Twaalf uren
Ontvangen
van de Heer
door
Jakob Lorber
Oorspronkelijke
titel: ‘Die Zwölf Stunden’
Uitgegeven door:
Neu-theosofischer Verlag
Bietigheim a. E.,
Württemberg 1895
Nederlandse
vertaling: Auke van Gemert, september 1996
Copyright: Jakob Lorberstichting,
Burg . de Millylaan 1 te Warnsveld
Voorwoord
“De hele mensheid
is, op de keper beschouwd, onderling als een eenheid verbonden.
Voor zover het
wel en wee van de één bij de ander levende weerklank vindt, in zoverre is er
werkelijk mens-zijn ontwikkeld; kwantiteit en kwaliteit van de naastenliefde
zijn dus de graadmeters van echte cultuur.
De mens, die
tegenwoordig over het algemeen in egoïsme verloren en in genotzucht verdwaald
is, omdat hij in een materialistische illusie gevangen zit, kan alleen door een
terugkeer naar de goddelijke oer-grondwet van de zuivere liefde teruggewonnen
worden voor het ware leven.
Door de nood van
de tijd wordt de geest gewekt, en deze doet de leegheid van de tijd en haar
dwaling voelen - daarna zal het heimwee naar het paradijs van werkelijk
innerlijk geluk en vrede ontwaken.
Zelfkennis van
onze gebreken leidt tot deemoed, en wekt het verlangen naar verlossing van ons
kwaad; ze is dus de voorwaarde tot geestelijke vooruitgang.
“Vader, ik heb
gezondigd in de hemelen en tegenover U, en ben niet meer waard dat ik Uw kind
genoemd word!”
God weerstaat de
hovaardige,
maar de
deemoedige geeft Hij genade!
Inleiding
Hoe laat
is het? Wat voor tijd is het - bij de beschaafde mensheid in het algemeen en in
het bijzonder? Dit is voor het grootste deel de inhoud van dit boekje waarin,
behalve het schilderen van de erbarmelijke gebreken van onze huidige toestand,
ons ook het hoge doel uiterst aantrekkelijk voor ogen wordt gesteld, helder
oplichtend in een eenvoudig beeld.
De
periode van 12 jaar dat dit boekje niet meer leverbaar was kan verklaard worden
door de eigenaardige, door de wereld enigszins ‘pessimistisch’ genoemde inhoud,
met zijn vaak misverstane, enigszins drastische beelden; een aan de tijd
aangepaste herziening leek dus gewenst, ten behoeve van de steeds
(over)gevoeliger wordende mensheid. Daarom vroegen wij het vóór het opnieuw
drukken aan de Heer, en ontvingen daarop de in het voorwoord gegeven genadewenken,
die in zeer korte vorm al het noodzakelijke bevatten. Maar toch lenen ze zich
er ook weer voor om bij menig zwak mens nog meer ergernis te wekken, in het
bijzonder bij letterknechten in onze niet gemoedelijke, verstandelijk kritische
tijd. Ook hier past de wenk van de Heer: ‘De wereld richt zich op het woord
(het omhulsel) – Ik richt Mij op de betekenis ervan’[1].
Daarom
zouden wij allen willen vragen om heel rustig het hele boekje te lezen - en te
willen bedenken dat de eerste 11 uren alleen maar de weliswaar zeer
uitgebreide, maar zeer noodzakelijke verdeemoedigende inleiding vormen, zodat
wij de verheffende, zeer indrukwekkende onthulling van het 12e uur zonder
schade kunnen verdragen.
Als wij
de slotzin van het 11e uur goed vasthouden, zullen wij begrijpen dat hier
voornamelijk getoond wordt dat er ondanks de door onze moderne verworvenheden
voortschrijdende eigendunk van wetenschap en cultuur in het algemeen en in het
bijzonder nog veel corrupt is, hoofdzakelijk met betrekking tot het
moreel-geestelijke. Deze tegenstrijdigheid zou meer in zijn wezen gekend moeten
worden.
Als wij
naar een oorzaak zoeken, dan zien wij dat de veelgeprezen successen van onze
tijd merendeels tot de sfeer van het verstand van het hoofd behoren, waarvan de
eenzijdige, zelfs abstracte ontwikkeling immers een kenmerk van onze tijd is,
als gevolg van haar materiële gerichtheid; want de verstandelijke sfeer bezit
is uitsluitend werelds van aard en harmonieert dus met de tendens van de
huidige mensheid. Het gevolg is de verwaarlozing van de ontwikkeling van het
gemoed, wat toch de enige plaats is waar het edele menselijke wortelt; hier
woont het verlangen naar werkelijk innerlijk geluk, dat nooit in uiterlijke cultuur
bevrediging vindt omdat daar - al is het ook dikwijls onbewust - het verlangen
naar eeuwige waarheid sluimert en zich steeds weer doet voelen.
En als
wij nu vragen: hoe is het bij de huidige mensheid dan gesteld met de verzorging
van deze hemelse kiem? Dan zijn de dagelijkse verschijnselen en de algemene en
individuele omstandigheden veelzeggende getuigen van de verschrikkelijke
verwaarlozing van het beste in de wereld, dat wil zeggen: van de cultuur van
het hart! Met deze verwaarlozing - als gevolg van de op deze manier naar voren
getreden heerschappij van de materiële wereldgeest, die de heilige Schrift met
het karakteristieke woord ‘antichrist’ aanduidt - is het zover gekomen, dat
dingen die in wezen goddelijk en eeuwig zijn geen plaats meer hebben in deze
vermaterialiseerde wereld, en de arme ‘beschaafde’ mensheid dus geen God en
geen idealen meer kent, gelukkig met een toenemend aantal uitzonderingen. Is
het niet buitengewoon treurig! Deze toestand wordt in de Schrift met ‘de
laatste tijd’ aangeduid, omdat het eigenlijke menselijke - het goddelijke in de
mens - bijna helemaal verdwenen is.
Om dat
aan het licht te brengen is ons boekje, als een scherpe vermaner, heel
geschikt, aangezien hierin immers niet alleen de ellende van de onderdrukten en
het ongeluk van de onderdrukkers, maar ook het verdriet van de Vader om de
verlorenen in beide kampen tot uiting komt. In de toenemende opwinding van deze
tijd van strijd ofwel de geboorteperiode van betere toestanden, waarin wij voor
de zich nu opstapelende misdaden, ergernissen enzovoort de nodige
verdraagzaamheid moeten opbrengen, houden wij staande dat iedere misdadiger
weliswaar een zondaar tegen de goddelijke en menselijke orde is, maar in
diepere zin een verdwaalde broeder met een zieke ziel, en dat het zieleheil van
zo iemand dus de belangrijkste opgave van de maatschappij zou moeten zijn.
Laten wij
daarbij wel bedenken dat enerzijds de zondaar ook op een bepaalde manier de lof
of triomf van de Schepper uitdrukt; het is immers de hoogste opgave van de Schepper
om wezens met een vrije wil te
vormen, en juist door het feit dat zij tegen Zijn wil in handelen bewijzen zij
het slagen van deze bedoeling. Dat een dergelijk (dikwijls onbewust) misbruik
van de vrije wil de plannen van God niet stoort, daar is voor gezorgd; want de
mens kan willen wat hij wil, uitvoeren kan hij echter alleen maar wat
de goddelijke Voorzienigheid in haar opvoedende wijsheid toelaat! Wat overigens
de verantwoordelijkheid niet opheft. Anderzijds oogst de Vaderlijke liefde,
door de berouwvolle verdwaalde mens te vergeven, de meest kostelijke beloning
in diens verhoogde kinderlijke liefde! Laten ook wij hetzelfde doen! (Luk 15:
18, 21; 18: 11)
Wanneer
wij ons eigen ik eerlijk met de maatstaf van de bergrede (Matt. 5-7) bekijken,
dan kan het niet anders of het inzicht zal in ons dagen dat ieder voor een deel
mede schuldig is aan het aanwezige kwaad, en dat dus ook ieder verplicht is om
binnen zijn mogelijkheden mee te helpen aan de ommekeer tot het betere. De
eerste stap, het in zichzelf kennen van het kwaad, moet algemeen worden. De
klaagroep van de profeet (Jer. 30: 12): ‘De ellende is uiterst kwaadaardig’
moet de uitdrukking van het algemeen gevoelen zijn - waarop dan natuurlijk de
roep om hulp volgt: ‘Maar waar is dan redding en heil?’ Weliswaar klinkt daarop
van vele kanten het antwoord dat velen misleidt: ‘Hier’, ‘Nee, hier’,
‘Hierheen, bij ons is het heil der wereld’, enzovoort (Matt. 24: 23 e.v. -
tekenen van de laatste tijd), maar bij nader onderzoek blijken al deze stelsels
(sociaal-democratische, ethische, spiritistische, vegetarische enzovoort) veel
te kortstondig, eenzijdig en ontoereikend te zijn, hoewel ze voor enkelingen en
hele groepen een zegen kunnen zijn.
Ondanks
dit deprimerende resultaat van het onderzoek naar onze toestand in de huidige
crisis van de mensheid moeten wij ons echter toch niet laten ontmoedigen; want
er is geen ommekeer mogelijk, voordat de dwaling ingezien wordt - en wij
herinneren ons wat de enig ware Heiland ons troostend toeroept (Luk. 21: 28):
‘Wanneer jullie die dingen zien, hef dan het hoofd omhoog, want jullie
verlossing nadert!’
Hij heeft
deze grootste nood aller tijden wel voorzien, en beloofde daarom ook als
grootste troost Zijn wederkomst - een wederkomst, voorafgegaan door Zijn nieuwe
woord, in Zijn heerlijkheid van vredevorst - opdat er één herder en één kudde
zal zijn.
Ja, moge
Zijn geest - Zijn geest van medelijden met het ongeluk van allen, Zijn geest
van offervaardige overgave - nu rijkelijk wederkomen over de mensheid en velen
stimuleren om ware navolgers te worden van Degene, die als de Allerhoogste de
hemelen van Zijn heerlijkheid verliet en als de geringste in de wereld kwam om
het grootste te volbrengen: een eeuwige verlossing van alle verdwaalden,
gevallenen en ellendigen die vurig naar het betere verlangen. Hij deed dat door
de kloof tussen de heiligheid van God de Schepper en de gevallen mens door Zijn
leer en levenswandel, ja met Zijn leven te overbruggen en de basis te leggen
voor de vervulling van de lang geleden gedane belofte (‘Zie, Ik maak alle
dingen nieuw’ - Openb. 21: 5); en zo legde Hij op de deemoedige, zachtmoedige,
lijdzame en alles opofferende liefde het fundament van de nieuwe hemel! En
alleen op dat fundament is omvorming van de toestand op aarde mogelijk.
In dit
Lichtpunt zijn alle mensenvrienden van goede wil één, in het duidelijke besef
dat het nodig is om deze enige reddende, zuiver christelijke, d.w.z.
ideaal-menselijke gedachte door middel van woord en daad meer ingang te doen
vinden.
Dus,
welgestelden, die mee willen helpen om de catastrofe (waartegen uiterlijke
macht weinig kan uitrichten, aangezien ze door de geest gedreven wordt) af te
wenden: hier is het zaak om terwille van God en het goede te handelen - door in navolging van het
eeuwige voorbeeld in zelfverloochenende liefde voor de mensen de ellendigen
geluk te brengen - en zo tegen uiterlijke offers innerlijke ware, eeuwige en
hoge zaligheid te winnen, onmiddellijk en voor eeuwig!
Maar ook
voor de onderdrukten is troost en licht in het voorbeeld van Hem, die nog geen
steen zijn eigendom kon noemen en die toch, zoals Zijn woorden en daden
getuigen, in Zijn geest de rijkste van allemaal was. Hoewel Hij de macht had om
alle hindernissen uit de weg te ruimen, verdeemoedigde Hij zich toch, gevolg
gevend aan Zijn eigen geboden: ‘Weerstreef de boze niet!’, ‘Bidt voor je
vijanden!’, ‘Zegen degenen die je vervloeken!’ en behaalde zo de overwinning.
En daarin ligt de kracht om ook nu in de strijd tussen wereld en geest redding
te brengen. Hierin, in het navolgen van Hem, is de sleutel gelegen voor de
oplossing van ieder conflict!
Laten wij
goed in de gaten houden dat het beloofde hemelrijk niet enkel pas aan gene
zijde is, o nee, maar de wortel ervan moet reeds hier in onszelf geplant zijn
en ons reeds hier zalig maken (zie de voorbeelden van de martelaren); pas dán
kan ze in de vrije wereld aan gene zijde voor eeuwig tot een oneindige volheid
uit ons opgroeien.
Net zoals
ook de hel reeds hier in onszelf wortelt door het koesteren van zelfzucht,
trots en traagheid, die wij zodoende meebrengen naar gene zijde.
De
‘antichrist’, het algemene kwaad, de zwaarste belemmering van de vooruitgang,
wordt overwonnen door het ‘bloed van Christus’ - wat wil zeggen: Zijn heilige
levensgeest, de alles opofferende, barmhartige, heil brengende verlossende
liefde. Moge Christus zó, in de geest van Zijn leer, gelouterd, verlicht en
praktisch gerealiseerd in de mensheid opstaan; zo’n gezegend, verblijdend Pasen
streven wij na!
Laten wij
ervoor bidden en werken dat deze geest rijkelijk uitgestort wordt, opdat er een
groots Pinksteren zal komen en het door Jezus op aarde gebrachte hemelse vonkje
wordt tot een vuur dat al het kwaad verteert (Luk. 12: 49), wat weldra moge
oplaaien als het heerlijkste teken van dank en lof aan de hemelse Vader!
Hier
voelen wij nog de behoefte om de weinige trouwe, behulpzame lieve vrienden
broederlijk te bedanken en hun, evenals allen, het beste toe te wensen!
Dat geve God, Die helpen
kan en wil -
wanneer wij biddend
eigen moeite doen,
dan zal des Vaders
genade en zegen
steeds met ons meegaan
allerwegen!
Palmzondag
1895
De
uitgever
Wat sinds het oerbegin verborgen was, verhuld,
wordt hier in ‘t Licht des lichts genadiglijk onthuld!
J.B.
Eerste uur
In de
zogenaamde betere en ontwikkelde wereld, in het bijzonder waar de christelijke
religie in de vorm van verschillende sekten algemeen gangbaar is, wordt de
moraal meestal alleen gepredikt zoals die in politiek opzicht voor de
machthebbers in werelds of geestelijk opzicht het meest doelmatig is. Het volk
wordt een schemerige kennis van God bijgebracht, niet met het doel dat het Hem
zou kennen en liefhebben, maar alleen opdat het Hem als de meest
onverbiddelijke tiran aller tirannen mateloos zal vrezen; en zo wordt de
Godheid alleen gepredikt als een gesel, die nog vruchten af moet werpen wanneer
alle andere gesels al vruchteloos zijn geworden.
In plaats
van dat de Godheid aan het volk bekend gemaakt wordt als de allerhoogste
troost, wordt zij het volk alleen maar gegeven als Iets, dat niets anders te
doen heeft dan iedere minuut miljoenen moreel verdorven en ongehoorzame
kinderen onherroepelijk tot de eeuwige vuurpoel te verdoemen. Kijk maar eens om
je heen: zie de talloze kerkers, die
allemaal overvol zijn met allerlei morele misdadigers, en hoe deze kerkers
voortdurend, van minuut tot minuut, zodanig in aantal toenemen dat jullie,
wanneer deze kerkers op één punt verzameld zouden zijn, zouden moeten geloven
dat het hele menselijke geslacht van de aarde binnen slechts enkele jaren rijp
zou zijn om daar naar binnen te marcheren. En vragen jullie je af wat er
gebeurt met deze mensen, die daar binnen komen?
Kijk dan
maar eens[2] een beetje naar
het oosten: daar zien jullie ontelbare groepen doodsbleke mensen staan, omringd
door allerlei gewapende mensen en venijnige rechters, en zie daar verder een
aantal moordwerktuigen, waarmee de ongelukkigen terechtgesteld worden. Daar
zien jullie hun brandende brandstapels, galgen, schavotten en veel andere
soorten moordwerktuigen. Kijk, dat is de laatste verbeteringsinrichting voor
zulke morele misdadigers! Nu zullen jullie vragen: wat hebben al die mensen
eigenlijk gedaan? Ja, zeg Ik, onder hen zijn moordenaars, rovers, dieven,
deserteurs en opruiers van de staat. Verder zijn er nog een groot aantal mensen
die door allerlei bedriegerijen de staat grote schade berokkend hebben; en er
zijn mensen bij die zich ernstig verzet hebben tegen de een of andere politieke
of morele verordening. Kijk, dat zijn dus de misdaden van deze ongelukkigen,
voorzover die tenminste als schijnbare reden kunnen dienen.
Maar nu
willen wij een volgende vraag stellen, en die luidt: Wat is eigenlijk de reden, waarom deze mensen tot zulke
misdadigers zijn geworden? En als jullie iemand anders naar deze reden zouden
vragen, zouden jullie beslist geen ander antwoord krijgen dan: ‘de reden is de
verwaarloosde opvoeding’ of, wat eigenlijk één en hetzelfde is, ‘hun ouders,
voorouders en stamouders waren ook al zo’. Maar dan vraag Ik weer: Waar lag het
dan aan dat deze mensen een zo slechte opvoeding kregen, ja, dat men de
opvoeding van een hele generatie verwaarloosd heeft? Jullie hoeven niet zo ver
te zoeken, want het antwoord ligt voor de hand: de voornaamste reden is geen
andere dan de politiek, door middel waarvan de heersende klasse van de mensen
ervoor zorgt - want dat is waar ze alleen maar belang in stellen - dat de
ondergeschikten zoveel mogelijk geheel in het duister worden gehouden; want ze
zijn bang dat, wanneer het volk meer opheldering over Mij en daardoor over zijn
eigen bestemming zou krijgen, het weldra afgelopen zou kunnen zijn met hun
macht en tijdelijke inkomsten - o de dwazen! Ze zouden maar hoeven te kijken
naar Mijn David, die zelf een koning en een profeet en als zodanig een groot
leraar van het volk was, dan zouden ze weldra zien dat een volk, dat God en
zijn eigen bestemming kent, ook een volk is dat vervuld is van gehoorzaamheid
en goede wil. En duizenden kunnen gemakkelijker met een donzen veertje
geregeerd worden dan tien duistere domkoppen, die van Mij geen andere
voorstelling hebben dan van een misschien werkelijk bestaande tiran, of van een
wezen dat als een vampier eerst de laatste druppels bloed zuigt uit degenen die
in hem geloven, voordat het die gelovigen eindelijk zalig maakt met het eeuwige
leven, waar ze eeuwig op een lichte wolk knielen en aanbidden.
Kijk, is
het dan niet gemakkelijk te begrijpen, dat mensen zich zoveel mogelijk trachten
los te maken van een dergelijke boosaardige God? En ook al bezitten zij nog een
of andere religie, dan bestaat die uit pure ceremonie, en deze weer uitsluitend
uit goddelijke beschouwingen. Reeds vanaf het begin is het gevolg alleen maar
geweest dat het wereldzuchtige deel van de mensen zich tenslotte voor alle
religie en datgene wat voor christelijke godsdienst door moet gaan uit de
voeten heeft gemaakt, zoals jullie plegen te zeggen. Aan de andere kant
ontstonden er kerkscheuringen en vorming van secten, en wel door mannen die de
dwaasheid van een op die manier verkondigd evangelie wel min of meer inzagen en
in zekere zin bij zichzelf zeiden: Luister, met die Godheid zoals die daar
geleerd wordt kunnen wij echt niet overweg; daarom willen wij de zuivere leer
zelf ter hand nemen, haar nader onderzoeken en kijken of er niet ergens betere
kanten aan de Godheid te ontdekken zijn!
En bij
een dergelijk onderzoek ontdekten ze dan ook inderdaad dat Ik niet zo’n tiran
ben; maar aan de andere kant vergaten zij dat Ik desondanks God ben, en ook zij
namen vervolgens Mijn wil te lauw op. Anderen plaatsten Mij weer te hoog en
beredeneerden op deze manier iedere handeling, die in hun menselijke natuur ook
maar enige stimulans vond, tot gerechtvaardigd en volkomen overeenkomstig Mijn
wil, in het onjuiste denkbeeld dat datgene, wat hun ook maar in hun dwaze
gedachten kwam, door Mij gewild zou zijn! En zo ontstonden er in plaats van de
oude dwaasheid een groot aantal onnozelheden en zo’n verscheidenheid aan
opvattingen over God, dat het werkelijk niet de moeite waard is om ze voor
jullie op te sommen. De reden van dit alles was en is alleen maar, zoals
hierboven al opgemerkt, voor een deel de morele politiek, maar hoofdzakelijk de
traagheid en ook angst bij de mensen
om de uitgestippelde weg naar het eeuwige leven in ernst te bewandelen. Want
waarlijk Ik zeg jullie: wie Mijn rijk niet neemt zoals Ik het heb verkondigd
zal het niet ontvangen, al zou hij ook alle secten in zich verenigen of bij
alle secten horen; want Ik alleen ben de weg, de waarheid en het leven.
Tweede uur
Kijk eens
naar het tableau hier: zie, het land dat voor jullie uitgespreid ligt, is Azië.
Zie daar de volkeren, hoe zij allemaal zonder uitzondering in een zeer dichte
geestelijke sluier gehuld zijn en door elkaar rennen, en hoe hun lege borst
enkel gejammer en geweeklaag uitstoot. Hier is niets anders te vinden dan het
meest krasse heidendom, ook al bidt er zo hier en daar nog een groep christenen
tot Mij, die in dit beeld worden voorgesteld door kleine groepen naakte,
bloedende mensen. Zie daar ongeveer in het midden van Azië een reusachtige
burcht in het hoogland; dat is de burcht van de god Brahma. Kijk, deze maakt
het echt bont, want hij verstaat de kunst om zelfs koningen bij de neus te
nemen en hen met drek te voeden.
Niemand
mag zijn burcht tot op een uur gaans naderen. Wee de overtreder; want de ‘engelen’
van deze god staan overal op wacht, als heren over leven en dood. Wie daar
dicht in de buurt komt en goud en edelstenen, vette ossen, koeien, kalveren en
schapen meebrengt, die doen de engelen niets. Ze nemen het offer in ontvangst
en laten de gever gaan na slechts 50 tot 100 slagen met een bamboestok. Jullie
zullen denken dat dat iets ergs is. O nee, zeg Ik: aan degene, die daarvan
terugkeert en zijn door de engelen blauw geslagen rug toont, wordt zelfs
goddelijke eer bewezen, en met behulp van deze kwitantie is het gemakkelijk
voor hem om de belangrijkste staatsambten te verkrijgen.
Alleen is
dat niet het enige wat zulke gevers overkomt. Want als er iemand komt die niet
behoorlijk gepakt en gezakt is wordt de gave weliswaar ook aangenomen; de gever
wordt echter niet afgeranseld, maar door de engelen gedwongen tot allerlei
andere afschuwelijke boetedoeningen. Deze boetedoeningen zijn van dien aard dat
ze, wanneer ze hier verteld worden, bijna ongelooflijk of op zijn minst in hoge
mate lachwekkend zouden moeten klinken. Dat bijvoorbeeld iemand jarenlang op
één been onder een boom moet staan is maar een kleinigheid; want deze engelen
zijn in dergelijke boetedoeningen zo vindingrijk dat jullie, als Ik ze jullie
allemaal zou vertellen, zelfs Mij nauwelijks zouden geloven. Hun wreedheid kent
in dit opzicht geen grenzen; en toch wordt er door hun staatsbestel
nadrukkelijk verkondigd dat volgens hun leer niemand de eeuwige zaligheid kan
ontvangen, wanneer hij deze Brahma niet tenminste één keer in zijn leven een
aanzienlijk offer heeft gebracht.
Alleen
zijn deze offers nog niet alles, wat deze Brahma van zijn gelovigen verlangt;
hij verlangt ook mensenoffers. Ten eerste moet iedere vrouw na de dood van haar
man aan hem geofferd worden, en ten tweede moeten hem ieder jaar meisjes en
jongens geofferd worden, d.w.z. de meisjes mogen niet jonger dan 12 maar ook
niet ouder dan 14 jaar zijn; jongens moeten echter al geofferd worden als ze
zes jaar oud zijn. Het spreekt vanzelf dat de meisjes buitengewoon mooi en de
jongens heel fris en gezond moeten zijn. Wie van de ouders een dergelijk offer
en bovendien nog een aanzienlijke bruidsschat brengt kan voor zichzelf dan twee
dingen vragen, namelijk dat hij een zogenaamde aflaat voor al zijn kinderen
ontvangt en hem alle boetedoeningen kwijtgescholden worden, of hij kan zich
ook, wat een bijzondere gunst is, door de engelen direct van zijn lichaam laten
ontdoen, om op deze zeer betrouwbare wijze zijn zaligheid te bereiken!
Een ander
middel tot begenadiging is nog, als iemand een mooie jonge vrouw genomen heeft
en deze genade wil verkrijgen, dat hij haar niet mag aanraken, maar haar eerst
naar de grens moet brengen, waar de engelen op wacht staan. Daar moet zij zich
voor de ogen van de engelen helemaal naakt uitkleden, in een daartoe reeds
bereid bad stappen en zich daar wassen; vervolgens moet zij, wanneer zij uit
het bad komt, zich feestelijk opmaken en gedurende drie nachten gemeenschap
hebben met de engelen die op wacht staan. Wanneer zij dan terugkomt is zij dan
ook voldoende gezegend; en deze zegen kan tot gevolg hebben dat zij zich niet
hoeft te laten verbranden, ingeval haar echtgenoot eerder zou sterven, maar een
ander persoon in haar plaats kan laten verbranden of zich door middel van een
aanzienlijk offer helemaal van het verbranden kan vrijwaren.
Ja, de
zotternijen gaan vaak nog verder. Zo is het onder andere ook een gunst - die
overigens alleen verleend wordt wanneer het daarbij passende offer gegeven is -
dat bij een meisje tussen de 1 en 3 jaar oud de schaamlippen door een engel op
een kleine opening na aan elkaar genaaid worden, om haar kuisheid te bewaren;
en wanneer zo’n meisje dan huwbaar is geworden, dan geeft zo’n engel haar
huwbaarheid weer de ruimte. En zo zijn er nog talloze andere dwaasheden, die
daar algemeen gangbaar zijn. Kijk, dergelijke onzin moet Ik al bijna voor de
derde duizend jaar aanzien, namelijk hoe dit goddeloze volk - dat nog in het
bezit is van de oude religie van vóór de zondvloed, waar jullie nu iets van
weten[3] - zulk
onuitsprekelijk aanstootgevend gedrag vertoont!
Kijk eens
naar het uiteinde van het verlichte tableau: zie, daar staat een zandloper, en
er zijn nog maar weinig korreltjes over die moeten vallen. Ik wil jullie niet
al die afgrijselijke beelden van Perzië, Arabië, Turkije, het Chinese rijk,
Siberië en andere kleinere staten voor de geest halen; want nergens zullen
jullie iets anders ontdekken dan de meest afschuwelijke onderdrukking van het
volk, en de overal gepredikte god is echt niets anders dan Satan zelf, in de
meest uiteenlopende ontaardingen van zijn slechtheid. Maak je echter maar geen
zorgen over Mijn lankmoedigheid; want de armen van geest zullen wel verrijkt
worden. Maar wee de dienaren van de slechtheid! O, hun loon zal groot zijn!
Ik zeg:
hoe vindingrijk Satan ook is, werkelijk, ook Ik heb in het geheim een
uitvinding gedaan, en daar zal hij zich binnenkort van eeuwigheid tot
eeuwigheid over moeten verbazen. Ik heb het lang verdragen en overal op
verbetering gewacht, maar de aarde is vervuld geraakt van smerige stank; daarom
heb Ik Mijn fakkel al aangestoken om haar weldra te verbranden, zodat haar
smerige stank niet tot zelfs in Mijn hemelen opstijgt en de woningen van Mijn
getrouwen verpest. Daarom: letten ook jullie erop dat de wereld jullie niet
ergert! Want ieder woord van haar is een schuimbel, gevuld met dodelijk pest.
Luister dus naar Mijn woord en volg Mijn raad op, dan zal het vuur van de aarde
jullie niet branden, wanneer Ik het aan zal steken; want dit vuur zal leven
brengen aan de levenden, maar dood aan de doden!
Derde uur.
Kijk nu
daar eens: het land dat zich op het witte tableau aan jullie blikken vertoont -
jullie kunnen het goed herkennen - is Afrika. Kijk er maar eens goed naar; het
is geen landkaart, zeg Ik jullie, maar een getrouwe afbeelding van hoe het land
werkelijk is. Zie hier de noordelijke kusten, zie hier in het noorden het oude
Egypte; zie verder naar het westen al de jullie bekende roofstaten, bekijk daar
de ontoegankelijke bergmassa’s en daar tussenin weer onafzienbare
zandwoestijnen en steppen. Kijk, overal heerst de afgod Mohammed; overal roof,
moord, slavernij, en aan de andere kant despotisme en tirannie in de hoogste
graad! Kijk, al deze bewoners die nog een beroep uitoefenen zijn niets anders
dan lijfeigenen van hun heerser, en het zwaard van de despoot zwaait constant
rond hun blote nek, als zij niet bijna alles wat zij verworven hebben aan hun
heerser afgeven. Zie hoe hun priesters vanaf hun torens vloek en bedrog, maar
geen zegen verkondigen en de buik van de armen vullen met hun paradijselijke
lucht; en als tegenprestatie voor dit niets moeten deze armen ook nog datgene,
wat de heerser hun heeft laten houden, voor minstens de helft aan hen offeren.
Zie hoe een klein aantal christenen hier een heel ellendige, beklagenswaardige
indruk maken, terwijl weer anderen - christenen in naam, die machtiger zijn -
goed gewapend in machtige legers rondtrekken, de ellendigen nog ellendiger
maken dan ze toch al zijn en, zoals jullie zien, hun in plaats van Mijn zegen
en Mijn genade oorlog, dood, verwoesting, hongersnood en talloos veel andere
kwaden brengen. Werkelijk, zelfs Paulus heeft het met zijn vervolging van
christenen niet zo bont gemaakt als deze christenen met deze ellendigen doen.
Maar laten
we de kusten daarboven voor wat ze zijn, en laten we even naar Egypte kijken.
Zie dit mooie land, deze vroegere zegen van Jakob. Kijk maar eens hoe het er
uitziet: werkelijk, daarbij vergeleken is de hoer van Babylon een reine jonge
vrouw. Weliswaar bevloeit de aloude Nijl nog de grond, waar Jozef heerste en
alles voor de farao was; maar wat voor land bevloeit de Nijl nu? Toen het volk
Israël hier vandaan door Mij thuisgebracht werd, was dit land binnen slechts
korte tijd geteisterd door 7 harde plagen, totdat men de kinderen Israëls liet
gaan. Maar wat waren die plagen vergeleken bij het eindeloze aantal plagen van
nu - ja, daarbij vergeleken vormden die van toen een echt manna uit de hemel.
Destijds heersten er weliswaar heidenen over datzelfde land; maar het waren
tenminste mensen, en zij wisten de waarde van de mens heel goed te waarderen.
Hun leer stamde, net als die van midden-Azië, nog uit de tijd van Noach, en het
wezen van de grote God was hun goed bekend. Door deze kennis hadden zij
wijsheid op allerlei gebied, die zij in hun mysteriën natuurlijk alleen aan
bepaalde mensen leerden; dat deden zij, opdat de grote God niet door een of
andere onbekwaam of onwaardig mens ontheiligd zou worden. Om deze reden kende
het land dan ook een overvloed aan allerlei zogenaamde wereldwonderen, en hun
wijsheid en hun scholen stonden bij alle naties hoog aangeschreven.
Tot op de
dag van vandaag zien jullie nog grote resten van de voormalige grootsheid van
dit land boven het heilige zand uitsteken; maar kijk nu eens naar het land. Zie
de arme volken, hoe zij als dieren opgejaagd worden. Zie daar, tamelijk in het
zuiden: enkele vreedzame hutten, ingesloten door bijna onoverklimbare bergen.
Maar kijk daar eens, en kijk onbevreesd: gewapende klimmers van de despoot beklimmen
moedig de bergtoppen; zie hoe ze zich van daar af op de vreedzame hutten
storten, al de vreedzame bewoners gemeen ombrengen en hun bezit wegslepen, en
hoe ze andere gevangen mensen daarvoor in de plaats zetten en hun, onder
bedreiging met de vreselijkste doodstraf, de bittere plicht opleggen om in de
loop van 3 jaar voor tenminste 10 jaar de schatting voor de despoot bij elkaar
te werken.
Kijk
hier: dat is een ander soortgelijk landschap, waar 3 jaar geleden iets
dergelijks is gebeurd; zie hoe de brandschatters juist de daar geplaatste
slaven naderen en hun al hun verworven bezit afnemen en wegslepen, nadat ze hen
eerst wreed mishandeld hebben en al hun vrouwen en meisjes verkracht hebben.
Kijk nu weer meer naar boven, en zie daar verscheidene krijgsknechten van de
despoot, voorzien van lasso’s, zwaarden en geweren. Zie hoe de lasso’s her en
der over de vluchtende bewoners van deze bergstreek worden geworpen; zie daar
een beetje naar het westen, hoe enkelen daar trachten te vluchten door over de
rotsen te klimmen: vaders, moeders en kinderen. Jong en oud klimt met bloedende
vingers om de woestelingen te ontlopen; maar zie tegelijkertijd ook hoe dezen
hen nazetten en nu de één na de ander van de rotsen afschieten. En zie nu hoe
ze daar reeds een groot aantal gevangenen, mannen en jongens, aan elkaar
knevelen, om hen op een heel ellendige en afschuwelijke manier naar de plaats
van hun militaire bestemming te brengen.
Ga nu
weer met jullie blik van de bergen naar beneden, en zie daar hoe een bevoegde
machthebber en tribuutpachter van de despoot een hele groep slavinnen met een
zweep door elkaar drijft om zijn geilheid aan te wakkeren, om daarna weer met
één van hen, bloedend door zijn slagen, gemeenschap te kunnen hebben. Over
andere gruwelen, die hier in dit land tegenwoordig in groten getale bedreven
worden, zullen we het maar niet hebben. Zie hoe het land er nu uitziet en
vergelijk deze plagen met de vroegere zeven, dan zullen jullie werkelijk moeten
toegeven dat die zuiver manna uit de hemel waren; want als jullie je de hoogste
graad van helse verdorvenheid willen voorstellen, reis dan naar Egypte, dan
zullen jullie die letterlijk aantreffen. Want Ik zeg, en kan jullie niet genoeg
zeggen: het is hier al zó ver gekomen, dat zelfs wanneer de groten van dit mooie
rijk iets goeds doen, het je reinste wreedheid is. Kijk maar eens een beetje
aan deze kant, in de ziekenhuizen, hospitalen en krankzinnigengestichten: zie
hoe de zieken met allerlei middelen gemarteld worden, de armen bijna met
vuilnis gevoed worden en de krankzinnigen als mummies hurken in holtes in de
muur, voorzien van een ijzeren hek, en hoe ze schreeuwen en weeklagen. Ik wil
jullie deze kwestie niet nader uiteenzetten, en het moet voldoende zijn als Ik
zeg dat een weldaad daar de reinste wreedheid is; en maak je er zelf maar eens
een voorstelling van, in welke gedaante de wreedheid zelf verschijnt.
Nu laten
we dit noordelijke deel van dit beklagenswaardige land, evenals dat van heel
Afrika, achter ons, en kijk dan hier naar het onbekende midden van dit
continent! Zie de hutten hier, nog hier en daar verspreid; dit is een groot
land, rondom ingesloten door nagenoeg onoverklimbare bergen. Kijk, dit is de
enige plek op aarde waar zich nog een onbedorven, zeer goedmoedig soort mensen
bevindt. Kijk, deze mensen hebben allemaal nog het innerlijk gezicht, en
afgezien van een door Mij gezonden leerling van de apostel Thomas heeft nog
geen enkele vreemdeling voet op deze grond gezet; en zo bezit dit volkje, dat
natuurlijk klein is en de hete streken slechts dun bevolkt, nog Mijn zuivere
leer, die tot op dit uur nog niet vertroebeld is. Het is tegelijkertijd het enige kleine aanknopingspunt dat de aarde
nog met Mijn hemel verbindt, en onthoudt goed wat Ik jullie nu zal zeggen:
wanneer een brutale voet dit heiligdom hebzuchtig zal betreden, zal Ik Mijn
fakkel over de aarde slingeren.
Maar kijk
dan vanuit dit land eens naar het oosten en naar het westen, hoe twee
belangrijke naties reeds vol hebzucht en begeerte alle mogelijke ladders tegen
de bergen plaatsen om in dit land hun onverzadigbare dorst naar het vermeende
goud te stillen. Ja, Ik zeg jullie: het zal hun ook weldra lukken, en ze zijn
bijna zover dat ze er binnen zullen dringen; maar werkelijk, zeg Ik, zij zullen
er niet het goud vinden waar ze naar dorsten. Ze zullen er weliswaar een soort
goud vinden, maar dat goud zal met zijn gewicht de hele aarde erg veel schade
berokkenen.
En begeef
je nu nog een beetje naar deze kant, naar de zuidwestelijke kust van dit
continent. Zie daar de prijzenswaardige mensenhandel eens even aan, zie hoe
despotische woekeraars daar hun schepen, zo goddeloos dat er geen woorden voor
zijn, volpakken met arme - onsterfelijke - mensen. Kijk eens even binnen in dit
schip: zie hoe het rondom planken galerijen heeft, nauwelijks een span[4] boven elkaar, en
hoe deze arme mensen daar als houtblokken op die galerijen gestapeld worden,
vlak naast elkaar op de buik liggend. Zie nu eens: zo’n schip is geladen met
600 tot 1000 van zulke ongelukkigen. Voor de mond van ieder van hen wordt een 4
pond zware brok steenhard brood neergelegd, als proviand voor de reis van deze
kust tot aan Amerika, en vóór hen, vlak voor hun mond, loopt overal een goot,
waar voor allen één keer per dag water ingegoten wordt. Kijk, met deze kost
moet zo’n arm mens een reis van dikwijls 2000 mijl maken, en gedurende de reis
wordt er dagelijks een onderzoek ingesteld of er misschien enkelen gestorven
zijn.
Maar hoe
gebeurt zo’n onderzoek? Kijk daar maar eens: daar gaat juist een zogenaamde
slavenbewaarder met een puntig instrument de galerijen langs, en steekt iemand
in zijn voet; als degene die aldus mishandeld wordt schreeuwt, dan geldt dat
als een teken dat hij nog leeft. Er zijn echter nog meer middelen om te
onderzoeken of iemand nog leeft, die deze mensenkooplui, die echt satanische
misdadigers zijn, zich veroorloven. Maar wij zullen die verder niet memoreren,
want aangezien deze kooplui leeuwen, tijgers, slangen en hyena’s meenemen, is
het wel zeker dat zij deze beesten een oneindig grotere aandacht, zorgzaamheid
en verzorging bieden dan hun arme broeders.
En
daarmee hebben wij het hele werelddeel leren kennen, dus kijk nog even naar
beneden, naar het zuidelijke deel van dit continent, dat ‘Goede Hoop’ genoemd
wordt. Waarlijk Ik zeg jullie dat daar voor Satan goede hoop is; want juist
hier is de handel zo aanzienlijk dat de vorst der duisternis zijn kapitalen
doorgaans tegen 1000 procent investeert. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen;
jullie kunnen je gemakkelijk voorstellen hoe deze handelwijze Mij bevalt, en
met name die van de christenen. Daar zal een groot loon op volgen!
Vierde uur
En kijk
nu eens naar deze vlakte. Weer een ander beeld: er is daar alleen maar te zien
hoe golf na golf de ene watermassa na de andere voortdrijft. Ik kan jullie
alleen maar zeggen: dit beeld is niets anders dan een klein deel van de
Atlantische Oceaan, en in dit vierde uur willen wij dus ook een beetje op deze
grote watervlakte ronddobberen, om zo hier en daar het doen en laten van die
drijvende huizen gade te slaan. Kijk nu hier eens! Daar, aan de westelijke rand
van het tableau vertoont zich juist een groot zogeheten lijnschip, en zie: er
langszij liggen nog een groot aantal kleinere, andersoortige vaartuigen. Welnu,
laten we dit schip eens volgen, en kijk: hier aan deze kant, ver in het zuiden,
vertoont zich een tamelijk groot eiland. Zie: het schip gaat in een rechte lijn
op dit eiland af. Wat denken jullie, dat dit schip in zijn schild voert?
Raad maar
eens, neem eens een kijkje in zijn voorraadkamers, en zie: het is voor minstens
6 jaar gevuld met proviand. Kijk in de gouden kajuit van de kapitein en werp
eens een blik op de tafel, dan zullen jullie kaarten van landen en de meest
uiteenlopende meetinstrumenten aantreffen. Nu kunnen jullie haast wel raden wat
dit schip in zijn schild voert, maar wacht nog maar even. Kijk eens naar de
gezichtsuitdrukking van de uitkijk in de hoge mast, hoe hij, voorzien van een
verrekijker, naar alle kanten rondtuurt en de onoverzienbare watervlakte van
golf tot golf nauwkeurig bekijkt; maar nog altijd neemt hij geen land waar.
Kijk, op het dek rennen de mensen vertwijfeld door elkaar; want door de
langdurige zeereis is hun drinkwater opgeraakt.
Kijk nu
eens naar dit tafereel! Kijk, hier worden loten in een pan gegooid; en zie: nu
trekken ze een lot. Een arme neger heeft het lot getrokken; zie: nu wordt hij
uitgekleed, zijn ogen worden geblinddoekt en beide armen onder de oksels stevig
vastgebonden. Kijk, daar nadert de beulsknecht en opent hem de aderen, en het
bloed dat uit zijn aderen stroomt wordt onmiddellijk, vermengd met wat rum,
gedronken om de dorst te stillen; maar de leeggebloede neger wordt direct
overboord in zee gegooid. En omdat deze drank niet voldoende was voor iedereen,
wordt deze handelwijze op nog enkele anderen toegepast en uit hun bloed een
bloeddrank bereid.
Hoewel
dit tafereel uiterst zeldzaam is en daar alleen in uiterste waternood toe
overgegaan wordt, is het daarom absoluut nog niet te verontschuldigen. Ja, het
zou wat anders zijn wanneer in een dergelijke nood de een of ander uit zeer
grote naastenliefde zou besluiten om zijn broeders zijn bloed te laten drinken
om hen van de dood te redden, welke daad voor degene die zoiets zou doen een
groot getuigenis van zijn naastenliefde zou zijn. Maar op deze manier is het
een gruwel, en het zou beter zijn dat duizenden zich voor één mens zouden
opofferen, dan dat één mens zoiets gruwelijks wordt aangedaan.
Maar zie
nu: de uitkijk schreeuwt ‘Land!’ vanaf zijn post, en onmiddellijk is iedereen
op het schip blij, en zoals jullie zien varen alle schepen met volle zeilen op
het eiland af. Kijk: als een pijl vliegt het schip over de torenhoge golven, en
zie: ze hebben juist een inham bereikt; de ankers worden uitgeworpen, alle
manschappen, behalve de noodzakelijke wachten, haasten zich de kleine
vaartuigen in en hiermee naar de kust. Zie hoe ze daar op de kust al gauw een
heldere bron ontdekken, en hoe het er nu dol en dwaas aan toegaat om het verse
water te verzamelen. Zo is het schip binnen een paar uur weer van zoet water
voorzien en varen alle schepen weer weg. Langzaam bewegen ze langs de kust, om
te zien of dit land misschien ergens bewoond is of niet.
Nu
ontdekken ze juist een klein dorp dat uit eenvoudige, ronde hutten bestaat, en
ze gaan direct op dit dorp af. De schepen landen, en men gaat aan land; de
bewoners, opgeschrikt door het kanongebulder, slaan op de vlucht. Maar direct
worden hun hutten grondig doorzocht, en wat daar gevonden word, wordt
meegenomen, wat het ook maar is en hoe het ook heten mag. Kijk, daar wordt een
volkje, dat toch al arm is, van zijn bezit beroofd; maar dat is nog niet alles
van dit tafereel. Deze arme vluchtenden worden achtervolgd, niet zelden
helemaal in de pan gehakt of, als het goed gaat, op zijn minst gevangen genomen
en als een goede handelsbuit bij gelegenheid in Amerika verkocht.
Kijk, nu
zullen jullie wel weten wat dat voor een schip was en wat het in zijn schild
voerde. Zie: het was een schip dat op ontdekkingsreizen uitgaat. Maar wij
zullen wij dit schip nu verder zijn schandalig slechte weg laten vervolgen.
Kijk: hier is al een ander schip. Het schip dat jullie nu zien laat Ik jullie
echter alleen maar in de geest zien; het is namelijk reeds in 1835 in de
Middellandse Zee door een andere, Franse schipper ontdekt en ook direct
vernietigd.
Maar nu
laat Ik jullie zien hoe het vóór die tijd op de Middellandse Zee zijn kwalijke
praktijken bedreef. Let wel: dit is niet het enige; zeker ongeveer 20 schepen
van dit soort zwerven tegenwoordig nog onheilbrengend rond in de Atlantische
wateren. De heren van deze schepen zijn meestal Spanjaarden of Portugezen, en
slechts vier van hen zijn mohammedaans. Kijk: dit schip vertrekt juist van de
kust van Afrika, volgepakt met slaven, om die in Amerika aan een plaatselijke
slavenhandelaar uit die tijd te verkopen. Maar kijk nu eens: nauwelijks 200
mijl uit de kust wordt het door een Engels schip ontdekt, achtervolgd en
gevangen genomen. De matrozen verweren zich vertwijfeld, maar dat helpt niets;
het Engelse schip is veel sterker dan het roofschip en het moet zich dus
overgeven. De Engelse matrozen klimmen nu meteen op de het dek van dit schip,
bevrijden de slaven en brengen die naar hun schip, met een iets betere
verzorging. Maar wat gebeurt er met het roofschip? Kijk maar eens heel goed, jullie
zullen het direct ontdekken.
Zie hoe
de Engelse matrozen op bevel van hun gezagvoerder ijverig alle manschappen van
dit schip uitkleden en hun kleren in zee gooien, maar de mensen met lange,
puntige spijkers vastspijkeren, volgens de orde waarin de slaven lagen. Maar de
kapitein hangen zij aan zijn handen op aan de mast met zijn gezicht naar
buiten, en zijn voeten binden zij met een lus onder aan de mast vast. En als ze
klaar zijn met dit werk, gaan ze de kajuiten in en nemen alles wat bruikbaar is
mee; vervolgens hijsen ze de zeilen van dit schip, verlaten het dan - terwijl
ze natuurlijk naar hun eigen schip terugkeren - en geven het prijs aan de wind,
onder luid gillend en jammerend geschreeuw vanaf het dek.
Zie het,
en bedenk wat er uiteindelijk uit voort moet komen, wanneer op die manier de
ene wreedheid met pure willekeur tegen de andere optreedt! En bedenk wat voor
indruk zulke taferelen maken voor het aangezicht van Degene die, stervend aan
het kruis, de Vader nog om vergeving voor zijn vijanden bad! Zouden er geen
andere middelen bestaan om het kwaad van de slavenhandel te onderdrukken dan
juist zulke, die hoe dan ook steeds het stempel van nauwelijks voorstelbare
wreedheid dragen?
Maar,
zullen jullie vragen, wat hebben de bevrijders van de slaven nu met de slaven
gedaan? Denken jullie misschien dat zij hen naar hun vaderland terug hebben
gebracht? O nee, dat hebben zij niet gedaan. Zij hebben hen weliswaar ook niet
verkocht, maar hielden hen zelf in dienst, aangezien zij zelf bezittingen in
Amerika hadden; op deze manier waren ze voor hen natuurlijk veel goedkoper dan
wanneer zij ze hadden moeten kopen. Zo zien jullie dus dat er nu door Engeland
flink toezicht gehouden wordt, wat de slavenhandel moet tegengaan. Als nu zo’n
met slaven volgepakt schip ontdekt wordt, wordt het onmiddellijk met straffend
geweld gevangen genomen, de slaven worden bevrijd en dan naar believen voor
werk gebruikt, maar daarna ook dikwijls uit de vrije hand verkocht. Deze
handelwijze is dus niets anders dan wat het oude Romeinse spreekwoord zegt:
‘Scyllam prateris, Charybdim invadis’[5].
Kijk, dit
heb Ik jullie alleen maar laten zien, opdat jullie je een juiste voorstelling
kunnen maken van het zogenaamde opheffen van de slavenhandel. Een laaghartige
koopman blijft een koopman, en schrikt er niet voor terug om zijn schandelijke
wisselkramen en kruidenierswinkeltjes in Mijn heiligdom neer te zetten. Ja,
wanneer je zo’n geldwolf een miljoen goudstukken biedt, verkoopt hij je het
bloedende hart van zijn eigen dochter, en als je hem twee keer zoveel biedt,
heeft hij misschien ook het hoofd van zijn eerstgeboren zoon te koop.
Maar,
zullen jullie zeggen, gaat het er dan op alle schepen zo ellendig aan toe?
Wordt er nergens in deze zwalkende huizen aan God gedacht? Dan zeg Ik jullie: weliswaar
is ieder schip voorzien van één, vaak ook meerdere priesters, die - net als een
muziekband terwille van de matrozen - vanwege de ceremonie als ballast aan een
dergelijk schip worden meegegeven. Die laatste benaming is ook de voornaamste,
want al het andere is niets anders dan lege vorm, en de landsvlag van het schip
is op zo’n schip een veel groter heiligdom dan alle priesters en hun zwalkende
godsdienst bij elkaar. Door enkele beteren word Ik alleen aangeroepen wanneer
donderende watergolven hen voor een korte tijd uit hun winstroes wekken.
Overigens is op ieder schip tirannie zo gewoon dat die, vergeleken bij een
heerser in Egypte, deze geen schande zou aandoen; en deze koude en droge
gevoelloosheid van de hogere zeelieden wordt in de morele wereld scheepstucht
genoemd. Maar tot slot van dit 4e uur zeg Ik jullie: laat dergelijke
heerszuchtige handelwijzen maar gedijen; werkelijk, de beloning daarvoor zal
later niet klein zijn!
Vijfde uur
Nadat we
nu op zee hebben rondgevaren, laten wij eens op zo’n slavenschip klimmen en
daarop ook onder zeer gunstige wind meevaren, en wel naar Amerika. Zie daar: de
groene streep die daar tevoorschijn begint te komen is reeds een welbekende
Noord-Amerikaanse kuststreek. Zie hoe hij steeds maar duidelijker wordt; kijk,
daar zien jullie al een grote stad, voorzien van een grote haven. Zie, wij zijn
er al helemaal, en zie hoe het op de schepen, in de haven en de kaden wemelt en
krioelt van op winst beluste mensen. Zie nu: de vrije slaven worden juist aan
land gezet, iedereen loopt en rent erheen; maar daar komt een buitengewoon goed
gevoede eigenaar van suikerplantages, en die neemt de slaven bij hem in dienst.
De scheepskapitein, die aan deze slaven een zo mensvriendelijk werk heeft
verricht, krijgt voor de meegebrachte slaven weliswaar geen cent betaald, maar
er wordt hem alleen maar een vette beloning gegeven voor zijn mensvriendelijke
instelling. Kijk, op deze manier krijgt een dergelijke afschuwelijke handel een
uiterlijke schijn van humaniteit en mensen- en naastenliefde; maar van binnen
is het niets anders dan dezelfde slavenhandel, alleen onder het mom van een
moreel verantwoorde politiek.
Maar nu
we weten hoe het zit, laten we eens een kijkje nemen op zo’n suikerplantage; en
om niet te lang op ons tableau te hoeven zoeken: kijk maar direct hier! Zie,
hier in het midden van het tableau: niet ver buiten de stad ligt de zeer grote
plantage van onze grootmoedige beloner van menselijkheid, die we eerder hebben
gezien. Kijk daar maar eens op een klein deel van zijn bezitting, hoe daar 100
van zulke arme mensen bijna helemaal naakt onafgebroken moeten werken. Zie hoe
achter iedere 10 van hen een goed doorvoede slavenhoeder loopt, gewapend met
geweer en zwaard, en bovendien nog een scherpe zweep in de hand houdt. En wanneer
zo’n arm mens zich ook maar een minuut lang opricht van de grond om zijn pijn
van het werk te verminderen, omdat door het voortdurend gebukt staan bijna al
zijn ledematen stijf zijn geworden - kijk maar eens hier en overtuig jullie
zelf, hoe wreed de eerlijke, zorgzame beschermer onmiddellijk zijn zweep in
actie laat komen; en in het gebruik daarvan is hij zo bedreven, dat iedere slag
het bloed rijkelijk uit het lichaam van de getroffen arme doet stromen.
Maar
jullie zullen denken dat deze slaven dan tenminste toch menselijk gevoed
worden, zodat zij voldoende kracht krijgen voor zulk werk, waarbij Satan het
zou moeten afleggen. Ik zal het jullie niet vertellen, maar kijk zelf, hier op
deze kleine plek: wat jullie daar zien is nu zo’n slavenmaaltijd. Jullie kijken
natuurlijk of er schalen zijn; alleen: de schalen - en niet slechts één, maar
veel, voor zoveel slaven - zou de eigenaar toch voor geld hebben moeten kopen,
en dan vraagt zo iemand: wat is er goedkoper dan zo’n schaal? En na niet lang
nadenken vindt de grote speculant een uitgeholde boomstam, op de binnenplaats
neergezet als een grote lange trog, praktischer. En kijk nu in deze lange
schaal eens naar het gerecht, dat uit niets anders bestaat dan alleen maar in
water half gaar gekookte peulvruchten: linzen, bonen of op feestdagen een soort
gort. Met zulke kost wordt deze trog dus gevuld, en de arbeiders worden dan
door de zogenaamde slavenratel of ook wel door een knal met de zweep tot de
maaltijd genodigd.
Maar het
spreekt vanzelf dat voor deze maaltijd alleen de arbeiders uitgenodigd worden
die in de buurt aan het werk zijn; degenen die veraf werken worden van een
soort brood voorzien waar jullie echt in zouden stikken, of wanneer het werk op
die afstand niet al te noodzakelijk is wordt het hun toegestaan om daar in een
speciaal daarvoor gebouwde hut voor zichzelf hun bekende middagmaal te koken.
Maar, let wel: behalve op een feestdag mag de maaltijd nooit langer dan een
kwartier duren. Wie eventueel te laat zou komen wanneer het sein tot werken weer
wordt gegeven, stelt zich ogenblikkelijk bloot aan de ergste mishandelingen.
Alleen op feestdagen wordt er met houten lepels gegeten. Nu zouden jullie
kunnen vragen: wat voor beloning krijgen deze slaven verder nog? De heel
ijverigen, die zich zogezegd dag en nacht dood werken, krijgen af en toe wat
rum en een paar vruchten, en zelfs een afgedragen jasje om op feestdagen aan te
trekken. Dat is ongeveer wel het meeste, waarmee deze mensen mensvriendelijk
bedacht worden; voor de anderen is een slaap van zes uur en de bekende maaltijd
alles wat zij als beloning voor hun werk krijgen.
Nu zullen
jullie vragen: heeft zo’n mensvriendelijke en grootmoedige eigenaar van de
plantage geen heer boven zich, met betrekking tot de behandeling van zijn
slaven? Kijk, dat kan Ik jullie niet in het beeld tonen, maar Ik kan het jullie
rechtuit zeggen: nee! In dit opzicht heeft hij een onbeperkte macht over leven
en dood van zijn arbeiders, en hij heeft het recht om een ongehoorzame slaaf
naar believen op iedere manier terecht te stellen. Maar om jullie te laten
begrijpen hoe heerlijk wreed hun wetten zijn, laat ik jullie een voorbeeld
zien, zoals die daar bij honderden, ja duizenden voorkomen. Onlangs zijn er
twee slaven weggelopen vanwege de al te satanische behandeling door zo’n
duivel. Een naburig huis heeft hen opgenomen; want dit naburige huis had
tenminste nog een klein beetje menselijk gevoel in het lijf. De benadeelde
duivel ging onmiddellijk naar de autoriteiten en eiste zijn slaven terug. Het
naburige huis, zich welbewust van de wetten, meldde zich direct bij de
autoriteiten en hield een betoog ten gunste van de slaven, op grond van hun
bittere klachten. Er ontstond direct een proces tussen deze twee buren; en hoe
denken jullie dat de wijze rechters in deze zaak hebben beslist?
Ik wil
jullie hier het complete oordeel weergeven, dan kunnen jullie op de meest
passende wijze zien hoe het er in Amerika, dat de naam heeft ontwikkeld te
zijn, voor staat. Hier komt het oordeel, dat aldus luidde: ‘De buurman moet, op
straffe van een boete van 1000 pond, de beide vluchtelingen dood of levend aan
de eigenaar overhandigen; wanneer ze gaan mogen ze er levend heen gebracht
worden, maar ingeval van weigering moet genoemde buurman hen direct
neerschieten en hun hoofden dan wel hun hele lichamen naar de eigenaar brengen,
waarna deze vervolgens naar eigen goeddunken dient te handelen. Als de genoemde
2 vluchtelingen zich echter vóór de executie uit de voeten hebben gemaakt, dan
heeft ieder het recht en de plicht om hen overal, waar ze maar aangetroffen
mochten worden, onmiddellijk neer te schieten’.
Nu moet
Ik nog één ding vermelden, opdat jullie de schandelijkheden helemaal kennen. In
het oordeel was sprake van het ‘goeddunken’ van de eigenaar; wat houdt dit
eigenlijk in? Kijk maar weer eens even naar Mijn tableau! Een klein tafereel
zal jullie op deze vraag naar tevredenheid antwoord geven. Zie daar: een
vijver; het is een visvijver van zo’n eigenaar, en kijk: daar in de hoek van
deze vijver liggen twee mannelijke slaven en een vrouwelijk slavin
vastgebonden; geen van hen is nog ouder dan twintig jaar. Naast hen liggen een
vrouwelijke en een mannelijke slaaf, dood; het zijn de ouders van deze
jongeren. Zie daar: de bewaker staat op, want hij ziet dat de eigenaar nadert
met twee zogenaamde zwaardvechters, zijn twee bedrijfsleiders en verscheidene
slavenhoeders. Zie: nu zijn ze daar, met een vreselijke uitdrukking op hun
gezichten. Zijn bevel of liever: zijn goeddunken voor deze armen luidt, dat
eerst de twee doden in kleine stukken gehakt en de stukken vervolgens in de
vijver gegooid moeten worden als voer voor de vissen. Daarna moet het meisje
losgemaakt, door alle slavenhoeders die daar zin in hebben verkracht en daarna
pas tot voer voor de vissen geprepareerd worden. De twee jongens echter moeten
ieder op een paal gebonden en vervolgens dood gegeseld worden, en pas daarna
eveneens tot visvoer geprepareerd worden. Kijk, zo ziet de zozeer geroemde
wetgeving in het hoog ontwikkelde Amerika eruit.
Oordeel
nu zelf: met welke naam zouden dergelijke schepselen eigenlijk aangeduid moeten
worden? Werkelijk: daarbij vergeleken is Mijn ergste vijand, de vorst van alle
duisternis, een armzalige prutser. En echt,
jullie kunnen Mij geloven of niet: jullie hebben over bezetenen gehoord
dat zij bezeten worden en werden door duivels en satans; maar Ik zeg jullie dat
geen enkele satan ertoe te bewegen zou zijn om een dergelijke Noord-Amerikaanse
mensenvriend innerlijk in bezit te nemen. Want bij zulke omstandigheden heeft
iedereen nog liever de laagste graad van de hel, dan te wonen in een dergelijke
suikerplanter! Uit deze kleine vergelijking kunnen jullie je wel een idee
vormen van hoe zo’n handelwijze er in Mijn ogen uitziet! O, Ik zeg jullie: op
werkelijk iedere korrel suiker ligt een duizendvoudige vloek van Mij; want
echt, wanneer deze onmensen het daarbij vergoten bloed naar gewicht zouden
verkopen, zou dat de gewonnen suiker meer dan honderdvoudig overtreffen. Jullie
kunnen dus met zekerheid aannemen dat aan een lood suiker 100 lood[6] vergoten
mensenbloed kleeft.
Kijk, om
jullie gemoed te ontzien heb Ik Mij voorgenomen jullie alleen naar het beste
deel van dit werelddeel te laten kijken, en jullie kunnen hier dan ook tevreden
mee zijn. Want werkelijk, als Ik jullie het doen en laten in de zuidelijke
helft van dit land zou laten zien, dan zou de pen in jullie hand het begeven,
zodat jullie niet in staat zouden zijn drie zinnen op te schrijven; over zulke
extreme dingen wil Ik later iets vertellen in het laatste, 12e uur, wanneer
jullie wat meer gewend zullen zijn om met Mij naar alle soorten gruwelen te
kijken.
Hier zal
Ik niets zeggen over een toekomstig loon, maar in plaats daarvan jullie iets
nieuws zeggen: zulke schepselen moeten geheel en al voor eeuwig vernietigd
worden! Amen.
Zesde uur
Nu jullie
voldoende hebben rondgekeken op een plek in het noordelijk deel van Amerika,
willen wij onze blik op het tableau weer naar de zeekust richten en daar nog
een paar ogenblikken blijven tot het grote schip dat jullie hier aan de kust
zien, volgeladen wordt met suiker. Daarna willen wij samen met dit schip een
reis maken naar waar het zijn steven zal wenden. Maar kijk nu eens naar die
kant, naar die plek: zie hoe de slaven op vele karren grote vaten en kisten
naar de oever slepen. Zie hoe hier een zware kar, die op een wagen[7] lijkt, met als
het ware een kleine berg van kisten bepakt is; zie hoe er ongeveer 40 slaven
als ossen voor deze kar zijn gespannen, hoe de slavendrijvers hen met
zweepslagen tot grotere snelheid dwingen, hoe aan iedere kant van deze rijdende
berg een groot aantal slaven hem met hooivorken en touwen tegen omvallen moeten
beschermen, en hoe de wrede zweep in hun nek zwiept, zodra de wagen ook maar
enigszins een nauwelijks merkbare slingerende beweging maakt. Kijk: nu zijn zij
al tamelijk dicht bij de kust gekomen; het is goed gegaan met de wagen. Maar
jullie hebben niet gemerkt dat een wiel van de wagen het onder het gewicht
begeven heeft en door midden breekt, en kijk: ongeveer 20 slaven liggen nu
verpletterd onder grote last van de veel te zwaar beladen wagen, en de andere
helft wordt nu verschrikkelijk mishandeld, vanwege het feit dat zij de wagen
niet overeind hebben gehouden. Ook de trekkende slaven worden bij deze
gelegenheid niet ontzien, zoals jullie zien. En omdat er een slecht beslagen
kist van bovenop de wagen door de geweldige val nauwelijks 3 lood suikerpoeder
uit een barst verloren heeft, moeten voor deze grote schade tenminste 3 slaven
met hun leven boeten. Voor alle schuld, die bij de afschuwelijke drijvers en
hun bijna doorlopende dronkenschap ligt, moeten deze onschuldige lammeren van
de mensheid boeten.
Kijk nu
eens: de woestelingen hebben genoeg gegeseld, en nu wordt er iets nieuws
geregeld: er worden nieuwe en kleinere karren gehaald, en daarmee worden nu al
deze kisten onder gejammer en geweeklaag van de slaven naar de oever gebracht.
Zie maar: alles is er nu heen gebracht. De Engelsman neemt de waren over en
maakt de zaak in orde met de aanwezige boekhouder van de eigenaar van de
suikerplantage. Maar nu moeten deze kisten ook naar het schip gebracht worden;
dit werk is bij de handel inbegrepen, en komt nu weer op de schouders van de
slaven terecht. Zie, hoe zij de vaak vele centenaar[8] zware kisten in
kleine bootjes tillen. Maar gelukkig valt er niet één in zee, wat dikwijls wel
pleegt te gebeuren, in het bijzonder wanneer ergens een slavendrijver teveel
brandewijn in zijn maag heeft gegoten en als tijdverdrijf zijn arme
ondergeschikten heeft mishandeld. Wanneer bij zulke gelegenheden zo’n
ongelooflijk grote schade optreedt - omdat de verzwakte ledematen van de slaven
niet in staat zijn om zo’n kist helemaal in het bootje te tillen en deze in het
water valt, en ook al wordt hij er door de slaven direct uitgevist en is er
geen druppel water in de inhoud binnengedrongen - worden zulke onoplettende
arbeiders ofwel met de zweep bijna dood geslagen of ook wel, al naargelang de
wrede luimen van zo’n slavendrijver, direct doodgeschoten en in zee gegooid.
Zulke arme mensen zijn pas helemaal buiten gevaar, wanneer alle waren
voorspoedig aan boord van het schip zijn gebracht. Daarna moeten de karren
natuurlijk mee teruggenomen worden, en in plaats van de kisten gaan de
slavendrijvers erop liggen; voor hun vermaak en genoegen moet het dan in een
constante galop gaan, en dit snelle vervoer weten zij met het geknal van hun
zwepen heel goed te bewerkstelligen.
Jullie
zullen misschien vragen: wat gebeurt er eigenlijk met de verpletterde slaven?
Ik zeg jullie: helemaal niets, maar kijk daar eens, en overtuig jezelf met de
ogen van jullie geest, hoe enkelen van hen met gebroken handen en voeten
weeklagen, schreeuwen en jammeren en op hun manier om hulp roepen. Denken
jullie soms dat er een chirurgijn wordt gehaald, of dat ze misschien naar een
slavenziekenhuis worden gebracht? O, dan vergissen jullie je! Deze duivels van
mensen kennen een veel snellere manier van genezen dan jullie: daar krijgt
ieder van hen een stenen pleister omgehangen, en tenslotte komt er op de bodem
van de zee nog een algehele pleisteromslag bij, en op deze manier zijn ze voor
alle eeuwige tijden genezen.
Nu zouden
jullie wellicht nog willen vragen: wanneer deze galopperende slaven met hun
slavendrijvers hun huis hebben bereikt, zal er voor deze arme mensen toch op
zijn minst een uurtje rust of wellicht alleen maar een pauze bij zijn? O, dat
is in dat land helemaal niet gebruikelijk; maar wel kan het zijn, wanneer de
eigenaar een heel groot onmens is, dat zij voor hun onoplettendheid onder bevel
van de barbaarse eigenaar nog speciaal voor zijn genoegen mishandeld worden. En
willen jullie het werkelijke aantal weten van deze ongelukkigen, wier lot wat
ongeluk betreft absoluut niet verschilt? Over het hele gebied van de
Noord-Amerikaanse vrije staten verspreid zijn dat er ongeveer elf miljoen; en
jullie moeten je onder deze slaven niet alleen maar zwarten voorstellen, maar
onder hen is op zijn minst ook een vierde deel blank. Maar omdat een wet de
blanke slavernij eigenlijk verbiedt, worden deze witte slaven speciaal zwart gemaakt
en verblijven ze daar ‘zwart’[9].
Welnu,
aangezien wij nu ongeveer alles bekeken hebben, laten wij nu dan ook aan boord
van het schip gaan, dat, zoals jullie zien, juist reisvaardig de haven
uitvaart. Zie hoe de matrozen als koorddansers hun evenwichtsoefeningen doen op
het zeiltuig; kijk eens even naar de door de zee verbrande gezichten van deze
mensen, wier naaktheid enkel door de armzaligste lompen bedekt wordt. Zie hoe
onmenselijk en onwezenlijk zij eruit zien, alsof ze tot een ander soort wezens behoorden
dan de menselijke. Zie: deze mensen zijn dus de veelbesproken Engelse
zeematrozen.
O
mensheid! In wat voor diepten heeft jouw wereldse instelling je gestort! Hoe
ver verwijderd ben je van Mij, de oerbron van al het leven, en hoe dicht bij de
afgrond van het eeuwige verderf! De diepte van de zee schrikt je niet af, Mijn
stormen razen en bruisen vergeefs aan je ogen voorbij; jij kent niemand meer
boven je dan alleen jezelf! Je tuurt weliswaar met je vermeende scherpe blik
ver over de bedrieglijke golvende vlakte. Je voorspelt de storm en kent alle
klippen en zandbanken in de zee. Zorgeloos drijf je op dat zwalkende oppervlak
tussen leven en dood, op lichte planken over onafzienbare afgronden, van het
ene gebied op de wereld naar het andere. Maar jij bedenkt niet dat Ik - en niet
meer als jouw Vader, maar als jouw onverbiddelijke rechter - Mij ook aan boord
van dit drijvende planken paleis bevind. Jij kent de weg, en aan de hand van
het rimpelen van de zee bepaal jij je route. Maar zie: jouw tijd is ten einde.
Met één vinger beroer Ik de diepten der aarde, en terwijl jij niets vermoedt
heb Ik een nieuwe klip op jouw weg
geplaatst die jij niet kent. En Ik, de onzichtbare stuurman, zal jouw armzalige
maakwerk, deze schandelijke kist, die volgepropt zit met het vuil van jouw
schandelijke verwachtingen, wel tegen deze onbekende klip weten te slingeren en
jou op die manier te gronde te richten.
O kijk:
dit geladen schip loopt nu juist op zo’n onbekende klip af. Zie - en schrik
niet - hoe de wind het daar pijlsnel heen drijft. Zij vermoeden niets, want Ik
heb de klip niet boven de waterspiegel uit getild. Maar zie: nog twee
ogenblikken, en dan ligt die armzalige kist met zijn hele inhoud aan stukken.
Kijk hier! Zie, nu slaat het met groot geweld met de voorsteven tegen de klip.
Zie, hoe die helemaal aan stukken ligt en hoe het schip begint te zinken. Zie
hoe de matrozen zich inspannen om de roeiboten, die aan het grote schip hangen,
los te maken, en zie hoe enkelen met grote snelheid planken bij elkaar grijpen en
drijvend in het water voor zichzelf een vlot in elkaar duwen. Kijk: het wrak
hangt aan de klip en een groot aantal mensen klemmen zich vast aan de boven de
waterspiegel uitstekende spanten van het schip, en een kleiner aantal drijft op
hun armzalige vaartuigen een wisse dood tegemoet.
Maar de
kapitein en de eigenaar van de waren hurken op de uitstekende mast en
worstelen, in de greep van grote vertwijfeling, nu al voor de 3e dag na de
schipbreuk met de dood, evenals de andere reizigers op de scheepsspanten.
Denken jullie dat één van deze mensen Mij op een of andere manier om hulp
gesmeekt heeft? In plaats daarvan turen ze over de wijde open zee, of ze
wellicht een schip zullen ontwaren. Alleen is hun uitkijken tevergeefs; want Ik
zal de andere vaartuigen wijselijk wel zo weten te sturen, dat die niet zo gauw
in de buurt van deze plaats zullen komen.
Kijk nu
hier eens hoe deze twee, die op de mast hurken, met elkaar worstelen; jullie
zullen denken dat zij zich met dit worstelen steviger aan de mast willen vastklemmen.
Alleen heeft dit worstelen een ander doel, en dat heet: hongersnood! En nu wil
de één de ander ombrengen om iets te eten te krijgen. En kijk eens naar de
spanten van het schip: daar kunnen jullie al zo’n maaltijd zien, namelijk hoe
een andere Engelse koopman juist de borsten van zijn kostbare vrouw, die zich
aan hem vastgeklampt heeft, met grote gretigheid opeet. Kijk, dit opeten van
elkaar gaat gewoonlijk de hele tijd door, en deze ene maakt zich tenslotte nog
meester van zichzelf en eet zichzelf zover op als hij maar kan bereiken; en dit
tafereel eindigt na enkele uren gewoonlijk met het doodbloeden. Van de botten
wordt zoveel mogelijk afgeknaagd, en de rest vervolgens - dikwijls vloekend -
in zee gegooid. En omdat wij hier nu niets meer te beleven en zien hebben,
willen wij onze 3 vaartuigen volgen, en zien hoe het daar toegaat!
Kijk
eens, daar is er al één! Zie: er hurken nog maar 3 lijkachtige menselijke
wezens op. Dat zijn 3 helden, die - aangezien ze de rest van het gezelschap in
het water gegooid hebben - met elkaar hebben afgesproken om elkaar niet op te
vreten en zichzelf nu, nauwelijks nog levend, aan het blinde toeval overlaten.
Opdat jullie je niet langer meer bij deze drie hoeven op te houden zullen wij
er gauw een eind aan maken: zie, een machtige golf slaat tegen het zwakke
vaartuig, en er wacht al een goedmoedige haai met groot verlangen op de inhoud
van dit vaartuig, dat hij al lange tijd als trouwe metgezel begeleid heeft. Zie
eens: de golf heeft zijn dienst gedaan en de haai heeft zijn met verlangen
verwachte prooi verslonden. Er is hier voor ons dus ook niets meer te zien;
laten wij dus een van de andere vaartuigen gaan opzoeken.
Jullie
zullen nu denken: waar zal dat zich dan wel bevinden? Maar Ik zeg jullie: maak
je geen zorgen. Voor wie met Mij zoekt zal het vinden niet moeilijk zijn. Kijk
nu eens: hier is het al! Tel de mensen, die zich er nog op bevinden; het zal
niet moeilijk voor jullie zijn om het tafereel te beoordelen. Waarom tellen
jullie eigenlijk niet? Jullie zeggen: wij zien niemand. Ga maar eens wat
dichterbij, en kijk eens binnen in het zwalkende bootje; zie: niets dan
afgekloven botten, en toch is het pas de tiende dag na de schipbreuk! Nu zouden
jullie wel willen weten waar de laatste, die nog aan de botten geknaagd heeft,
eigenlijk gebleven is, aangezien hij toch niet zichzelf tot op het bot
opgegeten kan hebben? Richt jullie blik
dan maar eens een klein beetje naar opzij: zie, hier in de meer westelijke
helft van het tableau steekt een bemoste klip met een omtrek van slechts een
paar klafter[10] boven de
zeespiegel uit. Zie: daar hurkt hij vol vertwijfeling midden op dit uiterst
kleine eilandje, en zie hoe hij het mos en het weinige gras bij elkaar schraapt
en het in zijn mond propt. Dat is nu het lot van de laatste, en dit is ook de
enige van alle schipbreukelingen die binnen twee dagen nog levend door een
ander schip opgenomen zal worden, met de bedoeling dat hij zal vertellen wat
daar gebeurd is; en hij is ook de enige, die zich tenminste op dit eiland Mij
enigszins begon te herinneren.
Laat hem
daar maar wachten op zijn redding, en laten wij eens kijken waar het vlot zich
bevindt. Kijk daar eens: daar drijft het vlot! Zie, ook hier is geen mens meer
aanwezig, maar er zijn enkele botten met een touw aan een plank vastgemaakt, en
daar in het midden van het vlot ligt ook een dichtgekurkte, zwarte fles. De
laatste schipbreukeling heeft namelijk de ondergang van het schip, evenals die
van hemzelf, opgeschreven en dat verhaal samen met de fles aan een plank
vastgeknoopt. Bij die gelegenheid struikelde hij, verzwakt als hij was,
onvoorzichtig genoeg met één voet het water in. Zo hield hij zich nog enige
tijd met zijn handen vast aan de plank, tot een haai met een verfijnde smaak
hem het halve lichaam afrukte en tenslotte ook de andere helft verorberde.
Kijk, nu zijn wij met onze scheepvaart geheel en al aan het eind gekomen. En
aangezien, zoals jullie spreekwoord zegt, zelfs de dood zijn rechten verliest
waar niets meer is, willen ook wij ons recht om te kijken opgeven, aangezien de
dood alles voor onze ogen heeft weggeroofd. Laten wij eens kijken of er voor
jullie niet nog iets gedenkwaardigs ronddrijft, wat klaar ligt om bekeken te
worden.
Welnu,
kijk daar eens! Daar drijft inderdaad een Engels lijnschip; behalve de matrozen
en de stuurman is er op het dek niets levends te zien. Jullie zouden nu wel
willen weten wat zich binnen de geteerde planken ervan bevindt? Kijk dan maar
eens! Ik zal over dit schip nu een ‘effata’[11] bulderen, dan
zal het schip onmiddellijk doorzichtig als glas worden, en de inhoud ervan zal
jullie duidelijk genoeg in het oog springen. En dus zeg Ik nu: effata! Kijk nu,
en oordeel wat hier aanwezig en gaande is. Zie in de onderste ruimen van het
schip zo’n 300 bijna helemaal naakte mensen van beiderlei geslacht,
vastgeklonken aan zware kettingen. Kijk eens naar hun lichamen, hoe vermagerd
ze zijn, tel de bloeddoorlopen striemen en kijk naar de armzalige kost die hun
niet dagelijks, maar wekelijks wordt uitgereikt: per persoon nauwelijks een
derde pond steenhard zwaar brood en een kroes troebel water. Zie hoe daar in
een hoek een ouwelijke man, aan wiens voeten enige ratten al begonnen zijn te
knagen, de binnenkomende gevangenbewaarder om de dood smeekt. Zie daar in een
andere hoek een echte vrouwelijke Venus volgens jullie opvattingen van
schoonheid, met kettingen om haar zachte armen; zie hoe ze angstig schreeuwt en
smeekt of men haar alsjeblieft in zee zou willen gooien, of tenminste één van
haar handen vrij zou willen maken, zodat zij het bijtende ongedierte van haar
neus weg zou kunnen houden. Maar wat doet de bewaker? Hij neemt een scherpe
bezem en houdt die voor haar neus, zodat zij zichzelf kan reinigen; op deze
manier bekrast en besmeurt hij haar hele gezicht, zodat het tenslotte vol
zweren en etter komt te zitten. En wanneer zij over die behandeling klaagt
wordt ze bovendien nog getuchtigd.
Kijk eens
naar beneden, naar haar voeten. O die tere voetjes, wat stonden die nog maar 3
weken geleden nog in hoog aanzien bij een geile en rijke Engelse brasser! Alleen,
omdat zijn rijke beloften weinig uithaalden om dit meisje te verleiden, wist
hij aan de laaghartigheid van zijn wraak lucht en ruimte te geven door een
gezworen rechter om te kopen, die dit arme meisje vanwege een verzonnen,
voorgewende ernstige diefstal daar bracht, waar jullie haar nu zien. En zoals
dit arme mens als misdadigster hierheen gedeporteerd werd, zijn er nog enkele
anderen in dit gezelschap. Kijk daar, in de tegenoverliggende hoek: daar zit
een nog tamelijk jonge man vastgeklonken die, aangezien hij de enige erfgenaam
van een rijk man was, na de dood van zijn vader door zijn eigen moeder met hulp
van haar laaghartige minnaar ook hierheen is gebracht. We zullen ons niet
verder in zijn geschiedenis verdiepen, maar opnieuw een blik werpen op de
mooie, tere voeten van onze mooie gevangene. Zie, hoe druk ze heen en weer
springen om het scheepsongedierte af te weren, zodat het met haar voeten niet
hetzelfde zal doen als met de voeten van die oude man. Kijk maar eens naar
beneden, nog lager, bij haar voeten, hoe zij door haar ijver al een regelrecht
kussen van ratten gemaakt heeft! En denken jullie soms dat de luie
scheepsbeesten naar beneden zouden gaan om tenminste het gedode ongedierte op
te ruimen? O nee, dat doen ze niet. In plaats daarvan roken ze dit ongelukkige
gedeelte van het schip liever dagelijks uit met teer, om zodoende een algehele
scheepsziekte te voorkomen.
Jullie
zullen natuurlijk denken dat zo’n onmenselijkheid alle begrip te boven gaat, en
dat er toch artsen en priesters voor moeten zorgen dat de algemeen geldende
wetten in acht genomen zouden worden. Ik zeg jullie echter dat in Engeland
ieder schip, wanneer het de haven verlaat, geen andere wet heeft dan de eigen
wet van de kapitein; maar het duurt niet lang of alle autoriteiten op het schip
trekken één lijn, en dan heerst er vaak maar één en dezelfde laaghartigheid op
het dek. En ook is er niet méér voor nodig dan - zoals hier het geval was - dat
zo’n mooie, jonge gedeporteerde vrouw geen gehoor geeft aan de wilde
hartstochten van de vaak dronken scheepsofficieren om zich voor alle denkbare
geile laagheden te laten gebruiken; dan is het voor deze wereld
beklagenswaardige oordeel over haar al geveld. Kijk, nu zullen jullie wel
begrijpen waarom het ongedierte niet uit het schip gehaald wordt. Maar dat is
nog niet het enige wat zo’n arme gedeporteerde moet doorstaan; daar bovenop
worden haar door haar lotgenoten van beiderlei geslacht vaak de gruwelijkste
verwensingen toegebruld, omdat het alleen maar aan haar gelegen zou hebben om hun
lot wat draaglijker te maken.
Kijk nog
maar eens een beetje rond in deze treurige vertrekken, en ga dan met jullie
blik eens naar boven, naar de glanzende vertrekken van de heren van het schip:
zie eens hoe dol en dwaas het daar toegaat! Uit hun bekers sproeit schuimende
wijn; allemaal schreeuwen ze hun gezagvoerder een ‘hij leve hoog!’ toe, één van
het schreeuwt ook: ‘leve onze mooie gevangene!’ en allemaal vallen ze hem bij,
als door dezelfde waanzin gegrepen. Kijk eens: nu steken de officieren de koppen
bij elkaar; wat zouden ze dan wel van plan zijn, zouden jullie willen vragen?
Maak je maar niet druk om dit geheim, want het houdt niets anders in dan een
slimme truc om de arme schone te krijgen. En wat denken jullie dat deze truc
dan wel is? Kijk, deze truc houdt alleen maar het volgende in: de knappe vrouw
wordt nu direct van haar boeien bevrijd en onmiddellijk onder effectieve
medische verzorging gesteld; als ze dan weer hersteld is, wordt haar een
formeel huwelijksaanzoek gedaan, krachtens welk zij de vrouw van de één of
andere officier kan worden. De arme vrouw doorziet het bedrog niet, te zeer
verschrikt als ze is door de helse kwelling van de onderste vertrekken, en
verbindt zich onder een valse inzegening - namelijk niet die van een priester, maar
van een verklede scheepssoldaat. Op deze manier gebruikt haar schijnbare gemaal
haar nu, en ‘s nachts komt er in zijn plaats een willekeurige ander. Zo wordt
onze arme gevangene dan onbewust een scheepshoer. Haar maag ontbreekt het
natuurlijk aan niets, en zij leeft in de gelukkige veronderstelling dat zij
haar geluk gevonden heeft; maar haar ogen zullen pas in Botany Bay[12] open gaan, aan
de kust van Australië, aangezien zij net als de andere misdadigers aan een
levenslange straf wordt overgeleverd. Het lot van deze ongelukkigen volgt in
het zevende uur.
Zevende uur
Aangezien
wij het schip, waarvan de betekenis jullie nu beslist nooit meer vreemd zal
voorkomen, voldoende beschouwd hebben in zijn afschuwwekkende handelwijze,
zullen wij het verlaten en bij wijze van vooruitblik eerst het viernamige land,
dat volgens jullie bepalingen tussen 131 en 171 graden oosterlengte en tussen
10 en 30 graden zuiderbreedte ligt, enigszins in ogenschouw nemen. Dat is hier
voor jullie noodzakelijk omdat jullie met de gesteldheid, de indeling en ook
met de klimatologische omstandigheden niet in het minst vertrouwd zijn; kijk
dus maar hier, op het jullie welbekende tableau!
Het land
dat zich aan jullie vertoont - en kijk er maar eens goed naar - bestaat in
feite uit Australië, Indonesië, Oceanië en Polynesië. Kijk eens naar het
zuidelijke deel van het land, hoe het nog uit onoverzienbare plassen en
moerassen bestaat, waarin jullie - als jullie heel scherp kijken - een talloze
giftige monsters en ongedierte zullen ontdekken. Zie hoe daar verder naar het
zuiden een groot aantal koraaleilanden ligt, die zich uitstrekken tot bijna aan
de zuidpool; om deze reden is het niet mogelijk om de zuidkust van dit land
heen te varen, evenals het ook over land onmogelijk is om deze zuidelijke kust,
die eigenlijk geen kust is, te bereiken en de gesteldheid ervan te onderzoeken.
En het is
nog moeilijker om daar kennis van te nemen omdat dit land voor het merendeel
uit onafzienbare vlakten bestaat, die alleen hier en daar door kleine heuvels
worden onderbroken. Er zijn namelijk absoluut geen bergen van enige betekenis,
afgezien van enige koraal- en leisteenrotsen bij de kusten. Dit land, voorzover
het tot nu toe bekend is, heeft op zijn continent een oppervlakte van bijna
200.000 vierkante mijlen[13], en op deze
oppervlakte wonen ongeveer 2 miljoen zestigduizend mensen. De bewoonbare
landstreken bevinden zich merendeels aan de oostkust, en deze landstreken
zouden jullie wel min of meer kunnen kennen, zoals bijvoorbeeld gebieden met de
namen Carpentaria Golf, Arnhemland, Willisland, Edelland, Eendrachtland,
Lewisland, Nuytsland, Bowdensland, Flindersland, Grantsland, en nog enkele
minder bekende namen, die natuurlijk niet belangrijk zijn. Aan deze oostkust
bevindt zich een landingsplaats met de naam ‘Botany Bay’, en op die plaats zijn
in de loop van nog geen 10 jaar tot nu toe ongeveer 170.000 misdadigers door de
Engelsen aan land gezet, en van daaruit over de verschillende landstreken
verdeeld.
Niet
alleen deze oostkust heeft echter zo’n bestemming, maar ook in het westen
worden tegenwoordig bijna bij voorkeur gedeporteerden ontscheept. Zie daar een
rivier, die in de zee uitmondt; het is de zogenoemde Swan River, en aan de
oevers daarvan zien jullie ook een tamelijk grote stad gebouwd, van waaruit nu door
de daarheen gebrachte misdadigers een kolonisatie uitgevoerd wordt; maar met
een veel slechter resultaat dan aan de oostkust. Want hier worden gewoonlijk
alleen de allerslechtste spitsboeven van Engeland gebracht, tegen een
vergoeding van de Hollanders en Nederlanders aan wie deze kust toebehoort, om
hier de uiterst onherbergzame streek te cultiveren. Aan de oostkust is al
langere tijd een stad gebouwd, en wel aan de Botany Bay; deze wordt Sydney
genoemd, net als de hele kust van New South Wales. Let voor dit moment echter
alleen maar op de westkust; want nadat wij ons schip in Botany Bay zullen zien
aanleggen zullen wij hierheen gaan, waar de martelarij van mensen
onvoorstelbaar veel erger is dan aan de oostkust. Maar voordat wij dit
hoofdspektakel in ogenschouw zullen nemen, wil Ik jullie nog met het land zelf
meer vertrouwd maken, zodat jullie daarna des te gemakkelijker een werkelijke
voorstelling kunnen maken van wat het wil zeggen om - schuldig of zelfs
volkomen onschuldig - daar als gedeporteerde heengebracht te worden.
Kijk nu
eens hier, hoe het er in het binnenland uitziet! Jullie denken dat deze
onafzienbare velden die jullie zien niets anders zijn dan bosjes en
struikgewas. O nee, zeg Ik: dat is gras, en het moet jullie niet verbazen
wanneer jullie daar op sommige plaatsen gras van 3 of 4 manslengten hoog
ontdekken. Dit gras lijkt op waterriet, en is op geen enkele andere manier uit
te roeien dan door middel van vuur, wanneer het droog is geworden. Dat vuur
moet echter aangestoken worden wanneer de wind uit het noorden waait; want wind
vanuit het zuiden dooft het vuur uit. Jullie zouden natuurlijk graag een
bomenbos zien, maar zulke bossen zijn er hier maar weinig, en de bomen die met
name in de zuidelijker streken groeien zijn dikwijls nauwelijks even hoog en
groot als veel soorten gras, en brengen heel weinig eetbare vruchten voort.
In het
noordelijke deel evenals aan de oostkust zijn er weliswaar dikwijls andere
soorten begroeiing, maar allemaal, zonder uitzondering, gedijen die niet zo
goed en veranderen langzamerhand ook merkbaar van natuur. Zo worden de peren
vaak helemaal houtig, en bij de steel breder dan aan hun kroon. Bij de kersen
groeien de stenen pitten dikwijls aan de buitenkant op de huid, en de vrucht
zelf is waterig; en zo ondergaan nog verschillende andere soorten vegetatie
dergelijke veranderingen, die jullie misschien wonderlijk in de oren klinken.
Het beste gedijen nog de jullie nog weinig bekende slangenoten, evenals aan de
noordkust kokosnoten, Indiaanse vijgen, het zogenaamde Johannesbrood en een
soort meloenpruimen.
Er moet
echter goed voor gezorgd worden dat die slangenoten niet door een bepaald rood
insect aangestoken worden; als een dergelijke aangestoken noot daarna in de
grond valt, ontstaat daaruit een buitengewoon giftige soort opslag, die nog
tien keer zo erg is als de zogenoemde ‘bohunupa’. Want terwijl ze haar bladeren
maar 1 schoen hoog boven de aarde uit laat steken, hebben deze bladeren een zo
hevige verwoestende giftige uitwaseming, dat ze niet alleen alle dieren en
mensen doden die daar in de buurt komen, maar ook dikwijls in een omtrek van
een uur gaans een zo hevige verwoesting onder de planten aanrichten, dat er
binnen korte tijd niet eens meer een mosplantje groeit; het doet alles
verdorren en tot een soort as worden. Het is bij deze plant nog een geluk dat
ze niet langer dan een half jaar groeit, maar met de winter direct weer verdort
en bijgevolg onschadelijk wordt. Aangezien wij nu de plantenwereld enigszins
bekeken hebben, willen wij nog een korte blik werpen op de dieren.
Zie in de
eerste plaats hoe de lucht wemelt van
grote witte adelaars, die in kracht en behendigheid alles in hun soort
verre overtreffen; hun roofzucht is in het bijzonder in de winter zo groot, dat
ze meer in het binnenland als vliegende wolven de mensen aanvallen. Behalve
deze is er nog een andere soort kwaadaardige vogels, die er bijna net zo
uitzien als een struisvogel; in plaats van veren hebben die echter haren;
sommige hebben helemaal geen vleugels, maar andere hebben vleugels als van een
vleermuis. Deze vogels hebben vaak poten van meer dan een klafter lang en
kunnen met behulp daarvan zo snel lopen, dat ze gemakkelijk 10 mijl in een uur
afleggen. Wanneer ze hun prooi bereikt hebben slaan ze die met één poot neer en
zetten zich vervolgens aan hun klaarliggende maaltijd. En zo zijn er nog
massa’s andere, kleinere en onschadelijker vogels.
Er valt
onder andere nog een viervoetig, van een sterke snavel voorzien zoogdier op te
merken; de meest juiste naam zou ‘vogelwolf’ zijn. Dit dier is in zijn soort
wreder dan elke tijger. Wat de grond en de moerassen echter betreft: dit is een
waar thuisland van slangen en allerlei soorten hagedissen waarvan vele soorten
vleugels hebben en die, hoewel ze niet allemaal giftig zijn, toch min of meer
schadelijk zijn. In het binnenland komt dikwijls een soort grote vleermuizen
voor die zeer giftig zijn en nog sterker dan de ratelslang zo’n sterke
verdovende werking in hun blik hebben dat iemand, wiens blik door zo’n
vleermuis gevangen is, weldra op de grond valt alsof hij door een sterke drank
verdoofd was; en wanneer niemand hem te hulp komt en de aanvliegende vleermuis
doodt, zuigt deze weldra zijn laatste bloeddruppels op en vliegt vervolgens
verzadigd en schel fluitend weer weg.
Wat het
klimaat betreft: dit is een ware kameleon. Want afgezien van enkele streken in
het oosten en noorden is het zo veranderlijk, dat in sommige streken iemand op
één dag alle vijf verschillende klimaatsoorten[14] te proeven
krijgt. Waarom dit allemaal zo wonderbaarlijk ingericht is, zal jullie te
zijner tijd wel verteld worden; maar voorlopig kunnen jullie wel onthouden dat
Ik met bepaalde landen op aarde heel andere bedoelingen heb dan dat ze door de
schandalige hebzucht van de mensen voortijdig uitgebuit zouden worden. Maar als
de mensen in hun dwaasheid voortijdig binnendringen in landen die nog niet rijp
zijn, dan is het alleen maar terecht dat het hun vergaat als verwaarloosde
kinderen, die onrijp fruit en giftige bessen opeten. Maar, zoals gezegd, bij
een volgende gelegenheid zal jullie daar meer over verteld worden.
En kijk
eens: in de tijd dat wij zo in dit land rondgezworven hebben, heeft het jullie
reeds bekende schip zijn ankers uitgeworpen in de haven van Botany Bay, en
kijk: daar is het al! Want wanneer men alles in één beeld voor zich heeft,
heeft men geen lange reis nodig om te bestemder plaatse te komen. Kijk nu maar
eens heel goed! Ik spreek weer het ‘effata’ uit, en zie: het schip is alweer
helemaal doorzichtig geworden. Kijk vooral eens naar onze knappe schijn-gemalin!
Zie hoe zwak ze is, zodat ze nauwelijks van haar stoel op kan staan. Ga nu eens
even naar de hut van de kapitein. Zie hoe daar reeds drie kolonisten samen met
hem de lijsten doornemen, en wel in tegenwoordigheid van de plaatselijke
gouverneur. Zie: 20 zijn er doorgestreept, en daaronder bevindt zich ook onze
oude; maar onze knappe vrouw is niet doorgestreept. Zie, nu worden ze - dat wil
zeggen de lijsten - door de gouverneur en de kolonisten ondertekend en
bekrachtigd; de gevangenbewaarders begeven zich naar beneden, maken de
geketenden vrij nadat ze hun handen op de rug hebben vastgebonden, en drijven
hen op die manier naar het dek van het schip.
Zie: de
gevangenbewaarders gaan nu ook het vertrek van onze schone binnen, delen haar
haar lot mee, beroven haar van haar kleren en binden haar, terwijl ze in
vertwijfeling vanwege haar lot is flauwgevallen, eveneens de handen op de rug
en sleuren haar naar de anderen boven op het dek. Zie hoe ze hier voor haar
vermeende echtgenoot op de knieën valt, hem smeekt met alle macht en kracht
waartoe een vrouwelijk wezen in staat is, en hem alles vertelt wat ze maar kan
bedenken: hoe ze onschuldig tot dit oord van verschrikking veroordeeld werd, en
hoe schandelijk hij van haar ongeluk gebruik heeft gemaakt om haar, die zo rein
was als de zon, erger te misbruiken dan een bordeelhoer voor Engelse matrozen.
Kijk, en
neem een voorbeeld aan een mens, die het christelijke geloof belijdt!! Zie hoe
hij als een grote heer de gevangenbewaarder beveelt om het schreeuwende dier de
mond te snoeren en haar, als ze zich niet net als de anderen heel rustig
gedraagt, onmiddellijk 30 zweepslagen te geven. En kijk eens naar het resultaat
van haar smeekbede! Zie hoe twee beulsknechten haar aan de kleinste mast binden
met een touw over haar borst en haar voeten, en zie hoe schandalig wreed de
arme ongelukkige van de gevangenbewaarders ontelbare zweepslagen krijgt. En
zie: nadat haar voeten helemaal van boven naar beneden door de scherpe zweep
stukgeslagen zijn wordt ze losgemaakt, direct met de andere misdadigers aan
touwen over boord gelaten in kleinere boten en aldus bloedend aan het
ongelukkige land gebracht en onmiddellijk door de gouverneur aan de
desbetreffende kolonist toebedeeld. Denken jullie dat men haar daar naar een of
ander hospitaal heeft gebracht? Dan vergissen jullie je! De pleister op zulke
wonden bestaat uit niets anders dan dat zo iemand een half uur lang in zee mag
gaan zitten, waar het heel ondiep is. Dat is de beroemde geneeswijze daar te
lande. En het helpt ook nog! Maar stel je de brandende pijn voor, speciaal bij
een zo gevoelig meisje! Welnu, hier zijn wij klaar. Laten we nog even gaan zien
wat er verder met deze ongelukkigen gebeurt.
Kijk,
daar meer naar het binnenland, volgens jullie berekening ongeveer honderd mijl
van de kust: zie hoe deze armen daar met hun werktuigen onder leiding van
verscheidene opzieners moeten vechten tegen al die kwaden, die jullie nu uit de
beschrijving van het land een beetje kennen; zie hoe ze als het ware tussen
twee vuren zitten. Het is werkelijk zoals jullie uitdrukking zegt: slikken of
stikken[15]! Wat geeft zo’n
hoofdkolonist erom of er 20 of 30 van zijn meestal nog met ketenen geboeide
ondergeschikten door slangen opgegeten worden, of dat ze dikwijls in het
klafterhoge gras in plotseling doorbrekende moerassen wegzakken, of dat de een
of ander door de bekende adelaars aangevallen en verscheurd wordt; of wanneer
er bij het uitroeien van zo’n opkomende gifplant nog verscheidene te gronde
gaan. Kijk, daar trekt zo’n kolonist zich allemaal weinig of niets van aan;
want voor zijn huis is voldoende gezorgd, ook zonder zulke arbeiders, die er
pas bijgekomen zijn. Wanneer hij in het gunstigste geval door zulke pogingen om
verder in het land door te dringen weer een aanzienlijk stuk land kan winnen,
vindt hij dat goed, maar wanneer dat ondanks al die wrede pogingen mislukt, dan
geeft hij daar niets om; want hij is, zoals hij zelf zegt, toch wel verzorgd.
Jullie
zullen misschien denken, als deze misdadigers een nieuw stuk land ontgonnen
hebben, dat dat dan misschien aan de een of ander tegen pachtgeld in eigendom
gegeven wordt. O nee, zeg Ik, zo’n kolonist gebruikt het land voor heel andere
doeleinden. Hij laat weliswaar hier en daar arbeidershutten neerzetten, maar
wat de grond opbrengt behoort van A tot Z aan hem toe. De arbeiders hebben
niets anders dan de meest armzalige, nauwelijks eetbare kost en soms, wanneer
ze niet helemaal willen verhongeren, vangen ze slangen en hagedissen, hakken
die de kop af, braden ze boven een strovuur en eten dit vlees met de grootste
smaak; want het is echt zoals een ander gezegde van jullie zegt: honger is de
beste kok. Ja, deze honger gaat bij sommigen zo ver, dat ze niet eens de tijd
nemen om zo’n slang te braden, maar wanneer de kop, de huid en de ingewanden
verwijderd zijn, wordt die onmiddellijk opgegeten. Een nieuwe plaag voor deze
arme mensen is nog, dat ze speciaal in de noordelijke gedeelten op de
oorspronkelijke bewoners stoten, die goede boogschutters zijn en hen met
vergiftigde pijlen terugjagen of hen gevangen nemen en rauw opeten. Kijk, zulke
aangename dingen moeten deze armen hier beleven; en de tuchtigingen, die ze
daar bovenop nog eens van hun bevelhebbers en leiders krijgen en die nog veel
onmenselijker zijn dan bij de Noord-Amerikanen, staan hier in geen verhouding
tot de kwellingen van het land.
Kijk
eens: ook onze arme vrouw is hier al aan het werk met gras snijden. Bij jullie
is gras maaien een vermakelijk werk. Maar hier hebben de arbeiders met echte
oerwouden van gras te maken, en in de ondoordringbare warwinkel daarvan huizen
met name in de zomer ontelbare geweldig stekende insecten. Die werpen zich dan
zó op de naakte arbeiders, dat er na een paar dagen alleen maar een
samenhangend skelet overblijft. Maar als het cultiveren in de winter gebeurt,
en wel door middel van vuur, dan gebeurt het niet zelden dat het vuur vaak zo
enorm groot wordt dat de vlammen langs de grond vaak uren gaans ver door het
droge gras heenslaan. En wanneer de arme brandstichters niet snel genoeg op de
vlucht slaan verbranden ze helemaal of raken ze dikwijls toch over hun hele
lichaam verbrand. Maar het ergste is, wanneer een vuur ergens uitgedoofd is.
Dan moeten de arme brandstichters vaak urenlang over zulke nog gloeiend hete as
lopen om het vuur weer aan te steken op de plaats waar het uitdoofde. Het is
hun weliswaar toegestaan om een soort plankjes onder de voetzolen te binden,
maar vaak verbranden deze plankjes al voordat ze halverwege zijn, en dan is het
om het even: hun voetzolen raken desondanks nog heel vaak tot op het bot
verbrand. En over ontelbare andere soorten leed en ziekten, die in dit land
thuis horen, zullen we nog maar niet spreken!
Over de
westkust hoef Ik jullie alleen maar te zeggen dat het er daar nog tienmaal
onmenselijker toegaat dan in het oosten, om welke reden de kolonisatie daar
heel slecht voortgang maakt. Kijk, van dit alles is niets anders dan alleen de
schandelijke hebzucht van de ‘morele’ en zelfs ‘christelijke’ mens de schuld.
Dat Ik zulke gruwelen niet lang meer aan kan zien, zullen jullie zonder diep
nadenken gemakkelijk begrijpen; want werkelijk: de mensen stapelen hun zonden
torenhoog tot reeds in de derde hemel. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen.
En dus
‘amen’ voor vandaag; het achtste uur zal jullie nog grotere en opmerkelijker dingen
vertellen!
Achtste uur
Nadat we
nu het vasteland van Australië overzien en overal bekeken hebben, willen we de
grotere eilanden nog een bezoek brengen, om ook daar te zien hoe het daar
toegaat. Ik zei: alleen de grotere eilandstaten; want er zijn nog een ontelbare
kleine eilanden in de oceaan, die echter allemaal zonder uitzondering door de
vastelanden, maar ook wel door de grotere eilandstaten overheerst worden. Want
werkelijk, jullie zouden niet veel meer dan duizend kleine eilandjes in de
oceaan kunnen ontdekken, waar niet door het jullie bekende Europese despotisme aan geknaagd en
gesnuffeld is. En deze voornaamste wereldveroverende natie heeft alleen die
eilandjes min of meer ongemoeid gelaten, waarbij zij zich na zeer nauwkeurig
onderzoek ervan overtuigd heeft dat er daar voor haar rattengebit niets te
knagen valt.
Kijk maar
eens hier op het tableau: Ik zal de hele aarde van pool tot pool voor jullie
ogen ontvouwen, en er zal geen enkel plekje verborgen blijven. Kijk hier, naar
het grote gebied tussen Azië, Australië en Amerika; zie het grote aantal
eilandjes, hoe ze verspreid over de grote watervlakte te zien zijn als sterren
aan het firmament! Maar om jullie een beter idee te geven van de
koopmanshebzucht van deze wereldveroverende natie, wil Ik ook voor ieder eiland
de naam in letters erbij zetten, zoals die door de hebzuchtige ontdekkers
gegeven werd. Lees nu maar! Zie al die onherbergzame, afgelegen schuilhoeken
van de aarde! Kijk alleen maar naar de woorden, dan zal jullie direct duidelijk
zijn voor welke natie op aarde alle klimaten toegankelijk zijn. Want deze
mensen geven er niets om of hun zeilen onder de evenaar van hitte beginnen te
gloeien, of dat ze aan de andere kant driekwart van het jaar invriezen tussen
de ijsbergen en hun schepen vaak vele klafter diep onder de sneeuw begraven
liggen. Kortom: jullie zullen weinig andere namen aantreffen dan die van deze
mondiale geldwisselaar. Daarom willen wij ons nog naar de grote eilandstaten
begeven, om daar het doen en laten van deze natie in ogenschouw te nemen.
Zie daar
aan de oostelijke kant, in het noorden, een behoorlijk groot eiland met de naam
Nieuw Guinea. Dit eiland wordt eveneens tot Australië gerekend. Het heeft
eveneens maar weinig bergen en is, gerekend naar het ontstaan, nog jonger dan
Australië; want Australië is pas nauwelijks iets meer dan 3000 jaar oud. Het
eiland Guinea is echter bijna 700 jaar jonger dan Australië. Dit land werd
echter door enkele Aziatische volkeren veel eerder ontdekt dan Australië, en de
Engelsen en ook de Hollanders hebben het dus veel gecultiveerder aangetroffen
dan later het vasteland van Australië zelf. Wat was er nu natuurlijker dan dat
door het kanongebulder van deze wereldzuchtige natie deze vondst zonder meer
volledig in bezit genomen werd.
Hier werden
weliswaar geen gedeporteerden neergezet, maar de arme bewoners van dit eiland
zijn er zelf vrijwel geen haar beter aan toe dan de slaven in Noord Amerika.
Aan deze mensen wordt weliswaar tot op zekere hoogte enige cultuur gebracht;
maar niet om hen ter wille van zichzelf in de zogenaamde christelijke religie
of in andere wetenschappen te vormen, maar alleen met de bedoeling - zoals bij
jullie wilde paarden afgericht worden - dat ze handiger en geschikter worden om
Engelse lasten te dragen, om voor hen te werken en te vechten. En terwijl de
heren brassen, valt deze mensen vervolgens ook een beloning ten deel die niet
beter, maar dikwijls slechter is dan wat bij jullie het trekvee na gedane
arbeid krijgt. Want deze voornaamste makelaars van de wereld willen hun brood
absoluut niet in het zweet van hun aangezicht eten, maar zij stellen zich met
werkeloze handen op aan alle uiteinden van de aarde, trekken hun muil wijd open
en laten zich door de onrechtmatig onderworpen volkeren de gebraden duiven in
de mond jagen, zoals jullie zeggen.
Kijk nu
eens hier, in het midden van het tableau, daar waar het eiland heel breed is.
Kijk naar de arbeiders, hoe ze bijna naakt en onder de gloeiende stralen van de
zon het zwaarste werk moeten verrichten. Zie, daar klimmen er velen rond in de
bomen om daar een soort wol te verzamelen, die daar veel mooier en fijner is
dan een soortgelijke wol in Oost-Indië; zie hier weer anderen, die bijna dag en
nacht bezig zijn met de aanplant van suikerriet. Zie hier nog weer anderen, die
daar in de diepten van de aarde naar goud en allerlei edelstenen moeten graven.
En zie: nog weer anderen, die net als lastdieren hun werkeloze heren in een
draagstoel moeten ronddragen, en weer anderen, die voor het bouwen van
verdedigingswerken en grote magazijnen gebruikt worden en vanwege het zeer
slechte goud vaak jammerlijk mishandeld worden. Er zou nog een groot aantal
ellendiger situaties te bekijken zijn, maar laat het jullie voldoende zijn
wanneer jullie deze weinige goed in ogenschouw nemen.
En jullie
kunnen daar nog aan toevoegen dat deze wereldzuchtige natie met bijna alle
veroverde eilandstaten op een soortgelijke politieke wijze te werk gaat als de
Romeinen vroeger deden met betrekking tot vreemde goden. Wanneer het hun
namelijk duidelijk wordt dat een heidens volk ergens op een eiland goedmoedig
van aard is wordt er over het christendom niet veel gesproken, maar in plaats
daarvan laten zij zich onderrichten in deze heidense vorm van religie. En
wanneer zij daardoor tot het inzicht zijn gekomen dat zo’n armzalige religie
voor hun grote wereldbuidel beter geschikt is dan de christelijke, zeggen zij,
net als Mijn beste Paulus: wij willen alles met allen zijn, om van allen iets
te verkrijgen - natuurlijk niet zoals Paulus, die voor allen alles wilde zijn
om hen voor Mij te winnen, maar, zoals gezegd, om van allen alles te winnen.
Maar wanneer ergens een heidense religie heel zelfzuchtige grondbeginselen
heeft, dan wordt natuurlijk met het zwaarste kanongebulder de christelijke
religie verkondigd; en als deze heidense natie de christelijke religie heeft
aangenomen, dan spreekt het wel vanzelf wat voor alomvattend loon de
heilsverkondigers toekomt. En kijk nu maar weer naar het tableau.
Zie: weer
een ander eiland. Het wordt New Britain genoemd, en zie daar iets verder naar
boven nog een eiland - men noemt het New Ireland. Ik denk dat jullie je niet
lang hoeven af te vragen wie de heren van deze twee tamelijk grote eilanden
zijn. Kijk: verder naar beneden weer een groot eiland, omringd door
verscheidene kleinere eilanden: New Caladonia. Jullie hoeven niet te vragen wie
de heren van deze behoorlijk grote gebieden zijn, en hoe het daar toegaat: kijk
maar ten dele naar Noord Amerika, Australië en Nieuw Guinea. Zie nu verder naar
het zuiden in het oostelijke deel van Australië een tamelijk groot, maar heel
mager en moeilijk toegankelijk eiland, Van Diemensland genaamd. Kijk, het ziet
er daar behoorlijk mager uit; daarom werd dan ook zelfs aan de Hollanders
toegestaan dat dit eiland, al stelt het verder niets voor, toch een Hollandse
naam draagt. Ondanks deze Hollandse naam hebben de Engelsen echter toch de
allerbeste landingsplaats uitgekozen. Alleen het westelijke deel staat tolvrij
open voor de Hollanders. Maar wat de grote visvangst in het oosten betreft weten
de Engelsen hun netten heel goed in het water te werpen.
Nu
verlaten wij dit eiland, en wenden ons tamelijk ver naar het zuiden; daar zien
jullie twee heel grote eilanden naast elkaar, die alleen door de zogenaamde
rotsstraat gescheiden zijn. Dat is Nieuw Zeeland. En zie, nog een beetje meer
naar het zuiden, een tamelijk groot eiland met de naam Cornwallis[16]. Kijk, de
Engelsen hebben deze eilanden een vrije soevereiniteit gelaten, tegen betaling
van een aanzienlijke schatting in graan. Dat wil zeggen dat de heersers van
deze eilanden nog in hun ambt zijn gelaten, en wel om verschillende redenen. De
voornaamste reden is, dat op deze manier het regeren van deze zeer ver
afgelegen landstreken de Engelsen niets kost terwijl die hun, zoals reeds
eerder gezegd, erg bevallen vanwege de zeer gastvrije instelling ervan; daarom
maakt het christendom hier ook heel erg weinig voortgang. De tweede reden
waarom deze wereldzuchtige natie nog geen sterker donderende expedities tegen
deze landen heeft ondernomen, zijn de hoge onkosten die daarmee verbonden zijn.
De derde reden is, dat dit land vanwege de dikwijls optredende stormen en de
vele klippen en zandbanken voor grote schepen niet gemakkelijk toegankelijk is.
En zo zouden er nog verschillende andere zelfzuchtige redenen zijn waarom deze
ver verwijderde, maar toch zeer vruchtbare zeelanden nog niet helemaal in de
despotische klauwen van deze wereldberoemde natie zijn gevallen.
Maar kijk
eens, daar varen juist enkele Engelse schepen, die het midden houden tussen
koopvaardij- en oorlogsschepen, zoals jullie zien, naar deze landen; want daar
zijn het graan en andere bruikbare vruchten al binnengehaald. Want jullie
zullen wel weten dat jullie voorjaar daar de herfst is. Kijk, zo zullen deze
schepen daar precies op het goede moment aankomen. Tel ze eens, hoeveel het er
zijn? Zie: het is een flinke karavaan van 170 schepen in totaal, grote en
kleine meegerekend; maar Ik zal deze scheepvaart in de geest versnellen, zodat
jullie hun doen en laten daar in ogenschouw kunnen nemen. Kijk eens, wij zijn
al ter plaatse. Zie hoe deze arme volkeren, voor het merendeel nog echte
Kaïnieten, zwaar beladen met manden en zakken en kisten, die speciaal voor dat
doel door de Engelsen zijn achtergelaten, zich naar de kust haasten om de
schatting aan de vermeende goden te brengen.
Want deze
arme mensen houden die wereldzuchtigen voor hogere wezens, die met behulp van
zulke mooie drijvende huizen vanuit de wolken op aarde zijn afgedaald om -
zoals zij denken - aan het einde van hun wereld de offers te ontvangen die hun
toekomen. Dat zij zulke hogere wezens zijn concluderen zij uit het feit dat zij
vanaf deze huizen net zo bliksemen en donderen en geweldige donderkeilen
slingeren als vanuit de wolken. Aangezien de brandschatters van deze zwakheden
van het volk op de hoogte zijn, geven zij hun aankomst ook door middel van
kanongebulder te kennen. En wanneer zij na een verblijf van enkele weken alles
in hun schepen gepakt hebben, wordt deze arme volken als betaling nog een
geweldig kanonnen- en rakettenspektakel gegeven; en dit spektakel zegt de
inwoners dan, dat de goden een voldoende groot offer hebben gekregen. Maar om
te zorgen dat niet een andere natie dezelfde gratis vondst doet zijn de kleine
eilanden, die rondom deze grote eilanden liggen, heel goed voorzien van Engelse
forten. Op deze manier zijn deze grote landstreken als het ware voortdurend
gevangen; want op enkele plaatsen, waar het mogelijk is om op deze eilanden te
landen, hebben de Engelsen hun vuurmonden kris kras opgesteld. En waar het land,
zoals reeds opgemerkt, ontoegankelijk is, is ook geen bewaking nodig.
En zo
dienen deze wereld- en zeezuchtigen, ondanks de soevereiniteit van deze landen,
van de kust tot diep in het binnenland als de heersers beschouwd te worden.
Hier bedrijven zij weliswaar geen wreedheid, d.w.z. zij zwaaien hun slavenzweep
en helse fakkel niet over deze armen, maar Ik zeg: juist dit is de plaats waar
deze mensen zichzelf tot de grootste monsters der aarde bestempelen. Want
zolang ergens een mens uit hebzucht en begeerte zijn medemensen tiranniseert,
is hij zeker te vergelijken met een duivel, die een pure dienaar van Satan is.
Maar hoe erg een tirannie ook mag zijn, het is tenminste zeker dat de
mishandelde partij op zijn minst tot in het diepst van zijn merg verdeemoedigd
wordt en er wordt hem, al is het ook op tirannieke wijze, toch op zijn minst
een begrip van het christendom bijgebracht, ten gevolge waarvan zulke armen met
de blik op Mijn kruis gericht hun ellende lijdzaam ondergaan.
Maar
wanneer uit schandalige hebzucht een volk helemaal van al het hogere licht
afgesloten en uitgesloten wordt, terwijl desondanks aan de andere kant
leugenachtig tegen iedereen wordt rondgebazuind wat voor zegenrijke vooruitgang
zo’n natie boekt, terwijl zij in het geheim in de meest schandalige duisternis
wordt gelaten - luister: dergelijke kunststukken kan geen enkele duivel ten
uitvoer brengen, maar daar moet een grootmeester aan het werk zijn. Kijk, dat
behoort tot de grootste gruwelen op aarde! Werkelijk, als een tiran duizend onschuldige
mensen een heel jaar lang met de afschuwelijkste martelwerktuigen om het leven
zou brengen, zodanig dat geen menselijke tong in staat zou zijn zijn martelarij
in woorden uit te drukken, dan zou Ik hem eerder genade kunnen betonen dan zo’n
monster uit het A... van de vorst der hel.
De
onuitsprekelijke wreedheid hiervan dringt natuurlijk helemaal niet zo tot
jullie door als wanneer jullie zouden zien, hoe op een ander eiland de mensen
aan hun voeten aan een boomtak worden opgehangen, zodat hun hoofd tot op de
grond hangt, waar ze vervolgens door een speciaal soort groene mieren worden
opgegeten en dikwijls de 6e of 7e dag onder onuitsprekelijke pijnen de geest
geven, en daarna nog zo lang blijven hangen tot de laatste druppel merg uit hun
gebeente door de genoemde mieren opgegeten is. Ja, Ik zeg dat jullie de haren
sneeuwwit ten berge zouden rijzen, wanneer jullie op een andere plaats zouden
zien hoe de mensen tegen een slijpsteen worden gehouden en tot op de laatste
vezel stukgeslepen worden; ja, jullie zouden je ogen onvermijdelijk sluiten,
wanneer jullie op een ander eiland mensen zouden aantreffen met vastgebonden
armen en voeten, met hun geslachtsdelen aan boomtakken opgehangen, terwijl het
vrouwelijke geslacht, met een touw door hun schaamlippen getrokken, aan de
voeten van het mannelijke geslacht hangt. Ik zou nog een ontelbaar aantal van
dergelijke wreedheden voor jullie kunnen aanhalen; alleen zouden jullie daar
niets anders in zien dan allerlei kruisigingen, door middel waarvan de mensen
van het leven beroofd worden.
Maar
kijk, al deze wreedheden zijn te beschouwen als nauwelijks als een dauwdruppel
ten opzichte van de oceaan, die een dergelijke geestelijke mishandeling van de
arme mensheid eigenlijk is. Want als iemand het ene ledemaat na het andere van
het lichaam scheidt, dan zal het lichaam van zo’n martelaar het maar tot op
zekere hoogte uithouden; als het de ziel eenmaal te bont is geworden, maakt zij
zich samen met de geest direct los van haar omhulsel. Daarna kan de tiran het
lichaam knijpen, geselen, branden, slijpen, kortom: wat voor wreedheden hij er
ook maar wil mee uithalen - dat is dan toch niet zoveel anders dan wanneer
iemand van jullie dat zijn uitgetrokken kostuum zou willen aandoen. Want het lichaam
is alleen maar gevoelig voor pijn, zolang de ziel daar aan gehecht blijft. Als
deze is vertrokken wanneer het haar te bont is geworden, dan heeft ook, zoals
gezegd, alle pijn opgehouden. Maar het mishandelen van de ziel en de geest, een
dergelijk uit winstbejag voortkomend aanleggen van slavenketenen aan de
onsterfelijke geest is meer, ja, Ik zeg: oneindig veel meer dan alle
lichamelijke wreedheden die op de hele aarde bedreven worden. Want denken
jullie dat het gemakkelijk is om zulke slaafse geesten naderhand tot hun
vrijheid te bekeren?
O, de
menselijke geest is een vrije geest; maar wanneer hij eenmaal een bepaalde
richting is ingeslagen, wie is dan in staat die te veranderen, zonder de geest
te vernietigen? En stel je eens voor hoe het het hart van de Vader te moede kan
zijn, wanneer Hij als een zorgzaam gezinshoofd werkeloos moet toezien hoe de
hagel Zijn vruchten vernielt. Daarom zeg Ik: wee jullie tirannen, jullie zullen
het lot delen van jullie broeders, de duivels; maar oneindig maal wee jullie,
die de macht in handen hebben om alle volkeren op aarde een waar licht te
brengen en het niet doen, maar hen uit laaghartige hebzucht en wereldse
begeerte in een nog groter labyrint van duisternis slingeren dan waarin zij
tevoren in hun onschuld waren. Ja, Ik zeg nog een keer: oneindig maal wee
jullie, wanneer voor jullie de betaaldag zal aanbreken: werkelijk, jullie
zullen datgene ontvangen, wat Mijn godheid in Haar allerinnerlijkste diepte van
Haar vuur van toorn in staat is uit te vinden en te bedenken! Meer hoef Ik niet
te zeggen. Want een mens zijn God te ontnemen is de allergrootste gruwel; meer
hoef Ik jullie niet te zeggen. Het gebruiken van Mijn woord voor de laagste,
hebzuchtigste en begerige doeleinden is, net als al het voorgaande, de grootste
gruwel; meer hoef Ik jullie absoluut niet te zeggen!
Hetzelfde
geldt voor de andere eilanden - behalve Japan, waar het negende uur over zal
gaan - waar hetzelfde het geval is als bij de voorgaande eilanden, behalve op
een eiland in het midden van de oceaan met de naam Haïti. Met dit eiland gaat
het bijna net zo als met Nieuw Zeeland; alleen heeft men hier op enkele
plaatsen Europese wapenoefeningen en hier en daar het christendom ingevoerd.
Want dit eiland, hoe klein het ook is vergeleken bij de andere, voorziet
tegenwoordig bijna alle Engelse eilandstaten van zwavel en uitstekend
salpeterzout, en dat is de reden waarom daar ook heel grote kruitfabrieken
gebouwd zijn. De grond van dit eiland is bijna puur zwavel, vanwege het feit
dat zich daar ook één van de grootste vulkanen bevindt; de krater daarvan heeft
een omtrek van verscheidene uren gaans en is constant vol gloeiende lava.
Dit zou
voor jullie nu voldoende moeten zijn voor dit 8e uur van vandaag; want op basis
van de kleine inleiding, die Ik jullie in dit uur zowel in lichamelijk als
geestelijk opzicht heb gegeven, zal het hierna volgende 9e uur jullie
duidelijker inlichtingen geven. Amen.
Negende uur
Nu wij
over het zuiden van de aarde rondgezworven hebben en de omstandigheden - let
wel: meer naar het innerlijk dan naar het uiterlijk - doorzien hebben, zullen
wij weer naar de noordelijke helft van de aarde terugkeren en, zoals eerder
opgemerkt, de eilandstaat Japan een bezoek brengen. Maar zoals bekend zullen
wij geen jaren en maanden nodig hebben om daar te komen; kijk maar eens hier op
het welbekende tableau: de hele heidense eilandstaat ligt al uitgespreid voor
jullie ogen. Bekijk de kusten eens: zie hoe huiveringwekkend ze vanaf de hoge
toppen van hun rotsklippen op de stormachtige zee neerstaren. Kijk het eiland
maar eens rond, en jullie zullen weinig plekken vinden waar het landoppervlak
op gelijke hoogte met de zee ligt. Kijk: hier in het zuiden is één enkel punt
waar schepen kunnen landen, en krachtens de binnenlandse wetgeving kunnen
enkele vreemde naties hun schepen daar ook heen sturen. Wat de weinige andere
landingsplaatsen voor inlanders betreft, die zijn in de eerste plaats minder
goed of helemaal niet toegankelijk, en in de tweede plaats is het door de
zogenaamde allerstrengste en allerrechtvaardigste regering daar te lande niet
toegestaan dat buitenlanders ergens anders aanleggen dan op die bepaalde
landingsplaats, om de volgende redenen: ten eerste om te zorgen dat deze
plaatsen niet ontheiligd zullen worden door gedegenereerde mensen, en ten
tweede omdat de vreemdelingen de grote gevaren van deze andere kleine
landingsplaatsen niet kennen en dus onvermijdelijk schade zouden oplopen en ten
onder gaan.
De derde
reden is echter, dat deze regeerder meent dat hij als enige in het bezit is van
alle kunsten, ambachten en geheimen, en dus leeft hij voortdurend in de
begerige vrees dat het met zijn welstand gedaan zou zijn, als de vreemdelingen
dat te weten zouden komen. Daarom heeft ook maar één landingsplaats aangewezen
waar zulke producten, die naar zijn mening buitengewoon zijn, uit een bijzonder
gerechtvaardigd medelijden verhandeld worden.
Hij is er
namelijk vast van overtuigd, net als zijn hele natie, dat hij zich als enige in
het middelpunt van de wereld bevindt, en dat alle vreemdelingen van de hele
wereld naar hem toe zouden moeten komen om zijn buitengewone landsproducten te
kopen, daardoor bezit te verwerven, en om zich door dit bezit er een
voorstelling van te kunnen maken tot wat voor volmaaktheid het centrale
vorstendom van de wereld uitgegroeid is. Ja, hij meent werkelijk dat de mensen
op andere plaatsen op aarde helemaal niet het vermogen bezitten om zelfs maar
te vermoeden hoe een heel simpel bijenkorfje vervaardigd wordt. En als hem
verteld wordt dat de schepen van de vreemdelingen buitengewoon kunstig gebouwd
zijn, dan worden de boodschappers na zo’n bericht altijd afgeranseld, omdat
zo’n bericht als een openlijke majesteitsschennis beschouwd wordt. Wanneer hij
er vervolgens één of twee commissarissen heen stuurt om zich er heimelijk van
te overtuigen of het inderdaad zo is, en als dezen daarna met bericht
terugkomen en de mededeling bevestigen, dan wordt zo’n bevestiging als
regelrecht landverraad beschouwd.
Want deze
monarch zegt: ‘Wanneer dat niet door één van mijn onderdanen aan de
vreemdelingen verraden zou zijn, hoe zou het dan mogelijk zijn dat deze domme
vreemdelingen in bezit zijn gekomen van de geheimzinnige wetenschap om huizen
van hout te bouwen, die in staat zijn hen over de baren van de zee te dragen?
Zulke dingen kunnen alleen wij, het uitverkoren volk van het midden der aarde’.
En dan worden er door de hoofdstad en residentie onmiddellijk
onderzoekscommissarissen naar alle drie de landstreken gestuurd met de opdracht
om onder de kustvolken ten strengste te onderzoeken waar dat verraad vandaan
gekomen is. Wanneer die commissarissen niets hebben ontdekt, worden zij na hun
terugkeer eveneens flink afgeranseld en voor drie jaar uit hun dienst
ontslagen. Binnen die tijd moeten ze dan hals over kop studeren, en wel bij de alleronverbiddelijkste
professoren ter wereld. Na het beëindigen van die studietijd volgt dan een
buitengewoon streng examen; wie dat examen haalt, wordt weer in dienst genomen,
maar wie het niet haalt, wordt nogmaals afgeranseld en moet met de studie weer
van voren af aan beginnen.
Gedurende
de tijd echter dat die commissarissen hun strafstudie moeten doormaken worden
er zeer genadig direct plaatsvervangers benoemd. Deze benoeming gebeurt op de
volgende wijze: door zijne zeer rechtvaardige en zeer gestrenge majesteit
worden er negen zogenaamde praktikanten bij zich geroepen, en hij neemt hen
zelf een mondeling examen af. Dit examen houdt in, dat zij in de eerste plaats
alle fabrikaten van het land moeten opsommen en hoe deze gemaakt worden; daarna
moeten zij alle bergen, alle rivieren, alle dalen en vlakten, all dieren,
hetzij tamme dan wel wilde, alle bomen, planten en kruiden letterlijk benoemen
en opsommen. Verder moeten zij de namen van alle onderdanen precies aangeven,
en ook waar ieder woont en wat hij bezit; en tenslotte moeten zij nog de gehele
naam van de keizer uit het hoofd opzeggen, wat eigenlijk het allermoeilijkste
is voor de praktikanten. Want deze naam is zo lang, dat jullie die nauwelijks
in één regel op een strook papier van minstens een mijl lang zouden kunnen
schrijven in een handschrift van gemiddelde grootte. Die naam bevat alles -
zoals: de ingebeelde oneindig lange stamboom, vervolgens alle dingen en
ambachten van het land, en zo ook de namen van al zijn onderdanen. Wanneer
jullie dat bedenken, dan zullen jullie wel begrijpen wat voor inspanning van
het geheugen ervoor nodig is om deze naam uit het hoofd te leren, zoals jullie
plegen te zeggen.
Nu zullen
jullie vragen: waar dient zo’n lange naam toe? Dat kan jullie gemakkelijk uit
de doeken gedaan worden: het is omdat hij, de monarch namelijk, daarin zijn
gehele heerlijkheid, geschiedenis en bezit heeft opgetekend. Weliswaar hebben
ook andere personen in het land zeer lange namen, maar op straffe des doods mag
er niet één langer zijn dan die van de monarch. Er wordt in dit opzicht ook
veel studie besteed aan de naam van de monarch, om te zorgen dat zij hun eigen
naam wat de lengte betreft niet kunnen vergelijken met de naam van de monarch.
En wanneer iemand ontdekt dat - vanwege een eveneens zeer oude afstamming -
zijn naam nog langer is dan die van de monarch, dan neemt hij het naamprotocol,
brengt het jammerend en met gescheurde kleren aan de voeten van de monarch en
smeekt om de straf en algehele vernietiging van zijn naam. Wanneer de monarch
de naam dan met een passer heeft uitgemeten en ontdekt heeft dat hij inderdaad
2 klafter langer is, wordt er 6 klafter van de naam afgesneden en verbrand; de
smekeling ontvangt dan allergenadigst het passende aantal stokslagen, en daarna
wordt hem pas de nieuwe naam overhandigd.
En nu
gaan wij weer terug naar onze praktikanten. Als drie of vier van hen het examen
hebben gehaald, wordt hun direct hun - in jullie taal - bewijs van aanstelling
overhandigd, maar onmiddellijk ook de verplichting opgelegd om als
commissarissen ter plaatse te gaan kijken, om het eerder besproken landverraad
te ontdekken. Maar deze zijn dan gewoonlijk een graadje slimmer dan de vorige.
Bij dit onderzoek blijven ze gewoonlijk 1, 2 of 3 jaar weg, en in deze tijd
zinnen zij op een slimme kunstgreep om hun monarch bij de neus te nemen.
Wanneer ze terugkeren brengen zij gewoonlijk verscheidene omgekochte getuigen
mee, die vervolgens verklaren dat na die afschuwelijke gebeurtenissen de
bliksem nog drie keer op die plaats is ingeslagen[17], en dat daarop
alle aanwezigen de grote God in de zon hebben geprezen, omdat hij voor het volk
zo’n groot teken heeft gedaan om zijn grote vorst te verheerlijken.
Misschien
zullen jullie nu vragen: waarom waren de eerste drie eigenlijk niet zo
bijdehand als hun opvolgers? En jullie zullen je verbazen, wanneer Ik jullie
zeg dat de eerste drie nog slimmer waren dan hun opvolgers. Want zij worden nu
onmiddellijk bevrijd van hun studie en bij monde van de monarch zelf als
volkomen rechtmatige, gestrenge en zeer wetenschappelijke staatsmannen erkend;
op deze manier bereiken zij de hoogste waardigheid, krachtens welke het hun
zelfs is toegestaan om vier keer per jaar het kleed van de monarch aan te
raken, en zodoende zijn zij van alle verdere afstraffing gevrijwaard. Want ook
al hebben zij de ware toedracht niet zo opgehemeld als hun opvolgers, dan maakt
dat niets uit; hier geeft enkel en alleen de grote trouw de doorslag. Maar de
opvolgers komen daarna als werkelijk aangestelde staatsbeambten op het niveau
van hun voorgangers.
Jullie
moeten niet denken dat dat daar te lande iets onbeduidends is. Een beambte, die
vier keer per jaar het kleed van de monarch mag aanraken, is iets zo
buitengewoons in het land dat, wanneer hij op straat loopt of in een draagstoel
wordt rondgedragen, al het volk op straffe des doods voor hem op het aangezicht
moet vallen. En één woord, dat door hem tegen iemand gezegd wordt, is iets zo
buitengewoons, dat de desbetreffende persoon dikwijls drie dagen lang de plaats
niet verlaat, waar hem een dergelijke genade ten deel is gevallen. En als dat
woord iets ongunstigs is geweest, als de beambte tegen de desbetreffende
persoon wellicht een terechtwijzing of een andere onaangenaamheid zoals
misschien een dierennaam of iets ander oneervols heeft gezegd, begint de
desbetreffende persoon ogenblikkelijk te jammeren en te weeklagen, en smeekt de
hoge beambte om het zeer genadig verlenen van straf - een verzoek wat ook
zonder veel omhaal wordt ingewilligd. Onmiddellijk smeekt hij dan de hoge
staatsman om hem de straf niet te mild op te leggen, maar hem overeenkomstig
zijn strengheid, rechtvaardigheid en genoegen volledig te laten afranselen.
Wanneer de staatsbeambte zo’n verzoek dan in zijn allergenadigst geneigd oor
vernomen heeft, beveelt hij zijn rijkelijke personeel onmiddellijk om de
betreffende rekwestrant bij handen en voeten vast te pakken en hem van de grond
op te tillen. En wanneer deze zich zodoende midden tussen 8 dienaren in zwevend
in de lucht bevindt, komt vervolgens de knuppelaar met een roede van bamboe,
die de rekwestrant net zo lang afranselt tot de hoge staatsman hem een teken
geeft, dat met deze slag zijn genade ten einde is. Vervolgens wordt de
rekwestrant half dood geslagen weer op de grond gelegd, en zijn buren komen
erbij, die vanwege de afgeranselde de hoge wijsheid, rechtvaardigheid en
gestrengheid van de beambte prijzen. Jullie zouden wellicht wensen dat door het
volk ook de monarch lof en eer betoond zou worden, maar dat gaat niet in dat
land; want daar staat de monarch te hoog om door het gewone volk geprezen te
mogen worden.
Dit en
nog enkele soortgelijke dingen zijn eigenlijk nog het beste deel van deze
wetgeving; aangezien wij dit nu hebben leren kennen, is het ook passend dat wij
het slechte deel enigszins belichten. In dit opzicht gaat het hier werkelijk
toe zoals nergens anders in de wereld. Ten eerste heeft niemand in dit land
enig eigendom, maar alles is uitsluitend eigendom van de monarch. Aan ieder
mens - of veeleer: iedere klasse - is precies voorgeschreven wat hij moet doen
en hoeveel hij moet werken. Het voedsel is hem voorgeschreven, evenals de
kleding; de woning is hem voorgeschreven en het gebied, waaruit hij zonder een
speciaal staatsbevel nooit mag weggaan. Verder is hem voorgeschreven hoeveel
vrouwen hij mag hebben en hoeveel kinderen hij bij zijn vrouwen mag verwekken.
Het is hem volgens de wet tot in detail voorgeschreven wat hij moet afgeven van
wat hij geproduceerd heeft. De bewoners van de kusten is het ten strengste
voorgeschreven om buiten de vastgestelde handelsplaats voor vreemdelingen niets
weg te geven; het is hun voorgeschreven om een vreemdeling onder geen enkele
voorwaarde ooit het Japanse land te laten betreden, afgezien van de
vastgestelde plaats. En zo zijn ook alle handelsartikelen precies voorgeschreven,
wat er aan vreemdelingen weggegeven mag worden en wat de vreemdelingen daarvoor
mogen bieden. En verder is hun nog ten strengste voorgeschreven dat van de
vreemdelingen er nooit meer dan één in die plaats als tolk mag verblijven,
terwijl die, vanaf het moment dat hij als zodanig aangenomen is, de kust nooit
meer mag verlaten. Bovendien moet hij zijn taal nog aan drie Japanse
commissarissen bijbrengen, maar mag zich desondanks nooit ook maar een uur
gaans het binnenland in begeven.
Kijk, dat
is zo ongeveer de korte samenvatting van de Japanse wetgeving; Ik zeg: zo
ongeveer, omdat dit land absoluut geen zogenaamde vaste staatswet heeft, maar
de levende staatswet is de op dat moment bestaande vorst en zijn hoogste
staatsbeambten, en het wordt bijna helemaal aan hun vrije willekeur overgelaten
om voor ieder voorkomend geval onmiddellijk een nieuwe wet te maken. Want
jullie kunnen je er werkelijk geen voorstelling van maken, wat voor
kleingeestige omstandigheden voor de wet aanleiding zijn voor een heel andere
straf op een of andere misdaad.
Ik wil
hier slechts één enkel klein voorbeeld aanhalen. Aan iemand is zijn gebied
afgemeten toegewezen, en daarbuiten mag hij zich niet bewegen. Iemand heeft die
grens niet precies onthouden en slechts een halve voet over de draad gezet;
wanneer zijn buurman dat merkt, meldt hij het weer aan zijn volgende buurman,
en deze weer aan zijn volgende, tot het vervolgens de woning van de zogeheten
districtswachter bereikt.
Deze
begeeft zich vervolgens met een passer direct naar de plaats des onheils en
meet de overtreding precies op; als de overtreding iets meer is dan een halve
voet, dan moeten de overtreder als straf onmiddellijk 100 stokslagen gegeven
worden. Maar wanneer de districtswachter geconstateerd heeft er minstens ¾ van
de voet over de lijn gezet is, dan verhoogt deze omstandigheid de straf met
bijna het dubbele. Maar wanneer iemand zijn hele voet over de grens heen gezet
heeft, krijgt hij in de eerste plaats een ongeteld groot aantal stokslagen, en
daarna wordt hij gedurende drie dagen aan een paal vastgebonden, om daar te
wennen aan zeer nauwe grenzen. Wanneer zo’n geval zeven keer voorkomt, wordt
zijn voet, zover hij die buiten de grens gezet heeft, direct afgehakt. Wie het
echter gewaagd zou hebben om zonder gerechtelijke toestemming slechts enkele
stappen buiten zijn grensgebied te doen wordt opgehangen, bij wijze van genade,
of doodgeranseld. En als het niet op de genadevolle manier gaat, wordt hij
naakt op een kruis gebonden en daar net zo lang op gelaten tot hij gestorven
is; niettemin kan hij zelfs aan het kruis nog de genade verkrijgen om op grond
van een geweldige smeekbede door een lansstoot gedood te worden.
Kijk, uit
dit kleine voorbeeld kunnen jullie je er wel een voorstelling van maken hoe het
er in dit land uitziet, en de instellingen zijn zo gemaakt dat behalve de
bekende hoge staatsbeambten niemand van de doodstraf uitgezonderd is. En zo
moet hier in zekere zin op de ene dwangmaatregel de andere volgen. Nooit zal
men een geval meemaken dat een lagere ambtenaar ter verantwoording wordt
geroepen en gestraft wordt vanwege eventuele wreedheid; maar wel, wanneer hij
zich ook maar in het minst de schuld van een of andere onachtzaamheid op zich
geladen heeft. Daarom vormen de passer en de weegschaal het voornaamste
onderdeel van de staatswetgeving; want daar wordt alles afgemeten en afgewogen.
Wanneer jullie nu bedenken dat bij al deze bij benadering meegedeelde
grondvoorschriften de doodstraf met allerlei variaties van marteling de
hoofdrol speelt, zal het jullie ook niet zwaar vallen om je een redelijk begrip
te vormen van hoe het toegaat in een land, waar het despotisme de hoogste graad
van tirannie heeft bereikt. Want werkelijk, er zou op het oppervlak der aarde
nauwelijks een tweede land kunnen zijn, dat dit land evenaart in zijn willekeur
en wrede ontaarding.
Nu heb Ik
jullie van dit land ook het slechte deel voldoende meegedeeld. Maar er bestaat
nog een slechtste deel. Jullie zullen nu natuurlijk denken: kan er in een land
dan nog iets ergers bestaan dan wij al gehoord hebben? Hierop zeg Ik jullie
voor dit moment niets, maar zeg jullie alleen maar een blik op Mijn tableau te
werpen. Kijk daar, dat gebouw is een tempel! Ook bij deze tempel zeg Ik:
‘effata!’ - en kijk nu maar eens naar binnen. Zie hoe daar in een ver aan de
zijkant gelegen ronde cel verscheidene meisjes en jongens gevoerd worden om hen
mooi en heel vet te maken. Kijk, de mannen die in gele en blauwe kleren tussen
hen in zitten zijn offerpriesters. Wanneer dit land geteisterd wordt door een misoogst,
dan wordt direct verkondigd dat God toornig is geworden op dit land, en om hem
gunstig te stemmen moet hem een offer gebracht worden.
Dan
worden op bevel van de hogepriester onmiddellijk 6 mannelijke en 6 vrouwelijke
individuen uit deze cel gewassen en ieder naar zijn aard heel sierlijk gekleed,
en daarna gaat een priester op een zogeheten wijsheidsstoel zitten; van hier af
bepaalt hij dan met toornige woorden, alsof de vertoornde godheid door hem zou
spreken, hoe het offer aan de godheid gebracht moet worden. Als de meisjes door
het voeren heel mooi en bevallig zijn geworden, dan wijst de godheid het
offeren daarvan af en geeft hen als levenslang eigendom terug aan zijn
priesters; maar wanneer één van de jongemannen niet van zeer uitnemende schoonheid
is, gaat de vertoornde godheid niet zo omzichtig te werk maar worden ze
gewoonlijk bestemd om te worden geofferd. En dat offer vindt plaats doordat ze
ofwel levend en wel verbrand worden of eerst onthoofd en daarna pas verbrand
worden, ofwel worden ze boven op een rots gebracht, die ergens boven zee
uitsteekt, en van daar af in zee gegooid.
Weliswaar
vindt dat offeren van mensen slechts zelden plaats; maar dat is voldoende
- als het ergens nog voorkomt, is zo’n
land alleen daarom al in de allerdiepste duisternis en heeft het van een ware
God een zeer schandalige en armzalige voorstelling. Tot dit allerergste behoort
ook het vermoorden van boventallige kinderen; en degene die meer kinderen
verwekt heeft dan was toegestaan, wordt aan zijn geslachtsdelen verminkt.
Verder behoort tot het allerergste ook nog, dat er in dit land met ongehoorde
wreedheid wordt opgetreden tegen het binnendringen van het christendom. In dit
land kan zelfs een wedergeborene, toegerust met alle kracht om wonderen te
doen, zich niet eens wagen; hij wordt namelijk onmiddellijk als vreemdeling,
brenger van onheil en opruier van het volk met de wreedste dood bestraft. Er
hebben zich ook inderdaad gevallen voorgedaan, dat christelijke boodschappers
daar door Mij in leven zijn gehouden, dwars door de meest verschillende
manieren van sterven heen. Maar deze onmensen hebben dat allemaal als van nul
en generlei waarde beschouwd en hebben op die christelijke boodschappers
onverzadigbaar alle denkbare manieren van sterven uitgeprobeerd, totdat volgens
Mijn orde de maat vol was en Ik Mijn afgezanten moest wegroepen, om het
heiligdom niet nóg langer aan een dergelijke naamloze verachting prijsgegeven
te zien. Maar onthoudt dit: het moment dat deze vrije zetel van Satan
vernietigd wordt is niet ver meer; als jullie zullen horen dat de monarchie ten
prooi wordt gegeven aan andere volkeren, bedenk dan, dat het einde der dingen
niet ver meer is.
Kijk, in
dit verst gelegen morgenland zijn nog vele bevolkingsgroepen die niets van Mij
willen weten. Ik zal daar echter verder weinig boodschappers meer heen sturen,
alleen boodschappers van Mijn nabije gericht; en het zal net zo gaan als met
een vruchtboom in de herfst, waarbij het onrijpe fruit samen met het rijpe
geplukt wordt. Het rijpe wordt bewaard voor de tafel van de Heer, maar het
onrijpe wordt in de pers gegooid en daar stuk gestoten; het weinige sap wordt
er nog uitgehaald om te verzuren en de droesem wordt voor de varkens gegooid.
En het zal zijn als bij een gezinshoofd, op wiens akker de tarwe rijp is
geworden. Werkelijk, hierbij wordt niet naar de rijpheid van het onkruid
gekeken, maar het zal samen met de tarwe van de akker gehaald worden - maar
daarna zal het door de dienaren van de tarwe gescheiden worden. Deze zullen het
in bundels bij elkaar binden en laten verdrogen op het open veld en het daarna
aansteken en volkomen laten verbranden, zodat al het zaad van het onkruid
vernietigd wordt; maar Mijn tarwe zullen zij in de schuren van het eeuwige
leven brengen. Kijk, daarom moeten ook jullie je er niet aan storen, ook al
treffen jullie nog zo veel onrijp fruit en zo veel onkruid tussen de tarwe aan.
Denk niet dat Ik daarom Mijn dag zal uitstellen, maar echt, Ik zeg jullie: Ik
zal die alleen maar bespoedigen, ter wille van de uitverkorenen. Want wanneer
in die tijd van de laatste voorbestemde rampspoed deze dagen niet verkort
zouden worden, zouden werkelijk zelfs de levenden het leven verliezen!
“Wees dus niet
bezorgd, en gebruik deze mededeling niet al te zeer als een letterlijke blik op
de wereld die vol is van vuiligheid, maar gebruik hem veeleer voor jullie eigen
innerlijke blik; want Ik geef jullie dit met de bedoeling dat jullie de wereld
in jezelf zullen herkennen en leren haar te verachten en uit liefde voor Mij te
ontvluchten. Maar pas aan het einde van het laatste uur wil Ik de bedekking
voor jullie ogen wegtrekken, en dan zullen jullie geheel en al zien waar Ik met
deze twaalf uren eigenlijk heen wil. Amen”.
Nog iets over Japan[18], als aanhangsel bij het negende uur.
Japan
bestaat uit de eilanden: 1. Sachalin[19], 2. Jesso of
Hokkaido, 3. Nippon of Honsjoe, 4. Xikoto of Sjikoku, 5. Kinsin of
Kiusju, en is het dichtstbevolkte land op aarde.
Het is
qua oppervlak bijna net zo groot als Groot Brittanië.
De
(huidige) Japanners bestaan alleen uit Mongolen, Maleiers en een klein aantal
oerbewoners; ze zijn absoluut niet verwant met de Chinezen en overtreffen dezen
in alles - zowel in ontwikkeling als in wreedheid.
Wat er
ook veel toe bijdraagt dat zij in de meest uiteenlopende wetenschappen de
Chinezen verre overtreffen, is het feit dat zij in hun taal maar 48 eenvoudige
letters hebben, de Chinezen daarentegen ongeveer 50.000. Hun taal is heel
soepel en buigzaam, hun religie een geraffineerd heidendom en hun wetten in
zeer hoge mate tiranniek.
Er
bestaan 10 zogeheten kasten onder de bewoners, en voor elk daarvan bestaan
enkele vaste, onveranderlijke wetten en bovendien nog willekeurige,
veranderlijke wetten. Aan iedereen is zeer strikt een gebied toegewezen, waar
hij zonder verleende vrijheid niet uit weg mag gaan; die vrijheid bestaat in
een soort arbeids-vakantie.
De
belangrijkste plaatsen zijn: Jeddo of Tokio, aan de rivier de Tonkai, met
280.000 huizen en meer dan 1 miljoen inwoners; het is tevens de dichtstbevolkte
stad op aarde. Rio of Kyoto met 140.000 huizen en bijna 1 miljoen inwoners.
Nagasaki, een havenstad, met 10.000 huizen en bijna 100.000 inwoners. Mastmaj
of Fukujama met 6000 huizen en 60.000 inwoners.
De
noordelijke punt van het eiland Sachalin is door de Engelsen Kaap Elisabeth
genoemd, in de westelijke helft van dit eiland is dat Kaap Patience. Dit meest
noordelijke en ook armste eiland wordt door de Straat van La Pérouse van het
eiland Hokkaido gescheiden. Op de zuidwestelijke punt van het eiland Hokkaido
ligt de stad Mastmaj of Fukujama. Het eiland Hokkaido wordt door de Straat van
Sangar of Tsugaru gescheiden van het eiland Nippon.
Dit
middelste en grootste eiland is tegelijkertijd het residentie-eiland. Hier
bevindt zich een grote haven, genaamd Namba, die geen stadsrechten heeft;
vervolgens de residentie Jeddo of Tokio met een grote haven, die beschermd
wordt door de huiveringwekkende Kaap King, en dan de bergstad Rio of Kyoto, de
grootste fabrieksstad van de Japanners. Dit eiland is tevens het meest
bergachtige, terwijl het noordelijke eiland Sachalin het meest vulkanische is.
Het eiland Sjikoku is om zo te zeggen bijna alleen een uit de zee stekende
berg, en daarom ook dun bevolkt. Het eiland Kiusju met de havenstad Nagasaki is
daarentegen evenwel weer overbevolkt. Dit eiland heeft de strengste wetten en
is alleen voor de Nederlanders toegankelijk, en wel alleen op het eilandje dat
voor Nagasaki ligt en Guelport heet - een naam die afkomstig is van de
verdreven slechte Portugezen en Spanjaarden.
Iets
boven de noordwestelijke helft van het eiland Nippon bevindt zich nog het
tamelijk grote eiland Sado, dat een toevluchtsoord is voor de oerbewoners, die
hier enige voorrechten genieten. Ook hebben zich op dit eiland enkele
Portugezen teruggetrokken; maar die mogen niet meer weggaan en zij moeten alles
van Japan en de volle maan aanbidden.
De gehele
bevolking van Japan bedraagt ongeveer 40 miljoen mensen, en 4/7 deel daarvan is
van het vrouwelijk geslacht. Behalve op het gebied van mechanica, wiskunde,
zeevaartkunde, geografie en astronomie hebben zij een voorsprong op de volkeren
op aarde, en zij zijn in het bezit van grote rijkdommen en geheimen. De
bewoners van Sado bezitten af en toe nog het tweede gezicht, en hebben nog
kennis uit de oertijden van Meduhed[20]. Hun aantal
bedraagt 3 miljoen mensen, zonder de Portugezen, wier aantal slechts enkele
duizenden bedraagt.
Dit alles
moge jullie dienen tot een nauwkeuriger overzicht van dit land, en kan
toegevoegd worden aan het ‘negende uur’. Amen!
Tiende uur
Nadat wij
nu in vogelvlucht het buitenland hebben bekeken met betrekking tot de morele
cultuur ervan, willen wij ons naar de vaderlandse bodem wenden. Ik zeg vaderlandse, in de eerste plaats omdat
jullie daar geboren zijn, maar in de tweede plaats vooral omdat Ik op die bodem
toch het meest bekend ben door het christendom, dat evenwel zeer verbrokkeld en
geheel en al ontaard is. Er zouden op aarde nog veel landen zijn, zowel op de
continenten als op de eilanden; maar het gaat er hier niet om jullie een nieuwe
statistiek en beschrijving van de aarde te geven, maar veeleer om jullie geest
te wekken, opdat die des te gemakkelijker zijn eigen inwendige statistiek kan
zien en begrijpen en de overeenkomstige boosheden in zijn eigen naaste omgeving
kan herkennen. En dus is dat wat er tot nu toe over de vreemde landen is gezegd
voldoende.
Wat de
bijzonderheden van nog andere bekende grote landen en rijken betreft - zoals
het keizerrijk China en ook andere landen, die deels tot dit rijk behoren, maar
ook eilanden die tot het werelddeel Azië, Australië en ook Afrika behoren,
evenals het grote keizerrijk Brazilië met de rest van Zuid Amerika en al de
eilanden, die tot dit werelddeel worden gerekend of ook onder een andere naam
bestaan - kijk, dat alles kunnen jullie, voorzover nodig, toch wel te weten
komen. Maar op grond van verscheidene overwegingen kan Ik het jullie niet op
het tableau tonen; want aangezien de afgoderij in zulke landen de volkeren in
een te sterke mate verpest heeft, zouden jullie daar echt geen voordeel uit
halen, maar door de aanblik van het beeld zouden jullie zelfs meer vergif dan
zegen in je opnemen.
Een
andere overweging is, dat Mijn heiligheid het niet aangenaam vindt en het
krachtens Mijn orde ook niet mogelijk is om de blik der liefde van jullie kant
op die slechtheid te richten, omdat vanaf het eerste moment dat zo’n land
ontdekt werd door een natie die Ik haat, Mijn vloek op die landen gelegd is; of
omdat ze reeds sinds de oude tijden zo ontaard en gruwelijk geworden zijn dat
één blik van Mij, al is het ook maar op het overeenkomstige beeld, hen
ogenblikkelijk zou vernietigen.
Want de
gruwelijkheid van de handelwijzen in deze landen is zo ongehoord dat jullie
door een beschrijving daarvan, in het bijzonder wanneer Ik jullie de inwendige
toestanden ook maar enigszins uiteen zou zetten, zózeer zouden ontstellen dat
niet één van jullie de kracht zou hebben om de pen verder te hanteren. Daarom
laten wij die landen onaangeroerd en, zoals reeds gezegd, nemen wij innerlijk
in ogenschouw wat jullie en Mij in ieder opzicht nader ligt. Het zal jullie
moeilijk vallen te geloven dat er onder de genoemde en deels ook met opzet niet
genoemde landen streken zijn, waarvoor zelfs Mijn vloek te heilig is en die die
dus letterlijk niet waard zijn. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen. Maar jullie
zullen nu wel begrijpen waarom Ik Mij niet inlaat met een nadere uiteenzetting
van zulke plaatsen op aarde; want waar Satan in alles en iedereen zijn
heerschappij volkomen gevestigd heeft, werkelijk, het is niet goed om daarnaar
te kijken. En ook al zou Ik jullie zulke gebieden op Mijn tableau vertonen, dan
zouden jullie echt niets anders zien dan een zwarte en hier en daar geheel
gloeiende aarde. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen.
Kijk dus
maar liever naar het tableau en probeer het land te herkennen wat zich nu aan
jullie blikken vertoont. Kijk maar eens goed. Aan welke kant ligt het land?
Nee, het ligt helemaal in het noorden; kijk maar, daar hebben jullie het al.
Hoe zouden jullie het ook niet direct hebben kunnen herkennen? De wijd uitgestrekte
ijs- en sneeuwvelden vertellen jullie immers luidop de naam: Rusland. Zie hoe
dit zeer grote rijk zich over bijna drie werelddelen uitstrekt en tevens, wat
de oppervlakte betreft, het grootste land op aarde is dat door een
alleenheerser geregeerd wordt. Zie hoe het er hier uitziet, in het bijzonder in
de noordelijke gedeelten, alsof de eeuwige vrede daar haar zetel gevestigd zou
hebben. Maar je kunt niet altijd op de schijn afgaan; want ook hier zijn er
vele stormen in de gemoederen van de bewoners van het noorden. Niet alleen
omdat zij in ontwikkeling achterlopen bij de overige volkeren van Europa, maar
zij lopen in nog heel veel andere opzichten achter bij het betere deel van
Europa - en dit bestaat in het feit dat men van de zijde van de regering nog
veel te weinig heeft gedaan om tenminste dat christelijke licht, dat dit rijk
in het algemeen eigen is, intenser te laten stralen.
Deze hier
genoemde onvrede is dus veeleer een morele onvrede dan een politieke; want voor
de mens kan er in geestelijk opzicht geen sussender toestand bestaan dan
wanneer een hele vuurstroom van smerig bijgeloof met een vonkje van het
christendom wordt verbonden. En dan is het gemakkelijker om de door en door
duistere heidenen toegankelijk te maken voor de zuivere waarheid, dan zulke
heidens geworden christenen. En deze toestand - kijk maar hier op het tableau -
strekt zich bijna ononderbroken uit over het hele noordelijke deel van dit
land. Maar bij dat alles is de wetgeving van dit rijk nog zodanig, dat daarin
de waarheid, weliswaar onder bepaalde voorwaarden, nog ongehinderd toegang
heeft.
Wanneer
er ergens een heerser een land regeert en probeert om het binnen deze grote
invloedssfeer van hem zoveel mogelijk in zichzelf tot eenheid te brengen, dan
is dat meer, ja, Ik zeg jullie, véél meer dan wanneer ergens in een nog zo
ontwikkelde staat een heerser enkel en alleen in naam regeert en zijn
onderdanen de ene constitutie na de andere grondwet geeft om maar niet van zijn
zeer geliefde troon verdreven te worden. Werkelijk, zo’n heerser is er niet
veel beter aan toe dan een misdadiger onder arrest; want alleen zijn blindheid
staat hem niet toe te zien in wat voor slavenketenen zijn constitutionele
volkeren hem geklonken hebben. In de gouden keten ziet hij niet, dat hij een
geketende is; maar ook een gouden ketting is een metalen ketting, en bij zulke
massieve schakels is die vaak tien keer zo zwaar als de ijzeren ketenen van een
misdadiger.
En zo is
er voor ons niet veel opmerkelijks meer te zien op deze bevroren vlakten,
behalve dat er helemaal in het noorden, tegen het gebergte dat de Oeral genoemd
wordt, enkele geheel vereenzaamde families wonen, die het tweede gezicht
bezitten.
Dit
tweede gezicht is echter geen teken van een meer gewekte geest, maar het heeft
zijn grondslag enkel en alleen in een enigszins verhoogd zieleleven, en is over
het algemeen het eigendom van verfijnde mensen die gedwongen zijn voortdurend
in grote armoede en natuurlijke afzondering van de wereld te leven. Dat dit
tweede gezicht met het geestelijk gewekt zijn helemaal geen verwantschap heeft,
kunnen jullie duidelijk genoeg zien aan de omstandigheid dat ook zelfs dieren
het vermogen tot zo’n tweede gezicht hebben; de individualiteit van hen draagt
doorgaans niets geestelijks in zich, maar wel een ziel die verder ontwikkeld
kan worden.
Jullie
zullen nu natuurlijk vragen wat voor realiteit datgene bezit, dat zich in het
tweede gezicht aanschouwelijk vertoont? Het zal helemaal niet moeilijk zijn om
dit probleem voor jullie op te lossen. Wanneer jullie nog midden in de winter
verkeren en de starre velden van sneeuw en ijs jullie van alle kanten
huiveringwekkend aanzien, ja, wanneer jullie bovendien nog gedwongen zouden
zijn in koude vertrekken te wonen, zeg eens, zouden jullie dan niet geweldig
naar het voorjaar en de zomer beginnen te verlangen? En zal de fantasie van
jullie ziel niet bij voorkeur mee bezig zijn om jullie het voorjaar en de zomer
in een beeld voor de geest te brengen? Kijk, dit sterk verlangende, als het
ware plastische voorgevoel is de eerste trede van het tweede gezicht, en heeft
zijn grondslag in het zachte etherische langs waaien van datgene, wat de ziel
in haar terneergedrukte toestand als weldadig verwacht. Wanneer iemand nu meer
en meer in zichzelf zou keren, zou hij op zijn minst ‘s nachts niet zelden de
situaties van het voorjaar en de zomer als vage droombeelden aan zich voorbij
zien trekken.
Maar
wanneer een ziel wellicht nog meer benauwd raakt door moeizame omstandigheden,
dan gebeurt er met haar hetzelfde als bij het experiment, waarbij de lucht te
sterk wordt samengeperst: ze ontbrandt, en treedt buiten de lichamelijke sfeer.
Nu zijn er in de zichtbare ruimte net zo goed werkingen en bewegingen van de
ziel als er in de wijde lichtruimte werkingen en bewegingen van licht zijn. Het
verschil is alleen dat de trillingen van het licht zich langs natuurlijke weg
alleen maar rechtlijnig kunnen voortplanten; daarentegen komen de die van de
ziel meer overeen met trillingen van het geluid, en ze kunnen zich in alle
denkbare richtingen en ook met alle denkbare krommingen voortplanten, met een
snelheid die groter is dan die van elektriciteit.
Stel je
nu eens een of ander feit voor, van welke aard dan ook; daar liggen in feite
altijd drie voorwaarden aan ten grondslag: een materiële, een psychische[21] en een
geestelijke. Wat de eerste voorwaarde betreft, kan het feit pas door de
lichamelijke ogen waargenomen worden wanneer het plaats vindt, en wel op een
zodanige afstand die door het lichamelijke gezichtsvermogen bereikt kan worden.
Wat de psychische voorwaarde betreft: jullie zullen zonder veel nadenken wel
inzien dat een feit eerst van tevoren in de ziel moet gebeuren, voordat het in
de lichamelijke wereld treedt. Maar als de ziel nu van haar bedekking bevrijd
is, kan zij vanwege de snelle voortplanting van de ziel zo’n feit vaak
waarnemen, al geruime tijd voordat zoiets pas tot materiële werkelijkheid
wordt; of zij kan ook achteraf een voorgevallen feit waarnemen, net zoals
jullie een verre echo horen. Ten overvloede wil Ik hier ook nog drie kleine
voorbeelden aan toevoegen over het schouwen van de mens.
Als
iemand die het tweede gezicht heeft bijvoorbeeld een onbekend lijk voorbij ziet
gaan, terwijl de mens die hij kent nog helemaal gezond en wel is en pas een
paar maanden daarna sterft, dan vindt dit op de volgende, gemakkelijk te
begrijpen wijze plaats. De ziel van degene die gaat sterven voelt het naderende
oplossen van haar omhulsel aan, in het bijzonder op een moment waarop zij door
een merkbaar uittreden haar behuizing, die rijp is om ineen te storten,
zuiverder en juister beziet. In deze toestand treft zij dan reeds alle
noodzakelijke voorbereidingen en ceremoniën voor de overgang; maar
tegelijkertijd verkeert ook de ziel van een ander mens in zo’n verhoogde toestand,
en die ziet de gehele gebeurtenis die de ziel van die ander voor zichzelf reeds
beschikt heeft, en dat allemaal op de jullie nu al bekende wijze van mededelen
van de ziel. Kijk, op deze manier worden dergelijke dingen door de ziel
voorzien, net als de lichamelijke ogen de dingen zien die juist gebeurd zijn.
Als
tweede voorbeeld: Een ziel ziet ergens op grote afstand iets gebeuren. Ook dit
schouwen vindt op dezelfde wijze plaats; want wanneer er ook maar iets gebeurt
waar mensen tegenwoordig zijn, als enkel toeschouwers of als gelukkige of
ongelukkige betrokkenen, dan is er toch ook niets natuurlijker dan dat een
dergelijk feit onmiddellijk in het zieleleven van de anderen wordt opgenomen en
zich vervolgens als een zeer teer, magnetisch fluïdum in de sfeer van de ziel
vaak verscheidene duizenden uren ver voortplant, al naar gelang de omvang en
aard van het feit. En wanneer zich dan ergens een mens zich in zo’n verhoogde
zieletoestand bevindt, neemt hij dergelijke trillingen direct waar en krijgt
hij door de variaties in trillingen een visioen, op dezelfde manier als een
materieel beeld lichamelijk aanschouwelijk wordt voor het materiële oog door de
variaties in de trillingen van het licht van het voorwerp, waar zij vanuit
gaan.
Als derde
voorbeeld kan men het geval nemen, dat een gebeurtenis, waarbij verscheidene
mensen zullen verongelukken, nog niet heeft plaatsgevonden. Dit soort gezicht
is weliswaar iets zeldzamer, maar komt desondanks voor, net als de andere
gevallen. Dit gezicht is op te volgende wijze te begrijpen: wanneer een ziel in
bijzondere gevallen in een verhoogde toestand raakt, wordt ook de daarin
wonende geest gewekt, zij het natuurlijk maar voor een korte tijd. In de
geestelijke bestemming liggen echter alle feiten onvergankelijk vastgelegd, zowel
die al gebeurd zijn als de toekomstige. Nu kan het schouwen hiervan op twee
manieren plaatsvinden, namelijk: de desbetreffende persoon ziet het eerst
vanuit zijn geest. Dat wat hij ziet gaat natuurlijk over in zijn ziel; maar als
het in de ziel is overgegaan plant het zich ook volgens de jullie bekende
wetten voort, en als zich dan ergens een mens in een verhoogde zieletoestand
bevindt, ziet deze dit in zekere zin prognostische feit ook, samen met alle
omstandigheden die zich daarbij zullen voordoen, en dit schouwen is dan de
tweede manier om zo’n gebeurtenis, die nog plaats moet vinden, te zien.
Dat zo’n
mens ook zielen van gestorven mensen kan zien, wanneer deze zich willen en
kunnen laten zien, hoeft echt niet nader vermeld te worden. Kijk, dat is het
hele wezen van het tweede gezicht, en daaruit kunnen jullie direct opmaken dat
het gewekt zijn van de geest daarvoor helemaal niet vereist is; bovendien is
het schouwen van de geest ook heel verschillend van dat van de ziel. Zoals het
waarnemen van het lichaam zich echter verhoudt tot het schouwen van de ziel, zo
verhoudt zich ook het schouwen van de ziel tot dat van de geest. En zoals het
waarnemen van het lichamelijke oog verscherpt kan worden met behulp van
materiële hulpmiddelen zoals allerlei optische instrumenten, kan ook het
schouwen van de ziel verhoogd worden door middelen, die van nature met de ziel
overeen komen. Deze middelen zijn natuurlijk een sterk en ongeveinsd geloof,
een vaste wil en daardoor een minstens voor helft gewekte geest. En zoals het
schouwen van de ziel daardoor verhoogd kan worden, zo kan ook het gezicht van
de geest tot in het oneindige versterkt worden, en wel door middelen, die de
grote Ziener jullie door Zijn leer geleerd heeft - en deze grote Ziener is
Degene, Die jullie daar nu aan herinnert.
Jullie zullen bij jezelf denken: waar blijven,
bij al deze uitleg, eigenlijk de Europese staatstoestanden, die jullie al
eerder verwachtten? Daarop zeg Ik jullie alleen maar: als jullie die andere
gruwelijke toestanden voldoende hebben leren kennen, kunnen jullie er wel
tevreden mee zijn wanneer het er in jullie landen ook niet al te best toegaat,
maar de omstandigheden desondanks nog zodanig zijn dat iemand, die beter wil,
geen belemmeringen ondervindt om beter te zijn, beter te handelen en goed te
doen. Op deze aarde bestaat er nergens meer een paradijs, wat tegelijkertijd
lichamelijk en geestelijk is. Maar iedereen kan het in de geest bereiken,
wanneer hij het maar wil; want ook al heerst er ergens in een land duisternis,
dan is dat als hindernis niet erg van belang. En ook al heeft de duisternis
zich nog zo diep uitgestrekt over de dalen en bergen, dan zal die toch niets
kunnen uitrichten, wanneer de zon eenmaal begonnen is op te gaan.
Maar erg
is het alleen maar in die landen, waar absoluut geen vrijheid gebruikelijk is,
net als in onderaardse gewelven, spleten en gangen. Dan kunnen er duizend
zonnen opgaan in plaats van één, maar dan zal hun licht desondanks niet eerder
in staat zijn om in zulke verharde diepten door te dringen, dan wanneer de
straal van de hoogste verbrandingsgraad de aarde tot in haar middelpunt in
ether heeft veranderd.
En zo
zullen wij in de nog resterende twee uren ook heel andere dingen vinden dan
jullie van tevoren verwacht hebben, en tenslotte zullen jullie zelfs moeten
erkennen dat degene, die het laatst lacht, er het beste voor staat. Wanneer
jullie dan al deze uren in een heel ander licht zullen zien, wat Ik met een
kleine instelling in Mijn kamera tot stand zal brengen, zullen jullie inzien
dat Ik jullie geen professoren in de statistiek heb willen maken, maar heel
andere professoren, die in staat zijn ver boven het vak van statistiek uit te
kijken. Wat dus in het volgende uur aan de orde zal komen, zullen jullie dan
ook pas in het volgende uur te horen krijgen. Kwel jezelf niet met raden, en
maak geen vergelijkingen met Mijn statistische aanduidingen; want van dat alles
zullen jullie moeten erkennen dat het volkomen vruchteloos is.
Maar
wanneer jullie iets bedenken, bedenk dan dat Mij aan Europa, Azië, Afrika,
Amerika, Australië en alle genoemde eilanden en al hun morele en politieke
toestanden bij elkaar zo goed als niets gelegen is; maar waarvoor Ik de beelden
daarvan voorzover noodzakelijk voor jullie - alléén voor jullie - gebruikt heb,
kijk, dat zullen de nog volgende twee uren jullie getrouw duidelijk maken,
zoals het tweede gezicht in dit uur, en nog getrouwer dan dat. Amen.
Elfde uur
Jullie
hebben in Mijn Boek het verhaal[22] van de verloren
zoon gelezen, en jullie zullen dit verhaal niet slechts één keer, maar al vaker
gehoord en gelezen hebben. Maar Ik zeg jullie, dat er in het hele Boek geen
vers en geen hoofdstuk is, dat iets groters bevat dan het stuk over de verloren
zoon. Ook zal er niet gemakkelijk een tekstgedeelte te vinden zijn dat voor jullie
moeilijker te begrijpen is dan juist dit. En dat heeft een oorzaak die jullie
moeten kennen, omdat die van het grootste belang en op zichzelf een absoluut
noodzakelijke sleutel tot de innerlijke beschouwing is.
Deze
oorzaak nu is de volgende: De ene keer zeg Ik vanuit Mijn wijsheid door de
liefde verheven dingen, maar dan vanuit de liefde door het licht der wijsheid
weer dingen die kleingeestig schijnen te zijn. Onthoudt nu dat jullie in het
eerste geval slechts zoveel geboden wordt als jullie huidige individualiteit in
staat is te verdragen; maar in het tweede geval wordt jullie een verhulde
oneindigheid gegeven, met de eindige ontwikkeling waarvan eeuwigheden nog niet
klaar komen. En kijk: ook de ‘verloren zoon’ is zo’n bekrompen lijkende gave;
ja, Ik zeg: als jullie zouden weten wat er achter de verloren zoon steekt,
werkelijk, dan zouden aartsengelen bij jullie in de leer komen.
In de
voorafgaande tien uren heb Ik jullie veel dingen getoond van hoe het in de
tegenwoordige tijd op aarde toegaat, waarbij Ik de allergrootste
schandelijkheden overigens nog jullie voor verzwegen heb. Ik heb jullie het
gebrekkige van de jurisprudentie in het algemeen laten zien; Ik heb jullie de
krankzinnigheid van Azië laten zien, evenals het barbarisme van Afrika; Ik heb jullie
de schanddaden van Amerika laten zien, natuurlijk maar een klein gedeelte
ervan; Ik heb jullie de rechtspleging van Engeland getoond, met name in zijn
buitenlandse betrekkingen, evenals de behandeling van de misdadigers op de
kusten van Australië.
Zo heb Ik
jullie ver in het zuiden een mishandeld land getoond, zoals het was en zoals
het grotendeels nog is. Toch moet Ik jullie bij dit land nog op iets opmerkzaam
maken, en wel in de eerste plaats dat jullie vooral dubbele aandacht moeten
hebben voor wat Ik over dit land gezegd heb, en in de tweede plaats dat jullie
datgene, wat Ik over dit land gezegd heb, beslist niet letterlijk moeten
opvatten; het vervolg zal jullie laten zien waarom. Verder heb Ik jullie nog de
uiterst tirannieke, strenge omstandigheden van andere eilandstaten en met name
die van Japan laten zien, en ook in het kort nog iets over de noordelijke staat
Rusland.
Hoewel de
zaken er in de wereld weliswaar inderdaad zo voorstaan, heb Ik desondanks deze
omstandigheden niet aan jullie verteld om jullie daaruit te laten zien hoe het
overal op de wereld toegaat, want zulke en nog duizendmaal ergere dingen zullen
jullie in de toekomst toch wel maar al te vaak te lezen krijgen. Maar de reden
dat Ik jullie deze dingen heb meegedeeld, is alleen maar dat jullie daaruit het
grote geheimenis van de verloren zoon enigszins dieper zouden kunnen leren
kennen, tot jullie zeer grote voordeel.
Nu denken
jullie natuurlijk: wat heeft de verloren zoon eigenlijk met al deze wereldse
wreedheden te maken? En jullie zijn nieuwsgierig, hoe de verloren zoon zijn weg
uit dit hele labyrint van de wereld zal vinden. Maar Ik zeg jullie, het is nog
gemakkelijker om in al deze taferelen de verloren zoon te ontdekken en hem te
begrijpen, dan dat een kameel door het oog van een naald gaat.
Om het
geheel te begrijpen is het noodzakelijk, dat jullie in de eerste plaats te
weten komen wie eigenlijk deze verloren zoon is. Als Ik jullie de verloren zoon
zal tonen, ook al is het alleen maar met zijn naam, werkelijk, dan zouden jullie
met een meer dan zevenvoudige blindheid geslagen moeten zijn als jullie niet op
hetzelfde ogenblik zouden merken, dat er een grote bedekking van jullie ogen is
weggenomen. En bereid je nu voor en hoor de naam! Zie, hij heet ‘Lucifer’! Kijk, deze naam bevat in kort
bestek de gehele, voor jullie eeuwig onbevattelijke en eindeloze betekenis van
de verloren zoon.
Bedenk
nu, dat het geheel van de huidige mensheid bijna alleen maar de ledematen van
deze ene verloren zoon uitmaakt, en wel met name de mensen die uit Adams
niet-gezegende lijn afstammen. Kijk, deze verloren zoon heeft het hele
vermogen, dat hem toekwam, meegenomen en verspilt het nu gedurende voor jullie
begrippen te wijd uitgestrekte tijdruimten. Uit het verhaal van de verloren
zoon weten jullie wat zijn uiteindelijke lot was. Overzie nu eens al deze
omstandigheden op de wereld: werkelijk, jullie zullen niets anders zien dan het
uiteindelijke lot van de verloren zoon, op zeer grote schaal.
Kijk naar
de gebrekkige rechtspleging: wat denken jullie dat hiervan de reden zou kunnen
zijn? Werkelijk niets anders dan de lichtzinnigheid en de daaruit voortgekomen
afstomping van het geweten. Kijk nu weer eens naar de verloren zoon, of dit bij
hem soms niet het geval was, toen hij het huis van zijn vader verliet? Bekijk
de krankzinnigheden van Azië: wat zijn dat anders dan de natuurlijke gevolgen,
die in de loop der tijd langzamerhand tot het huidige toppunt van gruwelijkheid
zijn gekomen? Ga nu maar weer verder naar Afrika: neem de verloren zoon aan de
hand mee, en wanneer jullie daar nu een enigszins gescherpte geestelijke blik
op werpen, zullen jullie dan niet met een wonderbaarlijke getrouwheid ontdekken
- niet alleen in de huidige gesteldheid, maar in alle denkbare situaties van
dit land, ja, Ik zeg: niet alleen van Egypte, maar van heel Afrika, en
natuurlijk niet alleen in of uit datgene, wat de huidige tijd biedt, maar
gedurende alle tijden tot waar de gedachte van een mens ook maar mag reiken en
nog verder - dat de verloren zoon zich in dezelfde omstandigheden bevond, toen
hij zijn vermogen verspild had en hij tevens op alle mogelijke manieren bedacht
hoe hij weer een of ander bezit zou kunnen verwerven, dat zou lijken op zijn
vroegere bezit? Alleen: zie maar eens waar al die vruchteloze barbaarse inspanningen
van dit hele werelddeel allen, die daar rijk willen worden, toe brengen!
De
geschiedenis van het verleden zal jullie veel tonen, en precies hetzelfde toont
jullie onherroepelijk de tegenwoordige tijd van dit gehele werelddeel. Want Ik
zeg jullie: niet alleen in ieder individueel mens, niet alleen in ieder
afzonderlijk volk, maar in het hele werelddeel van het eerste tot het laatste
zandkorreltje, ja, van de eerste tot de laatste zonnestraal, in alle
landstreken, bergen, rivieren, woestijnen en dieren wordt de situatie van de
verloren zoon getrouw weergegeven, vanaf het begin van de oergeschiedenis tot
in de huidige tijd en nog verder.
Neem nu
de verloren zoon weer bij de hand, maar vergeet niet om hem op deze reis
slavenketenen aan te doen, en ga met hem naar Amerika. Werkelijk, jullie zouden
blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, wanneer jullie hem daar
niet in elke voorstelbare nuance duizendvoudig versterkt zouden aantreffen.
Hier hoef Ik jullie niet meer te zeggen dan dat het noorden van Amerika zijn
innerlijk, maar het zuiden zijn uiterlijk voorstelt, en dat is de reden dat dit
land reeds in zijn uiterlijke vorm een insectachtige uitgehongerde gestalte van
de verloren zoon voorstelt. Wie oren heeft, die hore, en wie ogen heeft, die
zie. Jullie zullen allemaal wel weten hoe het de verloren zoon in zijn laatste
periode vergaan is, toen de innerlijke heilige vonk van Afrika in hem gewekt
werd; in Australië vindt hij een werkgever die hem niet eens het voer van de
varkens gunt, zodat hij genoodzaakt is om zijn maag te vullen met alles wat hij
maar tegenkomt. Nu zullen jullie denken: wat zal de verloren zoon eigenlijk in
Nieuw Zeeland doen? We hoeven hem helemaal niet naar Nieuw Zeeland te sturen,
maar het zal ons werkelijk niet al teveel moeite kosten om Nieuw Zeeland aan de
verloren zoon zelf te herkennen. Let maar op: het zuiden betekent het meest
uiterlijke van de mens. Kijk nu eens even naar de verloren zoon, hoe hij in
deze laatste afschuwwekkende beproevingsperiode nu niet bepaald volgens de
nieuwste Parijse modebladen gekleed gaat: alleen schamele en vieze lompen
bedekken zijn schaamdelen.
Kijk
eens, daar hebben wij al de getrouwe landkaart, die om de naaktheid van onze
verlorene wappert. Laten we onze verloren zoon eens uitrekken ofwel vergroten,
en bij die gelegenheid ook een kort observerend bezoekje brengen aan de
christelijke kerk zoals die tegenwoordig bestaat. Lijkt die niet op dit land?
Jullie kunnen het bekijken zoals jullie willen, geestelijk, zoals Ik het jullie
heb laten zien, of materieel, zoals jullie het ergens beschreven kunnen vinden:
werkelijk, jullie zouden alweer blinder moeten zijn dan het middelpunt van de
aarde, wanneer jullie de overeenkomst zou ontgaan tussen dit land en de vodden
van de verloren zoon, en tussen deze en de kerk. Zoals de wind daar, op de
juiste manier opgevat, de armzaligheid van de bewoners verwaait, zo doet de
wind dat ook met de half vergane lompen van de verloren zoon, en hetzelfde doen
de heilige winden van boven nu met die kerkelijk sekten, die allemaal zonder
uitzondering meer heidens dan christelijk zijn. Er zal nu van jullie kant geen
al te diepe wiskundige kennis nodig zijn om te zeggen welk uur van de grote dag
het nu is!
Wanneer
jullie nog een blik op Japan werpen, kunnen jullie dat op je vingers natellen
en met de allerduidelijkste tekenen de innerlijke benauwdheid van de verloren
zoon en ook van de tegenwoordige kerkelijke omstandigheden, wat hun inwendige
betreft, meer dan glashelder aantonen. Meer hoef Ik jullie hierover niet te
zeggen.
Wat
zeggen jullie tegen een erg ziek mens, wanneer zijn voeten koud zijn geworden
en koude zweetdruppels op zijn hoofd parelen? Werkelijk, er is geen medisch
examen voor nodig om in zekere zin met een profetische geest te kunnen zeggen:
nog maar een paar moeizame hartslagen, en de gekwelde en levensmoede mens is
uitgeworsteld!
Bevoel in
de eerste plaats maar eens de voeten van de verloren zoon in het zuiden van de
aarde, bevoel in de tweede plaats eens zijn hoofd in het grote rijk van het
noorden, en leg daarna je hand op het oude, vermoeide kerke-hart: werkelijk,
jullie zouden alweer blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, als
jullie niet op je vingers zouden kunnen uitrekenen het hoeveelste uur van de
grote dag het nu is!
Jullie
zullen je van het vorige uur nog heel goed kunnen herinneren, hoe jullie het
‘tweede gezicht’ meegedeeld en uitgelegd werd. Jullie zullen nu wel denken: zou
dit tweede gezicht ook met de verloren zoon nog een of andere geestelijke
verwantschap hebben? O Mijn geliefden! Wanneer Ik iemand iets geef, geef Ik het
niet zoals de mensen, die zelfs met de beste wil van de wereld nooit iets
helemaal kunnen geven, maar Ik geef altijd iets helemaal. En dus zeg Ik tegen
jullie: juist met dit tweede gezicht zal het hele geval jullie pas duidelijk
worden, en daarna zullen jullie je ook geen minuut meer vergissen bij jullie
berekening.
Laten wij
nu weer naar onze verloren zoon terugkeren, en laten we even toekijken hoe hij
met de zeer grote nood van de dood worstelt. Zie zijn ziel, hoe die op één punt
is samengedrongen; en werkelijk, zover moet het ook komen! Maar kijk: nu
gebeurt er met de ziel van de verloren zoon datgene, wat Ik jullie verteld heb
over de zielen die daardoor het tweede gezicht krijgen. Zie: haar grote nood
verspreidt zich nu in snelle trillingen en deze bereiken het grote Vaderhuis,
en de trillingen van de van liefde vervulde Vader minnekozen de van angst,
ellende en nood vervulde trillingen van de verloren zoon. De ziel van de verloren
zoon ervaart zo’n heilig, zacht waaien vanuit het huis van de grote Vader.
Bemoedigd door deze heilige trillingen keert zij weer terug in haar half
vergane huis, verheft het weer, en wendt zich in de diepste, zichzelf
vernietigende deemoed naar het Vaderhuis - naar het Vaderhuis, aangezien jullie
weten dat de verloren zoon omgekeerd is. Maar wat gebeurt daar? Kijk: slechts
de lompen worden de zoon uitgetrokken en verbrand; de zoon zelf zal, zoals
jullie weten, weer opgenomen worden.
Kijk, nu
ligt het hele geheimenis van het profetische getal van de mens, dat tot op dit
moment niet onthuld was, open en bloot vóór jullie. Wanneer jullie nu enigszins
de omstandigheden van de tijd nagaan, werkelijk, dan zouden jullie meer dan
dood moeten zijn, wanneer jullie nu de heilige genadetrillingen nog niet gewaar
zouden worden, die nu in stromen van het heilige Vaderhuis uitgaan!
Ook
jullie zelf zijn ledematen van de verloren zoon! Spreidt jullie ziel wijd uit
en laat de geest in jullie ziel wekken, en wendt je net als de verloren zoon in
alle deemoed getroost naar het grote gebied van jullie liefdevolle Vader.
Werkelijk, Ik zeg jullie: Hij zal jullie halverwege tegemoet komen!
Zie, de
tijd van Mijn genade is bijna aangebroken, en daarom heb Ik jullie dit ook
gegeven, zodat jullie zullen herkennen dat het de grote tijd is waarover de
profeten hebben gezongen - ja, de tijd die met Mijn eigen mond vantevoren
verkondigd werd. Volhardt dus nog een korte tijd en verheug je, in groot
vertrouwen! Want waarlijk: het grote Vaderhuis is dichter bij jullie gekomen
dan jullie vermoeden!
Maar hoe
jullie de verloren zoon en al deze tijdsomstandigheden in jullie zelf kunnen
herkennen, hoe deze verloren zoon in ieder mens weergevonden wordt of liever
zichzelf weervindt, hoe de ‘grote mens’ in het klein gewonnen wordt, lieve
kinderen - dat zal het laatste uur jullie getrouw meedelen! Amen!
Twaalfde uur
Nadat we
in het elfde uur de verloren zoon van zijn opgang tot zijn neergang hebben
begeleid en belicht, de tijd hebben berekend, en ook bijna het uur hebben
vastgesteld dat van zijn ondergang moet getuigen, zullen wij in dit twaalfde
uur zien waar en hoe deze verloren zoon, door en door verdeemoedigd, weer in
het grote Vaderhuis terug zal keren.
Om dit
volkomen te begrijpen is het niet alleen voldoende dat wij het planetaire
stofje, dat aarde heet, enigszins overzien hebben. Maar we dienen - aangezien
Ik, zoals reeds gezegd, voor dit doel in jullie geestelijk bewuste ‘camera
obscura’ een kleine extra voorziening heb aangebracht - in deze nieuw
ingerichte ‘kamer’ nog een keer een nu enigszins verder reikende blik te
werpen. Maar Ik zeg jullie van tevoren: wees voorbereid; want deze aanblik zal
jullie iets laten zien, wat tot op dit moment nog geen mens in gedachten is
gekomen. Vanwege deze nieuwe voorziening zal, om zo’n groot beeld op te nemen,
het tableau zelf natuurlijk ook iets groter moeten worden en in plaats van een
horizontale positie, zoals eerst, nu een verticale positie innemen.
Kijk
eens: onze voorziening is getroffen. Richt jullie blikken naar het vergrote
tableau, dan zullen jullie direct het grote beeld daarop waarnemen. Want enkel
en alleen op deze wijze is het mogelijk om jullie de eindeloos uitgestrekte
schepping in één beeld voor ogen te plaatsen.
Kijk maar
goed naar het tableau; zodra Ik het woord ‘effata’ zal uitspreken, zullen
jullie het machtige beeld op het tableau zien. Nu dan, nu jullie blikken erop
gericht zijn, zeg Ik: ‘Effata!’.
Welnu,
wat vinden jullie van dit beeld? Inderdaad, jullie zien op dit tableau niets
meer of minder dan de duidelijke figuur van een mens, wiens lendenen nog maar
nauwelijks door enige lompen bedekt zijn en wiens haren, die er ongekamd
uitzien, van zijn hoofd tot halverwege zijn lichaam hangen. Inderdaad, jullie
zullen wel denken: ‘aan dit beeld is niet erg veel bijzonders te zien, behalve
dat het op dit tableau in een zeer kolossale vorm is weergegeven. Overigens zou
iedere enigszins ervaren tekenaar zo’n beeld met witte verf op een zwarte
ondergrond hebben kunnen ontwerpen’. Ik kan jullie daarop alleen maar zeggen
dat jullie voor de hand liggende conclusie niet juist is; en als jullie nog
iets dieper nadenken, kunnen jullie in deze witachtige figuur ook al gauw de
gestalte van de verloren zoon zien.
Maar
kijk, Mijn lieve kinderen! Het tableau is een beetje te ver weg geplaatst voor
jullie ogen; laten we daarom helemaal naar het tableau toe gaan. De gehele
gestalte hebben jullie immers nu al gezien, en daarom willen wij de verf,
waarmee deze figuur op het tableau is aangebracht, enigszins nader onderzoeken
en bekijken. Welnu, nu zijn wij bij het tableau. Kijk, dit zwak glimmende
oppervlak van een klafter breed is een deel van de voet van deze hele figuur.
Kijk er maar eens van heel dichtbij naar, en zeg Mij wat jullie daarop
ontdekken. Kijk maar heel nauwkeurig: inderdaad, jullie ontdekken uitsluitend
bijna aan elkaar geregen, kleine, zwak oplichtende bolletjes. Jullie weten dat
dit geen geschilderd beeld is, maar alleen maar een lichtbeeld van een
uiterlijk voorwerp.
Wat
denken jullie nu, dat deze bolletjes in werkelijkheid zijn? Kijk, Ik wil jullie
er niet langer naar laten raden. Maar wanneer jullie denken dat deze bolletjes
misschien getrouwe afbeeldingen zijn van ver verwijderde zonnen, planeten,
manen en kometen, dan moet Ik jullie toch zeggen: ‘Kinderen! Oordeel niet te
voorbarig, anders zouden jullie je geweldig kunnen vergissen!’ Maar voordat Ik
jullie het wezen van deze zeer nietige bolletjes onthul, moeten jullie eens
proberen om op een plekje zo groot als een linze deze bolletjes te tellen!
Wel, zijn
jullie al klaar? Ja, ja, Ik zie het al: jullie komen daar niet gemakkelijk
klaar mee; want op dit linze-grote plekje is een voor jullie nauwelijks te
benoemen groot aantal van zulke zwak lichtende puntjes aanwezig, en het zouden
er wel eens meer dan een triljoen kunnen zijn. En nu jullie je een beetje
vertrouwd gemaakt hebben met de verf, zeg Ik jullie waar zo’n puntje eigenlijk
een getrouwe afbeelding van is. Zoals gezegd, niet van zoiets als een zon of
een ander soort hemellichaam, maar elk puntje - of, zoals het zich aan jullie
geestelijke blik voordoet, als bolletje - is niets meer of minder dan de
afbeelding van een hulsglobe; en hoe het met een ‘hulsglobe’ gesteld is, hoef
Ik jullie niet meer te verklaren[23]. Laten we nu een
paar stappen terug doen, en weer de gehele figuur beschouwen.
Zie, hoe
het een volmaakte menselijke gestalte is. En aangezien jullie deze figuur nu
voldoende hebben bekeken, zeg Ik jullie: deze figuur stelt, vanuit en volgens
Mijn eeuwige orde, het universum voor en kan in zijn soort door niemand,
behalve door Mij, op deze manier in werkelijkheid gezien worden. En ook heeft
nog geen enkele geschapen geest dit beeld gezien, zoals jullie het nu gezien
hebben.
Maar Ik
zie alweer, wat jullie willen. Jullie zouden in deze mens wel graag jullie
aarde zien. Maar het is niet mogelijk jullie dat te tonen, zolang de hele
figuur op het tableau prijkt. Maar wacht maar even; want kijk, Ik ben een goede
opticien, en Ik wil in onze ‘camera’ dus eerst een verandering aanbrengen, en
na die verandering zal er van deze hele figuur niet anders dan één enkel
lichtend puntje overblijven. Kijk maar: de figuur is verdwenen; alles is al in
orde. Laten we nu maar weer dichter naar het tableau toegaan, en ons puntje
opzoeken. Wel, hebben jullie het al gevonden? Eén enkel puntje geeft natuurlijk
niet veel licht, maar span jullie ogen maar in, dan zullen jullie het wel
vinden. Jullie moeten niet naar boven kijken naar het uitgebreide tableau, maar
kijk daar helemaal onderaan, waar jullie tevoren de linkervoet van de hele
figuur hebben gezien, en daar ook nog helemaal aan de buitenkant van de bal van
de kleine teen. Dit bolletje is de hulsglobe, waarbinnen zich ook jullie aarde
zich bevindt.
Maar om
bij onze aarde te kunnen komen, zal Ik Mijn ‘effata’ wel weer over het zwak
oplichtende puntje moeten laten klinken, en dus zeg Ik dan ook: ‘Effata!’.
Welnu, zie hoe dit bolletje uit elkaar is gegaan en nu bijna de gehele ronde
vorm van het tableau inneemt. Zie de talloze lichtende puntjes nu weer door
elkaar schitteren. Zoek nu jullie aarde maar op. Inderdaad, jullie kunnen haar
niet vinden, temidden van dit ontelbaar grote aantal schitterende puntjes. Ja,
Ik zeg jullie: jullie zouden ook vergeefse moeite doen; want het puntje dat
jullie daar zien bestaat ook weer niet uit zonnen, maar uit hele
zonnewerelden-gebieden. Daarom zal Ik nu weer een puntje, en wel het goede,
uitzoeken en al het overige van het grote tableau wegvegen.
Wel, daar
is het uitgekozen puntje, en om sneller bij ons doel te komen zeg Ik direct
weer ‘Effata!’. Kijk, ons tableau is alweer vol met nieuwe lichtende puntjes.
Alleen, deze lichtende puntjes zijn alweer geen zonnen, maar louter
zonnewerelden-allen; het vinden van de aarde zal hier dus niet lukken. En nu
zal Ik uit deze puntjes weer het juiste kiezen, en al het overige van het
tableau vegen. Wel, daar is het puntje. Zie, hoe het eenzaam en zwak oplicht op
het grote oppervlak! Maar nu Mijn ‘effata!’. Kijk, ons tableau is alweer vol
met louter glanzende puntjes. Zouden jullie uit al deze triljoenen maal
triljoenen puntjes niet de aarde kunnen zoeken? Alleen: ook hier moet Ik jullie
weer zeggen: doe maar geen moeite; want ook deze puntjes zijn nog geen zonnen,
maar afzonderlijke zonnen-gebieden - ze vormen datgene wat jullie onder een
zogeheten sterrenevel verstaan. Maar om ons doel sneller te bereiken wil Ik ook
daarin het juiste puntje uitkiezen en al het overige van het tableau vegen, en
er direct het ‘effata!’ aan toevoegen. Kijk nu eens naar het tableau.
Inderdaad, jullie zien een grijze, zwak schitterende wolk die zich horizontaal
over het hele tableau uitbreidt, en zeven keer zo lang als breed is. Kijk eens,
daar zo ongeveer in het midden zullen wij weer zo’n grijs, zwak lichtend wolkje
uitkiezen en weer al het overige van het tableau vegen. Welnu, alles is alweer
gebeurd, zoals jullie zien, en moge Mijn ‘effata’ dit puntje weer zijn juiste
gedaante geven.
Kijk nu
eens heel goed: nu zullen jullie wel weten waar jullie zijn. Zie: daar in het midden
is een lichtend schijfje, zo groot als een linze; kijk, dat is het beeld van
jullie zon. Kijk nu nog eens wat scherper: de derde zwak oplichtende punt vanaf
de zon, aan de linkerkant, iets naar beneden, is jullie aarde. Ik hoef dit
beeld maar een beetje voor jullie te vergroten, dan zullen jullie je aarde
onmiddellijk herkennen. En dus, aarde-punt: open je, zodat Mijn toeschouwers je
kunnen herkennen. Zie, hoe deze punt nu langzamerhand groter wordt en nu de
doorsnede heeft verkregen die voldoende is om jullie natuurlijke, smerige
woning te herkennen.
Aangezien
wij nu alles hebben gezien, keren we weer terug naar onze verloren zoon. Kijk
maar naar het tableau: onze eerste figuur prijkt er alweer op. Maar zie: nu
wordt deze figuur kleiner en kleiner, en zie: nu heeft die nauwelijks nog de
grootte van een kind, en zie nog eens: nu is ook dit kind tot een punt
ineengesmolten. Maar kijk: aan de rechterkant van het tableau begint een ander
groot beeld van een mens naar voren te komen. Nu is hij ook in het midden van
het tableau, en onder zijn linkervoet ontdekken jullie nog het vroegere,
gekrompen puntje, dat daar in de juiste verhouding is weergegeven ten opzichte
van de grootte van dit nieuwe beeld.
Wat
denken jullie nu, dat dit beeld voorstelt? Jullie, die de ‘grote mens’ min of
meer uit de geschriften van Swedenborg hebben leren kennen, zullen misschien
denken dat dit nu de ‘grootste mens’ is. Maar Ik zeg jullie: dat is helemaal
mis! Deze mens, die jullie daar zien, is niets meer of minder dan de verloren zoon
die zichzelf weergevonden heeft, evenwel niet in zijn alomvattendheid, maar het
is die verloren zoon, die zichzelf in ieder individueel wedergeboren mens heeft
weergevonden. Of met andere, gemakkelijker te begrijpen woorden: dat is een van
de allerminsten in Mijn nieuwe rijk. In dit beeld is de juiste verhouding
weergegeven en het laat jullie de volmaakte maat zien van een mens, die
oneindig veel verhevener is dan het hele eindeloos schijnende universum in de
gedaante van de verloren zoon, dat Ik jullie hiervoor door opsplitsing heb
laten zien!
Wanneer
jullie dit beeld nu enigszins in je opnemen, zouden jullie ook enigszins kunnen
beginnen te begrijpen hoe het gesteld is met de terugkeer van de verloren zoon.
Jullie
moeten niet denken dat deze Lucifer, die jullie in het elfde uur hebben leren
kennen, als geheel persoon weer terug zal keren. Als zoiets mogelijk geweest
zou zijn, echt, dan zou er nooit een materiële schepping hebben plaatsgevonden.
Maar deze verlorene wordt weergevonden in ieder individueel mens die volgens
Mijn woorden leeft en door het woord en de verlossing wedergeboren wordt, en zo
zal hij terugkeren in het grote Vaderhuis! Ik zeg jullie niet voor niets: ‘in
het grote Vaderhuis’. Want voor mensen die zo groot zijn geworden moet er ook een
heel groot huis gereed zijn, waar zij bij hun Vader weer hun intrek kunnen
nemen.
Dat het
zo is, kunnen jullie uit al het voorgaande helder en duidelijk afleiden. Want
lijdt bij de algemene kwelling niet ieder mens voor zichzelf, en wordt niet
iedereen geslagen in zijn eigen persoon? Al deze slagen gelden echter één en
dezelfde verloren zoon. Maar als een mens geslagen wordt, is het dan niet zo,
dat hij als degene die geslagen wordt als enige de pijn voelt, terwijl degene
die niet geslagen wordt dikwijls genoeg zonder pijn toekijkt? Of als er een
hele natie in een ander werelddeel mishandeld wordt, zeg eens, of jullie ooit
één zweepslag op jullie huid hebben gevoeld? En als iemand sterft, sterft hij
dan voor zichzelf of voor anderen? Of kunnen jullie beweren, dat iemand voor
een ander ter wereld is gekomen? Of gelden Mijn verlossing en Mijn woord niet
evenzeer voor ieder mens afzonderlijk als voor hele volkeren? En kan niet ieder
mens voor zichzelf Mij volledig opnemen met zijn liefde en het daaruit voortkomende
levende geloof, zodat Ik in hem en hij in Mij woont? Wanneer jullie dit alles
overwegen, kunnen jullie dan ook maar in de verste verte staande houden dat Ik
in één mens minder zou zijn dan in allen tezamen?
Maar als
Ik met een mens één ben geworden en hij met Mij, zeg eens, wat ontbreekt er dan
nog aan het weervinden van de verloren zoon in een individueel mens? Heeft hij
niet alles ontvangen en in zich opgenomen, die Mij heeft opgenomen? Waarlijk:
ieder afzonderlijk mens die één is geworden met Mij is meer, ja, Ik zeg:
oneindig veel meer dan de grote Lucifer ooit was in zijn grootheid, die voor
jullie langs natuurlijke weg niet te begrijpen is!
Zie:
onder deze verloren zoon, die Lucifer heet, wordt dus ieder afzonderlijk mens
op zichzelf verstaan; en als een heel volk één is geworden met Mij, wordt dit
hele volk eveneens maar één mens met Mij. En alle mensen, die ooit op aarde
hebben geleefd en nog zullen leven, zullen ook maar één mens zijn in Mij,
wanneer zij één met Mij zijn geworden. Dat wil zeggen: allen zullen bezield
worden en tot leven komen door één en dezelfde heilige geest van alle liefde,
alle waarheid, alle macht en alle kracht; en velen zullen niet meer zijn dan
één en één minder dan velen, maar allen zullen volmaakt één zijn in Mij. En velen
zullen niet meer macht en kracht hebben dan één, maar allen zullen leven als
één, vanuit dezelfde kracht en macht van de heilige geest van alle liefde en
alle waarheid uit Mij!
Jullie
hebben echter gehoord dat de lompen van de verloren zoon door de wind als kaf
verstrooid zijn, en dat de resterende lompen hem werden uitgetrokken en
verbrand. Weten jullie wat onder deze lompen verstaan moet worden? Daaronder
moet niets anders verstaan worden dan de gestorven, vroegere universele mens op
ons tableau; want door het winnen van ieder afzonderlijk mens is het edele, dat
van Mij uitgaat, ofwel de verloren zoon weer teruggewonnen. De lompen, ofwel
het eigenlijke door en door kwade, zullen in het vuur gegooid worden, waaruit
ze in feite zijn voortgekomen. Maar dit vuur is datgene in de Godheid, waaraan
alle dingen hun materieel bestaan ontlenen. Wie dus aan de wereld hangt en aan
de materie gehecht is, hecht zich aan de lompen van de verloren zoon. Maar alle
materie, die jullie reeds haar grote verwantschap met vuur toont, vormt ook de
lompen om de lendenen van de verloren zoon.
Maar zo
zal het gebeuren! Opdat God weer een vrije God wordt, zal het vuur - ofwel
datgene wat aan de toorn verwant is - weer moeten terugkeren naar waar het als
zodanig vandaan is gekomen. Het zal net zo gebeuren als wanneer jullie ergens
op je lichaam een harde plek hebben en er hete omslagen op leggen om die plek
weer zacht te maken; zo zal ook Mijn eeuwige vuur deze door en door slechte
verharding in zijn alomvattendheid aanpakken, om het daardoor weer in zijn
eigen wezen zelf te assimileren.
Er is nog
een vraag aanwezig in jullie, namelijk of de wezens die onder de lompen worden
verstaan ook voortdurend een zelfbewustzijn hebben, of niet. Ik zeg jullie: de
vraag stellen is haar bijna ook beantwoorden, want jullie kunnen toch
onmogelijk aannemen dat er in de Godheid ergens een punt zou kunnen zijn dat
zich niet van zichzelf bewust zou zijn. Deze vraag lost zich dus vanzelf op;
maar de vraag, of dit een lijdzaam bewustzijn is of niet? Kijk, dat is een
andere kwestie. Om deze echter op de juiste wijze te begrijpen, zouden jullie
eerst moeten begrijpen dat ieder streven om zichzelf te vinden
noodzakelijkerwijs in zichzelf een zeker lijden moet bevatten. Het hangt er
alleen maar vanaf, of dit lijden pijnlijk of weldadig is! Wanneer dit lijden
inhoudt, dat het wezen in zichzelf voortdurend zichzelf aanpakt en zodoende
voortdurend moeite doet om zichzelf tot een eenheid te vormen, dan is een
dergelijk lijden zeer weldadig en de beleving vanuit het zeer heldere
zelfbewustzijn uiterst zaligmakend. Maar wanneer het lijden of de zelfbewuste
beleving van een wezen in zichzelf verscheurend en vernietigend is, dan is het
ook zeer smartelijk.
Jullie
kunnen dat gemakkelijk zien in de natuur, wanneer jullie eens een met
ontsteking gepaard gaande ziekte hebben bekeken, die niets anders inhoudt dan
dat bepaalde lichaamsdelen meer en meer beginnen op te zwellen. Hoe heftiger
zo’n gebeuren begint op te treden, des te pijnlijker wordt het. Uit dit alles
volgt dan ook dat de toestand van het door en door slechte, dat het aan het
vuur verwant is en zich van zijn toestand bewust is, ook uiterst lijdzaam en
pijnlijk moet zijn. Jullie zullen nu misschien denken dat de Godheid daardoor
in zekere zin voortdurend uiterst pijnlijk zou moeten lijden, wat betreft haar
delen die woede in zich dragen. Alleen: dat is niet zo! Maar het is precies
zoals wanneer voedsel in jullie maag verteerd wordt: daar barsten ook de
hulsjes van het gegeten voedsel, daartoe aangezet door het vuur van de maag.
Maar vraag jezelf eens af, of het vuur van jullie maag in natuurlijke toestand
bij dit afschuwelijke vernietigingsproces ooit pijn gedaan heeft!
Maar
omdat Ik jullie nu al zover gebracht heb, wil Ik jullie bij deze gelegenheid
een nog nooit geuite wenk geven! Als jullie de uiteindelijke oorzaak van alle
wereldse materiële oer-slechtheid willen zien, werp dan een blik in jullie maag
en kijk eens naar wat daar gebeurt met de daarin opgenomen spijzen, en hoe, en
waarom! Dan zullen jullie een groot deel van Mijn wegen zien, en zien wat er
zal gebeuren. De tijd staat echter niet in jullie maag geschreven, en het is
voldoende voor jullie dat Ik jullie het doel getoond heb.
Kijk nu
eens, lieve kinderen! Dat is alles wat jullie gegeven kan worden; dit is alles
wat jullie kunnen verdragen. Meer hoeven jullie niet te weten, maar neem dit
van punt tot punt in acht, en wel van het aan jullie gegeven eerste uur tot aan
het laatste uur. Doorloop langs deze weg de hele aarde in jullie zelf, en vindt
op deze manier de verloren zoon in jullie zelf. Doe hetzelfde wat hij gedaan
heeft en nog steeds doet, in iedere afzonderlijke zondaar die naar Mijn rijk
streeft. Laat in de innerlijke kamer van jullie geest op het tableau van jullie
wereldse begeerten datgene gebeuren met de wereld, wat jullie op het aan jullie
getoonde tableau het laatst met de universele mens zagen gebeuren.
Dan zal
in ieder van jullie de verloren zoon weergevonden worden en zal zijn toestand
worden zoals Ik jullie heb laten zien, aangezien er een ander mens in de plaats is gekomen van de vroegere, die tot één
punt is samengevloeid. Dan pas zullen jullie als weergevondenen de grote
waarheid, die Ik jullie in deze twaalf uren heb gegeven, in het helderste licht
in jullie zelf zien en herkennen. Want zoals eerder gezegd werd dat alle mensen
ook één mens uitmaken, zoals één allen: zoek dan ook al het kwaad in jullie
zelf. En als jullie het gevonden hebben en met Mijn krachtige hulp uit jezelf
verwijderd hebben, zal Ik als jullie heilige Vader, die jullie al meer dan
halverwege tegemoet is gekomen, geheel en al tot jullie komen, jullie
vervolgens van je lompen bevrijden en daarna opnemen in het grote Vaderhuis van
Mijn eeuwige liefde!
Tot slot
maak Ik jullie er nog opmerkzaam op dat Ik in deze tijd niet alleen jullie,
maar ook al veel andere verloren zonen tegemoet ben gekomen. Maar let vooral op
Mijn komst in jullie zelf, en bekommer je minder om de algemene. Wat jullie
echter ten aanzien van het algemene ervaren, draag Mij dat biddend in jullie
harten op en bekommer je niet om al het andere; want het grote ‘wanneer’, ‘hoe’
en ‘waarom’ wordt goed bewaard in de beste handen. Amen. Dat zeg Ik, jullie
grote, heilige, zeer liefdevolle Vader. Amen.
Over de naam en het wezen van
Jezus
Nu we de grote verloren zoon hebben leren kennen, zou het
passend zijn om ook enige woorden te presenteren over zijn grote Terugbrenger,
als eeuwige zoon van de Vader, om beter te kunnen instemmen met de hymne: ‘Ere
zij God in den hoge, en vrede op aarde, en in de mensen een welbehagen!’. Moge
deze aanvulling hier zo ruimte vinden. (De uitgever)
(Uit ‘De geestelijke zon’, in de sfeer van de apostel
Johannes, die zegt:)
“O
broeders en vrienden! Als jullie zouden kunnen vatten wat Jezus, deze naam
aller namen, wil zeggen, wat hij is, en wat voor uitwerking erin ligt, zouden
jullie ogenblikkelijk ontsteken in zo’n machtige liefde voor Jezus waarvan het
vuur toereikend zou zijn om een heel leger van zonnen te doen ontbranden, dat
die in hun eindeloos wijde gebieden in de ruimte daardoor nog duizend keer
helderder zouden vlammen dan nu het geval is. Ik zeg jullie: Jezus is iets zo
onmetelijks, zo geestelijk-wezenlijk groots, dat de hele oneindigheid beeft van
zeer diep ontzag wanneer deze naam innig in de geest van liefde wordt uitgesproken.
Als
jullie ‘God’ zeggen noemen jullie weliswaar ook het allerhoogste Wezen, maar
jullie noemen Het in Zijn oneindigheid, aangezien Het het oneindige Al vervult
en met Zijn oneindige kracht werkt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Maar met de
naam Jezus duiden jullie het volmaakte machtige, essentiële centrum van God
aan; of, nog duidelijker gezegd: Jezus is de waarachtige, allerwezenlijkste,
essentiële God als mens, uit Wie pas alle Godheid, die de oneindigheid vervult,
als de geest van Zijn oneindige macht, kracht en heerschappij voortkomt, zoals
stralen uit de zon. Dientengevolge is Jezus het alomvattende begrip van de
algehele volheid van de Godheid, ofwel: de Godheid in haar alleroneindigste
volheid woont werkelijk lichamelijk en essentieel in Jezus. Daarom wordt de
hele goddelijke oneindigheid dan ook altijd in beweging gebracht wanneer die
oneindig heiligste verheven Naam wordt uitgesproken!
En
tegelijkertijd is het ook de oneindige genade van de Heer, dat Hij zich heeft
laten welgevallen het lichaam van een mens aan te nemen. Maar waarom deed Hij
dat? Luister, ik wil jullie nu een klein geheim onthullen!
Vóór het
neerdalen van de Heer kon een mens nooit met het eigenlijke wezen van God
spreken. Niemand kon dat ooit aanschouwen zonder daarbij het leven geheel en al
te verliezen, zoals bij Mozes dan ook staat: “Niemand kan God zien en tevens
leven!” Weliswaar is de Heer in de oorspronkelijke kerk, evenals in de kerk van
Melchisedek waar Abraham een aanhanger van was, wel vaker persoonlijk
verschenen; Hij heeft gesproken met Zijn heiligen en Zijn kinderen Zelf
onderwezen. Maar deze persoonlijke Heer was eigenlijk toch niet direct de Heer
Zelf, maar altijd slechts een voor dat doel van de Geest Gods vervulde
engelengeest. Vanuit zo’n engelengeest sprak dan de Geest van de Heer, alsof de
Heer Zelf direct sprak. Maar in zo’n engelengeest was niettemin nooit de meest
volkomen volheid van de Geest Gods vertegenwoordigd, maar alleen in zoverre als
voor het beoogde doel nodig was.
Jullie
kunnen het geloven: in die tijd konden niet eens de allerzuiverste
engelengeesten de godheid ooit anders zien dan jullie daar de zon aan het
firmament zien. En geen van de engelengeesten zou het ooit gewaagd hebben om
zich de Godheid in een of ander beeld voor te stellen; iets dergelijks werd nog ten tijde van Mozes ook het
Israëlische volk ten strengste verboden, namelijk dat het zich van God geen
gesneden beeld, dus volstrekt geen figuratieve voorstelling moest maken. Maar
luister nu: dit oneindige wezen van God heeft het eenmaal behaagd - en wel in
een tijd dat de mensen daar het minst aan dachten - om zich in Zijn hele
oneindige volheid te verenigen en in die vereniging de volmaakte menselijke
natuur aan te nemen!
Stel je
nu eens voor: God, Die nog nooit door een geschapen oog aanschouwd was, kwam
als van de alleroneindigste liefde en wijsheid vervulde Jezus op de wereld!
Hij, de Oneindige, de Eeuwige, voor Wiens adem eeuwigheden als los kaf
verstuiven, wandelde rond op aarde en onderwees Zijn schepselen, Zijn kinderen;
en niet als een Vader, maar als een Broeder! Maar dat zou allemaal nog te
weinig zijn. Hij, de Almachtige, liet zich zelfs vervolgen, gevangen nemen en
door Zijn nietige schepselen naar het lichaam doden! Zeg mij: zouden jullie je
een oneindig grotere liefde, een grotere welwillendheid kunnen voorstellen dan
deze, die jullie in Jezus kennen?!
Door deze
onbegrijpelijke - albeminnende en verlossende - daad heeft Hij alle dingen van
de hemel op een andere manier vorm gegeven. Al woont Hij ook in Zijn genadezon,
van waaruit het licht alle hemelen onuitputtelijk toestroomt, toch is Hij
helemaal dezelfde lijfelijke Jezus, zoals Hij op aarde in al Zijn goddelijke
volheid rondgegaan is als een ware Vader en broeder, als volmaakte mens
tegenwoordig onder Zijn kinderen. Hij geeft al Zijn kinderen al Zijn genade,
liefde en macht, en leidt hen Zelf persoonlijk en essentieel om binnen Zijn
ordening eindeloos machtig werkzaam te zijn!
Voordien
was er tussen God en de geschapen mensen een oneindige kloof, maar in Jezus is
die kloof bijna volledig opgeheven. Want zoals jullie weten, heeft Hij ons dit
immers Zelf zichtbaar getoond: ten eerste door Zijn menselijke neerdaling; ten
tweede, doordat Hij ons niet eenmaal maar herhaalde malen ‘broeders’ noemde;
ten derde, doordat Hij met ons at en dronk, en al onze lasten met ons droeg;
ten vierde, doordat Hij als Heer van de oneindigheid zelfs aan de wereldlijke
macht gehoorzaamheid betoonde; ten vijfde, doordat Hij zich zelfs door een
wereldse macht gevangen heeft laten nemen; ten zesde, doordat Hij zich zelfs
door die werelds machtige intrige aan het kruis heeft laten nagelen en laten
doden; en tot slot, als zevende, doordat Hij Zelf door Zijn almacht het
voorhangsel, dat in de tempel het allerheiligste van het volk scheidde,
doormidden gescheurd heeft!
Daarom is
Hij ook als enige de weg, het leven, het licht en de waarheid. Hij is de deur,
waardoor wij tot God kunnen komen, dat wil zeggen: door deze deur overschrijden
wij de oneindige kloof tussen God en ons en vinden daar Jezus, de oneindig
heilige broeder! Hem, die aldus gewild heeft dat deze kloof opgeheven zou
worden, kunnen we toch zeker boven alles liefhebben!
Daarom,
zoals ik direct aan het begin al heb gezegd, is voor het wekken van onze liefde
voor Jezus zeker één enkele gedachte al voldoende: alleen Zijn naam,
uitgesproken in ons hart, moet eeuwig genoeg zijn om in alle liefde voor Hem te
ontbranden. Als ook jullie dus deze naam bewust en zo waardig mogelijk in je
hart uitspreken, zullen jullie zelf gewaar worden in wat voor volheid het vuur
van de liefde uit jullie harten zal losbreken om het hout van het leven te doen
ontbranden, waardoor de heidenen aan dit nieuwe offeraltaar zouden moeten
genezen.
Zulke
heidenen, zoals mijn broeder Paulus die eens bekeerde, zijn er in deze tijd nog
heel veel, terwijl ze zich christenen noemen maar in hun hart erger zijn dan
degenen die vroeger Moloch en Baäl aanbaden! Wanneer het hout op dit altaar zal
beginnen te branden zullen jullie in deze wereld, die uit jullie zelf is
opgeroepen, veel dingen gewaar worden die jullie tot nu toe nog niet gezien
hebben. Want ik zeg jullie: in de wereld van de geesten bestaan
ondoorgrondelijke diepten; geen geschapen geest zou deze ooit in hun volle
omvang kunnen overzien. Maar wij zijn hier in de Geest van de Heer. Zijn Geest
leeft, heerst en werkt in ons, en in deze Geest is geen diepte ondoorgrondelijk
voor ons; want niemand kan weten wat in de Geest is dan alleen de Geest Gods.
Jezus, de verenigde God in al Zijn volheid, heeft ons echter vervuld van Zijn
Geest. En met deze Geest van Hem in ons kunnen we ook doordringen in Zijn
goddelijke diepten. Haal je dus nu de Naam aller namen voor de geest, de
heiligste van alle heiligheid, de liefde van alle liefde, het vuur van alle
vuur - en het hout op het altaar zal branden!”.
Inhoud
Eerste uur
Inleiding. Laat ons zien hoeveel er wel niet mis is in de
wortel van het leven, d.w.z. op het gebied van religie in het algemeen en in
het bijzonder. Iedereen onderzoeke derhalve bovenal zijn eigen innerlijke wereld, want die wordt
bedoeld in de eerste regel, in het hele boek. 1
Tweede uur
Azië, met zijn grote heidendom. Vervolgens de burcht van
Brahma en zijn dienaren met hun wandaden, alhoewel zij (tenminste de hoger
ontwikkelden) in het bezit zijn van de leer van de kerk van vóór de zondvloed.
De religieuze toestanden in Perzië, Arabië, Turkije, China, Siberië, enzovoort.
De Heer dreigt met het vuur van het gericht.2
Derde uur
Afrika. De roofstaten met hun afgod Mohammed. Het huidige
Egypte en terugblik op het oude Egypte, waarvan de wijsheid van de kerk van
Noach stamt. Centraal Afrika. Het bergland met het laatste heiligdom van de
Thomas-christenen. De gruwel van de slavenhandel. Land van de goede hoop.6
Vierde uur
Andere tekenen van ‘cultuur’. Een lijnschip op de
Atlantische Oceaan op ontdekkingsreis. Bloeddorst van de zogenaamde beschaafde
christenen. Een veroordeeld slavenschip. Over de Engelse handelsgeest. De
zogenaamde scheepstucht.8
Vijfde uur
Reis naar Noord Amerika. Hoe het in dat land in
werkelijkheid gesteld is met de
menselijkheid. Bezoek aan een suikerplantage.
Heerlijke wetten. Vloek van de koloniale suiker.12
Zesde uur
Bevrachting en reis van het Engelse suikerschip. De ramp.
Geciviliseerde kannibalen. Het einde van de mensen op het schip. Aan boord van
een Engels transportschip voor misdadigers. Een onschuldige vrouw ongelukkig
als gevolg van corrupte rechtspraak. Inzicht in de Engelse cultuur. Nobele
scheepsheren.15
Zevende uur
Australië belicht. Landing van de bannelingen in de
misdadigerskolonie Botany Bay. Opneming en behandeling, leven en toestanden aldaar. De vloek van de hebzucht.18
Achtste uur
Bezoek aan Polynesië. Aanwijzing over de ouderdom van
Australië en Nieuw Guinea. Geestelijke mishandeling van goedige eilandbewoners
door de politiek van de Engelse handelsgeest. Haïti.26
Negende uur
De situatie in Japan (vóór het ontwaken voor de cultuur
van het westen). Een teken voor de laatste tijd. Heilswenken voor iedereen.
Aanhangsel over Japan.32
Tiende uur
Blik op Europa met zijn weggekwijnde christendom.
Aanwijzingen over het eigenlijke doel van dit geschrift, voor iedereen. Korte
zijdelingse blik op Zuid Amerika. Rusland met zijn
tot bijgeloof vervallen christenen. Over het tweede gezicht (in de Oeral).
Verschil tussen het schouwen van de ziel en dat van de geest.
Geestelijk-optische hulpmiddelen bij schouwen. Een aanwijzing over het
paradijs. Nog eens over het speciale doel van dit geschrift.42
Elfde uur
Toelichting op de gelijkenis van de verloren zoon. Over
de oorzaak van de corrupte rechtspraak. Terugblik op de tot nu toe getoonde
gruwelen. De grote verlorene.
Diagnose van de zieke verloren zoon
Aanwijzingen over
zijn heilsproces. De Heiland nadert, als de barmhartige Vader. Een treurig
beeld van de kerk, als voornaamste teken van de tijd.48
Twaalfde uur
Onthulling van de kern van deze boodschap als ‘kosmorama’
van God de Vader, waarbij het grootste zich in het kleinste bevindt.51
Aanhangsel
De apostel Johannes spreekt over de naam en het wezen van
Jezus.59
UpToDate 2024-2025
[1] Oorspr. een woordspeling in het Duits: ‘Die
Welt das Wort im Sinne hat, und Ich den Sinn im Worte’.
[2] De beelden in dit boek werden aan Lorber en de
mensen in zijn gezelschap getoond in een levend-realistisch visioen, een
geestelijk ‘tableau vivant’. De lezer moet zich dan ook voorstellen dat deze
tekst beschrijft, wat Lorber als een levend beeld voor ogen stond.
[3] Zie ‘Die Haushaltung Gottes’, deel I.
[4] Oude lengtemaat, ongeveer 20 cm; de maximale
afstand tussen gespreide duim en wijsvinger.
[5] Wat zoveel wil zeggen als: ‘Het maakt niet uit of
je door de hond of de kat gebeten wordt; gebeten wordt je toch’.
[6] Lood: oude gewichtsmaat, ongeveer 1/30 deel van
een pond. Een Oostenrijkse pond was 561 gram.
[7] Oorspr. ‘Karren’ en ‘Wagen’. Een ‘Karren’ is een
klein, meestal tweewielig vervoermiddel (bijv. kruiwagen, ossekar); een ‘Wagen’
is groter en heeft meer wielen (bijv. treinwagon, vrachtwagen).
[8] Centenaar: oude gewichtsmaat, overeenkomend met
een gewicht van 100 pond.
[9] Oorspronkelijk een Duitse woordspeling: sie
werden... geschwärzt und ‘eingeschwärzt’. Beide woorden betekenen
‘zwart maken of verven’, maar ook ‘smokkelen’, ‘illegaal laten verblijven’. Dit
laatste is te vergelijken met onze betekenis van ‘zwart’ geld e.d.
[10] Klafter: oude lengtemaat; de spanwijdte van de
zijwaarts gestrekte armen.
[11] ‘Effata’, dat is: word geopend! (Mark. 7: 34).
[12] Baai in N.S.Wales in Australië, waar Cook in 1770
landde. Het tegenwoordige Sydney ligt aan deze baai.
[13] De Oostenrijkse mijl had een lengte van 7586
meter.
[14] Op ieder halfrond worden in grote trekken vijf
klimaatsoorten onderscheiden: tropisch regenklimaat, droog klimaat, gematigd
warm regenklimaat, sneeuw- en bosklimaat, sneeuwklimaat.
[15] Oorspronkelijk: ‘Vogel friß oder stirb!’.
[16] Waarschijnlijk wordt hiermee Stewart, het ‘derde’
eiland van Nieuw Zeeland bedoeld.
[17] Namelijk de plaats waar het ‘landverraad’ zou
hebben plaatsgevonden. Op deze manier zijn natuurlijk de ‘verraders’ vernietigd
en dus niet meer te achterhalen, maar tevens bevestigt de bliksem de goddelijke
macht van de keizer.
[18] De gegevens in dit gedeelte gelden anno 1841.
[19] Vanaf 1875 hebben Rusland en Japan herhaaldelijk getwist
over het bezit van Sachalin. Sinds 1945 behoort het definitief niet meer bij
Japan.
[20] Zie in ‘Die Haushaltung Gottes’.
[21] Oorspronkelijk ‘seelisch’, d.w.z. ‘betrekking
hebbend op, of van, de ziel’. ‘Psyche’ is Grieks voor ‘ziel’.
[22] Luk. 15: 11 e.v.
[23] Onder andere in het ‘Groot Evangelie van
Johannes’ van Jakob Lorber en in ‘Schöpfungsgeheimnisse’ van Gottfried
Mayerhofer wordt het begrip ‘hulsglobe’ nader besproken.