41

 

De 14e zondag na Trinitatis

 

De opwekking van de jongeling te Naïn

 

Luc. 7, 11-17: En het geschiedde kort daarna, dat Hij reisde naar een stad, genaamd NaÏn. En Zijn discipelen reisden met Hem, en een grote schare. Toen Hij dicht bij de stadspoort gekomen was, zie, een dode werd uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was, en veel volk uit de stad was bij haar. En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot haar: Ween niet. En naderbij gekomen raakte Hij de baar aan - de dragers stonden stil - en zeide: Jongeling, Ik zeg u, sta op! En de dode ging overeind zitten en begon te spreken, en Hij gafhem aan zijn moeder. En vrees beving hen allen en zij verheerlijkten God, zeggende: Een groot profeet is onder ons opgestaan, en: God heeft naar Zijn volk omgezien. En dit gerucht over Hem verbreidde zich in het ganse joodse land en de gehele omtrek.

 

(22 april 1872)

 

Hier hebt u weer een van die wonderdaden, die het volk en Mijn discipelen moesten sterken in het geloof, dat Ik niet slechts een gewoon mens, niet slechts een profeet, maar iets groters moest zijn, opdat zij allen langzamerhand gewilliger Mijn wegen zouden inslaan en zich gemakkelijker zouden laten leiden.

Ook de Esseeën wekten doden op; het "hoe" echter heb Ik u reeds in het Grote Johannes Evangelie bekend gemaakt. Wanneer Ik een wonder wilde verrichten, was altijd de omstandigheid in aanmerking te nemen, dat Mijn wonderen anders bewerkstelligd waren dan de wonderen van anderen. Alleen langs deze weg en alleen door de meest afdoende bewijzen kon Ik dit volk, dat in de mozaïsche leer en ceremo­niën was vastgelopen, iets beters leren.

Een dodenopwekking zoals bij de jongeling te Naïn was bij hen nog niet voorgekomen; vandaar hun terechte verbazing over Mijn macht over leven en dood, die zij nog niet bij mensen hadden gezien.

Zo voedde Ik Mijn discipelen op en velen uit het volk, ook heidenen, om Mijn geloofs- en liefdeleer door te geven. De echtheid van Mijn woorden en het belang van Mijn zending, de reden waarom Ik op deze aarde kwam, en wat het doel en de bestemming van Mijn aardse loopbaan als mens was, dat alles bewees Ik hen nu eens door gelijkenis­sen, dan ,weer door toespraken, dan weer door wonderen. Weinigen begrepen Mij; maar toch was het zaad in hun harten gelegd, dat langzamerhand opkwam en, ofschoon spaarzaam, toch vruchten begon te dragen. Overal paste Ik Mij aan de omstandigheden aan; of Ik hield geweldige toespraken of Ik verrichtte wonderdaden, die er toe moesten bijdragen om de Mensenzoon als dat te verkondigen, wat Hij eigenlijk was.

De wonderdaad van de opwekking van de jongeling te Naïn moet, wil zij als prediking van nut zijn, echter geestelijk worden opgevat. Wij moeten de daad van het natuurlijke ontdoen om zijn voor altijd geldende betekenis te ontdekken, opdat u erkent dat in iedere daad uit Mijn leerjaren iets verborgen ligt dat geldt voor alle eeuwigheden.

Hier in dit evangelie heeft u een eenvoudige begrafenis van een dode voor u, waarbij een wenende moeder de doodskist volgde van haar geliefde, enige zoon. Een gewoon voorval, dat u dagelijks kunt tegen­komen - of in eigen familie of bij vrienden en bekenden. Overal zult u een onbeweeglijk lijk en een wenend gevolg aantreffen.

Om dit natuurwettelijk gebeuren in het menselijk leven geestelijk te verklaren, moet u ook dat wat aan een begrafenis vooraf gaat geestelijk leren begrijpen.

Zie, ieder sterfgeval is een overgang van het ene extreme naar het andere, van het leven naar de dood, een verandering van het vaste lichaam in eenvoudige elementen, een afscheiding van het geestelijke van het materiële of, wanneer u het nog beter wilt uitdrukken, het begin van het geestelijke en het einde van het materiële leven.

Er bestaat in de schepping een materieel schijnbare en een geeste­lijk werkelijke dood. In zoverre is een begrafenis of als een begraven van het geestelijke in de mens of als een verlaten van al het wereldlijke aan te zien.

Hier in dit geval beweent een moeder haar enige zoon en volgt zijn doodskist. Ik trad op deze treurige pijnlijke scène toe. Ik had medelijden met de moeder. Ik liet de dragers stoppen en wekte haar zoon op, opdat hij nog verder de steun zou blijven van zijn moeder die hem zo liefhad.

Deze handeling wil geestelijk het volgende zeggen: Nu en nog vaak zullen ouders wenen over hun kinderen, die een verkeerde richting zijn ingeslagen. Zij zullen treuren, wanneer zij zien hoe dezen - ongeacht hun moeiten en zorgen - evenals een stoffelijk lijk niets geestelijks meer in zich bergend, slechts de wereld en haar genoegens achterna lopen en zo de geestelijke dood tegemoet gaan.

Menigmaal ga Ik naar dergelijke wenende en treurende ouders toe bij zulke omstandigheden, waar de vader en moeder helaas te laat moeten toegeven, dat zij zelf ook schuld dragen aan de vroege, geeste­lijke dood van hun kind en roep de in zonde en slechte gewoonten verzonken kinderen weer terug tot leven, tot geestelijk leven, doordat Ik hen de gevolgen van hun levenswandel op de meest bittere manier laat proeven. Ik wek hen op door lijden en ziekten, verstoor hun lichamelijke gezondheid en hun wereldse relaties en geef op deze manier het tot lijk geworden kind het geestelijke weer terug, opdat het opnieuw het verlorene kan beginnen terug te winnen, en zo door een berouwvolle omkeer het zelfverwijt van zijn ouders verzacht en hun geweten verlicht.

Zulke begrafenissen komen dagelijks zowel in het gewone als in het geestelijke leven voor. Op uw aarde is momenteel meer ontbinding dan geestelijk leven aanwezig; bijna de hele mensheid ligt in materiële lusten begraven, als het ware onbeweeglijk in de doodskist van wereldse zorgen en geneugten. En de weinigen, die nog geestelijk leven bezitten, zijn de rouw dragenden, die achter deze doodskist voortgaan en tot Mij om hulp en redding smeken, omdat zij de doden, hun naasten, betreuren en beklagen - en toch niet kunnen redden.

Deze begrafenis, zowel in het klein als in het groot, alsook het weeklagen van de weinige beteren noopt Mij tot deze doodskist toe te treden en de slapenden of de schijnbaar doden op te wekken, zodat zij voor het geestelijke leven niet verloren gaan. Ik wek zowel mensen afzonderlijk als ook hele volken op door gebeurtenissen en ongelukken van allerlei aard en laat hun de gevolgen van hun verkeerde levenswan­del voelen, omdat zij het geestelijke totaal verwaarlozen.

Zie, deze grote begrafenis trekt langzaam voort naar de plaats, waar de ontbinding van het stoffelijk lichaam plaatsvindt. De zieletoestand van veel mensen, evenals de politieke situaties van de volkeren, begint tot bederf over te gaan en er openbaart zich een algemeen ontbindings -, reinigings - en af scheidingsproces, zoals bij ieder lichaam gebeurt, dat door het leven is verlaten en, onderworpen aan de natuurwetten, weer voor andere ontwikkelingen als grond - en als voedingsstof moet dienen.

Midden in dit algemeen oplossingsproces van de hele mensheid, die - figuurlijk gesproken -levenloos in de doodskist van werelds genot ligt, treed Ik naderbij, laat door Mijn boden en schrijvers nieuw leven, nieuwe kracht en een nieuwe geest in de slagader van de menselijke ziel stromen en roep de ingeslapen wereldmensen, evenals eens de jongeling te Naïn, toe: "Jongeling! Ik zeg u, sta op!"

De mensheid, zoals zij nu is, lijkt vanwege de korte duur van haar proefleven op een jongeling, die zijn opdracht nog lang niet vervuld heeft. Ook de mensheid moet naar de volwassenheid en later naar de ouderdom overgaan, opdat zij rijp wordt en zich gereed maakt om haar oude kleren van halfvergane wereldopvattingen uit te trekken en een geestelijk, onvergankelijk kleed aan te trekken, dat boven dit korte aardse leven uit ook voor het andere, grotere leven geschikt is. Deze tot ontbinding overgaande mensheid roep Ik toe: "Sta op, want u bent niet geschapen om de langdurige weg van de materie te gaan, maar de kortere van de geest! Sta op en sla acht op Mijn roep, voordat het totale verval van alle sociale banden u al te bitter zal leren, dat er nog een heel andere wereld is dan die, waaraan u tot nu toe gedacht hebt, en die slechts uit louter speculatie, bedrog en machthebberij bestaat!"

Zie, ook nu doet deze toestand van ontbinding Mij verdriet, net zoals toen. Ik heb verdriet om de betere leed dragenden, maar ook om de doden, die - omdat zij Mijn woord niet kennen - het verval, het geestelijke ontbindingsproces onherroepelijk ten deel zullen vallen en de lange en zware weg tot erkenning van binnen uit vrijwillig moeten aanvaarden. Het doet Mij verdriet om de mensheid als lijk voor Mij te zien, daar Ik toch immers bij de schepping van de mensen ieder een geestelijke vonk van Mijn eigen wezen als bruidsschat gaf. Later door Mijn afdalen op uw aarde heb Ik niet alleen deze vonk weer tot werking  gebracht, maar heb Ik jullie mensen boven zoveel andere schepselen uitverkoren - hetgeen Ik door verdeemoediging en opoffering betalen moest -, om Mij niet alleen te erkennen als hoogste Geest, maar ook als Vader en om met Mij en door Mij mee te werken aan de verdere ontwikkeling van andere werelden, aan wie u dan nieuwe zaligheden

en nieuwe waarheden moogt brengen. Het doorgeven hiervan zal uzelf nog grotere zaligheden brengen, en u zult als kinderen van Mijn liefde dan ondervinden wat het wil zeggen om de bevoorrechten te zijn van de almachtige Schepper en Heer van het hele universum!

Daarom heb Ik met deze begrafenisstoet zo te doen, en daarom klinkt door Mijn woorden en hemelse gaven, welke Ik op u en de hele mensheid al jaren lang laat neerstromen, steeds de oproep: "Sta op, ontwaak voor het geestelijke, voor het eeuwige leven; want alleen daar is de verlossing van uw eigen bestaan! Daar alleen is het begin en het einde van het menselijk geslacht! U hoeft u niet zoals het stoffelijk lichaam op te lossen, om andere vormen, wezens en dingen toe te behoren! Neen, u zult uw eenvoudige oorsprong wel indachtig, als onmondige zielen de knapen -, jeugd -, en volwassen leeftijd doorma­ken, om op oudere leeftijd met het bewustzijn van zuivere daden en met verheven gevoelens in die wereld over te kunnen gaan, waar geen ontbinding van het wereldlijke meer voorkomt, maar waar alles geest, alles liefde, alles licht is, waar alles warmte en eeuwig leven ademt, waar geen leed dragenden, maar louter vrolijke, jubelende geesten zijn! Zij zullen met en door u naar het grote einddoel, naar Mijn oneindig geestenrijk worden geleid, en Ik zal als Vader van Mijn kinderen de ontwaakten naar de eeuwige lichtbron van het leven leiden. Dan pas zullen zij Mij als Vader volledig begrijpen."

Deze opstanding uit de materiële, de wereldlijke doodskist, is het doel van Mijn woorden, zoals Ik eens met Mijn wonderdaden, woorden en gelijkenissen eveneens de toenmalige wereld wilde beschermen en voorbereiden, zodat zij geestelijk niet zou ontbinden.

In die tijd waren de profeten, Mijn discipelen en verdere gelovigen de leed dragenden; heden ten dage bent u het, aan wie Ik het woord van heil en eeuwig leven heb gegeven, opdat ook u zoveel mogelijk aan het reddingswerk kunt bijdragen!

Werk met dat doel binnen uw eigen familiekring! Laat daar geen dood of ontbinding ontstaan! Zaai de zaden van het leven, die Mijn geestelijke wind daarna in de door lijden en ongelukken toebereide harten zal voeren, zoals de herfststormen de materiële zaden op de te bevruchten velden, opdat ook daar het feest van de opstanding zich moge herhalen! Dan zal van het hele levenloze lichaam van de mensheid niets dan de doodskist, de wereld zelf overblijven, die zich dan - wil zij de mensheid tot nut strekken - door de invloed van de vergeestelijkte mensheid eveneens moet vergeestelijken. Zo zal het paradijs van vroeger weer ontstaan, waarin de mens, als geestelijk schepsel uit Mijn schep­pende hand voortgekomen, weer geestelijk heer over al het gedierte en zelfs over de elementen is, - waartoe alleen de levende, en niet de dode "jongeling te Naïn" in staat is. Amen.