Swedenborg in
gesprek met Calvijn
Wie was Johannes Calvijn? [Jehan Cauvin] Geboren op 10 juli
1509 in Frankrijk en gestorven op 27 mei in 1564 [Geneve]. Hij werd dus niet
oud. Hij was een belangrijke Frans-Zwitserse christelijke theoloog tijdens de reformatie,
naar wie een protestants-christelijke stroming, ‘het calvinisme’, is genoemd.
Hij wordt vaak in één adem genoemd met Maarten Luther, die in 1517 zijn 95
stellingen poneerde, toen Calvijn nog maar een jochie van acht jaar was. Hoe
kon Swedenborg, die toch veel later geboren was [29-01-1688] met hem in contact komen? De Amerikaanse schrijfster Helen Keller
[1880-1968] schreef over Swedenborg: ‘Wat de apostel Johannes in symbolen zag,
dat zag Swedenborg in werkelijkheid. Hij legde getuigenis af van de vervulling
van profetische beelden, en verklaarde ieder vers zodanig, dat de Apocalyps
niet langer een verzegeld boek is, maar open ligt. De boodschap is vol glans
over de Wederkomst van de Heer.’
Het gesprek tussen Swedenborg en Calvijn is hoogst interessant en uniek. Dit bijzondere tekstdeel bestaat voornamelijk uit een
verslag van een gesprek dat Swedenborg in de geestelijke wereld had met Calvijn en zijn volgelingen over het onderwerp van de ‘rechtvaardiging’.
Swedenborg schrijft: ‘Ik las de geloofsbelijdenis van Athanasius voor in
aanwezigheid van Calvijn en met de verdere aanwezigen: ‘Het juiste geloof is
dat we geloven en belijden: dat onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God, God
en Mens is, God, uit het wezen van de Vader, verwekt vóór de werelden; en mens
van de substantie [van de moeder], geboren in de wereld…
‘Die, hoewel Hij God en mens is, toch niet twee is, maar één Christus; Één,
niet door de Godheid in het vlees te veranderen, maar door het menselijke in
God op te nemen; Helemaal één, niet door vermenging van substantie, mar door
eenheid van persoon. Want zoals de redelijke ziel en het vlees één mens zijn,
zo zijn God en Mens één Christus.’
Swedenborg verder: ‘Nadat ik deze woorden zowel aan Calvijn als aan de
vijftig geestelijken van zijn sekte had voorgelezen, vroeg ik Calvijn of hij
niet was afgeweken van deze uitspraak in de geloofsbelijdenis – een belijdenis
erkend en aanvaard door de hele christelijke wereld’.
CALVIJN zei: ‘Dat hij duidelijk daarvan was afgeweken. Ik vroeg waarom hij
dat had gedaan. Hij antwoordde dat hij geen acht had geslagen op die woorden,
maar toen hij er nu wel acht op sloeg, zag hij dat hij ervan was afgeweken en
zijn eigen gedachte had gevolgd.
CALVIJN
Ik vroeg hem wat hij nu dacht. Hij antwoordde dat als de geloofsbelijdenis
waar was, en als het aan alle kanten werd erkend als de ware leer over de
Drie-eenheid en de goddelijkheid van Christus, hij duidelijk een vergissing had
begaan.
Ik vroeg, of hij niet wilde erkennen dat het Goddelijke en het Menselijke,
of God en Mens, in Christus één persoon waren, zoals ziel en vlees één mens
waren, volgens de woorden van de geloofsbelijdenis! Hij zei dat hij het wel zou willen, maar dat hij dat niet kon omdat hij
een andere beslissing had genomen.
Ik vroeg of hij geloofde dat Christus één persoon was of twee. Hij
antwoordde: Één, als een hypostatische
vereniging er één maakte, maar hij bleef bij zijn mening, dat de Zoon van God
niet dezelfde was [als Christus] en bij de Vader was, en dat Jezus Christus
gescheiden was van de Zoo omdat de Zoon in de hemel was.
Ik vroeg: ‘Was Christus dan toen twee?’ Hij antwoordde: Ja; en hierin was hij afgeweken van de
geloofsbelijdenis.
Ik vroeg naar de hypostatische vereniging, van wie was die? Hij antwoordde:
‘Van God de Vader; dat was het idee 3dat hij had gehad.
Ik vroeg naar de ziel van Christus, wat was het? Zou het niet het
Goddelijke Zelf kunnen zijn, aangezien er in Lukas werd gezegd dat het va de
Heilige geest en de Kracht van de Allerhoogste was? Hij antwoordde dat hij dit
bij Lukas had opgemerkt, maar stilzwijgend in zichzelf had geloofd dat de
ziel van Jozef afkomstig was.
Ik stelde de vraag: was Christus niet wat betreft Zijn Menselijke de Zoon
van God, zoals openlijk wordt gezegd in Lukas 1:35? En in Lukas 3:17, toen
Jezus werd gedoopt; en ook in Johannes 1:34; en toen Hij werd getransfigureerd
in Mattheüs 7:5, Markus 9:7, Lukas 9:35 en in veel andere teksten! Hij
antwoordde dat wanneer hij de woorden ‘de Zoon van God’ noemde of erover
nadacht, hij niet Christus Jezus bedoelde als Zijn Menselijke. Toen ik [S] zei
dat het op die manier begrijpen in strijd was met de Schrift, antwoordde hij
dat hij het zo zag, maar niet had gedacht, dat het zo was. Ik [S] wilde dat hij
het idee zou afzweren, maar hij [C] was zich bewust van zijn denken toen hij in
de wereld was en zei dat hij dat om die reden niet kon.
Eindelijk gaf hij toe dat hij had gedacht dat Christus de zoon van Jozef was,
maar dat hij het niet had aangedurfd dit te schrijven.
Er waren wel vijftig aanwezigen van de geestelijken die hem volgden, en zij
hoorden Calvijn deze antwoorden op de vragen geven; dus vroeg ik [S] hun of ze
niet zagen dat ze duidelijk waren afgeweken van de geloofsbelijdenis van
Athanasius met betrekking tot de vraag naar de persoon van Christus.
Ze antwoordden dat ze die geloofsbelijdenis heel vaak hadden gelezen, maar
[geen] aandacht hadden besteed aan deze specifieke woorden erin, en ze waren
verbaasd dat ze toen pas voor het eerst aandachtig naar die woorden keken. Ze
gaven ook toe dat er een openlijk meningsverschil was, ze bekenden dat, zo vaak
ze de naam van Christus hadden gebruikt of Hem hadden horen noemen, ze niet ‘de
Zoon van God’ hadden begrepen, maar een volmaakt mens die Gerechtigheid was
gemaakt voor het menselijk geslacht, en wanneer ze het woord ‘God’ op zich
hadden gebruikt, hadden ze ‘God de Vader’ begrepen. [bron: tijdschrift voor
Swedenborg publicaties, editie 114, juni 2021]
Swedenborg over Jakob Lorber
Swedenborg heeft ooit een
profetische uitspraak gedaan, dat Jakob Lorber gewezen zou worden op de prelaat
Oetinger van 11 november 1766, waarin hij [Swedenborg] opmerkte, dat na hem later een man een pratende ‘Verlichter’ ten deel zal vallen.
Swedenborg wees hierbij nadrukkelijk op, dat deze stem van zulke
inspiratiegehalte niet van buitenaf komen zal, maar van binnenuit vernomen zal
worden. Inderdaad kon Lorber een hemelse stem vanuit zijn hart hoorbaar tegen
hem spreken. Swedenborg was er voor aangesteld om zijn beschouwingen in de
geestelijke wereld met eigen woorden uit zijn geheugen neer te schrijven. Zie
ook Huishouding van God, deel 1, hoofdstuk 11.
Uit de literatuur van Swedenborg
en Lorber ‘geplukt’
1.
Hoe lang heeft de Heer
bestaan?
Van eeuwigheid;
Hij is in alle tijd zonder tijd; en daarom zei Hij: ‘Vóórdat Abraham was, BEN
Ik [Joh.8:58]
[Bron: De ware christelijke Godsdienst 30 -
Over de Goddelijke liefde en wijsheid 76 – Over de Goddelijke Voorzienigheid
51]
2.
Vanuit welk centrum
begint alle schepping?
Vanuit de
Geestelijke Zon, welke zuivere Liefde is uit Jehovah God, Die in het midden
ervan is, en welke uitstraling heet liefde en wijsheid
[Bron: De ware christelijke Godsdienst 75 -
Verklaarde Apocalypse 1196 (2)]
3. Vanuit welk tweede centrum begint de schepping der
natuurlijke wereld?
Vanuit de
natuurlijke Zon, welke zuiver vuur en daarom in zichzelf dood is, en welke
uitstraling heet warmte en licht.
[Bron: Over de Goddelijke liefde en
wijsheid-163-6 - Verklaarde Apocalypse 1196 (2), 1207 (2) Swedenborg]
4. Is het menselijk geslacht beperkt tot onze aardse
bol?
Zulk een
onmetelijk werk als de sterrenhemel kan niet bestaan van maar één enkele
aardebol. Wat zou dat zijn voor het Goddelijke, dat Oneindig is, en voor Wie
myriaden van aardbollen, alle vol inwoners, nauwelijks iets zou wezen?
[Bron: De hemelse verborgenheden 6696-8, Over
de Aardbollen 3-4 – Swedenborg]
5.
Wat is het verschil tussen mens en dier bij
geboorte?
Het dier wordt in
zijn wetenschap en hoedanigheid geboren, die louter natuurlijk zijn en het niet
kan veranderen; de mens wordt onwetend geboren, met het vermogen om een eigen
wetenschap en hoedanigheid te verwerven.
[Bron: Over de echtelijke liefde 96 - [De
ware christelijke Godsdienst 48 – Swedenborg]
6.
Wat is de dood?
Het loskomen van
het geestelijk lichaam van het aardse lichaam?
[Bron: Over de Goddelijke Voorzienigheid 298
- De ware christelijke Godsdienst 103 - Over de Goddelijke liefde en wijsheid-
14]
7.
Wat neemt de mens met zich mee in het andere
leven?
Alles wat hij ooit
gevoeld, gedacht en gedaan heeft, vanaf het eerste tot aan het laatste moment
va zijn leven.
[Bron: De hemelse verborgenheden 2049 (4),
2116, 2747 - Over de Goddelijke Voorzienigheid 227 – geestelijk dagboek 4481 –
Swedenborg]
8.
Wat is de wereld der geesten?
Een tijdelijke
tussentoestand voorbereidend of voor de hemelse of voor de helse staat.
[Bron: Over de hemel en de hel 421, 426 –
Swedenborg]
9.
Is het niet onbarmhartig hen in de hel te
laten?
Het is uit
barmhartigheid dat het door hen gekozen leven, hetgeen zij liefhebben, hun niet
ontnomen wordt.
[Bron: Over de Goddelijke Voorzienigheid
338,340- Swedenborg]
Anderzijds: Lorber beschrijft in het boek ‘De Geestelijke Zon’: 'Het zou droevig
en buitengewoon meedogenloos zijn als iemand een bewoner van de hel zou zijn,
alleen maar omdat hij het perfect gemanifesteerde beeld van de hel in zich
draagt. Als dat het geval zou zijn, dan zouden ook alle engelen helse geesten
moeten zijn; want ook zij dragen blijkbaar het volmaakte beeld van de hel in
zich. Als dat niet het geval was, zou geen enkele engel ooit in staat zijn om
deze plaats binnen te gaan en de woedende geesten daar te kalmeren. Ikzelf zou
de hel niet aan jou kunnen tonen en openbaren als ik die niet volledig in mij
had. Bovendien zou het ook zeer gevaarlijk zijn voor de hemelbewoners als ze
niet het overeenkomstige schijnbare beeld van de hel in zich hadden, omdat ze
niet konden zien wat de hel tegen hen doet.’ [Geestelijke Zon2_117,05]
10.
Bestaat er zo iets als voorbeschikking?
Allen worden oor
de hemel geschapen, en zo wordt elk mens onophoudelijk door de Heer getrokken naar
zijn bestemde plaats in de Grootste mens, die de hemel is. Indien iemand er
niet komt, ligt het aan hemzelf.
[Bron: Over de Goddelijke Voorzienigheid 329,
163-4 – Geestelijk Dagboek 322 - Swedenborg]
11.
Waar leert de Bijbel dat er drie hemelen
zijn?
Paulus zegt:’Ik
ken een mens in Christus..die opgetrokken is geweest tot in de derde hemel.. in
het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke dingen, die een mens niet
geoorloofd is te spreken. [2 Kor.12:2-4]
Volgens Lorber bestaan
er drie HOOFDHEMELEN [RB.02_243,09]
‘In de ‘zevende
hemel zijn’ is een allegorische uitspraak van de mens. De Bijbel kent 3 echte
hemelen. Natuurlijk zijn er ook
heerlijke sferen, die op de hemel lijken, maar niet de werkelijke hemel zijn.
12.
Hoe ziet de hemel er uit?
Gelijk in de
natuurlijke hemel, daar een natuur, steden, huizen, klederen en werkzaamheden,
boeken, enz., doch alles is daar geestelijk en veel volmaakter.
[Bron: Over de Goddelijke liefde en wijsheid
163, over de hemel en de hel 170, 176-7, 184 – over de echtelijke liefde 207,
leer over het geloof 63 - Swedenborg]
Robert Blum kon zijn ogen niet geloven, wat
hij in de hemel, in de midden-zon, allemaal zag:
'Vader, ik dank U
voor zo'n grote genade! Nu zie ik al vormen, maar ze zijn nog niet blijvend,
want de kracht van het licht wist ze van tijd tot tijd nog uit. Toch komen ze
steeds als dezelfde weer te voorschijn. O, dat moet een buitengewoon
wonderbaarlijke wereld zijn! Werkelijk, zo'n wereld is ook al een hemel, want
daar moet het heel heerlijk te leven zijn als men eenmaal aan het licht gewend
is.’
‘Aha, nu ontdek ik
een enorm grote stad met grandioze, prachtige bouwwerken. Ze lijkt op Uw
heilige stad die verheven is boven alle steden van de gehele oneindigheid.
Merkwaardig! Zover mijn oog reikt, zie ik tuinen en de prachtigste paleizen in
een bouwstijl die mij volkomen vreemd is. Enorme arcaden strekken zich naar
alle richtingen uit; daarop staan de prachtigste zuilen, waarop paleizen van
onbeschrijfelijke schoonheid prijken. O, o, wat is dat schitterend!'
‘Nu beginnen ook
alle andere constanter in het licht van deze tweede middenzon te kijken en
ontdekken geleidelijk ook datgene wat Robert heeft gezien. Ja, enkelen zien nog
meer. Ze worden een prachtige plantenwereld gewaar, een heleboel merkwaardige
dieren van allerlei soort en in de tuinen wandelen veel onbeschrijfelijk mooi
gevormde mensen. Uit hun montere bewegingen is op te maken dat ze uitermate
gelukkig en tevreden moeten zijn.’ [Hemel en Hel.02_297,5-7]
13.
Wordt God
in de hemel gezien?
De engelen zien
Hem in de zon daar als Mens omringd met zonnevuur. Zij worden ook in alles van
hun prachtige omgeving en in elk ding van hun leven het Goddelijke duidelijk
gewaar. Deze innerlijke waarneming is hun grootste vreugde.
[Bron: Over de Goddelijke liefde en wijsheid
130-1, de hemelse verborgenheden 10809, 920, 155 - Over de hemel en de hel 121,
270, 489 – Swedenborg]
Lorber schrijft:
De Heer: 'Voor ons allen,
zoals we hier zijn, is God heel zichtbaar en woont Hij in een beslist zeer
toegankelijk licht. Alleen voor de op aarde nog sterk in het vlees levende
mensen moet God omwille van de vrijheid van hun wil onzichtbaar blijven, zolang
zij nog niet de volledige wedergeboorte van de geest hebben verkregen. Hij
blijft echter ook onzichtbaar voor geesten van jullie soort, omdat jullie niet
zuiver en wedergeboren zijn.' [Hemel en Hel.02_263,12]
Swedenborg in gesprek met
Johannes Calvijn [een vervolg]
(De vorige 3 punten
van Swedenborg over Calvijn, staan beschreven in het februarinummer van het
jaar 2022, nr. 72)
Punt 4.
Swedenborg: ‘Ik
las voor Calvijn en verschillende geestelijken die hem volgden, deze woorden
uit de geloofsbelijdenis van Athanasius’:
‘Er is een persoon van de Vader, een ander van de Zoon en een ander van
de Heilige Geest’. En ook deze woorden: ‘Zoals we door de christelijke waarheid
worden gedwongen om elke persoon op zichzelf te erkennen als God en Heer, zo
wordt het ons door de katholieke religie verboden te zeggen: er zijn drie Goden
of drie Heren.’
Punt 5
Ik [Swedenborg]
vroeg Calvijn of hij op basis van deze woorden drie goden had erkend of eraan
had gedacht, hoewel hij had gesproken en nog steeds sprak over één God. Hij antwoordde
dat hij aan drie gelijkgestemde goden had gedacht.
Ik [S] vroeg hoe
hij zich kon verzoenen met wat hij dacht en zei, en ze één kon maken, terwijl
het toegestaan was om elke persoon als God in zichzelf te belijden. Hij
antwoordde dat hij dat niet kon.
Ik stelde de
vraag: ‘Hoe kunnen drie één zijn? Met eensgezindheid van stemmen, of op een
andere manier?’ Hij antwoordde: ‘Door invloeiing.’
Ik vroeg hoe de
ene persoon de hele tijd dezelfde gedachten kon hebben als de andere. Dacht de
ene niets vanuit zichzelf? Hij antwoordde dat hij hier niet eerder aan had
gedacht, maar toen hij erover nadacht zag hij dat ieder voor zichzelf zou
denken.
Ik vroeg: ‘Hoe
zijn ze dan één ondeelbaar wezen? Raakt dat wezen niet verdeeld?’ Hij zei dat
dit soms zo verdeeld was, maar uiteindelijk pasten de delen weer in elkaar.
Was die essentie
verdeeld toen de Zoon als Middelaar en bemiddelaar tot de Vader sprak?, vroeg
Swedenborg hem.
Hij [Calvijn]
antwoordde dat het toen zo was, maar alleen op dat moment.
Ik vroeg vervolgens:
‘Zijn er dan niet drie scheppers van het universum geweest? Hij antwoordde: Ja,
maar de een heeft door een ander gehandeld – de Vader door de Zoon en de Zoon
door de Heilige Geest’.
Ik vroeg hem wat
voor idee hij had over de eeuwige geboorte van de Heer. Hij antwoordde: ‘Een
vaag idee’.
Punt 6
Hierna vroeg ik
Calvijn hoe hij in de hemel verheven kon worden met zijn idee van drie goden en
dat de Heer twee was. Hij antwoordde dat hij naar een zekere nederige
samenleving van de hemel was gestuurd en daar tussen de meest afgescheiden
mensen had gewoond die niet veel op de proef werden gesteld. Maar toen hij werd
beproefd ging hij vandaar naar beneden omdat hij daar niet kon blijven, en ging
naar Luther in de geestenwereld. Hij woonde al een tijdje bij Luther en dit was
de reden – dat Luther erkende dat het Menselijke van de Heer Goddelijk was, en
Calvijn zag dat hij nergens anders veilig was.
De geestelijkheid
beschreef Calvijn als een oprecht mens, maar eenvoudig, en zei dat hij had
geschreven volgens zijn eigen eenvoudige gedachten; en niet had overwogen of
dit overeenstemde met de Heilige Schrift wel of niet, en hij ook niet had
overwogen of het overeenstemde met de geloofsbelijdenis van Athanasius.’
Swedenborg
profeteerde over Jakob Lorber
Swedenborg heeft een profetische verklaring gedaan, die
waarschijnlijk richting Jakob Lorber gaat. Hij, Swedenborg schreef een brief
aan de prelaat Oetinger van 11 november 1766, waarin hij opmerkt, dat er na hem
eerst later een man zal komen met een sprekende ingeving en dat hem dit ten
deel zal vallen. Op grond daarvan wees Swedenborg hierbij nadrukkelijk erop,
dat deze stem van zulke aard inspiratie niet van buiten kwam, maar van
binnenuit zal vernomen worden. [Adversia IU, 6966]
Van Jakob Lorber weten wij, dat hij de stem van binnenuit
vernam, en weliswaar uit de omgeving van zijn hart. En Swedenborg was in staat
gesteld, zijn schouwingen in de geestelijke wereld met eigen woorden via het
geheugen neer te schrijven.
UpToDate
2024-2025