Sichar bij Sichem
(Toen kwam Hij bij een stad in Samaria, Sichar geheten, dichtbij het
dorpje, dat Jacob zijn zoon Jozef had)
[via Jakob Lorber ontvangen in
1840 van de Heer]:
De weg ging door Sichar, een stad gelegen
bij het oeroude dorpje dat Jacob als geboortegeschenk aan zijn zoon Jozef gaf.
De bewoners van dit dorpje, die merendeels herders waren, kreeg hij toen hij
met Rachel trouwde. Hoewel de stad Sichar niet bepaald de hoofdstad van het
land was, woonden er toch wel zeer veel en zeer welvarende Samaritanen en ook
menige rijke Romein, want deze stad was zeer mooi gelegen en de omgeving was
erg gezond. GJE1-25 [10] - (Daar was de bron van Jacob. Omdat Jezus moe
was van de reis, ging Hij op de stenen borstwering van de bron zitten, en het was ongeveer uur het zesde. Joh. 4.6)
In Judéa waren wij volgens de huidige
tijdrekening al tegen vier 's morgens vertrokken, vervolgens zonder te rusten
snel doorgelopen en we bereikten precies om twaalf uur 's middags, wat toen het
zesde uur genoemd werd, de oude Jacobsbron, die nauwelijks veertig passen voor
het dorpje in de richting van Sichar lag. Deze bron stond op een zeer goede
waterader, er omheen bevond zich een ouderwetse sierlijk gemetselde borstwering
en ernaast groeiden schaduwrijke bomen. GJE1-25 [11] - Het is nu al de derde
dag dat Ik in Sichar verblijf en het is van daar naar de stad Sichem een
wandelingetje van enige landwegen. GJE1-57 [8] - Ik zeg je, wie gelooft wat Ik
tegen hem zeg, uit diens lichaam zullen stromen van hetzelfde levende water
stromen, zoals dat geschreven staat in Jesaja 44 vers 3 en in Joël 3 vers 1.'
GJE1-25 [3]
Dit
dorpje (vlak bij Sichar) telde in de tijd van Jezus 20 huizen. (GJE 1-29-1). Toen kwam Hij in een stad in Samaria,
Sichar geheten, dichtbij het veld, dat Jacob zijn zoon Jozef had gegeven.
Johannes 4:5. Een oeroud dorpje (voor Sichar), dat Jacob als geboortegeschenk
aan zijn zoon Jozef gaf met de bewoners van dit dorpje, die merendeels herders
waren die hij met Rachel als bruidsschat had gekregen. Sichar was niet bepaald
de hoofdstad van Samaria. Er woonden daar destijds welvarende Samaritanen en
ook menige rijke Romein. Deze stad was zeer mooi gelegen en de omgeving was erg
gezond. Daar was (vlakbij) de bron van Jacob, een oeroude waterbron –
nauwelijks veertig passen voor dit Jacobsdorpje, dat in de richting van Sichar
lag. De waterput of bron stond op een zeer goede waterader, er omheen bevond
zich een ouderwetse sierlijk gemetselde rand en ernaast groeiden schaduwrijke bomen.
(GJE 1-25-10) - Dichtbij gelegen Sichar lagen ook nog drie kleine dorpjes.
Gerizim en Ebal
lagen tussen twee bergen. Daar groef Jacob een waterput, de Jacobsbron. De put
zou heden nog bestaan. Doorsnee was 3 meter aan de bovenrand en 40 meter diep.
Nu zou er een kerk op gebouwd zijn [pas in de vierde eeuw] en deze kerk is al
meerdere malen verwoest. Sichar zelf was erg mooi gelegen en ook erg gezond.
Bij Sichar lag dan het Jacobsdorpje. [GJE1-25-7,11 EN 1-29-2]
Aan de randen van
Sichar staan twee bergen: Garizim en Ebal. Jozua schreef op de stenen [op de
berg Ebal] een afschrift van Mozes’ wetten. In de buurt van Sichar was een
groot bos met het kasteel van Ezau.
Kort
voor Sichem of Sichar – [in het hebr. schouder, nek] – bij de huidige Nablus,
bevindt zich de beroemde 32 meter diepe Jakobsbron, aangelegd door Jakob, de
stamvader van Israël, 3000 jaren voor Jezus, dat vandaag nog bestaat – aan de
randen van dit stadje staan 2 bergen als wachttorens, de berg Garizim en Ebal.
Als Jozua het heilige land betrad, bouwde hij een altaar op de berg Ebal en
schreef hij op de stenen een afschrift van de wetten van Mozes. Jozua 8:30-32 –
de berg Garizim is de heilige van de Samaritanen – een geslacht oorspronkelijk
uit de Juda stam, die in de tijd van Jezus meerdere honderd duizenden inwoners
telden – vandaag nog maar 500. (GJE 1-25-10)
(Toen kwam Hij bij een
stad in Samaria, Sichar geheten, dichtbij het dorpje, dat Jacob zijn zoon Jozef
had (Joh.4:5)
De weg ging door Sichar, een stad
gelegen bij het oeroude dorpje dat Jacob als geboortegeschenk aan zijn zoon
Jozef gaf. De bewoners van dit dorpje, die merendeels herders waren, kreeg hij
toen hij met Rachel trouwde. Hoewel de stad Sichar niet bepaald de hoofdstad
van het land was, woonden er toch wel zeer veel en zeer welvarende Samaritanen
en ook menige rijke Romein, want deze stad was zeer mooi gelegen en de omgeving
was erg gezond. Het dorpje (dat Jacob zijn zoon Jozef gaf) telt toch zeker
twintig hulzen, maar U kunt het geloven of niet, voor U is er niemand thuis en
alle deuren zijn afgesloten! (GJE1-25:10, 29) - Sichar heeft in de omgeving een groot bos. bron: GJE1-61
Het
is vandaar naar de stad enkele veldwegen ver – GJE1-57:8 - Daarentegen heb ik
ongeveer 20 veldwegen hiervandaan een groot vijgen- en pruimenbos aangeplant;
dat is voor alle vreemdelingen en armen bestemd, alleen mogen ze de bomen niet
beschadigen en daarom heb ik er ook een aantal opzichters neergezet. Toen kwam
Jezus in een stad in Samaria, Sichar geheten – dichtbij het veld – dat Jakob
zijn zoon Jozef gegeven had – zie Joh.4:5 – de stad was zeer mooi gelegen en de
omgeving erg gezond – de bron van Jacob was 40 passen voor dit dorpje richting
Sichem – het was, toen Jezus aan de bron zat namelijk hoogzomer –
waarschijnlijk is Jezus eind juni met zijn missie begonnen of precies een half
jaar daarna, toen Hij 29 ½ of 30 ½ jaar was – dus op 7 juli.
Dit
dorpje (vlak bij Sichar) telde in de tijd van Jezus 20 huizen.
(GJE 1-29-1). Toen kwam Hij in
een stad in Samaria, Sichar geheten, dichtbij het veld, dat Jacob zijn zoon
Jozef had gegeven. Johannes 4:5. Een oeroud dorpje (voor Sichar), dat Jacob als
geboortegeschenk aan zijn zoon Jozef gaf met de bewoners van dit dorpje, die
merendeels herders waren die hij met Rachel als bruidsschat had gekregen.
Sichar was niet bepaald de hoofdstad van Samaria. Er woonden daar destijds
welvarende Samaritanen en ook menige rijke Romein. Deze stad was zeer mooi
gelegen en de omgeving was erg gezond. Daar was (vlakbij) de bron van Jacob,
een oeroude waterbron – nauwelijks veertig passen voor dit Jacobsdorpje, dat in
de richting van Sichar lag. De waterput of bron stond op een zeer goede
waterader, er omheen bevond zich een ouderwetse sierlijk gemetselde rand en
ernaast groeiden schaduwrijke bomen.
(GJE 1-25-10)
Er kwam een vrouw uit Samaria
om water te putten. Jezus zei tot haar:”Geef mij te drinken (Joh.4:7)’.
Een foto uit 1890 van Sichar
waar de Samaritaanse vrouw woonde. De Jakobsbron bevindt zich op een kilometer
afstand van deze plek
In het wit geklede
Samaritanen uit Sichar snellen na het bericht van de Samaritaanse op Jezus toe.
Kom en zie had ze gezegd En ze kwamen!! Jezus zei daarop:Zie de
velden zijn wit om te oogsten Dat sloeg op hen en niet op de tarweoogst, want
het was pas maart.
De berg Gerizim - Hier werden
offers gebracht aan de God van Abraham
Johannes is de enige
evangelist die de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw optekent. Dit gebeuren
heeft zo’n onuitwisbare indruk op hem gemaakt, dat ongeveer zestig jaar
later elk detail van deze ontmoeting hem nog helder voor de geest stond.
Links de berg Gerizim en
rechts de berg Ebal Sichem ligt tussen beide bergen in
Jezus converseerde
waarschijnlijk in de Griekse taal. Dit was namelijk de voertaal in het gehelleniseerde
Samaria. En Jezus beheerste het Grieks zoals blijkt uit zijn gesprek met de
Grieken en uit het verhoor door Pontius Pilatus.
De vrouw komt uit Sichar,
ongeveer een kilometer ten noordoosten van het vroegere Sichem. Daar was
de bron die aartsvader Jakob nog had gegraven. Wat is dat vreemd: een
Samaritaanse vrouw komt uit Sichar, maar verlaat de stad om bij de Jakobsbron
water te putten. Dat is een afstand van één kilometer. Terwijl Sichar zelf een
bron heeft. Ontvluchtte ze de stad? Dat denken velen. Veel uitleggers zeggen
dat de ontmoeting tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw op het heetst van de
dag plaats vond. De Nieuwe Bijbelvertaling vertelt ons dat het rond het
middaguur was. In de grondtekst lezen we dat het zesde uur was. De meeste uitleggers
nemen nu aan dat genoemde ontmoeting midden op de dag plaats vond. Dan
staat de zon het hoogste aan de hemel. Maar deze uitleg is beslist onjuist. Ten
eerste wordt de tijdsaanduiding ‘het was het zesde uur’ niet in verband
gebracht met de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw, maar de aankomst van
Jezus in die plaats. De ontmoeting kan dus uren later plaats gevonden hebben
zoals ik aanneem. In de tweede plaats werd op het heetst van de dag helemaal
niet gereisd noch water geput. Dat de vrouw vanwege haar seksuele contacten de
stad ontvluchtte, is hoogst onwaarschijnlijk vanwege haar vele goede contacten
in de stad.(Joh.4:28)
Maar het belangrijkste
argument om de ontmoeting niet op het heetst van de dag te laten plaats vinden
is dat de tijd gesteld moet worden op de Romeinse, en niet op de joodse klok.
Johannes rekende met de Romeinse klok die 6 uur vroeger ingesteld is dan de
joodse. En dus meer lijkt op onze kokkentijd. Dan was het geen twaalf uur
in de middag, maar 6 uur in de avond. Omstreeks dat uur waren de vrouwen gewoon
water te putten. Dan konden ze ook de laatste nieuwtjes uitwisselen. Het was
voor vrouwen hét uitje van de dag. Jezus is erg vermoeid na de lange tocht. Hij
heeft dorst. De leerlingen zijn naar de stad Sichar gegaan om hun dagelijks
rantsoen te kopen.
Jezus is nu alleen.
Alleen? Nee, want niet lang daarna komt een vrouw aanlopen om water te putten.
Jezus vraagt haar:”Geef mij te drinken”. Ook dat is vreemd, want geen Jood zal
water drinken uit een kruikje dat door een Samaritaan is aangeraakt. En zeker
niet door een Samaritaanse vrouw. Vanwege de reinheidswetten konden joden niet
met Samaritanen eten of drinken. Jezus trekt zich daar niets van aan. Hij
vraagt: Geef me wat te drinken. Het wordt een intiem gesprek. Andere gesprekken
met vrouwen zijn meestal in besloten kring of te midden van veel mensen. Dit
gesprek is uniek. Het vindt plaats op een kruispunt van wegen. Iedere
voorbijganger kan zien dat Jezus met een vrouw praat. Dat is voedsel voor
roddelpraat. Maar Jezus stelt zich voor deze vrouw kwetsbaar op. Hij begint een
gesprek: geef mij te drinken.
Het is een van de eerste
en langste gesprekken die van Jezus zijn opgetekend. Toch zal zelfs Joh. 4 nog een
zeer beknopte samenvatting geweest zijn van het gesprek. Johannes zal de
enige leerling geweest zijn, die niet met zijn collega’s naar Sichar is
gegaan. Hij heeft het gesprek opgetekend. Dit gesprek heeft een persoonlijke
warme ondertoon en het is weer anders dan het gesprek van Jezus met de theoloog
Nicodemus (Joh. 3). Jezus’ openheid tegenover haar ontwapent haar:”Hoe kunt u
als Jood, mij een Samaritaanse om drinken vragen? Jezus gaat niet in op de
bestaande problemen tussen Joden en Samaritanen. Hij zegt:”Als u wist wat God u
geven wil en u wist wie het is die met u spreekt, dan zou u hem om levend water
vragen (Joh. 3:10) Jezus zelf is het grote Godsgeschenk. Jezus vestigt ook hier
weer de aandacht op zichzelf. Hij maakt zich ook bekend als de Schenker van
levend water. Hij erkent het rond uit:”Ik ben inderdaad de Messias. Ik geef u
levend water”
Voor de jood was een bron
met levend water symbool van de dorst naar God:”Bij u Heer, is de levensbron”.
Levend water was voor de Joden stromend water. Dit in tegenstelling tot het
‘dode’ stilstaande water in zelfgemaakte regenbakken dat na verloop van enige
tijd drabbig werd en weglekte. In het gesprek is de vrouw heel openhartig. Ze
legt tegenover Jezus alle reserves af. Ze zegt wie ze is. Tegenover Jezus is
zij volkomen ontspannen en durft ze weer zichzelf te zijn’ Ik weet dat de
Messias zal komen en wanneer hij komt zal Hij ons alles vertellen”. Let op dit
woordje ‘ons’. Daarmee bedoelt zij het Samaritaanse volk, Het is wel een zeer
opmerkelijke uitspraak van een vrouw die wel de boekrollen van de vijf
boeken van Mozes kent, maar niet die van de profeten en de psalmen. Zij gelooft
dat het heil dat de Messias zal geven niet beperkt zal zijn tot het Joodse
volk. Het levende water, dat Jezus geven zal, is de heilige Geest (Joh.
7:37)Het lest de dorst naar God en naar het ware leven. Maar bovenal wordt dit
bronwater tot een waterbron. Een heilsfontein voor anderen, zoals deze
Samaritaanse vrouw. Is het u al opgevallen dat de rollen omgedraaid worden. Nu
is het de vrouw die Jezus om water vraagt, om levend water.
In het gesprek dat Jezus
met de vrouw voert, gaat het uiteindelijk om twee vragen; Wat is dat eigenlijk:
levend water? En de tweede vraag is: wat is de juiste plaats van de publieke
eredienst: de tempelberg te Jeruzalem of de berg Gerizim? De Samaritanen hebben
God altijd vereerd op de historische bodem van Sichem, waar vader Abraham zijn
eerste altaar had gebouwd in het land Kanaän.(Gen. 12: 6,7) Voor de Joden was
Jeruzalem de heilige plaats voor de Godsontmoeting.
“Vrouw”, zegt Jezus, “in
de nabije toekomst zal dit dilemma overwonnen zijn. Noch Gerizim, noch
Jeruzalem zal de plaats zijn waar God aanbeden wil worden”. Er zal een nieuwe
gemeenschap ontstaan en er zal een nieuwe heilige plaats zijn. Er komt een
tijd, en die tijd is nu aangebroken, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt
in Geest en in waarheid (Joh.4:23,24). De Vader openbaart zich in de zoon.
Daarom is Jezus de nieuwe heilige plaats. Noch de tempel in Jeruzalem, noch de
tempel op de Gerizim, naar Jezus Christus zelf is de echte tempel. Jezus
verwijst naar zichzelf als het nieuwe kerkelijke centrum van de nabije
toekomst. Hij is het overkoepelend centrum van de nieuwe godsverering. Jezus
heeft zelf immers gezegd: Breek deze tempel maar af en Ik zal hem in drie dagen
weer opbouwen (Joh. 2:19) De kern van Jezus woorden voor zijn vrouwelijke
gesprekspartner is dat er een totaal nieuwe vorm van godsverering is gekomen.
De Vader vereren in Geest en waarheid. In Geest dat is Hem zoeken door de
Heilige Geest. In waarheid: dat is God zoeken waar Hij zich openbaart en
presenteert namelijk in de persoon van Christus als de nieuwe
geestelijke tempel.
Weet u wat zo heel
bijzonder is in dit verhaal? Dat deze vrouw de eerste mens is, die uit Jezus’
mond zal vernemen dat Hij de Messias is. Tot dus ver heeft Jezus dat nog aan
niemand verteld. Aan zijn eigen familie niet, aan zijn leerlingen niet, zelfs
niet aan de theoloog Nicodemus. Ik vind dit frappant en misschien is dit u
nog nooit opgevallen. De eerste mens die mag vertellen wie Jezus is, is
een vrouw en ook de eerste mens aan wie Jezus zich na zijn
verrijzenis bekend maakt is een vrouw: Maria Magdalena. Jezus is de enige
in die tijd die de vrouw voor 100 procent aanvaardt als gesprekspartner en
gelijkwaardig aan de man. De Samaritaanse wordt door Jezus aangesteld als de
eerste vrouwelijke getuige! Terwijl zij daarvoor naar de
religieuze maatstaven van Israël daarvoor het minst in aanmerking zou
komen. Dat is het mooiste en ontroerendste deel van het gesprek. Als de vrouw
zegt dat zij wel gelooft dat de Messias zal komen, reageert Jezus met de
woorden”Dat ben ik, die met u spreekt. Dat is de climax van het gesprek.
De leerlingen vonden het
al irritant dat ze in een Samaritaanse stad inkopen moesten doen, maar als zij
met proviand terugkomen wordt hun ergernis nog groter. Hun meester is in
gesprek met een vrouw. Nauwelijks zijn ze van hun verbazing bekomen, of ze zien
van uit Sichar een grote groep mensen met lange witte gewaden naar hen
toekomen. Ze hadden van hun stadsgenote veel over Jezus gehoord. Zij was een
echte evangeliste geweest en ze had tot haar stadgenoten gezegd: jullie moeten
zelf maar eens komen kijken, En ze zijn gekomen.
De
opperpriester ging staan en vroeg Mij, zeggende: 'Heer, nu U ons toch de grote
eer bewijst om ook gedurende deze dag bij ons te blijven, heeft U dan zin om,
samen met mij, Uw leerlingen en alle anderen die in U geloven, de drie dichtbij gelegen dorpjes te
bezoeken? Misschien zijn daar ook nog mensen, die in U zullen geloven, als zij
U zien en horen.' GJE1-52 [I]
We gaan nu verder met onze wandeling
en komen na een uur in een mooi
schaduwrijk bos, dat eigendom is van een rijk koopman uit Sichar. In dit bos
zijn allerlei verfraaiingen aangebracht, zoals kleine tuinen, beekjes, vijvers
met vele soorten vissen, en allerlei vogels. Aan het eind van het zeer
uitgestrekte bos staat een oud en heel groot kasteel met dikke beschermende muren.
Dit kasteel had Ezau gebouwd en hij woonde daar ten tijde dat Jacob in den
vreemde was. De stormen der tijden hadden het niet onberoerd gelaten, maar deze
koopman had er veel geld aan besteed en het weer geheel bewoonbaar gemaakt, en
hij woonde met zijn hele huishouding vaak in dit kasteel, en woonde er ook nu.
Hij was weliswaar iemand die veel goeds deed, en hij had nog meer landgoederen,
maar op dit bezit was hij bijzonder gesteld en hij vond het niet prettig, als
zijn grote bos door te veel mensen betreden werd, want hij gaf veel uit voor de
aanleg en het onderhoud ervan. GJE1-55 [1]
Jonaël zegt: 'Wacht,
we komen weer bij een dorp, dat nu volgens de Romeinse grondwet zelfstandig is,
daar zal de Heer zeker weer iets doen! Laten we afspreken, dat je ons volgt tot
in de stad, dan vind je in mijn huis of in dat van Irhaël zolang je wilt
onderdak. Daar zul je alles te weten komen! Het is nu ook niet zo ver meer naar
de stad. Deze plaats, waar we nu komen, behoort volgens de nieuwe verordening
van de Romeinen eigenlijk al tot de stad, maar omdat het een voortreffelijke
vesting voor de Romeinen is, hebben ze het van Sichar gescheiden, er een wal
omheen gelegd en het een eigen naam gegeven. Dit plaatsje is niet groot, met
duizend passen ben je er door. Daarna gaan we naar links en dan is het
nauwelijks zeven landwegen gaans tot aan de eerste huizen van Sichar; heb dus
nog een beetje geduld en dan zal dadelijk je wens in vervulling gaan!' GJE1-66
[17] - De genezene zegt: 'O bij
Abraham, Isaäk en Jacob! Als dit plaatsje een Romeins garnizoen heeft, dan zal
het ons slecht vergaan! Want de Romeinse veldheer zal ons niet vriendelijk
onthalen, nu hij een paar minuten geleden zo oneervol op de vlucht is gegaan.'
GJE1-66 [18]
De berg
Gerizim. Hier stond het heiligdom van de Samaritanen.
Op deze
oude foto zien we het dal waar de stad Sichar was gelegen. Tussen de bergen
Ebal en Gerizim. Hier bevond zich ook de Jakobsbron. De berg Ebal was erg kaal
en rotsachtig. In contrast daarmee was de sterk begroeide berg Gerizim met
struiken en bomen. In de Bijbel zijn deze bergen symbolen van zegen en vloek.
Zij die luisteren naar Gods geboden zullen zijn als de Gerizim, vruchten dragen
voor God.
Het
Bijbelse Sichem heet nu Nablus. Er wonen Palestijnen. Sichem is de eerste
plaats in Kanaän waar Abram aankomt uit Haran. Abram arriveert bij de eik
van More. Het woord 'More' betekent waarzegger. Dit was een heilige plaats
van de Kanaänieten. Zij raadpleegden er waarschijnlijk een orakel (Gen 12:6,7a)
- De stad Sichem lag vroeger tussen de bergen Ebal en Gerizim in, vlakbij
Samaria. Hier kwam ook Jezus langs. De Samaritanen hadden vroeger ook een
eigen tempel op de berg Gerizim. (Joh,4:20)
Jakobs bron
te Sichem. Daar had Jezus een diepgaand gesprek met een Samaritaanse
vrouw (Joh. 4). Als de leerlingen van Jezus van het boodschappen doen
terugkomen bij de bron verbazen zij zich er over dat Hij met een vrouw in gesprek was (Joh. 4:27).
Praten met een vrouw is nog vreemder dan praten met een Samaritaan! Dat deed
men niet in Israël! Jezus geeft levend water. Daarmee bedoelt Hij de Heilige
Geest. Hij lest de dorst naar God (Joh. 4:13)
Jezus sprak
met iedereen, ook met Farizeeën en tollenaren. Hij zei ook "Laat de
kinderen tot mij komen, houd ze niet tegen" (beelden uit een film over
Jezus). Jezus zocht altijd weer het gezelschap van mensen die niet meetelden:
vrouwen, kinderen, tollenaren en melaatsen.
Nogmaals de
bron omstreeks 12 uur, het uur waarop Jezus met de Samaritaanse vrouw sprak
(Joh. 4). Nog steeds komen Samaritanen samen op de berg Gerizim.
In Sichem
is de dochter van Jakob verkracht door de zoon van de koning en als wraak
hiervoor hebben de zonen van Jakob vreselijk huisgehouden in die
stad. De zonen van Jacob zijn dragers van de belofte. Zij zijn het volk van God
van die tijd. Zij moesten een voorbeeld geven, maar zij blijken wrede
schavuiten te zijn. Jakob verwijt hen terecht dat zij zich 'stinkende' gemaakt
hebben in Kanaän.
Als Salomo
gestorven is wordt Rehabeam te Jeruzalem tot koning gekroond door de mannen van Juda (1 Kon.
11:43). De andere stammen van Israël willen niet zonder meer Rehabeam als
koning erkennen, maar eerst met hem onderhandelen. De oudsten van de stammen
komen dan samen in Sichem. Het is voor Rehabeam al
een vernedering dat hij zich naar Sichem moet begeven en dat de onderhandelingen
niet te Jeruzalem zullen plaatsen.(1 Kon.
12: 1-24). Als Rehabeam in Sichem is gekomen beklaagt het volk zich over de
zware lasten die hun door Salomo zijn opgelegd. Rehabeam is echter buitengewoon
ondiplomatiek.
Mijn vader heeft u een zwaar juk opgelegd. Ik zal het nog verzwaren (1
Kon.12:11). In Sichem vindt uiteindelijk de scheuring van het rijk van Salomo
plaats. De tien stammen maken Jerobeam tot koning. Alleen Juda volgt Rehabeam.
Het Joodse volk stamt af van de stam Juda, zoals de naam al zegt. Zo kwam Jezus bij de
Samaritaanse stad Sichar (Joh.4:5).In de tijd van de aartsvaders lag Sichem daar heel dichtbij.
Sichem was van oorsprong een Kanaänitische stad. Zie ook Sichem.
Deze foto
werpt licht op een woord van Jezus dat in de vertaling van het NBG luidt:De velden zijn wit om te
oogsten (de Nieuwe Vertaling heeft: de velden zijn rijp om te oogsten – begrijpelijker, maar niet correct) Jezus doelde op de altijd
witte kleding van de Samaritanen. Toen Jezus door de velden van Sichar liep,
was het nog winter. De leerlingen zeiden tegen elkaar: nog vier maanden dan
komt de oogst! Maar Jezus denkt aan de oogst in het Koninkrijk van God.
Hij zegt tot zijn leerlingen: kijk eens om je heen. Al die in het wit geklede
Samaritanen. Ze schuiven achter elkaar als witte schoven. Vormen zij geen
ongebruikelijk vroege oogst? Het ziet er wit van mensen! Jezus denkt in termen
van het Godsrijk dat in Hem was verschenen.
Overblijfselen van de
achthoekige Maria Kerk Theotokos op de Gerizim.
Jezus sprak met een Samaritaanse vrouw bij de Bron van Jacob.
Over de Jakobsbron in de stad Nabloes (Sichem of Sichar) is een kerk gebouwd,
die fraai is gerestaureerd onder leiding van een orthodoxe priester. Het gesprek met de
Samaritaanse vrouw ging over de juiste plek van aanbidding. Op welke plaats
moest God worden aanbeden? Op de berg Moria waar de Tweede Tempel stond of op
de Berg Gerizim? De Joden waren ervan overtuigd dat de berg Moria de correcte
plaats was, de Samaritanen geloofden dat het om de Berg Gerizim ging. Jezus gaf
daarop het antwoord dat er een dag zou komen dat de ware aanbidders God zullen
aanbidden in Geest en waarheid.
Voor
Jezus en de vrouw moeten de bergen Ebal en Gerizim goed te zien zijn geweest.
De bron ligt namelijk in de laagvlakte tussen beide bergen in. De Samaritanen
beschouwden de berg Ebal als vervloekt. En inderdaad, deze berg is, vergeleken
met de Gerizim, kaal. Op de Berg Gerizim wonen tot op de dag van vandaag circa
330 Samaritanen. En andere groep van ruim 400 woont in de plaats Holon. Ze
voeren hun eigen, Samaritaanse rituelen uit. De Samaritanen bouwden hun tempel
aan het begin van de tweede eeuw voor Chr. Lang hebben ze er niet van genoten.
Tachtig jaar later namelijk – in 108 v.Chr. – vernietigde de Hasmoneese leider
Johannes Hyrcanus deze. Maar de herinnering bleef. “Onze voorouders vereerden
God op deze berg”, vertelt de vrouw Jezus. De Samaritanen bleven God aanbidden
op de Gerizim. De Samaritanen beleefden hun gouden eeuw in de vierde eeuw voor
Christus, toen Baba Rabba hun politieke autonomie had gegeven. Er ontstond een
opleving van literatuur, godsdienst, taal en bouw van synagoges.
De
Byzantijnse christenen bouwden er in de vijfde eeuw n. Chr. een kerk. Dat ging
niet zonder slag of stoot. Keizer Zeno (472-491) besloot vanwege de woede van
de Samaritanen er een zeven hoge muur om heen te bouwen. In 484 droegen de
christenen de kerk op aan Maria, de moeder van God. De kerk vormde een van de
oorzaken van de Samaritaanse opstand in 529, wat leidde tot een bloedbad onder
de Samaritanen onder keizer Justinianus. Hij besloot nieuwe versterkingen te
bouwen. Na de komst van de islam in de zevende eeuw besloten vele Samaritanen
moslims te worden en zij die hun geloof trouw bleven, hielden een laag profiel.
De moslims verwoestten hun kerk in de achtste eeuw.
De
ruïnes van de kerk zijn tot op de dag van vandaag te zien. Eenvoudig is een
bezoek aan de plek echter niet, want deze bevindt zich in een afgesloten gebied
en is onvoldoende ontwikkeld voor toeristen. Het Samaritaanse museum is wel
gemakkelijk toegankelijk. Daar staat een priester gereed om bezoekers met een
lang en ingewikkeld referaat uit te leggen waarom de Gerizim de uitverkoren
berg is en niet Moria. In het museum zijn ook Samaritaanse teksten in
oud-Hebreeuws te zien. De oorsprong van de Samaritanen ligt in de afsplitsing
van het noordelijk rijk na de dood van Salomo. Toen de Israëlieten in
ballingschap gevoerd werden, bleven zij achter en ze mengden zich volgens de
Joden met de volken die de Assyriërs naar Samaria brachten in 761 v.Chr. (vgl.
2 Kon.:24). Toen de Joden terugkeerden uit de Babylonische ballingschap,
merkten ze dat de Samaritanen zich als ware aanhangers van Mozes beschouwden.
Ze beschouwen alleen de vijf boeken van Mozes als geïnspireerd. De Samaritanen
hebben Israëlische identiteitspapieren en kunnen Israël dus bezoeken, maar ze
hebben ook vrije toegang tot Nabloes en andere Palestijnse steden. Zie hier voor
een gesprek met Salwa Kahen, een hedendaagse Samaritaanse vrouw op de Berg
Gerizim. (Dit artikel verscheen eerder in Israel
actueel in de serie Bijbelse geografie en archeologie.)
SICHAR BRON
GERIZIM IN 1900
BERGREDE OP DE GARIZIM
[via Jakob Lorber ontvangen in
1840 van de Heer]:
Open nu je oren, ogen en harten en
bereid je voor, want nu geschiedt dat voor jullie ogen, wat de profeet Jesaja
voorspeld heeft!' Matthéus zegt: 'Heer, wij zijn gereed om U aan te horen!' Nu
begint de bekende Bergrede, die in Matthéus
5, 6 en 7 heel goed weergegeven staat. - Deze prediking duurde echter
ongeveer drie uren, want Ik sprak dit keer langzaam ten behoeve van de
schrijvers. GJE1-39 [15-17].
De
Gerizim wordt ook wel genoemd ‘Jabal Jarizim’, ‘Har Geriezim’ of ‘Ar Garizim’.
Het is een 881 meter hoge berg. De Noorderbreedte is 32,11 en de Oosterbreedte
is 35.16. De huidige Nabius was het vroegere Sichem (Sichar). Op deze berg
werden de zegeningen uitgesproken. De Bergrede is hiervan bekend. [Matth.
5,6,7) op de zeer hoge hellingen, maar niet op het topje. Waarschijnlijk lag de
bron tussen de berg en het dorpje Sichar. Volgens Deut. 11:29 is er sprake van
Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin. Zouden zij deze berg ook
gezegend hebben? Ebal ligt nog hoger dan de Gerizim. Onderaan ligt de stad
Nabbloes. Daar is nog steeds een altaar te vinden op de Ebal, waar Jozua de wet
schreef. Het was destijds een uur lopen van het huis van Mattheus de tollenaar
tot aan de berg.
De
stad Nabus aan de voet van de Gerizim
Hoogte:
881 meter nabij Nablus
Coördinaten:
32°11′N 35°16′O
De Gerizim (Arabisch: جبل
جرزيم - Jabal Jarizim) (Hebreeuws: הר
גריזים - Har Gerieziem) (Samaritaans:
Ar-garizim) is een 881 meter hoge berg op de Westelijke Jordaanoever, aan de noordzijde waarvan het huidige Nablus (het Bijbelse Sichem) ligt. De Gerizim is een heilige plaats voor de Samaritanen die deze berg ook bewonen
in met name de nederzetting Kiryat Luza. De op
de Gerizim gevonden ruïnes zijn volgens Edward Robinson de resten van een door de Romeinse keizer Justinianus I gebouwd kasteel. De berg
komt zesmaal in de Hebreeuwse Bijbel voor, altijd als een berg
vanwaar zegeningen werden uitgesproken. De
tegenpool van de Gerizim is de Ebal, de berg vanwaar vervloekingen werden uitgesproken.
Zoals
al eerder werd aangeduid, bevonden we ons niet precies op het hoogste deel van
de berg, maar vanwege de grotere en aangenamere ruimte meer beneden op de
eerste hellingen, omdat veel volk uit de stad Mij gevolgd was, en ook omdat
daaronder veeloude en al zeer zwakke mensen waren, die bij de aanmerkelijke
hitte van de dag de top van de berg nauwelijks zouden hebben bereikt. Maar
ondanks dat waren we toch tamelijk hoog en de stoet bewoog zich vrij langzaam,
omdat veel slecht ziende mensen door de schemering het pad niet zo goed
zagen.Terwijl we zo behoedzaam lopend van de berg af het vlakke land
bereikten….. GJE1-46 [1,2]
- Na deze woorden, juist in de buurt van de bron, loopt hij (DE OPPERPRIESTER)
naar Mij toe, valt voor Mij neer en zegt: 'Heer wacht even, opdat ik U
aanbidden kan; want U bent niet alleen Christus, een zoon van God, maar U bent
God Zelf, Die in vleselijke gedaante bij ons is!' GJE1-46 [6]
[Opmerking: de bron ligt tegenwoordig
vlakbij aan de voet van de berg in de plaats Nabloes. Vroeger lag de bron even
na het dorpje Sichar.Tegenwoordig is het een stad, dus een grote uitbreiding.
De bron moet dus niet gezocht worden buiten de stad.]
Samaritaanse in Sichar dorst naar
liefde
(Johannes
4, 1-42)
Als ook haar vijfde huwelijk op de klippen is gelopen en zij met
een ander gaat samenwonen, noemt iedereen in het dorp haar plotseling ‘Rachab’.
Zij is echter geen hoer. Ze gaat op het heetst van de dag naar de bron om water
te halen. Dat er op een dag een Joodse man bij de put zit,
verbaasde haar. Joodse mannen praten toch niet met een vreemde vrouw. En zeker
niet met een Samaritaanse vrouw. Maar daarom hoeft hij haar niet zo indringend
aan te kijken!
Ineens vraagt hij om water!
Stomverbaasd kijkt ze hem aan. Wie is hij? Wat wil hij? Hij zegt: ‘Als je wist
wie ik ben, zou je mij om water vragen; het water dat ik geef is pas echt
zuiver’. Wat een onzin! Is het water uit de put soms niet goed genoeg?
Niemand is er toch ooit ziek van geworden? Trouwens, hoe wil hij water putten?
Hij heeft niet eens een putkruik bij zich! Is hij soms meer dan Jakob?
Helderziend misschien? Weet hij van haar zuivere dorst naar oprechte liefde?
Hij beweert zelfs dat je van het water dat hij geeft nooit weer dorst zult
hebben. Nooit weer dorst? Nooit weer naar de put?! Dat water wil ze wel!
Maar in plaats van haar dat water te geven zegt hij dat zij haar
man moet halen!
En hij zegt daarop dat de man met wie ze samenwoont haar man niet is. Hoe
weet hij dat? En dat zij vijf keer getrouwd is geweest. Is hij dan toch
helderziend? Een profeet? Dan weet hij vast wel
waar je God moet aanbidden. In Jeruzalem of hier bij de Gerizim?
Deze man gaat nog op haar vraag in ook! Hij zegt dat er een tijd
komt dat het niet meer uitmaakt waar je God aanbidt. Ja, dat weet ze wel. Als
de Messias komt. Maar zover is het toch niet? En dan beweert hij zomaar, alsof
het niets is, dat hij de Messias is! En zij gelooft het ook nog! Dat
moeten haar dorpsgenoten weten. Dit is fantastisch nieuws, ook voor hen! De
Messias is gekomen! Op een holletje gaat ze
naar het dorp. Zonder kruik, zonder water. Verlossing van zonde! Ze wil het wel
van de daken schreeuwen. Hoe zei de Messias dat ook alweer? Het water dat hij
geeft wordt als een fontein van eeuwig leven! Haar
kruik kan wel even wachten. Die haalt ze straks wel op….
Johannes 4,6b-7a - Water werd doorgaans laat in de middag
gehaald, als de ergste warmte voorbij was. Lees bijv. Genesis 24,10-11 waar
verteld wordt dat vrouwen tegen de avond de stad uit gaan om water te putten.
[Johannes 4] - De put of bron van een dorp of stad was een soort
ontmoetingspunt. (zie bijvoorbeeld de toelichting bij Genesis 24,11 - Johannes 4,9b
Op zich was het niet zo verwonderlijk dat de vrouw vroeg of God
ook op de Gerizim aanbeden kon worden. Net zoals voor de Joden de Gerizim een
heilige berg was, was de Gerizim dat ook voor de Samaritanen. Mozes gebood
Jozua de zegen op de Gerizim uit te spreken (Deuteronomium 27,12). Jozua heeft
dat later ook gedaan. (Jozua 8,33b).Na de ballingschap hebben de Samaritanen op
de Gerizim een tempel gebouwd als tegenhanger van de Joodse tempel in
Jeruzalem. In 128 v. Chr. is de tempel op de Gerizim in opdracht van Alexander
de Grote verwoest door Hyrcanus. Toch is de Gerizim daarna voor de Samaritanen
altijd een plaats van aanbidding gebleven. Het Samaritaanse Pesach werd daar
ook gevierd. (bron Wikipedia).
'In de eindtijd zal de berg, waar des
Heren huis is, zeker hoger zijn dan alle bergen en zal boven alle heuvels
verheven worden en alle heidenen zullen er heen gaan. En ook zullen vele volken
er heen gaan en zeggen: Komt, laat ons op de berg des Heren gaan, naar het huis
van de God van Jacob, opdat Hij ons Zijn wegen wijst en wij op Zijn hellingen
wandelen! Maar toch zal Zijn wet uitgaan van Sion en het woord des Heren van
Jeruzalem komen (Jesaja 2:2-3). GJE1-38 [11]
En als wij na een uur gaans bij de berg aankomen, vraagt de opperpriester aan
Mij of Ik naar boven wil gaan en het oude godshuis wil openen. GJE1-39 [14].
Jakobs bron te Sichem. Daar had
Jezus een diepgaand gesprek met een Samaritaanse vrouw (Joh. 4). Als de
leerlingen van Jezus van het boodschappen doen terugkomen bij de bron verbazen
zij zich er over dat Hij met een vrouw in gesprek was (Joh. 4:27). Praten met
een vrouw is nog vreemder dan praten met een Samaritaan! Dat deed men niet in
Israël! Jezus geeft levend water. Daarmee bedoelt Hij de Heilige Geest. Hij
lest de dorst naar God (Joh. 4:13)
Jezus sprak met iedereen, ook met
Farizeeën en tollenaren. Hij zei ook "Laat de kinderen tot mij komen, houd
ze niet tegen" (beelden uit een film over Jezus). Jezus zocht altijd weer
het gezelschap van mensen die niet meetelden: vrouwen, kinderen, tollenaren en
melaatsen.
Nogmaals de
bron omstreeks 12 uur, het uur waarop Jezus met de Samaritaanse vrouw sprak
(Joh. 4). Nog steeds komen Samaritanen samen op de berg Gerizim. Hier om het Pascha te vieren. Zij houden zich aan de Thora.
In Sichem is de dochter van Jakob verkracht door de zoon van de koning
en als wraak hiervoor hebben de zonen van Jakob vreselijk
huisgehouden in die stad. De zonen van Jacob zijn dragers van de belofte. Zij
zijn het volk van God van die tijd. Zij moesten een voorbeeld geven, maar zij
blijken wrede schavuiten te zijn. Jakob verwijt hen terecht dat zij zich
'stinkende' gemaakt hebben in Kanaän. Als Salomo gestorven is wordt Rehabeam te Jeruzalem tot koning gekroond
door de mannen van Juda (1 Kon. 11:43). De andere stammen van Israël willen
niet zonder meer Rehabeam als koning erkennen, maar eerst met hem
onderhandelen. De oudsten van de stammen komen dan samen in Sichem. Het is voor Rehabeam al een vernedering dat hij zich naar Sichem
moet begeven en dat de onderhandelingen niet te Jeruzalem zullen plaatsen.(1 Kon. 12: 1-24). Als Rehabeam in Sichem is
gekomen beklaagt het volk zich over de zware lasten die hun door Salomo zijn
opgelegd. Rehabeam is echter buitengewoon ondiplomatiek.
Mijn vader heeft u een zwaar juk opgelegd. Ik zal het nog verzwaren (1
Kon.12:11). In Sichem
vindt uiteindelijk de scheuring van het rijk van Salomo plaats. De tien stammen
maken Jerobeam tot koning. Alleen Juda volgt Rehabeam. Het Joodse volk stamt af
van de stam Juda, zoals de naam al zegt. Zo kwam Jezus bij de Samaritaanse stad Sichar
(Joh.4:5). In de tijd van de aartsvaders lag Sichem daar heel dichtbij.
Sichem was van oorsprong een Kanaänitische stad. Zie ook Sichem. Deze foto werpt licht op een woord van
Jezus dat in de vertaling van het NBG luidt: De velden zijn wit om te oogsten (de Nieuwe Vertaling heeft: de velden zijn rijp om te oogsten – begrijpelijker, maar niet correct)
Jezus doelde op de altijd witte kleding van de Samaritanen. Toen Jezus door de
velden van Sichar liep, was het nog winter. De leerlingen zeiden tegen elkaar:
nog vier maanden dan komt de oogst! Maar Jezus denkt aan de oogst in het
Koninkrijk van God. Hij zegt tot zijn leerlingen: kijk eens om je heen. Al die
in het wit geklede Samaritanen. Ze schuiven achter elkaar als witte schoven.
Vormen zij geen ongebruikelijk vroege oogst? Het ziet er wit van mensen! Jezus
denkt in termen van het Godsrijk dat in Hem was verschenen.
Overblijfselen van de achthoekige Maria Kerk Theotokos op
de Gerizim. Jezus sprak met een Samaritaanse vrouw bij de Bron van Jacob. Over
de Jakobsbron in de stad Nabloes (Sichem of Sichar) is een kerk gebouwd, die
fraai is gerestaureerd onder leiding van een orthodoxe priester.
Het gesprek met de Samaritaanse vrouw ging over de
juiste plek van aanbidding. Op welke plaats moest God worden aanbeden? Op de
berg Moria waar de Tweede Tempel stond of op de Berg Gerizim? De Joden waren
ervan overtuigd dat de berg Moria de correcte plaats was, de Samaritanen
geloofden dat het om de Berg Gerizim ging. Jezus gaf daarop het antwoord dat er
een dag zou komen dat de ware aanbidders God zullen aanbidden in Geest en
waarheid. Voor Jezus en de vrouw moeten de bergen Ebal en Gerizim goed te zien
zijn geweest. De bron ligt namelijk in de laagvlakte tussen beide bergen in.
De Samaritanen beschouwden de berg Ebal als
vervloekt. En inderdaad, deze berg is, vergeleken met de Gerizim, kaal. Op de
Berg Gerizim wonen tot op de dag van vandaag circa 330 Samaritanen. En andere
groep van ruim 400 woont in de plaats Holon. Ze voeren hun eigen, Samaritaanse
rituelen uit. De Samaritanen bouwden hun tempel aan het begin van de tweede
eeuw voor Chr. Lang hebben ze er niet van genoten. Tachtig jaar later namelijk
– in 108 v.Chr. – vernietigde de Hasmoneese leider Johannes Hyrcanus deze. Maar
de herinnering bleef. “Onze voorouders vereerden God op deze berg”, vertelt de
vrouw Jezus. De Samaritanen bleven God aanbidden op de Gerizim. De Samaritanen
beleefden hun gouden eeuw in de vierde eeuw voor Christus, toen Baba Rabba hun
politieke autonomie had gegeven. Er ontstond een opleving van literatuur,
godsdienst, taal en bouw van synagoges.
De Byzantijnse
christenen bouwden er in de vijfde eeuw n.Chr. een kerk. Dat ging niet zonder
slag of stoot. Keizer Zeno (472-491) besloot vanwege de woede van de
Samaritanen er een zeven hoge muur om heen te bouwen. In 484 droegen de
christenen de kerk op aan Maria, de moeder van God. De kerk vormde een van de
oorzaken van de Samaritaanse opstand in 529, wat leidde tot een bloedbad onder
de Samaritanen onder keizer Justinianus . Hij besloot nieuwe versterkingen te
bouwen. Na de komst van de islam in de zevende eeuw besloten vele Samaritanen
moslims te worden en zij die hun geloof trouw bleven, hielden een laag profiel.
De moslims verwoestten hun kerk in de achtste eeuw. De ruïnes van de kerk zijn
tot op de dag van vandaag te zien.
Eenvoudig is een bezoek
aan de plek echter niet, want deze bevindt zich in een afgesloten gebied en is
onvoldoende ontwikkeld voor toeristen. Het Samaritaanse museum is wel
gemakkelijk toegankelijk. Daar staat een priester gereed om bezoekers met een
lang en ingewikkeld referaat uit te leggen waarom de Gerizim de uitverkoren
berg is en niet Moria. In het museum zijn ook Samaritaanse teksten in
oud-Hebreeuws te zien. De oorsprong van de Samaritanen ligt in de afsplitsing
van het noordelijk rijk na de dood van Salomo. Toen de Israëlieten in
ballingschap gevoerd werden, bleven zij achter en ze mengden zich volgens de
Joden met de volken die de Assyriërs naar Samaria brachten in 761 v.Chr. (vgl.
2 Kon.:24). Toen de Joden terugkeerden uit de Babylonische ballingschap,
merkten ze dat de Samaritanen zich als ware aanhangers van Mozes beschouwden.
Ze beschouwen alleen de vijf boeken van Mozes als geïnspireerd. De Samaritanen
hebben Israëlische identiteitspapieren en kunnen Israël dus bezoeken, maar ze
hebben ook vrije toegang tot Nabloes en andere Palestijnse steden. Zie hier voor een gesprek met Salwa Kahen, een hedendaagse
Samaritaanse vrouw op de Berg Gerizim.
(Dit artikel verscheen eerder in Israel Aktueel in de serie Bijbelse
geografie en archeologie.)
(Toen kwam Hij bij een stad in
Samaria, Sichar geheten, dichtbij het dorpje, dat Jacob zijn zoon Jozef had. GJE1-25 [10] De weg ging door Sichar, een stad gelegen bij
het oeroude dorpje dat Jacob als geboortegeschenk aan zijn zoon Jozef gaf. De
bewoners van dit dorpje, die merendeels herders waren, kreeg hij toen hij met
Rachel trouwde. Hoewel de stad Sichar niet bepaald de hoofdstad van het land
was, woonden er toch wel zeer veel en zeer welvarende Samaritanen en ook menige
rijke Romein, want deze stad was zeer mooi gelegen en de omgeving was erg
gezond. (Daar was de bron van Jacob. Omdat Jezus moe was van de reis, ging
Hij op de stenen borstwering van de bron zitten, en het was ongeveer uur het zesde. Joh. 4.6).
GJE1-25 [11] In Judéa waren wij
volgens de huidige tijdrekening al tegen vier 's morgens vertrokken, vervolgens
zonder te rusten snel doorgelopen en we bereikten precies om twaalf uur 's
middags, wat toen het zesde uur genoemd werd, de oude Jacobsbron, die
nauwelijks veertig passen voor het dorpje in de richting van Sichar lag. Deze
bron stond op een zeer goede waterader, er omheen bevond zich een ouderwetse
sierlijk gemetselde borstwering en ernaast groeiden schaduwrijke bomen.
GJE-29-1 [1], het dorpje telt toch zeker twintig huizen. GJE1-57 [8] Het is nu
al de derde dag dat Ik in Sichar verblijf en het is van daar naar de stad een wandelingetje van enige landwegen.
Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten. Jezus zei tot
haar:”Geef mij te drinken (Joh.4:7)’. Een foto uit 1890 van Sichar waar de
Samaritaanse vrouw woonde. De Jakobsbron bevindt zich op een kilometer afstand
van deze plek. In het wit geklede Samaritanen uit
Sichar snellen na het bericht van de Samaritaanse op Jezus toe. Kom en zie had
ze gezegd. En ze kwamen!! Jezus zei daarop: Zie de velden zijn wit
om te oogsten. Dat sloeg op hen en niet op de tarweoogst, want het was pas
maart. Op de berg Gerizim werden offers gebracht aan de God van Abraham.
Johannes
is de enige evangelist die de ontmoeting met de Samaritaanse vrouw optekent.
Dit gebeuren heeft zo’n onuitwisbare indruk op hem gemaakt, dat ongeveer
zestig jaar later elk detail van deze ontmoeting hem nog helder voor de geest
stond. Jezus converseerde
waarschijnlijk in de Griekse taal. Dit was namelijk de voertaal in het
gehelleniseerde Samaria. En Jezus beheerste het Grieks zoals blijkt uit zijn
gesprek met de Grieken en uit het verhoor door Pontius Pilatus. De vrouw komt
uit Sichar, ongeveer een kilometer ten noordoosten van het vroegere
Sichem. Daar was de bron die aartsvader Jakob nog had gegraven. Wat is dat
vreemd: een Samaritaanse vrouw komt uit Sichar, maar verlaat de stad om bij de
Jakobsbron water te putten. Dat is een afstand van één kilometer. Terwijl
Sichar zelf een bron heeft. Ontvluchtte ze de stad? Dat denken velen.
Veel uitleggers zeggen dat de ontmoeting
tussen Jezus en de Samaritaanse vrouw op het heetst van de dag plaats vond. De
Nieuwe Bijbelvertaling vertelt ons dat het rond het middaguur was. In de
grondtekst lezen we dat het zesde uur was. De meeste uitleggers nemen nu aan
dat genoemde ontmoeting midden op de dag plaats vond. Dan staat de zon het
hoogste aan de hemel. Maar deze uitleg is beslist onjuist. Ten eerste wordt de
tijdsaanduiding ‘het was het zesde uur’ niet in verband gebracht met de
ontmoeting met de Samaritaanse vrouw, maar de aankomst van Jezus in die plaats.
De ontmoeting kan dus uren later plaats gevonden hebben zoals ik aanneem. In de
tweede plaats werd op het heetst van de dag helemaal niet gereisd noch water
geput.
Dit
dorpje (vlak bij Sichar) telde in de tijd van Jezus 20 huizen. Toen kwam Hij in
een stad in Samaria, Sichar geheten, dichtbij het veld, dat Jacob zijn zoon
Jozef had gegeven. Johannes 4:5. Een oeroud dorpje (voor Sichar), dat Jacob als
geboortegeschenk aan zijn zoon Jozef gaf met de bewoners van dit dorpje, die
merendeels herders waren die hij met Rachel als bruidsschat had gekregen.
Sichar was niet bepaald de hoofdstad van Samaria. Er woonden daar destijds
welvarende Samaritanen en ook menige rijke Romein. Deze stad was zeer mooi
gelegen en de omgeving was erg gezond. Daar was (vlakbij) de bron van Jacob,
een oeroude waterbron – nauwelijks veertig passen voor dit Jacobsdorpje, dat in
de richting van Sichar lag. De waterput of bron stond op een zeer goede
waterader, er omheen bevond zich een ouderwetse sierlijk gemetselde rand en
ernaast groeiden schaduwrijke bomen. Kort voor Sichem of Sichar – hebr.
Schouder, nek – de huidige nablus, bevindt zich de beroemde 32 meter diepe
Jakobsbron, aangelegd door Jakob, de stamvader van Israel, 3000 jaren voor
Jezus, dat vandaag nog bestaat – aan de randen van de stad staan 2 bergen als
wachttorens, de berg Garizim en Ebal. Als Jozua het heilige land betrad, bouwde
hij een altaar op de berg Ebal en schreef hij op de stenen een afschrift van de
wetten van Mozes. Jozua 8:30-32 – de berg Garizem is de heilige van de
Samaritanen – een geslacht oorspronkelijk uit de Judese stam, die in de tijd
van Jezus meerdere honderd duizenden inwoners telden – vandaag nog maar 500.
(Toen kwam Hij bij een stad in Samaria, Sichar geheten, dichtbij het dorpje,
dat Jacob zijn zoon Jozef had. (Joh.4:5).
De
weg ging door Sichar, een stad gelegen bij het oeroude dorpje dat Jacob als
geboortegeschenk aan zijn zoon Jozef gaf. De bewoners van dit dorpje, die
merendeels herders waren, kreeg hij toen hij met Rachel trouwde. Hoewel de stad
Sichar niet bepaald de hoofdstad van het land was, woonden er toch wel zeer
veel en zeer welvarende Samaritanen en ook menige rijke Romein, want deze stad
was zeer mooi gelegen en de omgeving was erg gezond. Het dorpje (dat Jacob zijn
zoon Jozef had) telt toch zeker twintig hulzen, maar U kunt het geloven of
niet, voor U is er niemand thuis en alle deuren zijn afgesloten! Sichar heeft in de omgeving een groot bos. Dichtbij gelegen Sichar lagen ook nog drie kleine
dorpjes. Het is vandaar naar de stad enkele veldwegen ver –- Daarentegen heb ik
ongeveer 20 veldwegen hiervandaan een groot vijgen- en pruimenbos aangeplant;
dat is voor alle vreemdelingen en armen bestemd, alleen mogen ze de bomen niet
beschadigen en daarom heb ik er ook een aantal opzichters neergezet. Toen kwam
Jezus in een stad in Samaria, Sichar geheten – dichtbij het veld – dat Jakob
zijn zoon Jozef gegeven had – zie Joh.4:5 – de stad was zeer mooi gelegen en de
omgeving erg gezond – de bron van Jacob was 40 passen voor dit dorpje richting
Sichem – het was, toen Jezus aan de bron zat: hoogzomer – waarschijnlijk is
Jezus eind juni met zijn missie begonnen of precies een half jaar toen Hij 29 ½
of 30 ½ jaar was – dus op 7 juli. bron:
GJE1-61, (GJE1-25:10, 29), gje1-57:8, (GJE 1-25-10), (GJE 1-29-1)., GJE1-66 [16, 17, 18], GJE1-55
[1], GJE1-52 [1], GJE1-25 [3]