand van de wijzen van deze wereld zal evenwel binnenkort door de eenvoud
van deze dwazen teloorgaan.
Wie het
voor ons liggende werk met een deemoedig en dankbaar gelovig hart zal lezen,
zal daardoor deelhebben aan velerlei genade en zegen en hij zal in het werk de
échte Schrijver niet miskennen. De puur intellectuele kaste is het echter toch
alom het even of zij Daniël, Sir Walter Scott, Rousseau of Hegel leest; Want
het wereldse verstand vat alles profaan op en beschouwt een van boven komende
hoogstaande mededeling als een ongefundeerde hersenschim van ongeletterde, maar
van nature fantasierijke mensen, die zich door hun misleidingen willen laten
gelden en iets willen bereiken wat zij langs de zuiver verstandelijke weg niet
kunnen bereiken, omdat die hen volstrekt ontbreekt!
Maar laat niemand zich daardoor van
de wijs brengen! Hoe dikwijls zijn de vier evangeliën al niet verdacht gemaakt;
gelden zij daarom als minder in het hart van degenen die zich werkelijk tot God
bekennen?! Hoe dikwijls ben Ik, de Heer en Gever van het leven en alle daaruit
voortspruitende gaven, al voor een gewoon mens, een magnetiseur, een bedrieger
en ook al voor een zuiver verzonnen figuur door de wijzen van de wereld
uitgemaakt en word nog steeds als zodanig verklaard! Maar dat brengt miljoenen
anderen toch niet op een dwaalspoor. Dezen die Mijn woord ook in praktijk
brengen en er niet alleen maar naar luisteren, zagen in de eenvoud van hun hart
dat Jezus van Nazareth meer was dan waarvoor veel wereldse geleerden Hem
hielden of helemaal niet hielden. Laat niemand zich iets van het oordeel van de
wereld aantrekken wat betreft het voor ons liggende werk, maar alleen van de
stem in het hart van de eenvoudigen, want de wereld vindt alleen dát belangrijk
wat van de wereld is! De eenvoudigen zullen voor de ogen van de goede Gever aan
iedereen een juist oordeel afgeven. Het verstand van de wereldse wijzen zal de
juiste gelegenheid vinden om zich er steeds aan te stoten. Moge het hem die
daarbij niet volledig schipbreuk lijdt, goed gaan!
Wie dit
werk leest en het wel als een ingeving van de geest beschouwt, maar nog in het ongewisse is ‘of het afkomstig is
van een lagere of van een hogere geest'*(* Slaat ook op een beoordeling, die
een andere Duitse geleerde over het manuscript gaf.), is nog geheel blind en
het zien met zijn hart wordt nog in grote mate door de mantel van het wereldse
intellect belemmerd.
Aan hem
die een levend geloof in Mij heeft, is Mijn kracht, goedheid en opperste
wijsheid zeker niet vreemd en hij zal en moet inzien dat Ik zeker voor eeuwig
meer dan genoeg kracht en wijsheid bezit, en dat Ik daar waar Ik een akker
bebouw ook zeker in staat ben de vijand voor eeuwig uit die akker te weren;
want Ik en de satan hebben nog nooit de ploeg in een en dezelfde vore geleid!
In de zin van de egoïstische wereld helaas wel, die, omdat zijzelf duister is,
overal niets dan duisternis waarneemt; maar voor de ogen van hen die door de
Vader onderwezen en opgevoed zijn, verschijnt alles volkomen anders, want voor
de werkelijk reinen is alles zuiver en goed duidelijk.
Maar aan
degenen die zeggen dat aan dit werk de eenvoud, de rust en tact en een zekere
diepgang van de gehele wereldbeschouwing. (Deze opmerking van de Heer slaat op
een beoordeling die in deze zin door een geleerde werd gegeven.) ontbreekt om
het als gegeven uit hoger sferen te zien, zij kort en goed gezegd: zij zouden
van te voren hun hart precies moeten onderzoeken of aan hen misschien niet
juist datgene ontbreekt wat zij in het woord missen. Overigens hebben zij hier
een beoordeling gegeven, zodat zij als Europese geleerden toch ook nog wat te
berde gebracht hebben, zonder volledig in het werk te zijn doorgedrongen; want
daar komt toch klaarblijkelijk meer bij kijken dan een eenmalig vluchtig
doorlezen van nauwelijks één deel van dit werk.
Wat
verstaan zulke lezers dan onder eenvoud? Ik ben de mening toegedaan, dat een
geschrift dat zo geschreven is, dat zelfs kinderen, als ze slechts enige
vaardigheid in het lezen hebben en in staat zijn aan iets meer dan aan het abc
en de tafel van één te denken het heel goed zouden kunnen begrijpen, toch met
recht geen gebrek moet hebben aan een zekere eenvoud, ondanks de voor het
beperkte menselijke inzicht heel noodzakelijke mysterieuze volheid en diepte
waarmee het is geschreven. De eenvoud van een geschrift wordt echter nooit
bepaald door beeldspraak en taal, maar enkel en alleen door het gemakkelijke
begrip van een toch zo eenvoudig hart en door het moeiteloos de weg vinden in
zo'n geschrift; maar al het overige - zoals: een oude onbeholpen taal en vele
duizenden jaren oude gelijkenissen - is net zo min eenvoudig als het wereldse
verstand van de wereldse wijzen. Maar wat over de vereiste rust, het beleid en
de vereiste diepgang van de gehele wereldbeschouwing opgemerkt is, is allemaal
in het voor ons liggende werk des te meer voorhanden naarmate het kritische
wereldse verstand dat meent te missen; want dat wat rust geeft aan het hart,
moet toch zelf rust in overvloed hebben. Aan het verstand kan het weliswaar
geen rust geven, omdat dat niet in staat is om rust op te nemen en vandaar in
een geschrift evenmin enige rust kan vinden als een rivier, zolang die nog niet
de diepste diepte van de zee bereikt heeft. Als het verstand van de wereldse
wijzen zich echter verdeemoedigt en van zijn vermeende hoogte tot in het zo
eenvoudige levenskamertje in zijn hart zou kunnen afdalen, zou hij vanuit deze
rust ook in het voor ons liggende boek de gemiste rust en een grote omzichtigheid,
juist in deze rust, vinden. Maar zolang het verstand als een weerhaan op de
torenspits van wereldse wijsheid voortdurend door allerlei winden van twijfel
naar alle richtingen heen en weer gedraaid wordt, kan het waarschijnlijk
nergens de rust vinden die het vanuit zichzelf niet heeft en ook niet de aangeleerde
omzichtigheid die het op zijn winderige hoogte geniet.
Maar als
iemand in dit werk de zekere diepgang van de alomvattende wereldbeschouwing
mist, laat hem dan ten eerste gezegd zijn dat het de Gever van dit geschrift
ook helemaal niet te doen was om uit het voor ons liggende werk zo' n
beschouwing, die nu helaas reeds zeer verbreid is onder de mensen, te
ontwikkelen bij diegenen die het werk met de ware rust en eenvoud van het hart
zullen lezen als datgene wat het eigenlijk is. Maar het was Hem er slechts om
te doen een vroom en dankbaar gevoel op te wekken en daaruit een levendig
geloven en de juiste liefde tot God en de naasten op te wekken en voor altijd
in stand te houden.
Ten
tweede echter zullen degenen die vanuit het juiste gevoel dit geschrift lezen,
toch wel tot een voldoende diepte van de betere wereldbeschouwing komen zonder
de bijdrage van de geleerden, die langs de weg van hun ijdele toetsingen van
het verstand zeker nooit tot die juiste diepte van de alomvattende wereld - en
wereldenbeschouwing zullen geraken, zoals die alleen maar voor de oprechte
lezer in het voor ons liggende werk te zien is. Om maar niet te denken aan
andere en latere werken, waarin om zo te zeggen de zon met al haar planeten,
zonnen en centrale zonnen systemen uit
materieel, maar hoofdzakelijk uit geestelijk oogpunt, voldoende begrijpelijk
en uitvoerig uiteengezet en onthuld zullen worden.
Maar als
in een geschrift van alle geschapen dingen vanaf het allereerste begin - dus
tijdens een bijna eeuwigdurende opeenvolging van tijden en toestanden - zowel
de materiële als in het bijzonder ook de geestelijke ontwikkeling voldoende
duidelijk weergegeven wordt en iemand vindt dan nog te weinig diepgang in de
zogenaamd ontbrekende wereldbeschouwing, - waarlijk, dan is er ook zelfs in
alle hemelen nauwelijks nog een oogzalf meer die zo'n vorser zou kunnen
genezen van zijn zeer te betreuren kortzichtigheid!
De oprechte
lezers van dit werk kunnen met het volste recht zeggen: 'Wij eenvoudige en met
een zwak verstand toegeruste mensen, die God liefhebben, hoewel we buiten de
universiteit van God in ons hart nooit een andere hebben bezocht, noch te
Parijs, noch te Jena of Göttingen, willen echter met al je hooggeroemde
wereldse wijsheid niet ruilen; want ons nadrukkelijke schouwen in de diepte van
de grote scheppingen van onze heilige Vader is ons liever dan jullie duizend
jaar lange vorsen met geblinddoekte ogen. Hoe ver je verrekijkers en je
wiskundige stelsels reiken, kunnen wij van jullie kalender aflezen en jullie
wegen zijn ons niet vreemd; maar om te meten hoe ver het heldere zien van ons
in God rustende hart reikt, zouden jullie verrekijkers en wiskundige stelsels
zeker aanzienlijk te kort schieten en te weinig wiskundig zijn!'
Wie dus dit werk
tot het ware nut voor zijn ziel wil lezen, die leze het in alle eenvoud van zijn aan God toegewijde hart en
laat hij zich daarover niet een oordeel vormen op de manier van de wereldse
mens, maar steeds als een zorgzame beheerder van zijn hart; dan zal hij in het
voor ons liggende werk in overvloed alles vinden wat enkele hooggeleerde
lezers helaas niet gevonden hebben. En dan nu alle zegen en elke denkbare
genade voor de oprechte lezers die een rein hart hebben en van goede wil zijn!
Amen.
UpToDate 2024-2025