42

 

De 15e zondag na Trinitatis

 

            De juiste sabbatviering

 

Luc. 14, 1-6: En het geschiedde, toen Hij op een sabbat in het huis van een der hoofden van de Farizeeën kwam om brood te eten, dat zij nauwkeurig acht op Hem sloegen. En zie, er stond een waterzuchtig mens vóór Hem. En Jezus antwoordde en zeide tot de wetgeleerden en Farizeeën, zeggende: Is het geoor­loofd op de sabbat te genezen of niet? En zij hielden zich stil. En Hij vatte hem bij de hand en Hij genas hem en liet hem gaan. En Hij zeide tot hen: Als een zoon of een os van iemand van u in een put valt, wie zal hem er dan niet terstond uittrekken (ook) op de sabbatdag? En zij waren niet in staat iets daartegen in te brengen.

 

(23 april 1872)

 

Het begin van dit evangelie gaat over de genezing van een waterzuch­tige, en wel in het huis van de overste der Farizeeën en op een sabbat, waarop naar de strengste voorschriften van de Joden niets meer gedaan mocht worden, dan het nakomen van kerkelijke gebruiken en ceremo­niën.

Dat deze genezing zich onder de aangegeven omstandigheden voor­deed, had zijn goede reden. Deze overste was weliswaar een aanhanger van Mijn leer, maar toch vatte hij de voorschriften van de tempel slechts in de letterlijke zin op; ook luisterde hij graag naar Mij, wanneer Ik maar niets ondernam wat in strijd was met zijn opvattingen en met zijn waardigheid als Farizeeër. Daarom liet Ik toe dat, terwijl Ik bij hem aan tafel zat, er een met waterzucht belaste man de kamer binnentrad en Mij smeekte hem te genezen van zijn ziekte.

Dat Ik hem genas, laat het evangelie zien. Maar omdat Ik hem juist op een joodse sabbat genas, was dat een steen des aanstoots. Juist daardoor wilde Ik de Farizeeën laten zien, hoe slecht zij hun eigen voorschriften begrepen en hoe verkeerd zij deze het volk bijbrachten.

Vandaar de opmerking, waarop Ik zei: "Als uw os of ezel op sabbat in een put valt, dan trekt u hem er immers uit, omdat uw eigen belang het nu eenmaal eist; maar om op sabbat een goede daad aan anderen of voor anderen te verrichten, dat beschouwt u als zonde!"

Ik wilde hen daardoor bewijzen, dat weldaden en goede handelingen de voorgeschreven feestdag of sabbat niet ontheiligen, maar hem eerder heiligen dan de vele nutteloze gebruiken en ceremoniën die gedachteloos uitgevoerd worden.

Bij het joodse volk waren dergelijke misstanden veelvuldig aan de orde. Ofschoon zij de wetten van Mozes en de profeten hadden, wisten zij hun woordelijke inhoud niet geestelijk te verklaren. Zij werden door de Farizeeën en schriftgeleerden in de waan van de letterlijke opvatting gesterkt, omdat de laatsten er veel belang bij hadden de wetten zo uit te leggen en omdat het niet veel moeite kostte om een jood in de letterlijke zin te zijn.

Vandaar Mijn komst juist temidden van dit volk, dat reeds lang een religie bezat, die als onderbouw voor Mijn leer het meest in aanmerking kwam. Het kwam er alleen maar op aan de oude wetten niet omver te werpen, maar om ze weer gereinigd aan het joodse volk terug te geven, ze geestelijk te verklaren en op deze wijze de menselijke waardigheid te redden, die bijna op het punt stond om onder te gaan in louter ceremoniële gebruiken van de tempel en in egoïstische wereldse geneug­ten.

Gedurende de drie jaren dat Ik onderricht gaf hield Ik dit doel voor ogen. Ik zocht gelegenheden op of liet zulke toe, die aanleiding gaven de valse opvattingen en vooroordelen van de Joden te bestrijden.

Zo was ook de viering van de sabbat een kwestie, waaraan Ik als stichter van Mijn goddelijke en enige ware religie niet onverschillig voorbij kon gaan. Om een einde te maken aan deze vooroordelen begon Ik juist in het huis van een overste der Farizeeën daartegen te handelen, opdat deze handeling aanleiding zou geven tot een discussie. Omdat nu de Farizeeën de eersten wilden zijn en meenden alles beter te weten en begrijpen dan anderen, daarom moesten zij als eersten van hun onjuiste begrippen gereinigd worden, wilde het volk ooit nog zuivere wijn geschonken worden. Daarom verrichtte Ik deze genezing juist voor hun ogen en antwoordde hen, dat zij wel verstommen moesten, zoals de verzen 5 en 6 laten zien.

De oversten van de tempel hadden een heel andere visie op het bewijzen van weldaden, zodat Ik Mij meerdere malen genoodzaakt zag hun de woorden over de naastenliefde in voorbeelden en gelijkenissen nader uiteen te zetten; want volgens hun opvattingen moesten welda­den alleen bewezen worden aan de tempel en aan hen persoonlijk. Al het andere wat aan mensen werd gedaan, was voor hun de aandacht niet waard.

Reeds in die tijd werd de viering van de wekelijkse rustdag elke week verkeerd opgevat; en heden ten dage wordt deze dag evenmin juist gevierd of - met andere woorden gezegd - aan de geestelijke vorming gewijd als toen. Het is daarom ook nu niet verkeerd wanneer Ik, aansluitend op deze daad van genezing op sabbat, enige opmerkingen vastknoop over de viering van deze dag en u laat zien, dat ook u nog ver verwijderd bent om deze dag zo te vieren als Mozes het bedoeld heeft en Ik zelf graag zou zien dat het begrepen wordt.

In de wereld, zoals zij was en nog is, zijn er steeds mensen die bevelen en mensen die gehoorzamen. Van oudsher gebeurde dat de mensen die bevelen vaak alleen hun eigen belang in het oog hielden, misbruik maakten van hen die gehoorzamen en hun te weinig rust en te weinig tijd gunnen, ook maar éénmaal in de week het tijdelijke aan de kant te kunnen zetten om of een woord van geestelijke betekenis te horen of een diepere beschouwing te houden over de ware grond van hun eigen bestaan en te denken aan wat zij als mensen zijn of wat zij als met de goddelijke geest begiftigde wezens moeten worden.

Dit was de reden, waarom Mozes dat, wat de machtigen niet vrijwillig willen, als van God bevolen in zijn wetten neerschreef. In de figuurlijk geschreven scheppingsgeschiedenis liet hij de hoogste Heer en Schepper zelf na zesdaagse arbeid de zevende dag als de dag van rust instellen.

Deze verordening, die voor het behoud van de morele waarde van de mens noodzakelijk was, is ook door andere volkeren overgenomen en bestaat nu bijna overal. Ook al was de week toentertijd anders ingedeeld dan in de huidige tijdrekening, toch is er altijd een dag in de week vastgesteld, die bestemd is om uit te rusten na lichamelijke inspanningen, om in zichzelf te keren en na te denken over de geestelijke opdracht van de mens.

Wat de Joden teveel deden, omdat zij door letterlijke opvatting van hun wetten te ver gingen, dat is bij de christelijke volkeren reeds sinds lange tijd omgekeerd het geval. Terwijl bij de eersten de heiliging van de hele dag als streng gebod bevolen was, is het voor de christenen voldoende zo nu en dan naar de kerk te gaan; de overige tijd wordt met vermaak, brasserij en feesten doorgebracht. Op zon - en feestdagen wordt over het algemeen méér slechts gedaan dan gedurende de hele week, waar wegens werkzaamheden en gebrek aan middelen de nodige tijd en gelegenheid ontbreekt.

Wat de Farizeeën bij de Joden deden, dat zetten de christelijke priesters later voort. Zij dachten slechts aan hun eigen aanzien en macht. De Farizeeën plaatsten de tempel als voornaamste voorop en de christen priesters hun kerk. Bij de eersten breidde de wijding van de feestdag zich uit tot 24 uur - ook buiten de tempel moest de feestdag nog in acht genomen worden -, bij de christenen beperkt zij zich slechts tot enige uren in de kerk. De meeste mensen menen Mij tevreden gesteld te hebben, omdat zij een paar uur in de kerk zaten, stonden of droomden, nietszeggende gebeden aframmelden of gemoedelijk inge­slapen een natuurlijk stilzwijgen onderhielden tegenover de preek van de priester. Daarmee is misschien de eerzucht van de priester gestreeld, daar zij de kerk vol menselijke lichamen zien; maar de zielen van deze mensen houden zich of met helemaal niets bezig of met geheel iets anders dan met dat, wat de kerk of Mijn door Mij gestichte religie vereist.

Zo grijpt het misbruik steeds meer om zich heen, en nu begint men er zelfs mee deze dag ook niet meer als rustdag te laten gelden, doordat men het geweten van diegenen die gehoorzamen weet te doen zwichten voor geld, waarbij men het weinige dat zij nog geloven wegredeneert zonder hen daarvoor iets beters te geven.

Zo gaat het verval stap voor stap voort. Degenen die bevelen geloven daardoor winst te hebben geboekt, omdat hun eigenbelang nu vrijwillig door de arbeidende klasse ondersteund wordt, die eveneens weer uit eigenbelang werkt. Maar zij vergissen zich geweldig! Zij zullen zien waartoe het zal leiden, wanneer men de minderbedeelden de weinige geestelijke elementen, die ook de machtigen totaal vreemd zijn gewor­den, afneemt en door vermeerdering van de winst zijn zonde vergroot. Zij verachten alles wat betrekking heeft op Mij en op Mijn leer. En dit voorbeeld wordt ook door de ondergeschikten nauwgezet nagevolgd. Zo zegeviert het materiële uiteindelijk over het geestelijke, totdat Ik de omstandigheden zo zal laten verlopen dat de machthebbers de vruchten van hun egoïsme - die totaal anders zullen uitvallen, dan zij zich voorgesteld hebben - moeten oogsten.

De zon - en feestdag moet een zekere rem zijn. Het moet een dag zijn waarop de machtigen aan de minderen een blijk van waardering voor hun verrichte arbeid moeten geven. En voor hen die gehoorzamen moet de zon - en feestdag een dag zijn, waarop zij zich zullen herinneren dat één dag ter overdenking van de eigen geestelijke bestemming niet teveel is; het moet de dag zijn waarop we de werkzaamheden laten rusten.

Op deze dag spreekt Mijn natuur haar eeuwige, zelfde taal tot alle harten: "Vergeet naast al uw werkzaamheden de Schepper niet, die zoveel heerlijks en wonderbaarlijks op deze aarde heeft geschapen, om u er telkens aan te herinneren dat u niet alleen voor deze wereld bestemd bent, dat uw arbeid niet altijd materieel, maar ook geestelijk moet zijn! Erken Diegene, die u, zwakke kinderen, met zoveel liefde en geduld leidt en die u midden tussen de heerlijkheden plaatste, die u minstens één dag in de week uw zware arbeid willen doen vergeten!"

Volgens de scheppingsgeschiedenis van Mozes stelde Ik zelf als Schepper de rustdag in op de zevende dag. Hij was er als het ware het beeld van, hoe Ik, nadat Ik Mij met de materie had beziggehouden, op de zevende dag de Geest liet binnengaan in het tot dan toe starre omhulsel. En deze dag, waarop Ik de materie tot iets geestelijks verhief, was de dag van de viering of van de wijding. Daarom moet hij ook door de mens gevierd worden, wanneer hij - evenals Ik - zes dagen gewerkt heeft.

Op de zevende dag moet de mens zijn week overdenken, om daarin de geestelijke gedachte waar te nemen, die hem leidde om zulk werk tot stand te brengen. Deze dag moest een dag worden van viering in geestelijk opzicht, waarop hij moet erkennen, dat zijn wekelijkse werk­zaamheden en zijn eigen bestaan niet een materiële, maar een geestelijke basis hebben, die hij zich juist op deze dag meer dan op andere dagen moet herinneren. Op deze dag, waarop geen plicht en geen arbeidsuur hem tot materieel handwerk dwingt, moet hij zich Mijn schepping herinneren, Mijn leer, Mijn liefde en Mijn opoffering voor hem persoonlijk als ook voor de hele mensheid.

Deze dag zal daarom voor hem een gewijde dag worden, omdat hij op deze dag het materiële aflegt en het geestelijke, verheven en grootse doel, dat hij en de hele schepping moeten bereiken, dichter kan naderen.

Zo moet ieder mens de zondag vieren als een gedenkdag aan Mijn liefde en aan alles, wat Ik voor hen gedaan heb. Dan zal van deze dag een zacht, religieus gevoel uitgaan over alle werkdagen, waardoor ook de meest materiële arbeid geheiligd wordt. Zo kan de mens op alles wat hij doet en tot stand brengt het stempel van zijn eigen goddelijkheid drukken.

Zo moet de zondag en rustdag door u begrepen en gevierd worden. U moet zich steeds herinneren, dat er eens zo'n dag voor Mij geweest is en dat iedereen dan een dergelijke feestdag zal beleven, wanneer hij ontdaan van het materiële omhulsel, in de andere, eeuwige wereld aankomt als vergeestelijkt zielemens en als herinnering het bewustzijn meeneemt, op al zijn materiële werkzaamheden het stempel te hebben gedrukt van een grote mensengeest, die hem veredelde en die hij waardig was.

Daarom moet ook u deze rustdag in een hogere, geestelijke betekenis zien. Zie het geestelijke licht schijnen door de harde korst van de letter heen! Dit is het wat zalig maakt. Vergeestelijk alles, uw omgeving, uzelf, uw daden en uw woorden!

Niet alleen de zevende, maar elke dag waarop u geestelijk voorwaarts schrijdt zal dan voor u een zon - en feestdag zijn, die, zoals de zon, waarnaar deze dag bij u genoemd is - licht, warmte en leven over u en uw omgeving zal doen uitstromen. Iedere dag zal een dag van feest of van zaligheid worden, wanneer u - uw Schepper waardig en uw doel duidelijk herkennend - stap voor stap voorwaarts schrijdt, totdat u de  eeuwige, nooit eindigende feestdag, de feestdag van de eeuwige zalig­heid in die ruimten ten deel valt, waarin iedere dag een gewijde dag en een dag van vrede is, wals een liefhebbende Vader reeds eeuwigheden geleden deze voor Zijn kinderen bereid heeft. Amen.