De stoffelijke Aarde
door Jakob Lorber ontvangen
van 28-12-1846 tot 8-2-1847
kort samengevat verslag
Elke vorm bestaat uit drie dingen [bijvoorbeeld lichaam,
ziel en geest of lengte, breedte en dikte]. Het centrum van een voorwerp mag je
niet verwarren met het zwaartepunt. Geen enkel levend wezen heeft zijn hart in
het centrum. Er is dus een groot verschil tussen zwaartepunt en
middelpunt van het lichaam, - dus ook van elke planeet [zoals de Aarde,
de Zon of de Maan]!
Het middelpunt
van de Aarde bestaat namelijk uit niets….
hfdst. 1
De grootte van het Aardehart fluctueert van tweehonderd
mijl [het uitzetten] tot vijftig mijl [het inkrimpen]. Het Aardehart is
veel meer een substantiële kracht in een vast organisme dat al werkend zich
beweegt. Het binnenste van de Aarde is een soort vleessubstantie [maar niet
vergelijkbaar met vlees van dieren!], samen met bloed en beenderen. De vraag is
nu, aan welke kant van de Aarde bevindt zich het eigenlijke zwaartepunt? hfdst. 2
De positie van het leven is steeds veranderend; het
polaire leven is niet gefixeerd [verstard] maar het moet veranderlijk
[bewegend] zijn; het is
aannemelijk, dat het zwaartepunt zich ongeveer in de streek onder IJsland en
een deel van Noorwegen, Zweden en Lapland bevindt, maar is desalniettemin zo
actief, dat zijn hartslag zich tot onder Kamsjatka in het Noorden en tot aan de
streek onder de Middellandse zee in het Zuiden kan uitdijen; de laagste
[allerkleinste] dieren lijken, wat betreft de onbestendigheid van hun levend
zwaartepunt, nog het meest op de lichamen, die geen vrije beweging hebben. hfdst. 3
Het zwaartepunt van de materie verandert steeds, d.w.z.
materie lost geleidelijk op; het vuur verandert nog het laatste zwaartepunt van
de materie; daarom is as het laatste zeer
vluchtige overblijfsel van alle materie; bomen uit de oerwereld als
overblijfselen worden nog onder de naam steenkool
aangetroffen - de materie is de dood, het leven
ligt in de dood gevangen en moet weer uit de materie vrijgemaakt worden; materie bestaat alleen maar als middel ter regulering en vrijmaking van
het vrije leven; het onveranderlijke bestaan van de materie kan
onmogelijk daarvan het doel zijn; materie is niets anders dan een doelmatige verschijningsvorm van Gods gefixeerde wil;
bij de geleidelijke oplossing van de materie wordt het leven gevende
zwaartepunt ook langzamerhand kleiner; - een heel leger van talloze gebannen
oergeesten [vuurkrachten] moeten de materie tot leven brengen waardoor ze zelf
stapje voor stapje bekleed kunnen worden met een lichtere materie en op gepaste
tijd in het vrije leven kunnen overgaan [deze vuurgeesten bepalen het
zwaartepunt in de Aarde]. hfdst. 4
De Aarde,
die opkomt achter de Maan
De pulserende of stuwende aderstoot van het Aardehart
wordt elke zes uur herhaald en is afhankelijk van de daarachter liggende enige
aanwezige stuwkracht; de Aarde heeft grote longen en staat in nauwe samenhang
met het Aardehart; het is te verklaren, dat zowel de regelmatige als ook de
onregelmatige uitzettingen en samentrekkingen van het aardelichaam slechts
daardoor veroorzaakt worden als eb en vloed; niet alleen de Aarde, ook elke
vrucht, elk dier en mens bestaat uit drie lichamen. bijv. een ei: eerst de
schaal, dan de lymfmassa, tenslotte het bloed [de dooier] wat het leven zelf
is; de binnenkant van deze
buitenste aardlaag is ca. 150 km dik - soms ook wel minder [vanwege de
uitzetting en inkrimping]. hfdst. 5
Wordt een bovenliggende dwarsbalk met een
onderliggende, bijv. door middel van een touw of spijker verbonden, hebben
beide delen hun gewicht veranderd, omdat beide het gewicht van de ander door
dit verbindingspunt dragen. Een doorgangspunt is bijv. een spijker, dat
in hout geslagen wordt, en dat dan een nevenzwaartepunt wordt – of bijv. water
met wijn vermengen via twee verschillende slangen of buizen. Een boom heeft
ontelbare hoeveelheden kleine aquaducten [diverse verbindende dwarsliggende buisjes].
Het voornaamste zwaartepunt of het gewone hart van de boom zit in de stam. De
kern van de boom is in zekere mate een voortzetting van het hart van de boom.
Hoe dichter de organen bij het hart liggen, des te groter zijn zij. Hoe verder
ze daarvan verwijderd zijn, des te kleiner zijn ze en des te meer tot in het
oneindige vertakt. De ziel van dieren en mensen is substantieel. hfdst. 6
De Aarde roteert, maar door welke kracht? Doordat er een
luchtbeweging in de Zuidpool plaatsvindt die spiraalvormig is. De ontsnappende
lucht oefent een grote druk uit, zodat er geen lucht kan ontsnappen. Planten en
de wortels van de bomen hebben poliepachtige zuigsproeten, naast de bekende
meeldraden en bloem.
Elk dier en plant heeft veel kleine
zuighaartjes om elektrische en etherische levensstoffen uit de lucht te zuigen.
De Noordpool heeft een
grote mond, wel 75 kilometer en de Zuidpool heeft een groot afvoerkanaal.
De maag van de Aarde ligt
tamelijk in het midden van de Aarde. De mond van de Aarde neemt bij de Noordpool
grote hoeveelheden sneeuw en ijs naar binnen als voedsel. Wat er
overblijft wordt met een negatief elektrisch geladen stof door de Aarde
gedreven naar de Zuidpool. hfdst. 7
De mond van de Aarde aan de Noordpool hier
zichtbaar!
Eb en vloed ontstaan door de longen der Aarde. Want de
Aarde ademt ook. Als je in een vol ligbad diep in- en uitademt, zie je het
water omhoog en omlaag komen. De Aarde zuigt de lucht in zich op. De wekere
buikstreek van de Aarde onder de zee zet uit en dan stijgt eveneens het water
omhoog. Wanneer de Aarde via haar longen uitademt, zakt de buik dieper omlaag
en dan zakt het zeewater.
De aardelaag heeft wel 1000 kubiek
aan mijlen inhoud [maal 4,7 km] en de oppervlakte is berekend in mijlen dan
23.500 km = 5000 mijlen. Elke
zes uur wordt er op Aarde ingeademd en de volgende zes uren wee uitgeademd en
dat herhaalt zich twee keer per dag. In het verwerkingsproces van de
zuurstof sluit de luchtpijp in de Aarde en wordt dan de slokdarm geopend voor
het opnemen van voedsel, en dat ook weer twee keer per etmaal. Alle dierlijke
longen stammen af van de Aardelong. De Aarde zweet en voedt daarmee alle wezens
op de Aarde. hfdst. 8
De milt is de stookplaats [de verwarming], de eigenlijke
energiebron. In de milt
wordt elektromagnetisch vuur opgewekt. De maag en het hart betrekken de
verbrandingswarmte van de milt. De longen zijn vooral met de wil van de ziel
verbonden i.v.m. de snelle of langzame
ademhaling. De vuurspuwende bergen, de kokendhete waterbronnen staan met de
milt in verbinding. Winden
ontstaan door de milt. Als het regent dringt dat door tot in de Aarde en
wordt het in damp omgezet. Deze wolken blazen de aardehuid omhoog en komt er
gas door de poriën, kloven en spleten van de aardkost en deze vullen de lucht.
Kleine aardbevingen, orkanen, wervelwinden en vuurhozen en golvende
stormachtige bewegingen en alle meteorologische verschijnselen, ontstaan ten
gevolge van de te grote druk in het binnenste van de Aarde gevormde gassen of
waterdampen. hfdst. 9
De milt bevat vele kubusvormige piramiden als
aaneengeregen kamertjes met talrijke bloedvaten, lijkend op de draden van een
kruisspin. Een bloedvat staat in verbinding met de maag, het hoofdbloedvat met
het hart. Het opgeven van
bloed komt meestal door een te overvolle milt met bloed; hoogstzelden uit de
longen. Bij elke aardepolsslag gaat het bloed in de parelsnoerachtige
bloedvaten een aardeparel in het bloedvat verder waardoor wrijving van de
miltkamers wordt opgewekt met elektrisch vuur. De elektriciteit is nodig om
warmte op te wekken. De elektrische stof is vrijgekomen van de kleine
lensvormige blaasjes; de daaruit vrijgekomen ijzerhoudende ether wordt gebruikt
om de zenuwen tot leven te brengen. De bouw van de aardemilt is zeer indrukwekkend. In de milt
schieten ontelbare bliksemschichten er doorheen met voortdurend miljoenen malen
gedonder. Uit de brede kanalen stort een enorme vloed, maar de aanhoudende
elektrische vlammen lossen deze vloed weer op. hfdst. 10
De lever lijkt meer op de vorm van de longen, maar de
constructie meer op die van de milt. Een deel der bloedvaten komt uit
het hart en voert veel bloed naar de lever om verzadigd te worden met de nodige
koolstof en weinige blauwzuursporen. Andere vaten lopen van de maag naar
de lever en de zeer verdunde blauwzuur wordt daarvandaan weggeleid. Een derde
soort bloedvaten gaat vanuit de maag naar de galblaas en lever. Soms moet
de lever van haar voorraad iets teruggeven aan de maag [koolstof of giststof].
Dit, als de maag hiervan te weinig heeft bij bepaald voedsel. Een vierde
soort kleinste bloedvaatjes gaan vanuit de longen naar de lever en daaruit
wordt deels de galblaas gevormd en steeds op gelijkmatige spanning gehouden. Er
wordt atmosferische lucht in de gal gebracht en wel zoveel zuurstof, dat de gal
niet gaat gisten. Slechte
stoffen in de gal veroorzaken reuma, jicht en ontstekingen. Een zuurstofrijke
omgeving is erg belangrijk. De lever heeft de milt nodig en de lever ligt dicht bij de maag omdat
ze daar het meest nodig is. Al het zeewater is uit de lever afkomstig. [dat is uitgestoten urine
van de Aarde] hfdst. 11:
De stemming komt vanuit de nieren [dat is een
zekere fysieke opgewektheid]. De nieren van de Aarde ligt even ten Zuiden van
de Equator. Alle zeeën
op deze Aarde putten het water uit de nieren. De Aarde kent vele
urineblazen, dat zich als grote waterreservoirs tussen de korst van de Aarde en
het binnenste van de Aarde bevinden en die soms groter zijn dan heel Europa. De
zee krijgt haar voeding van deze urineblazen, later ook die van de rivieren en
de meren. De voortplanting komt uit de nieren. hfdst. 12
Als de Aarde even rust, heeft de hele natuur op Aarde even
een welverdiende ‘vakantie’ met een gelukzalige verkwikkend gevoel verdiend. De
ziel gaat geleidelijk uit het hart en verplaatst zich tijdelijk in de nieren. –
en ondervindt de nodige ontspanning en rust. [het overige moet steeds werkzaam
blijven]. Alles is dan vredig, lief en zacht. Ook de mensen ervaren dat als een
behaaglijk gevoel. Na zo’n ‘rustperiode’ volgt er dan stormachtig weer. De Aarde is hermafrodiet [mnl.
en vrl.]. Dit was oorspronkelijk ook de eerste mens Adam. De volkomen geesten
in de hemelen eveneens. De Aarde is in staat tot voortplanting. De
geslachtsorganen bevinden zich aan de Zuidpool. Deze pool is negatief en vrl.
terwijl de Noordpool positief en mnl. is. De enige die verwekken kan is de Zon. En wat heeft ze [de Aarde]
voortgebracht?: de Maan, het oudste kind. Andere kindjes zijn de grote hoeveelheden kometen, die
wij zien, wanneer dag en nacht even lang zijn, als vallende sterren.
Maar die worden dan weer opgegeten door de Aarde.
Het
hoofdzakelijke geboortekanaal ligt bij Tahiti en Otahaiti. De bijgeboorte
kanalen zijn de vele zeeën, moerassen en bergholen. Die slingeren soms hun
‘kindjes’ in de ether als kleine planeetjes en vaak komen deze weer dan terug
op de Aarde [zij exploderen dan]. Als klompen steen of slakachtige massa vallen
ze op de Aarde. In dit geval treedt de Aarde op als vrouw. hfdst. 13
De Aarde heeft vier manieren om minerale wezens, planten
en dieren voort te brengen. De ene keer verwekt en baart zij als vrouw, dan
weer mannelijk zoals de vogels de eieren, en planten het zaad, en de dieren een
aan hen gelijkend schepsel baren. Als vrouw neemt ze het gewekte op en baart
het.
Als man [ver]wekt
hij, maar baart niet. Het voortgebrachte moet eerst tot dat soort geslacht
rijpen en geboren worden, waartoe het door de Aarde in zijn functie als
mannelijk wezen werd opgewekt. Het zaad van bijv. een boom was er blijkbaar
eerder. De vogel was er eerder dan het ei. Het eerste ei was het zaad. De Aarde
kan zich zowel vrouwelijk als mannelijk gedragen. Beide naturen moeten in zich
verenigd zijn. De ene pool geeft, en de andere ontvangt. De Noordpool neemt op,
de Zuidpool geeft af.
Maar binnenin de Aarde is het precies andersom. De
Noordpool geeft, de Zuidpool ontvangt. De polen wisselen
van geslacht. De winter is mannelijk [zij geeft, wekt]; de zomer is vrouwelijk
[zij baart]. In de winter is de ene helft van de Aarde mannelijk, en de andere
helft vrouwelijk. Het zuidelijk deel is mannelijk en sterker. Het Noorden is
manwijf, het zuiden is een verwijfde man. De nacht is vrouwelijk en de dag is
mannelijk. hfdst. 14
De Aarde is een dubbel wezen. Uit haar binnenste worden
via de poriën en kanalen talrijke eitjes naar buiten gedreven en deze komen in
de lucht terecht en in aanraking met de elektrische stroming. Daar rijpen ze
snel en miljoenen worden er geboren. Omdat ze zwaarder zijn dan de lucht vallen
deze op de Aarde. Maar dat vallen gaat wel geleidelijk, omdat zij licht van
gewicht zijn en zij leven dan nog een aantal uren na de val. Ze moeten dan weer opnieuw incarneren
in andere diervormen. Maar hier geldt een uitzondering, omdat deze
diertjes een stap ‘overgeslagen’ hebben, moeten ze weer en stap achteruit doen,
dus naar de plantenwereld, alvorens ze opnieuw een dierlijke vorm mogen
aannemen.
Planten moeten legioenen plantenlevens doormaken voordat ze in het
dierlijke leven worden opgenomen, vooral de edele en de edelste, die zelfs dicht bij de
menselijke trap staat. Hebben
planten eenmaal voldoende stadia doorlopen, zullen zich dan ook dieren gaan
ontwikkelen, als onvolkomen kruipende insecten en dieren. In de nier van
de Aarde wordt het algemene zaadstof gevormd. De Aarde bestaat uit drie delen
[lagen] en de tweede laag aarde – en in het vaste deel – krijgen de
plompgevormde wezens – hun feitelijke kleur en vorm. hfdst. 15
De tweede Aarde is [in het begin van haar laag] naar
buiten toe wat minder dicht, maar naar de buitenkant erg vast. Het heeft een doorsnede [dikte] van wel
200 mijl [=200 x 7,4 km], genoeg om alles op de Aarde te dragen.
Daaronder is zoveel vuur, waartegen de hardheid van deze dikte bestand moet
zijn. Het materiaal waaruit deze bestaat is sterker dan de onbeschrijfelijke
hardheid van het
onaantastbare puimsteen [let wel
geen puinsteen!] en 1/20 gram daarvan zou al meer waard zijn dan 100 kg van de
duurste prachtkleurige parels.
Elke polsslag van
het aardehart drijft de verschillende sappen in de talloze organen via de vele
kanalen met sluitkleppen. Dit laatste is nodig, anders stroomt het weer terug
vanwege het zware gewicht. Zo’n
grote Aardeader heeft wel duizenden kilometers lang verloop. Er zijn
naast de sluitkleppen nog lange windingen nodig om de stroming te breken, ook
met aparte perspompen voorzien, waaraan de pulserende stootimpuls veel steun
geeft. Dus een heel bijzondere geniale constructie. hfdst. 16
Het Noorden van de Aarde bevat veel mineraaldraden, die
ijzerhoudend zijn en die naar het Zuiden lopen. Van Zuid naar Noord zijn het
meer de uitgesproken draden van platinum, die allemaal zeer dun zijn, lijkend
op de draden van een webspin, maar dan gekronkeld. Ze bestaan uit diverse kristallen
als schakels van een keten, die met elkaar verbonden zijn en lijken op
piramiden, die ijzer bevatten. Hun toppen zijn naar het Noorden
gericht, die van de platina-pyramide naar het Zuiden. Het werkende
elektromagnetisch fluïdum blijft sterk bij deze onderbroken geleidingen [met
een lengte van wel 3000 mijl]. Dit is een kunstig geweven mechanisme om het
fluïdum te verzamelen en er verzamelruimtes aangebracht worden. Wat de
positieve elektriciteit teveel verhit, koelt de negatieve stroom weer af. Bij elke hartslag worden er vele
triljoenen kilo’s aardesappen weggepompt. De aangebrachte pompen in de
kanalen temperen het grote gewicht, een heel kunstig mechanisme. De
terugvoerende kanalen zijn smaller dan de opstijgende en ook met minder gewicht
in de vloeistofkolom. hfdst 17
De middelste aarde en de buitenste laag van de aarde zijn
met elkaar in vaste consistentie verbonden. Op onze vaste Aarde rust op een
aantal kilometers aan dikke gevoelige aardehuid. De tweede laag resp. de
tussenlaag is gevoelig. De opperste of eerste laag is ongevoelig. Een
zandkorrel is het eenvoudigste mineraal. Deze bestaat uit een verzameling van
infusiediertjes en elk infusiediertje bevat talloze atomistische diertjes. Deze
kleven aan elkaar en dat bepaalt de kristalvormen. In elk atomistisch diertje
is een miniatuur hulsglobe te ontdekken [de allerkleinste afmetingen van
het universum] – een zandkorrel bevat twee generaties van diertjes. hfdst. 18
In de Aarde zijn er reservoirs met verschillende vormen,
die de terugstromende sappen opnemen. Deze moet men niet verwarren met de grote
onderaardse waterbassins. Deze laatste liggen in de eerste aardelaag terwijl in
de tweede gevoelige laag de reservoirs van de aardesappen bevinden. Tussen
de gevoelige en ongevoelige aardelaag vormen zich gassen, die doen grote
ruimtes ontstaan en heffen de aardekost omhoog, doorbreken deze zelfs en
veroorzaken aardbevingen en doen orkanen ontstaan. Overal bevinden zich
‘steunpilaren’ die op de tussenlaag van de eerste en middenlaag der Aarde
rusten. Deze zijn vrij elastisch, meegevend, doch vaster in de buitenste laag.
Waarvan betrekt de zee haar voedsel?
Uit de vele vloeistoffenreservoirs in de tweede laag, die de feitelijke blaas
van de Aarde vormen. De lucht van de Aarde omgeeft
aan alle kanten tot wel in een hoogte van 10 Duitse mijlen [ca. 50 km] in drie
verschillende sferen. De urineleiders van de Aarde mogen niet
afgesloten worden, anders zou de Aarde helemaal in zout verstenen. hfdst. 19
Het water van de zee is verdichte lucht [ook alle water, dus meren, rivieren]. Deze
lucht behoort tot de buitenste schors van de Aarde. De grondstoffen in de lucht bepalen de groei van
diverse soorten van planten, bomen en dieren. Ontbreekt er een bepaalde
grondstof in de lucht, dan zal het soort groeisel, dat daaraan verwant is, ook
snel uitsterven.
Er bestaan veel luchtsoorten, niet
alleen maar zuurstof, waterstof, koolstof en stikstofgas. Elke plant zuigt uit
de lucht de voor haar noodzakelijke luchtsoort in en scheidt ieder ander soort
lucht weer uit. hfdst. 20
Het licht maakt het oog dat daaraan verwant is. Het oog
is als een kleine zon in het lichaam. Het bevat een eindeloze
schepping. Het sterrenlicht werkt machtig in op het menselijk
gemoed, als men er naar kijkt.
De etherlucht rust op de atmosferische lucht.
Er zijn goede en kwaadaardige
sterren en daarom ook goede en slechte planten en dieren. Wanneer astronomen ontdekken,
dat er licht zal komen van zeer verre sterrengebieden, ontstaan er daarom ook
nieuwe luchtsoorten en dientengevolge ook nieuwe vormen en wezens. hfdst. 21
Jakob Lorber beschrijft hier de stand van de sterren hoe
deze een invloed kunnen hebben op plant, dier en mens of het weer. Zelfs
kometen en lichtmeteoren, de Maan en de Zon. Tengevolge van deze verschijnselen
en volgens de genoemde wetten, moet er een of andere verandering op de Aarde
bewerkstelligd worden, vooral bij die dingen, die door de invloed van sterren
juist met hen verwant zijn, omdat ze voor hun existentie een bepaald specificum
nodig hebben, dat uit licht van deze sterren afkomstig is.
De inwerkingen worden niet zozeer in de eerste luchtlaag waargenomen, maar
zeven duizend voet boven de zeespiegel. [30,48 cm x 7000 = 2135 meter] Over de
astrologische tekens, heersers, etc. schrijft Lorber verder, dat daar werkelijk iets van waar is in
deze zaak, maar niet volgens de bekende onzuivere wijze, maar op die wijze, dat
dergelijke tekenen aan de hemel, en tevens bij de planeten, op de geboorte van
mensen invloed uitoefenen, en dat de toekomst zich daarin zelfs afspiegelt.
Dergelijke ideeën zijn verminkt, maar is heden ten dage aan geen twijfel
onderhevig.
De straten van de zee van vele
verwijderde sterren zijn op die hoogte te weinig geconcentreerd. Hoe hoger in
de bergen hoe minder het zicht op de lichtinval der sterren. Er is immers ook
weinig vegetatie op die hoogte. hfdst.
22
De Zon neemt het licht op uit de talloze Zonnen en
samengebundeld straalt ze dat uit in de oneindige etherruimte [in het
zonnestelsel]. Het Zonlicht zelf is zwak, maar door het licht van
andere sterren sterk. De luchtkring om de Aarde vormt een lensvormig
doorzichtig lichaam. De invallende zonnestralen hebben niet hun volle sterkte
achter de lens, maar veel verder weg. Als er een tegenobject is op de Aarde dan bereiken de stralen de
lagere gebieden beter dan de hogere. Op grote hoogte is er geen of
onvoldoende specifica, en dus geen groei mogelijk. Maar wel zuivere lucht.
Regen, sneeuw en wolken zijn producten uit het licht. Vandaar witte sneeuw. De
nevels en wolken worden verzadigd door de aardse elektriciteit en krijgen
daardoor een verdichting, zodat ze als voedsel voor planten en dieren kan
werkzaam zijn. Verzadigde wolken zien er ook donker uit. Witte wolken staan
altijd boven de donkere. De zwaardere vallen gemakkelijk in de vorm van regen. Analoog daaraan is dat zo bij de
mens, wiens hart met teveel aardse negatieve onbenulligheden volladen, het
daardoor steeds zwaarder maken en ook ondoordringbaarder en dichter en
ongeschikt voor het licht: ze zijn niet meer in staat in het Rijk van het licht
op te stijgen, maar maken zich wel steeds meer geschikt om neer te storten in
het Rijk der duisternis.
Bergbewoners zijn ook vaak vrolijker dan dalbewoners. Dat komt door de
lichtere en zwaardere specifica op grote hoogte. hfdst. 23
De derde luchtlaag heeft de scepter over de onderste
twee luchtlagen [zij rust op de twee onderste luchtlagen!] en houdt a.h.w. een
oogje in het zeil. Deze aller zuiverste luchtlaag voedt voor het grootste deel
de onderste twee verdere lagen en verleent aan planten en dieren een goede
geur, kleur en smaak vanwege het ethergehalte van lucht en zout. Het fluïdum
wordt opgezogen uit de stralen der sterren en de dieren en planten worden met
dit fluïdumlicht ermee vervuld. Had de Aarde geen algemeen gezichtsvermogen, dan zou geen enkel wezen
dat kunnen hebben. Planten hebben ook ogen, anders
zouden zij zich niet naar het licht van de Zon wenden.
De Aarde is geen apart zelfstandig wezen, maar een
eindeloos veelvoudig wezen, dat uit aparte intelligenties bestaat.
De Zon
staat meer dan 20 miljoen mijlen van de Aarde vandaan! Een derde luchtlaag komt
soms in de zuidelijk tropisch gelegen landen wat lager te liggen, vooral in de hoge bergen, waar
de welriekende geuren heel sterk zijn. hfdst. 24
De derde luchtlaag [ether] is gemakkelijk ontvlambaar. Als
er een meteoor doorheen raast, kan dat voor het menselijke oog lijken alsof een
groot oplichten. Vuur = ontvlammen. In alle materie huizen geesten. Worden deze geprikkeld,
ontvlammen en bewegen ze zich teveel, vernield het de materie dat ontbindt –
uiteenvalt – zelfs in de kleinste atomen. Dus opwinden, ontsteken en
verbranden!
Atmosfeer van de
Aarde, foto genomen door de ISS
Omdat het in de 3e
regio rein en zuiver is, geeft het licht een helle kleur. Anders is dat bij de
onzuivere geesten op en in de Aarde. Hun licht bij de verbranding is vuil
roodachtig [nog grimmig]. Het licht in de 3e luchtlaag is licht door
het schijnsel van de vele sterren op de ‘spiegelruimte’, die ook ontstaan door
de wervelende meteoren in deze ether.
hfdst. 25
De ontsteking van meteoorachtige lichamen stammen uit de
derde luchtregio; Een meteoor moet minstens 1 - 5 Duitse mijlen (* 1 Duitse
mijl = 7,420 km). per seconde afleggen, wil hij werkelijk na het ontsteken tot
verbranding komen. De kop van zo' n meteoor is het meest lichtend. Het lichten
van een meteoor zien [bekijken], is namelijk niets anders dan een
geconcentreerde reflex van het licht. Deze etherische lucht is dan eigenlijk
het brandbare wezen van zo'n meteoor als deze in de dichtere luchtregio is
aangekomen.
De derde luchtregio kunnen we aanmeten door bijv.
te kijken naar de witachtige ‘schapenwolken’, die eigenlijk golfachtige
bewegingen zijn, maar geen echte wolken. Deze worden daardoor veroorzaakt, als
door de wijde etherruimte bepaalde lichtwezens de aarde beginnen te naderen,
welke lichtwezens [met een zeker gewicht] langs de jullie al bekende weg van
de zonnelichamen afstammen. Vaak is er een dan na een of twee dagen onweer.
Een ander
verschijnsel dat met het blote oog kan worden waargenomen zijn de diepblauwe
strepen. Deze strepen zijn
een moment, waarop de zalige geesten als het ware allen gemeenschappelijk samenkomen.
Op zulke dagen is het dan ook op de aardbodem bijna doodstil. Geen blaadje beweegt,
geen gewone wolk is te zien en op Aarde is het drukkend heet. Deze toestand
duurt echter niet lang. Na zulke verschijnselen allerlei winden en de
barometers zullen aanhoudend op 'veranderlijk' staan, zodat het bij dergelijke
verschijnselen met de bestendigheid van het weer een tijdlang is afgelopen.
Geestelijk ingestelde mensen, die tevens met hun geestelijk oog kunnen
waarnemen, zullen zeker méér zien dan alleen maar witblauwe strepen. hfdst. 26 [bronvermelding: De Aarde en
de Maan, ontvangen door Jakob Lorber]
UpToDate 2024-2025