De onprettige toekomst
toegezonden
door Maria uit Italië
1. Dus jouw vriend en broeder vroeg wat de toekomst
wel zal brengen? – Dat is natuurlijk wel een zeer vruchteloze vraag, Maar toch wil
Ik daar een antwoord op geven. – Welnu, daar is het al:
2. De tijd is en blijft ‘tijd’, zoals de wereld
voortdurend ‘wereld’ blijft. Wie betere tijden en reen betere wereld verwacht,
die vergist zich zeer in zijn aardse vrome verwachting! Want de wereld was
altijd slecht en zal het ook zijn tot aan het eind van alle tijden.
3. Daarom kan op de Aarde de tijd voor de wereld niets
anders dan alleen maar iets slechts brengen! – Maar hem die met Mij is en Ik
met hem, zal noch de wereld noch haar lichtzinnige tijd iets kunnen deren, -
zoals de duizendvoudige ervaring jullie allen wel voldoende geleerd heeft.
4. Het is met de wereld bijna zoals met de hel. Daarin
vinden alleen zij de hel, die erbij horen, maar niet ook Mijn engelen, die zich
daar meestal bevinden om de slechte geesten te verbeteren of te straffen.
5. Daaruit valt voor de geestelijke verstandigen gemakkelijk op te maken, dat de goede op de
wereld altijd alleen maar iets goeds te verwachten heeft, net als de slechte
altijd alleen maar iets slechts.
6. Wie op Mijn wegen wandelt, zal met zijn voeten niet
tegen een steen stoten, maar als iemand alleen maar een beetje de wegen van de
wereld wil beproeven, zal hij zeker al bij de eerste stap op een flinke steen
stoten.
7. Maar vragen
jullie : ‘Zullen we oorlog krijgen? Zullen de Polen opstaan? Wat zal Frankrijk,
wat zal Engeland doen? Wat Oostenrijk, wat Pruisen, wat Rusland?’ – O, dat zijn
zinloze vragen!
8. Geloven jullie dan ook nog aan een voorbestemming
van het lot der volkeren? – Moet Ik soms zeggen en vast bepalen, zo en zo zal
het dit volk of dat volk vergaan!? – Als Ik dat zou doen, zou er dan wel liefde
in Mij zijn en geduld en erbarming? – Of is er wel
liefde in de rechter die over een wetsovertreder de staf breekt en dan tegen
hem zegt: ‘Morgen moet je sterven!?’ Datzelfde zou bij Mij toch des te
liefdelozer het geval zijn, als Ik met zo met de zondige mensen van de wereld
zou willen omgaan, omdat een afgescheiden Macht Mij, als de eeuwige almacht,
toch in eeuwigheid nooit trotseren kan.
9. Zie, op de wereld laat Ik alles wat de naam mens
maar heeft, vrij werken! – Waarom? – Dat weten jullie immers allang.
10. Zou het wel juist van Mij zijn als Ik nu heel vast
zou willen bepalen: ‘Op 21 maart 1847 zal er een buitengewoon bloedige oorlog
beginnen en die zal zich gedurende tien jaar over heel Europa uitstrekken’? –
Als de mensen hun leven nu in het een of ander zouden beteren en Ik liet toch
deze gesel over hen komen, - zou Ik dan wel een goede Richter en Vader van
ieder mens zijn?
11. O zie, hoe onbeduidend jullie vragen toch zijn! –
Ik zie in jullie hart wel krijgslust, waardoor jullie
graag aanmatigende heersers verdeemoedigd zouden willen zien! Maar wat zou de
vrucht ervan dan zijn?- Eén wordt wel verdeemoedigd, maar duizenden worden in
plaats daarvan in hun opgewondenheid kwaad en zullen dan een nog veel erger
spel met de arme zwakke mensheid spelen dan een huidige, die nu wel een
machtige heerser denkt te zijn, maar toch moeite doet om zichzelf binnen
bepaalde perken te houden, omdat hij andere machten alsook zijn volk toch niet
helemaal vertrouwd. Als de een of ander zijn macht zal uitproberen, dan zal ook
alle wantrouwige vrees verbannen zijn en hij zal dan met een ijzeren scepter
zijn onderdrukte volkeren beteugelen, wat veel ellende, gejammer en
tandengeknars met zich mee zou brengen.
12. Wie licht zoekt en wil, die ontvangt het; wie de
vrede, die zal het krijgen! De goede en barmhartige zal goedheid en
barmhartigheid vinden, zoals de kwade zijn onbarmhartige richter. – Maar jullie
gaat dat allemaal niets aan, laat jullie vraag alleen zijn: ‘Heer, Vader, bent
U bij ons?’ – En Ik zeg dan tegen jullie: ‘Ja, Mijn kinderen!’ – Laat
vervolgens Oostenrijkers, Russen of Chinezen Krakau
binnentrekken, dan zal dat voor jullie helemaal om het even zijn!
13. Er mag gebeuren wat wil, de Mijnen zullen zich
altijd onder Mijn almachtige bescherming bevinden, hetzij op de wereld of in de
hel. De wereld en haar zuster, de hel, zal steeds blijven wat ze is – tot aan
het gericht.
14. Ik weet heel goed waarom Ik over het ene of het
andere volk dit of dat laat komen. Laat het voor jullie voldoende zijn om te
weten dat er door Mij, de Vader van alle mensen, geen kwade gaven aan de
kinderen, wat hun aard ook mag zijn, aangereikt worden, het minst aan hen die
Mij zoeken, kennen en liefhebben. Amen! – Dit tot jullie onderricht en om er
acht op te slaan!
Jezus via Jakob Lorber
(Hemelse
Geschenken, deel 2, bladzijde 436] (9. december 1846)
UpToDate 2023-2024