34
De gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester
Luc. 16, 1-13: Hij zeide ook tot Zijn discipelen:
Er was een rijk man, die een rentmeester had. Van deze werd hem aangebracht,
dat hij zijn bezit verkwistte. En hij liet hem roepen en zeide
tot hem: Wat hoor ik daar van u? Doe verantwoording van uw beheer, want gij
kunt niet langer rentmeester blijven. De rentmeester zeide
bij zichzelf: Wat moet ik doen? Want mijn heer ontneemt mij mijn rentmeesterschap.
Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. Ik weet, wat ik doen zal,
opdat zij mij, wanneer ik uit mijn rentmeesterschap ontzet ben, in huis zullen
nemen. En hij ontbood de schuldenaars van zijn heer één voor één bij zich. Hij zeide tot de eerste: Hoeveel zijt
gij mijn heer schuldig? Hij zeide: Honderd vaten
olie. Hij zeide tot hem: Hier hebt gij uw
schuldbekentenis, ga vlug zitten en schrijf vijftig. Daarna zeide
hij tot de tweede: En hoeveel zijt gij schuldig? Hij zeide: Honderd zakken tarwe. Hij zeide
tot hem: Hier hebt gij uw schuldbekentenis, schrijf tachtig. En de heer prees
de onrechtvaardige rentmeester, dat hij met overleg gehandeld had, want de
kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg
te werk dan de kinderen des lichts. En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp
van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten. Wie in het minste getrouw is,
is ook in veel getrouw. En wie in het minste onrechtvaardig is, is ook in veel
onrechtvaardig. Indien gij dus niet getrouw geweest zijt
ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed
toevertrouwen? En indien gij niet getrouw geweest zijt
ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven? Geen slaaf
kan twee heren dienen, want hij zal Of de ene haten en de ander liefhebben, Of
zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen en de
Mammon.
(11 april 1872)
Dit evangelie gaat over een onrechtvaardige rentmeester, die nadat zijn
heer op de hoogte was gebracht van zijn ontrouw, op zijn minst een
achterdeurtje wilde openhouden, zodat hij niet door nood gedwongen gedoemd zou
zijn tot armoede of tot zware handarbeid om zijn dagelijks brood te verdienen.
Ik vertelde deze gelijkenis daarom aan de Farizeeën en schriftgeleerden,
omdat zij het geld of de Mammon het meeste aanhingen en, om het in grote
hoeveelheid te verkrijgen, zich geen middel schuwden om hun doel te bereiken.
Wat de onrechtvaardige rentmeester in deze gelijkenis heeft gedaan,
namelijk dat hij de schuldbrieven van zijn heer door de schuldenaars voor de
helft liet verminderen om zich bij hen weer in de gunst te stellen, dat deden
de Farizeeën met hun godsdienstwetten, doordat ze het naleven ervan voor de
rijken gemakkelijker maakten, wanneer deze daar goed voor betaalden. Zo waren
zij streng tegenover armen en inschikkelijk voor de rijken, zoals het heden
nog bij uw priesterschap toegaat.
De beleringen, die Ik Mijn discipelen gaf: Mijn
aanmaningen om zich door middel van de Mammon vrienden te vetwerven, zodat zij
in geval van nood geen gebrek zouden hoeven te lijden; daarna het volgende
vers: "Wie in het minste getrouw is, is ook in veel getrouw, en wie in het
minste onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig!"; verder:
"Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten
aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen?";
en verder: "En indien gij niet trouw geweest zijt
ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het uwe geven?"; alsmede
het volgende vers: "Geen slaaf kan twee heren dienen; want hij zal Of de
ene haten en de ander liefhebben, of omgekeerd!", wat geestelijk ook
betekent: "Gij kunt niet God dienen en de Mammon!", - al deze verzen
houden met maar weinig verschil hetzelfde in; alleen het negende vers staat in
schijnbare tegenstelling met de volgende, omdat daar wordt aangeraden zich
vrienden te vetwerven door de Mammon, opdat in geval van nood de hand van een
vriend ons moge ondersteunen, terwijl er in de andere verzen juist meer op
wordt gewezen, dat men geen twee heren kan dienen en in het dertiende vers
zelfs duidelijk is gezegd: "Gij kunt niet God èn
de Mammon dienen!" Want hoe kan iemand vrienden verwerven met de Mammon
en daarbij God dienen?
U ziet, hier bestaan naar het schijnt tegenstrijdigheden; want God en de
Mammon, dat betekent de materiële wereld, haar schatten en haar genoegens, zijn
toch zeker tegenovergestelde dingen en het is volkomen natuurlijk dat degene,
die de Mammon of de wereld aanhangt, niet eveneens God kan liefhebben en Zijn
leefregels kan volgen.
Om de tegenstrijdigheden op te lossen, willen we deze verzen wat nader
onderzoeken en proberen om ondanks al hun schijnbare tegenstellingen het
gemeenschappelijk bewegen naar één doel aan te tonen.
Zie, wanneer Ik in deze gelijkenis zei dat de slechte rentmeester de
schuldbrieven van zijn heer aanmerkelijk liet verminderen, dan betekent dat in
geestelijke zin eigenlijk niets anders, dan dat de fouten van een mens, die hij
tegenover Mij als hoogste Wezen heeft begaan, met het oog op zijn eigen natuur
en de omstandigheden waarin hij leven moet met meer mildheid worden bezien. Zou
Ik zonder hier rekening mee te houden uw daden beoordelen of zelfs bestraffen,
dan zou het er met de hele mensheid wel zeer slecht voor staan. Het einde zou
dan een tweede vernietiging moeten zijn van het hele mensengeslacht, zoals eens
bij de zondvloed. Als Ik de mensen weer opnieuw zou scheppen, dan moest Ik hen
- wilde Ik niet dat zij in dezelfde voetstappen zouden vallen - tot machines
maken en niet tot vrije mensen.
Wanneer er gezegd wordt: "Maakt u vrienden met behulp van de
Mammon!", dan wil dat zoveel zeggen als: verlicht de last van diegene die
met zonde en gewetenswroeging beladen is! Laat hem zien, dat zijn schuld
tegenover Mij weliswaar groot is, maar van zijn kant niet als onuitwisbaar moet
worden gezien! Bewijs hem, dat de mens zonder de wereld niet op aarde kan
leven, maar dat hij met zijn medemensen moet leven; alleen moet hij het goede
bewerken zoveel in zijn vermogen ligt, hoewel hij hierin door slechte invloeden
kan worden gehinderd. Leer hem, dat Hij Mij niet moet aanzien voor een
allerhoogste, strenge Rechter, maar als een liefhebbende Vader, die bij een
misslag goed weet, hoeveel eigen schuld en hoeveel schuld van de wereld in
rekening moet worden gebracht!
Op deze wijze maakt u zelfs de last van de verontrusten lichter en verzoent
hen meer met de wereld, waaraan zij zich misschien wilden onttrekken vanuit een
te grote ijver. Doordat u hen, zo troostend, goede
raad verleent, komt uw handelen overeen met de woorden: "Maakt u
vrienden met behulp van de Mammon!" Zo wint u de harten van anderen die
zich op andere wegen, misschien wanhopig, of geheel in de armen van de wereld
zouden hebben geworpen of aan God, aan de eeuwigheid en zelfs aan het bestaan
van hun eigen ziel zouden zijn gaan twijfelen.
Het volgende tiende vers, dat zegt, dat diegene die in het minste trouw is,
het ook in veel zal zijn, betekent: Wanneer een gelovige eenmaal heeft begrepen
dat hij met zijn zwakke krachten de wereld kan weerstaan, wanneer hij zich door
haar niet laat verleiden, maar aan alles slechts die waarde toekent, die het
eigenlijk heeft, dan zal hij zich niet laten verblinden door de glans van het
materiële, en zouden de omstandigheden hem eens op een hogere wereldlijke rang
plaatsen, ook dan zal hij zijn trouw met betrekking tot zijn grondprincipes
bewaren, zoals hij het vroeger eveneens heeft gedaan met geringe krachten en in
een beperkt werkgebied.
Dat bevestigt ook het twaalfde vers; want het "goed van een
ander" betekent uw materiële en het "onze" uw geestelijke
bestemming. Zich geheel aan het een of het ander overgeven, is natuurlijk
alleen dan mogelijk, wanneer men het ene helemaal terzijde stelt en slechts het
andere aanhangt (hetgeen wil zeggen, dat men geen twee heren kan dienen),
terwijl het toch geoorloofd is dat men het ene benut om in het andere zijn doel
volledig te bereiken. Alleen zo is het mogelijk, dat de mensen tot Mij naderen
en hun geestelijke vervolmaking kunnen nastreven, namelijk wanneer zij,
weliswaar levend in de wereld en deze en al haar rijkdommen en schatten
benuttend, toch geen ander doel voor ogen hebben dan door verstandig gebruik te
maken van het hun toevertrouwde, de naasten en door hen Mij zelf het meest te
bewijzen, hoe zij Mijn twee liefdegeboden hebben begrepen.
De hierop volgende gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus moest
Mijn toehoorders nog meer laten zien, wat de gevolgen zijn wanneer men zich
volledig aan de Mammon overgeeft, in plaats van hem voor geestelijke doeleinden
te benutten. Ze moest hen laten zien, dat op deze wijze de één zijn loon reeds
op aarde ontvangt, terwijl voor de ander de vergelding wordt opgespaard voor
een ander, en wel langer leven, en dat het ene leven van korte duur is en het
ander eeuwig zal zijn. De weg naar de zaligheid zal voor de wereldgezinde net
zo onmogelijk zijn - behalve wanneer het vanuit zijn binnenste komt - als voor
de goedwillige de terugkeer naar de wereld.
Dat de rijke in zijn kwelling gebeden had om op zijn minst toch zijn
broeders te redden, waarop Abraham hem antwoordde, dat diegene, die niet
gelooft in zijn religie en haar grondstellingen, ook niet door de doden bekeerd
zou worden, ook al zouden deze op aarde terugkeren, wil zeggen, dat diegenen,
die zich volledig overgegeven hebben aan de wereld of de Mammon, er weinig acht
op zouden slaan, zelfs wanneer bovenaardse invloeden zich zouden doen gevoelen,
omdat zij, zelf te laag van zin, het bovenaardse allang beschouwen als iets dat
niet bestaat en het door daden en woorden verloochend hebben.
Uit het gehele evangelie over de onrechtvaardige rentmeester komt dus naar
voren, dat u mensen - en in het bijzonder ook u, die Ik meer dan anderen wil
binnenvoeren in Mijn scheppingsgeheimen en in Mijn leer -, indien u voor uzelf
vrienden en voor Mij kinderen wilt verwerven, u de weg voor de ander vooreerst
niet zwaarder mag maken door te overdreven eisen en dat u zelfs voor uzelf,
wanneer u faalt, het aan Mijn genade moet overlaten in hoeverre Ik u uw fout
wel of niet aanreken.
Het teveel strekt in geen enkel opzicht tot nut, maar is overal alleen
schadelijk. U moet de weg naar Mij toe voor uzelf en voor anderen niet
verzwaren, u moet niet Mijn geesten willen zijn, terwijl u nog zwakke mensen
bent! Dit streven kan uw menselijke natuur niet verdragen. U kunt Mij toch
volledig liefhebben, vol liefde zijn tegenover uw naasten en midden in de
bedrijvigheid van de wereld uw zedelijke reinheid bewaren; u kunt Mij volledig
dienen, zonder de wereld de rug te moeten toekeren.
Ziet u dan niet, hoe Ik zelf de wereldlijke gebeurtenissen benut om de
mensheid geestelijk op te voeden? Ikzelf veracht niet en kan niet haten, wat Ik
zelf geschapen heb; alleen is dit het verschil, dat heel het gedrag van de
mensen, hoe slecht het van de een of andere kant ook mag zijn, Mij toch moet
dienen tot geestelijke vervolmaking van Mijn kinderen en van de gehele
mensheid.
Zoals Ik als hoogste Rechter en Bestuurder te werk ga, zo moet ook u doen!
U moet de omstandigheden, gebeurtenissen en samenhangen die u op uw levensweg
ontmoet, eveneens zo benutten, dat u het meest door daden aan uw medemensen
Mijn doel helpt bevorderen. Dan is het niet nodig gestorvenen op te roepen -
zoals de rijke in de gelijkenis meende te moeten vragen - wanneer u als
levenden de beste zichtbare getuigen bent, dat de menselijke ziel temidden van het aards gewoel, indachtig aan haar hoge
opdracht, geen twee heren, maar slechts één Heer en wel de Heer van het hele
universum, namelijk Mij alleen kan dienen, zonder de omstandigheden onbenut te
laten, die er wijselijk alleen zijn om de belangrijke opgave van de
mensenkinderen te bespoedigen en glorierijk tot een einde te brengen.
Zo ziet u in een gelijkenis, waarin de ongerechtigheid als voorbeeld dient,
hoeveel voordeel er zelfs uit omstandigheden kan worden gehaald, die naar het
schijnt slecht zijn, maar waarvan het eindresultaat het heerlijkste is,
waarnaar Ik als God, als Jezus gestreefd heb en wat u, als Mijn kinderen mee
moet helpen voltooien! Amen.