Vissen van de
Hemel?
niet slechts een
fenomeen
door Klaus Opitz [Dld]
In
de pers verscheen kortgeleden een vermelding, nadat het in Mexico moet geregend
hebben. Zo merkwaardig deze vermelding ook klinkt, het fenomeen is niet nieuw
noch verzonnen. Jezus heeft deze verschijnselen via Jakob
Lorber in het boek „Aarde en Maan“, in het
hoofdstuk „Man-vrouwelijke verwekkingen der
Aarde en in volgende hoofdstukken verklaard.
De Persmelding:
„Op
het eerste moment klinkt het naar een absurde melding: In Mexico moet het
onlangs [vorige maand dinsdag] vissen
geregend hebben. Maar de civiele bescherming van de stad Tampico
in Noord-Mexico maakte bekend, dat de dieren in het
echt van de hemel waren gevallen.’
Op hun facebooksite
publiceerden medewerkers twee foto’s van een paar kleine vissen in een zak en
een dode vis op het looppad. Bij een lichte regen waren vissen uit de hemel
gevallen. Terwijl enkele buurtbewoners het fenomeen aanzagen voor een goddelijk
teken, bestaat er volgens de wetenschappers over deze gebeurtenis zelfs een logische verklaring
.
Zij gaan er vanuit, dat Tornado’s bij krachtige windsterkte vissen, maar ook kikkers en vogels in de
lucht kunnen trekken. De stormen, die over de wateren trekken, de
zogenaamde waterhozen, en die dan zolang rondcirkelen, tot de dieren weer op de
bodem vallen. Dat gebeurt trouwens dan niet zoals bij een echte regenval, dus
in een stromende regen. Anders gezegd belandt valt hier en daar een klein dier
uit de wolken. Het fenomeen is volgens de Library of Congress zelfs bij
de antieken bekend. De krant van New York – de Times
– bericht hierover pas enkele maanden geleden over een identiek voorval in
Honduras.“ (volgens: www.focus.de van
4.10.2017)
Jezus in „Aarde en
Maan“, kort tekstuittreksel:
„De Aarde, als man en vrouw in één bezien,
verwekt en baart hier op de veelvuldigste wijze…’ (Aarde
en Maan.01_014,01)
‘Dat
de aarde werkelijk zaadjes van planten en dieren voortbrengt, kan men
afleiden uit vele verschijnselen die aan de oppervlakte van de aarde
plaatsvinden. Tot deze verschijnselen hoort bijvoorbeeld de oorspronkelijke groei van bossen op gebergten, evenals mos
en grasgroei op de vroeger woeste steppen, waarop gedurende duizend jaren
niets was gegroeid. Schimmels en zwammen
hebben tot nu toe geen ander zaad. Dan hoort bij de verschijnselen die deze
zaak verklaren ook het - alhoewel zelden, maar toch nog vaak genoeg voorkomende
- verschijnsel waarbij het graan en
allerlei soorten koren regent; en vooral wordt deze zaak verduidelijkt
door de niet zelden voorkomende vissen
-, slangen - en paddenregen en dat soort verschijnselen, waarvan geen wetenschapsman, als hij ook
maar een klein beetje gezond verstand heeft, kan naspeuren of wellicht een wervelwind ze van de aarde
heeft opgelicht en op een andere plaats weer heeft neergeslingerd.
Want dan zou hij op een of andere manier moeten kunnen aantonen, dat zich op de
aarde zo' n plaats bevindt, waar deze wezens niet zelden triljoenvoudig
voorhanden zijn geweest. En zou hij dat kunnen, dan zou daarmee alleen maar de bijzondere scheppingskracht van de
aarde, dat ze uit zichzelf zoiets kan voortbrengen, des te opvallender bewezen
zijn. [Maan en Aarde, hfdst. 14:17 e.v.]
Deze verschijnselen treden schijnbaar
zo op, dat men zou kunnen geloven dat
ze als het ware verzamelingen van bepaalde wervelwinden waren, die zich
dan in de lucht tot een kluwen verenigen en dan weer naar beneden vallen als de
opstijgende kracht van de wind is afgenomen. Maar voor iemand die wat dieper
nadenkt, zal deze uitleg zeker niet voldoen. Want om kikkers, padden en slangen op te tillen, zou toch een
ongewoon sterke wervelstorm of zelfs een zeer hevige windhoos nodig zijn. Als
deze niet zo stevig gebouwde dieren echter zo aan de woede van de winden werden
prijsgegeven, zouden ze ten eerste al eerder, voordat ze op de aarde
neervielen, in kleine stukjes gescheurd zijn; en met het in leven blijven van
zulke dieren zou het niet zo best gesteld zijn. Ten tweede zou zo'n windhoos om
die dieren op te vissen uit een meer of moeras - dat vaak in de lengte en
breedte meerdere uren gaans lang is - zelf een ontzaglijke doorsnede moeten
hebben en ook een zó krachtige werking, dat geen berg haar zou kunnen weerstaan
en dat kan een wetenschappelijk onderzoeker toch niet gemakkelijk aannemen. En
ten derde zou zo'n wind of zo' n geweldige windhoos ook het water van het meer
tot op het laatste druppeltje, ofwel het hele moeras meenemen, zodat er niet
het kleinste zaadkorreltje achterbleef. Als deze dieren dan zouden neerregenen, dan moesten er ook water, modder en een
menigte andere bestanddelen en planten naar beneden komen, wat echter gewoonlijk
bij deze zogenaamde amfibieënregen
nooit het geval is. Deze verschijnselen ontstaan echter op de volgende manier.
De
aarde brengt als dubbelwezen
in één of andere streek [aarde-ingewanden]
uit haar binnenste een talrijke hoeveelheid dergelijke eitjes voort. Deze
eitjes zijn heel klein en worden gemakkelijk door de poriën en kanalen van de aarde-ingewanden naar buiten
gedreven. Door de in hen aanwezige gistingsstof zetten ze hoe hoger ze komen,
des te meer uit. Tenslotte zijn ze lichter dan de atmosferische lucht en
stijgen dan, als zede aardoppervlakte bereikt hebben, in de vorm van donkere
nevels, als een luchtballon tot een bepaalde hoogte op, waar ze in een sterke
elektrische stroming geraken. Dat gaat heel gemakkelijk, omdat ze door deze
stroming zelf worden aangetrokken. In deze stroming rijpen ze dan snel en
worden geboren, en dat niet zelden in een aantal
van vele duizenden miljoenen. Omdat deze kleine diertjes zich dan
echter door de elektrische stroming uit de lucht een specifiek zwaarder lichaam
hebben gevormd dan de lucht zelf weegt, kunnen ze zich ook niet lang meer in de
lucht ophouden, maar vallen omlaag naar de aarde; maar omdat ze toch tamelijk
licht zijn, gaat het niet zo snel dat ze door zo'n val plotseling uit elkaar
zouden springen en dus natuurlijk dadelijk gedood zouden worden. Ze komen
steeds behouden en wel beneden aan en kunnen daarna nog enige uren leven.
Maar omdat de op deze wijze ontstane
vormen een trap overslaan,
wat niet in overeenstemming is met de orde
volgens welke intelligenties van het aardelichaam zich ontwikkelen,
vergaan ze weer snel en verdwijnen uit het zichtbare leven; ze worden dan weer
door de aarde opgezogen en in het plantenrijk
gedreven. Hierbij is op te merken, dat zulke voortbrengselen dan eerder in het
voormalig dierstadium overgaan dan wanneer zo' n dierstadium volgens de normale
ordening eerst een heel legioen plantenlevens moet doormaken. Want men kan hier
van ‘dierstadium’ spreken, omdat de dieren
als zodanig al dadelijk uit de aarde zichtbaar worden als dierlijk wezen, maar
toch eerst een stap terug moeten doen in het plantenrijk, voordat ze het
intensief dierlijke karakter kunnen aannemen. [Aarde en Maan, hfdst. 15:1,2] *) mineralen, planten, dier, mens
[Redactionele
opmerking: 200
n. Chr. kikkers en vissen
In het werk ‘Deipnosophistae’ (vrij vertaald; “Geleerden aan tafel”)
maakt Athenaeus van Naucratis
gewag van drie dagen aanhoudende stortbuien in de Griekse provincie Chersonesus waarbij er kikkers en vissen uit de lucht
vielen. Volgens Athenaeus waren dat er zoveel dat
wegen geblokkeerd raakten en deuren niet meer open konden. De dieren hebben,
volgens zijn verslag, wekenlang voor een ondraaglijke stank gezorgd.]
[In zijn encyclopedie Naturalis Historia schreef de Romeinse schrijver Plinius de Oudere tussen het jaar 77 en 79 al over 'een storm van
kikkers en vissen'. Het zou niet de laatste keer zijn dat dergelijke voorvallen
zouden worden geregistreerd. In 1946 onderzocht de Amerikaanse wetenschapper.
E.W. Grudger 78 gevallen van dierenregens en schreef
daarover in het wetenschappelijk tijdschrift Science 'Alles dat
verplaatst kan worden, kan door een windhoos worden opgezogen. Trekt de hoos
over meren, beekjes of rivieren, dan kunnen ook kikkers, zoetwatervissen of
slakken worden opgetild en meegenomen over land. Als de hoos uiteindelijk zijn
kracht verliest, regent het behalve het opgezogen water ook vissen of
kikkers.']
UpToDate 2023-2024