9
De derde zondag na Epifanie
De genezing van een melaatse
Matth.
8,1-4: Nadat Hij nu van de berg was afgedaald, volgden Hem vele scharen. En
zie, een melaatse kwam tot Hem en viel voor Hem neder, zeggende: Here, indien
Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. En Hij strekte de hand uit en raakte hem aan
en zeide: Ik wil het, word rein. En terstond werd hij rein van zijn melaatsheid.
En Jezus zeide tot hem: Zie toe, dat gij het aan niemand zegt, maar ga heen,
toon u aan de priester en offer de gave die Mozes heeft voorgeschreven, hun tot
een getuigenis.
(11 jan.
1872)
Dit
hoofdstuk van Mijn apostel Mattheüs bespreekt meerdere genezingen en wonderen
uit Mijn eerste jaren als leraar. Het zijn daden, die noodzakelijk waren om de
streng gelovige Joden een ander idee van hun mozaïsche wetgeving en van hun
Jehova-Zebaoth te geven. Ik moest voor hen daden verrichten, omdat woorden alleen
niets zouden hebben uitgehaald.
Hier
staat vermeld, hoe Ik slechts door aanraking een melaatse genas. Deze wijze van
genezing is tegenwoordig niet meer mogelijk, ofwel ligt niet in Mijn wil
besloten; want wanneer u de ziekte melaatsheid in geestelijke zin bekijkt, dan
zou Ik vele mensen, en weliswaar niet de besten in één keer tot engelen moeten
maken, hetgeen echter noch voor Mij en Mijn geestenrijk, noch voor de plotseling
veranderde geest - en zielmensen nuttig zou zijn.
Wat is
melaatsheid nu eigenlijk voor een ziekte? Waar komt deze vandaan en hoe kan hij
genezen worden?
Deze
vraag moeten wij allereerst beantwoorden, voordat de geestelijke overeenkomst
duidelijk kan worden. Melaatsheid is die ziekte waarbij men - hetzij door
losbandigheid, hetzij door een onnatuurlijke leefwijze wat betreft eten en
drinken, hetzij door onzindelijkheid zoveel vreemde giftige stoffen in zijn
organisme heeft binnengehaald, dat het hele menselijk uurwerk niet meer loopt.
Om nu de normale en natuurlijke werkzaamheid en besturing in alle delen van het
lichaam weer te herstellen, werpt de menselijke natuur alle sedert jaren opgenomen
vreemde en giftige stoffen op haar grootste en ook zeer belangrijke orgaan, op
de huid, waardoor de grootste en meest uitgebreide verbinding met de
buitenwereld bestaat. Dit ten eerste om zich op deze wijze van haar vreemde en
lastige vracht te ontdoen, en ten tweede om zelf door dit giftige prikkelende
middel juist de huid aan te sporen met meer activiteit het hele organisme te
ondersteunen en het zo weer tot zijn vroegere gezondheid te brengen.
Het beste
geneest deze ziekte natuurlijk langs dezelfde weg waarlangs ze ontstaan is, dat
wil zeggen de melaatsheid kwam van binnen naar buiten, en zo moet ook de
genezing dezelfde weg gaan. Het bedorven bloed, dat zijn slechte bestanddelen
in de huid heeft afgezet, moet vervangen worden door vers en gezond bloed.
Daarbij komt natuurlijk, het schoonhouden van de uitwendige wonden, opdat het
vervuilde, dat voor het lichaam niet meer deugt, wordt verwijderd om zo plaats
te maken voor het volgende huidweefsel.
Op die
manier vindt genezing plaats, waardoor bij inachtneming van een natuurgetrouwe
leefwijze het lichaam zich vernieuwt, zijn organisme volop sterkt en de mens
een lang en gezond leven garandeert.
Hier
heeft u in grote lijnen een beeld van de aard van melaatsheid als lichamelijke
ziekte. Nu willen we haar in haar geestelijke overeenkomst bezien, opdat u ook
daar het ziekteverschijnsel en het geneesmiddel moogt erkennen. De
Wonderheiland echter, die deze ziekte enkel door een lichte aanraking of een
woord kan genezen, zal en moet hier wegblijven; want in geestelijk opzicht moet
iedere melaatse zichzelf genezen en zo zijn eigen heiland worden.
Zie,
"melaats", dat wil zeggen belast met veel giftige builen, is een
groot, ja het grootste gedeelte van de mensen; maar juist omdat het merendeel
melaats is, neemt men aan deze ziekte geen aanstoot. Want de enkelen die
gereinigd zijn trekken zich niet van diegenen die met deze ziekte belast zijn
terug, maar verplegen hen met liefde en geduld in het christelijk geloof, om de
zieken, wanneer zij te zwak zijn, door middel van raad en ondersteuning tot
herstel van hun verloren morele
gezondheid te leiden.
Melaatsheid
is een ziekte die niemand kan verbergen. Zij toont zich openlijk op het
menselijke lichaam. Dat betekent in geestelijk opzicht het openlijk ten toon
spreiden van alle slechte eigenschappen, alle kwade hartstochten en gewoontes,
die het resultaat zijn van slechte opvattingen en een verwaarloosde opvoeding.
Wanneer geestelijk gezien een ziel in haar binnenste zó verdorven is, dat zij
haast al haar geestelijke waarde heeft verloren, dan drijft de geest, Mijn in
haar gelegde goddelijke vonk, haar zo ver, dat zij zich niet meer schaamt om
deze smerige binnenkant zelfs openlijk naar buiten te tonen. De ziel wordt door
dit proces tevens als het ware gedwongen om haar geweten aan haar naasten te
onthullen en door haar levensstijl en denkwijze, die het gevolg is van de
ingezogen valse principes, zich aan de wereld te stoten en bittere ervaringen
op te doen, om tenslotte toch tot het inzicht te komen dat een beter, hoger en
moreler streven en werken pas naar de ware vrede leidt.
Om deze
geestelijk melaatse sneller te genezen laat Ik gebeurtenissen in de wereld toe,
waardoor het afscheidingsproces sneller voortgang vindt en ook voor de genezing
meer kracht en geest in het innerlijke, in het zieleleven binnendringt.
Zoals de
uiterlijke genezing van binnen uit moet komen, zo moet ook de geestelijke
genezing van daar uitgaan. Daardoor, dat het slechte tot in de openbaarheid is
doorgedrongen, door het samenleven met anderen ondermijnd is en werd opgenomen
door de buitenwereld, wordt in het binnenste de leegte weer aangevuld door
moreel geestelijke geneesmiddelen en wordt de mens zo naar zijn normale
toestand, als evenbeeld van zijn Schepper, teruggevoerd en voor het geestelijke
herwonnen.
Zoals de
materiële melaatsheid besmettelijk is voor degene die met zo' n ziekte in
aanraking komt, evenzo is ook de geestelijke melaatsheid besmettelijk, omdat
hij door zijn slechte principes ook anderen tot slechte handelingen verleidt.
En zo ontstond, doordat de één de ander besmette, deze immorele wereld zoals u
die nu ziet. Datgene wat Ik toentertijd gedaan heb, dat Ik door aanraking een
melaatse genas omdat zijn innerlijk niet overeenstemde met zijn huid, is nu in
het geestelijke niet mogelijk. Geestelijk moet de mens zichzelf genezen. Mijn
aanraking bestaat vaak alleen daarin, dat Ik hem in omstandigheden leid
waardoor hij sneller en met geweld van de hem aanklevende onreinheden wordt
bevrijd; maar om hem ineens geestelijk rein te maken zou een ingreep zijn in de
vrije waardigheid van de mens.
Wanneer
Ik plotseling van duivels engelen zou willen maken en zij - zonder strijd en verloochening
veranderd zouden worden, - waar zou dan hun verdienste blijven?
Deze vorm
van wondergenezing blijft dus in de huidige - en toekomstige tijd achterwege;
wat zich echter wel herhaalt en vaak voorkomt, is dat wat de hoofdman van Kapernaüm
is overkomen, die met een krachtig geloof en in een vast vertrouwen van de
macht van Mijn woord overtuigd was en door zijn uitspraak: "Heer, ik ben
niet waard dat Gij mijn huis zult binnengaan; spreek slechts een woord en mijn
knecht zal gezond worden!" liet zien hoe het met de ware christenmens
gesteld moet zijn, die ondanks alle ongunstige schijn op Mij en Mijn leiding
vertrouwt, Mijn woorden gelooft en daarbij - Mijn grootheid openlijk belijdend
- zijn eigen onwaardigheid niet vergeet.
Dergelijke
zielen die zo met Mij spreken, die smekend tot Mij komen en zichzelf
vernederen, die raak Ik met Mijn vinger aan en genees hen met Mijn woord, dat
wil zeggen Ik zend hen troost en vrede in het hart, die op geen andere wijze te
verkrijgen zijn. Voor dergelijke zielen geldt ook wat Ik te Kapernaüm zei, dat
voor zulke deemoedige gelovigen het hemelrijk is, - echter niet voor diegenen,
die nog met hun melaatsheid pronken. Deze moeten zich eerst laten louteren en
reinigen, of zij zullen door treurige ervaringen de duisternis van hun hart
moeten inzien en erkennen, dat het beter geweest zou zijn om de slechte
eigenschappen ( de geestelijke melaatsheid) uit te bannen, die zij openlijk ten
toon spreidden en waar zij zich zelfs op beroemden, omdat dit niet de weg naar
het geestelijke, niet_de weg naar het eeuwig leven en niet de weg tot Mij is.
Zolang
zij niet zullen begrijpen dat deemoed en liefde, verbonden met een grenzeloos
vertrouwen, de sleutels zijn om bij Mij alles te bereiken en zichzelf het
snelst vooruit te helpen, zolang zullen allerlei ziektes en conflicten op hen
inwerken totdat de melaatsheid verdwenen is en vervangen wordt door elementen
van leven, geloof en liefde.
Ook u
hebt nog zoveel melaatsheidbuilen op de huid van uw ziel, die vaak duidelijk in
het leven aantonen dat u nog lang niet gereinigd bent, en nog lang niet al het
geestelijk voedsel, dat Ik u al sinds jaren zend, in uw uiterlijk leven hebt
verwezenlijkt. Er is heel wat, dat u wel leest, vaak ook wel geloofd, maar dat
aan de buitenkant van uw levenshuid nog geen sporen vertoont als was deze
genade - en liefdekost tot daar doorgedrongen. Slechts weinigen onder u
erkennen hun onwaardigheid zoals de hoofdman te Kapernaüm, zodat ook zij zouden
willen uitroepen: "Heer, zoveel genade ben ik niet waardig! Alleen een
woord van troost is voldoende, en zelfs dit is nog teveel voor mij arm, zwak en
wankelmoedig kind!"
De
meesten van u geloven evenals de Joden destijds, alles gedaan te hebben,
wanneer ze zich letterlijk vastklampen aan de bepalingen en leerstellingen van
Mijn Woord. Zij zijn echter nog ver verwijderd van het in praktijk brengen van
de woorden van hun Vader. Het vergaat u net als de Joden die alleen dàtgene
oppervlakkig onderhielden wat hun materieel het belangrijkste toescheen. U bent
enthousiast over Mijn Woord en om anderen te willen bekeren bent u meteen
gereed! U wilt meteen helpen om het vuil voor andermans deuren weg te ruimen;
alleen dat van uzelf laat u rustig liggen en u wacht, net als de melaatse uit
het evangelie, totdat Ik misschien zal komen om u door Mijn aanraking meteen
tot een hoogst moreel schepsel te bestempelen. Hier ligt de grote fout! Daar u
uw zweren niet ziet, probeert u ze ook niet te genezen.
Met deze
woorden vermaan Ik u: onderzoek de huid van uw ziel en van uw leven. En wanneer
u dergelijke melaatsheidzweren ontdekt, laat dat u dan een teken zijn dat u nog
veel vreemds in uw innerlijk herbergt wat niet tot uw geestelijke wezen
behoort. Streef ernaar die dingen uit te bannen en te vervangen door krachtige
levenssubstanties, zodat u niet Mijn directe aanraking, maar enkel Mijn Woord
nodig hebt, opdat uw ziel gezond worde! Amen.