5
Kerstmis
De geboorte van Jezus
Luc. 2, 1-14: En het geschiedde in die dagen, dat er een
bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden
ingeschreven. Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het bewind over Syrië voerde. En zij gingen allen
op reis om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad. Ook Jozef
trok op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, naar de stad van David, die Bethlehem heet, omdat
hij uit het huis en het geslacht van David was, om zich te laten inschrijven
met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was. En het geschiedde toen
zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou, en zij baarde
haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe,
omdat voor hen geen plaats was in de herberg. En er waren herders in diezelfde
landstreek, die zich ophielden in het veld en des nachts de wacht hielden over
hun kudde. En opeens stond een engel des Heren bij hen en de heerlijkheid des
Heren omstraalde hen, en zij vreesden met grote vreze. En de engel zeide tot hen: Weest niet
bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten
deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Heer, in de stad
van David. En dit zij u het teken: Gij zult een kind vinden in doeken gewikkeld
en liggende in een kribbe. En plotseling was er bij de engel een grote hemelse
legermacht, die God loofde zeggende: "Ere zij God in den hoge en vrede op
aarde en bij de mensen een welbehagen!"
Dit hoofdstuk gaat over Mijn geboorte, een feest dat u ieder jaar naar
kerkelijk gebruik op 25 december viert. Heel wat woorden over dit feest heb Ik
u vroeger reeds gegeven. De bijzondere gebeurtenissen, die met Mijn geboorte
gepaard gingen, weet u deels uit de geschiedenis van Mijn geboorte* (*
Zie:"De jeugd van Jezus"), en deels uit het evangelie van Mijn
apostelen; en toch is er nog veel uit deze daad van Mijn eerste zichtbare
verschijning op uw aarde, dat nog niet opgehelderd is en waarvan u de diepere
betekenis in geestelijk verband nog niet kent. Daarom wil Ik naar aanleiding
van de tekst uit dit hoofdstuk van Lucas de verdere onthullingen aan u en aan
al Mijn toekomstige gelovige kinderen openbaren, opdat u moogt
zien, dat ook het kleinste wat op Mij en op Mijn verschijning op aarde
betrekking heeft, een belangrijke betekenis heeft en zich geestelijk zal
herhalen bij Mijn wederkomst op deze kleine ster, die ook de woonplaats is van
Mijn mettertijd volgroeide kinderen.
Zoals eertijds door de omstandigheden op aarde juist dat tijdstip en dat
volk bestemd was om getuige te zijn van de grote genade - en liefdesdaad, welke
Ik voor u en voor de gehele geestelijke wereld voltrok, zo zullen ook bij Mijn
tweede zichtbare verschijnen tijd en land zo gekozen worden, dat ze het meest
geschikt voor deze slotakte zullen Zijn.
U hebt dit feest niet voor niets "Weihnachten"
genoemd. Het was een gewijde nacht waarin Ik, omwille van u en de gehele
materiële schepping, Mijzelf tot offer van deemoed wijdde, terwijl Ik, de oneindige
Heer der Schepping, een broos en vergankelijk kleed aantrok, dat wat het
uiterlijk betreft onder miljoenen andere levende wezens op andere werelden ver
achterbleef bij de hoogste oervorm van een mensenbeeld. Veel bewoners zijn
zodanig uitgerust, dat de mens van deze aarde slechts als een zwakke nabootsing
verschijnt van wat Ik als evenbeeld van Mijn eigen Ik in deze vorm heb gelegd.
Ofschoon de op andere werelden levende mensen de aardbewoners in veel
overtreffen, zijn deze toch in geestelijk opzicht tot grotere dingen bestemd
dan zij, die in de paradijselijke werelden en zonnen leven. Ook al straalt voor
hen een eeuwige lente en leven zij onder gelukkige omstandigheden, Waarvan u
zich geen voorstelling kunt maken, zo ontbreekt hun toch de heldere kennis van
Mijn Ik, Mijn geestelijke schepping en Mijn Vaderliefde.
Zij zijn goed, omdat geen enkel kwaad hen tot het tegendeel tracht te
verleiden. Zij erkennen een allerhoogste Wezen en vallen in eerbied voor Hem
neer; maar geen van hen zou er aan durven denken, dat dit hoogste Wezen één van
Zijn schepselen aan Zijn Vaderborst zou willen drukken en hem de lieflijke naam
van kind geven.
Dit is slechts voorbehouden aan diegenen, die een dergelijke positie door
strijd en overwinning moeten verwerven, opdat zij kinderen van God kunnen
worden. Waar dus de vormingsschool voor zulke kinderen gevestigd is, daar moet
naast de grootst mogelijke geestelijke verheffing ook het tegendeel, namelijk
de grootst mogelijke vernedering, ja de afval van het goede kunnen
plaatsvinden. Om u te laten zien dat tussen zulke tegenstellingen een
ontwikkeling ten goede en een overwinning over alle hindernissen mogelijk is,
trok Ik het kleed van één der nederigste, onaanzienlijkste mensengestalten aan.
Ik daalde Zelf af naar deze duistere aardbol, die wat aankleding en grootte in
Mijn schepping betreft vergeleken kan worden met de plaats van een
infusiediertje tussen alle schoonheden en wonderen van uw aarde.
Zoals echter in Mijn gehele schepping alles met dezelfde zorgvuldigheid
gemaakt is, en het laatste infusiediertje in zijn vorm net zo volmaakt gebouwd
is als de mens als heer der aarde, zo laat Mijn scheppingsprincipe, dat door
alle trappen van het geschapene heen loopt, u zien, dat Ik juist in het kleinste
het grootste ben en juist in het kleinste als machtige Schepper en Heer
aanwezig ben. Dat was de reden waarom Ik één van de kleinste hemellichamen
uitkoos om daar Mijn volle grootte te tonen, doordat Ik aan Mijn geestes- en zielenwereld bewees, dat juist alleen in het
kleinste het grootste mogelijk is en in de grootste vernedering de grootste
heerlijkheid is te verkrijgen, ja dat juist diegene die alles weggeeft, waardig
is om alles te bezitten.
Zo vond Mijn geboorte niet plaats in een paleis of bij mensen uit hogere
kringen, maar in een nederige positie. Toch moest in al de omstandigheden die
daar plaatsvonden het hoge, geestelijke van Mijn geboorte aangetoond worden.
Zo was het voorbeschikt, dat de volkstelling door Herodes
opgelegd werd en Ik niet in een door mensen gebouwd huis het levenslicht
aanschouwde, maar in Mijn huis, hetgeen betekent onder de vrije hemel in een
grot.
Keizers en koningen waren geen getuige van Mijn geboorte, zelfs geen gewone
mensen, maar slechts dieren, - schepselen, die onbedorven dat waren, waartoe Ik
ze heb geschapen.
De volkstelling moest er toe bijdragen, dat Maria zich opmaakte om naar
Bethlehem te gaan om dat te volbrengen, wat de Koning van heel de schepping tot
eer zou strekken.
Miljoenen hoge geesten zongen Mij het loflied toe: "Ere zij God in den
hoge en vrede aan de mensen op aarde!" Deze en de dieren, zoals zij uit
Mijn hand zijn voortgekomen, waren bij Mijn geboorte aanwezig. Zulke getuigen
pasten bij Mij, de in doeken gewikkelde Heer der heerscharen.
Door de volkstelling kon Mijn geboorte niet onopgemerkt blijven. Ook moest
juist de wrede Herodes als stadhouder en viervorst in
Jeruzalem heersen om Mijn verdere opvoeding en latere levensloop te
bemoeilijken. Door de overwinning op al deze moeilijkheden moest bewezen
worden, dat hoewel Ik Mij in de nederigste positie geplaatst had, Ik ten aanschouwe van de hele geesteswereld Mijn opgave toch ten uirvoer zou brengen, namelijk: behalve het ten voorbeeld
stellen van deemoed en zelfverloochening, uit deze kleine aarde een opleidingsschool
te maken voor Mijn kinderen, die mettertijd bestemd zijn om voor de op de
andere sterren en zonnen levende schepselen het beeld van de grote Geest en
Schepper van heel de zichtbare natuur te veranderen in dat van een liefhebbende
Vader.
Wat Ik aeonen van tijdruimtes geleden besloot en
meer dan duizend jaar geleden ben begonnen, dat nadert nu zijn voleinding. Mijn
geloofsleer, Mijn Woord, dat met geen betere verwisseld kan worden - al
peinzen en denken de mensen nog zo veel - Mijn liefdeleer moet tot algemene
geldigheid geraken. De liefde alleen moet regeren en alle hartstochten van het
menselijke hart, die alleen maar door Mij hierin gelegd werden om door strijd
tegen hen de liefde te verdienen en te verwerven, al deze hartstochten van het
menselijke hart moeten beheerst aan de voet van het altaar der liefde liggen.
Haat, wraak, trots en hoe ze allemaal ook mogen heten, deze machtige driften
van het kwaad in de mens moeten allen tot zwijgen gebracht worden. Het kruis,
waaraan Ik eens vastgenageld om vergeving bad voor de verdwaalde mensheid, moet
als symbool van verzoening door iedereen geliefd, geëerd en in geval van
beproeving zelfs gedragen worden als herinnering aan de weg die Ik heb gewezen
en die alleen de mensen naar geestelijke hoogte kan voeren.
Zoals tegen het einde van Mijn levenswandel op aarde de omstandigheden Mij
schijnbaar tegenwerkten, Mijn ondergang en dood leken te veroorzaken en toch
door de opstanding uit de materie en de terugkeer naar Mijn geestelijk rijk
Mijn grootste triomf moesten bewerken, w nemen ogenschijnlijk ook nu de
ongelukken en de voortekenen van angstwekkende catastrofes bij de mensen toe.
De mens zal daaruit als een Phoenix uit de tot as
verbrande wereldlijke opvattingen en vooroordelen ongedeerd als geestelijk produkt van Zijn Schepper, als geestelijk kind van een nog
hogere geestelijke Vader tevoorschijn komen.
Daarin schuilt het doel van alles, daarheen drijft de gehele mensheid als
een stuurloos schip. Alle kunstmatige omheiningen die het menselijk verstand
als een ijzeren harnas rondom het voor de liefde kloppende hart opgetrokken
heeft, moeten stuk gebroken worden. De barrières van afkomst, rang en
oppervlakkig weten moeten worden vernietigd. De mens moet ophouden met het
verstand te denken en met het hart leren voelen. Het warme vuur van de liefde
moet in de eerste plaats zijn hele ziel verwarmd hebben, pas dan kan de
wijsheid, als een regelende drijfveer de liefde indammen en de mensheid alles
laten voelen, waarmee Ik ze heb uitgerust en waartoe Ik ze w en niet anders heb
geschapen.
Zo dikwijls Ik als Christus op de wereld Mijn Vader in de hemel aanriep,
was het steeds de wijsheid, die de liefde aanriep om door deze gebeden haar
onbegrensd werken te beteugelen. Zoals wijsheid en liefde slechts in combinatie
met elkaar kunnen bestaan, evenzo was Ik als Christus met Mijn Vader, die de
Liefde is, in eenheid verbonden, waardoor Ik kon zeggen: "Niemand kent Mij
dan de Vader in de hemel en Ik alleen ken Hem!" of "Ik ga heen tot de
Vader!" enz... Daarmee wilde Ik zeggen: De
gehele wereld is geschapen uit liefde; maar de wijsheid heeft haar voorwaarden
geregeld. De Liefde schiep, de Wijsheid houdt in stand. De Liefde als
"Vader" richtte het hoogste symbool van reinheid op en Ik, de
Wijsheid als "Zoon" bewees haar door de daad. En wals liefde en
wijsheid, alleen verenigd, het gehele Ik van Mijn Wezen uitmaken en daar in het
meest volkomen evenbeeld bestaan, zo moet ook de mens als afstammeling van Mij
de uitdrukking van liefde en wijsheid worden. Hij moet in de eerste plaats
liefhebben en daarna leren wijs te zijn om Mij, Mijn schepping en zijn taak
volledig te erkennen en te begrijpen.
Daarheen richt zich Mijn doel met u, en alle gebeurtenissen sporen u
daartoe aan, om de wedergeboorte van uw Jezus in uw innerlijk tot stand te
brengen. Hij wil u daarheen als uiting van wijsheid en liefde willen leiden en
begeleiden, tot binnenkort deze Schepper van al het zichtbare, de Heer der
heerscharen, als Vader (Liefde) gepaard gaande met de Zoon (Wijsheid), in
persoon wederom zichtbaar de aarde zal betreden en voor de tweede en laatste
maal kan uitspreken, wat Hij aan het kruis meer dan duizend jaar geleden heeft
uitgeroepen, namelijk: "Het is volbracht, - het is volbracht, het grote werk
der verzoening!"
Ik heb Mijn geesten laten zien hoe het voor hun onmogelijke, mogelijk is
geworden. Ik ben als voorbeeld voorgegaan en heb nu Mijn schepselen op deze
kleine aarde tot grote burgers van Mijn oneindige rijk, tot Mijn enige kinderen
gemaakt.
Het is volbracht, hetgeen Ik eertijds in de wieg in een grot bij Bethlehem
als onmondig kind ben begonnen, wat daar wel door miljoenen engelengeesten
werd bezongen, maar door de mensen niet begrepen, hoogstens door enkelen vaag
vermoed werd.
Ik heb het werk van verzoening, liefde en vergeving volbracht. De wereld is
gereinigd van al het vuil van eigenbelang en ook al verwoesten kwellingen en
ongelukken het lichaam van de mensen, - de geestes-
en zielemens kunnen zij niet deren. Deze staat
hoogverheven boven de puinhopen van de wereld, zijn armen uitstrekkend naar de
goddelijke Redder, die - wals eenmaal daar - allen zal toeroepen: Kom tot Mij,
gij allen die beladen zijt, opdat Ik uw last afneem
en u verkwik! Kom hier, gij strijders voor liefde en wijsheid, aan u zij de
kroon des levens, voor u zijn de versperringen naar de geestelijke wereld
opgeheven, opdat u moogt zien hoe de engelenscharen
wederom jubelen en lofliederen zingen voor de Heer, de Vader, met dezelfde
woorden als toen: "Ere zij God in de hoge en vrede voor de mensen op
aarde!" Want Hij kwam in Zijn eigendom en Zijn kinderen hebben Hem niet
herkend. Amen.